ECLI:NL:RBOVE:2021:67

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
08-108690-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettend rijgedrag

Op 11 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 13 september 2019 in Mariënheem. De verdachte, bestuurder van een BMW, kwam op de verkeerde weghelft terecht en botste frontaal op een tegemoetkomende Citroën C3, bestuurd door [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2] als inzittende. Door deze aanrijding liepen beide slachtoffers zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, onder andere door handelingen aan zijn mobiele telefoon te verrichten tijdens het rijden. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers, die nog steeds ondervinden van de gevolgen van het ongeval. De verdachte werd schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel, en werd veroordeeld tot de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-108690-20 (P)
Datum vonnis: 11 januari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.W. Schouten en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 13 september 2019 in Mariënheem als bestuurder van een personenauto, door (zeer of aanmerkelijk) onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag, op de Nijverdalseweg op de verkeerde weghelft is geraakt, waardoor door zijn schuld een ongeval is ontstaan, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen hebben;
subsidiair:op 13 september 2019 in Mariënheem als bestuurder van een personenauto, op de Nijverdalseweg op de verkeerde weghelft is geraakt en daardoor gevaar op die weg heeft veroorzaakt en/of het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 september 2019 te Mariaheem in de gemeente Raalte, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),komende uit de richting Nijverdal/Haarle en/of gaande in de richting Mariaheem, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de Nijverdalseweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
handelingen aan zijn, verdachtes mobiele telefoon heeft verricht en/of
tijdens het besturen van dat motorrijtuig (personenauto) in strijd met het gestelde in artikel61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Nijverdalseweg) en/of
het zich op die weg (de Nijverdalseweg) bevindende verkeer en/of in strijd met artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
kort voor een in die weg (de Nijverdalseweg) gelegen, gezien zijn, verdachtesrijrichting naar rechts verlopende bocht met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en /of
geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Nijverdalseweg) is terechtgekomen en/of
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Nijverdalseweg) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemderijstrook van die weg (de Nijverdalseweg) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Nijverdalseweg) rijdend, toen dicht genaderd zijnd andere motorrijtuig (personenauto)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (genaamd [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van denormale bezigheden is ontstaan;subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2019 te Mariaheem in de gemeente Raalte, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richtingNijverdal/Haarle en/of gaande in de richting Mariaheem, daarmee heeft gereden op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de Nijverdalseweg,
en handelingen aan zijn, verdachtes mobiele telefoon heeft verricht en/of tijdens het besturen van dat motorrijtuig (personenauto) in strijd met het gestelde in artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of
in strijd met artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
kort voor een in die weg (de Nijverdalseweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht met dat door hem, verdachte bestuurdemotorrijtuig (personenauto), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en /of
geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrookvan die weg (de Nijverdalseweg) is terechtgekomen en/of in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Nijverdalseweg) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet linksvan en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen”, heeft bevonden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Nijverdalseweg)is gebotst tegen, in elk geval in aanrijdingis gekomen met een op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Nijverdalseweg)rijdend, toen dicht genaderd zijn d anderemotorrijtuig (personenauto) door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig gehandeld heeft. Terwijl verdachte handelingen op zijn mobiele telefoon verrichtte, is hij op de linker weghelft gekomen en is hij tegen de personenauto van [slachtoffer 1] gebotst. Door het ongeval hebben de inzittenden van deze auto [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte door het verrichten van handelingen aan zijn mobiele telefoon op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. De enkele aanwijzing dat verdachte 1 seconde op zijn telefoon heeft geswipet kort voor de aanrijding, is onvoldoende om te bewijzen dat hij zich zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er gelet op een mogelijke foutmarge bij de berekening van de actieve bediening van de mobiele telefoon een deskundigenoordeel opgevraagd dient te worden.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat het subsidiair ten laste gelegde betreft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te komen moet kunnen worden vastgesteld dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat:
- iemand is overleden of
- zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of
- zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Daartoe is meer dan ‘eenvoudige’ schuld vereist. Voor schuld in het kader van artikel 6 WVW is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zijn daarbij verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen, het navolgende.
Feiten en omstandigheden [1]
Op 13 september 2019, om 22:39 uur, heeft in Mariënheem, op de Nijverdalseweg, een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit ongeval waren twee personenauto’s betrokken. Verdachte reed over de Nijverdalseweg in zijn personenauto van het merk BMW komende uit de richting van Nijverdal/Haarle en gaande in de richting van Mariënheem. Slachtoffer [slachtoffer 1] reed met slachtoffer [slachtoffer 2] in haar personenauto Citroen C3 tevens over de Nijverdalseweg komende uit de richting van Mariënheem en gaande in de richting van Haarle/Nijverdal. [2] Ter hoogte van hectometer 25.4 op de Nijverdalseweg (N35) kwamen de twee personenauto’s nagenoeg frontaal met elkaar in botsing. Bij deze botsing raakten de inzittenden van de Citroën C3 ernstig gewond. [3] Slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden beiden vervoerd naar de Isala klinieken, locatie Sophia te Zwolle. [4] Verdachte verklaarde kort na het ongeval tegen verbalisant [verbalisant] dat hij volgens hem op de verkeerde weghelft terecht was gekomen. [5] Na het verkeersongeval heeft de politie ter plaatse onderzoek verricht en uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse (VOA) is naar voren gekomen dat de N35 een weg betreft, bestaande uit twee rijstroken, gescheiden door een dubbele doorgetrokken streep, waar 80 kilometer per uur gereden mag worden. De aanrijding werd veroorzaakt doordat verdachte met zijn BMW (deels) op de weghelft voor het hem tegemoetkomende verkeer reed en hier tegen de hem tegemoetkomende Citroën is gebotst. [6] Slachtoffer [slachtoffer 1] verklaarde op 21 januari 2020, dat zij vlak voor het ongeval zag dat een auto haar passeerde. Vlak daarachter zag zij een tweede auto en een derde auto. Deze derde auto kwam er schuin aangereden op haar weghelft. [7] Uit gegevens van de telefoon van verdachte kwam naar voren dat - terwijl verdachte zijn auto bestuurde – tussen 22:00:18 en 22:29:12 uur WhatsApp op de voorgrond actief was. [8] Ook vertoonde de telefoon sporen dat 10 a 9 seconden voor de aanrijding Today View werd getoond. De personenauto van verdachte bevond zich toen op 200 meter afstand van de plek waar het ongeval is gebeurd. [9]
Uit de letselrapportage van [slachtoffer 1] komt naar voren dat zij zwaar lichamelijk letsel, bestaande onder meer uit een klaplong, een instabiele breuk van de tweede halswervel, een afgescheurde nekslagader, een gescheurde buikwand, een afgestorven darmpakket, zeer veel kneuzingen en een gebroken elleboog, ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen. Door complicaties heeft zij drie weken op de Intensive Care gelegen en hebben er vele operaties en heroperaties plaatsgevonden. Een groot deel van de darmen en buikwand is verloren gegaan waardoor een stoma nodig is. Volledig herstel zal niet optreden. Op 3 maart 2020 verbleef [slachtoffer 1] nog altijd in het [revalidatiecentrum] . [10]
Uit de letselrapportage van [slachtoffer 2] komt naar voren dat ook hij zwaar lichamelijk letsel, bestaande uit onder meer een kneuzing aan de hersenen, traumatische bloedingen op het hersenoppervlak, een longkneuzing met gebroken ribben en een afgekapselde scheur in de wand van de aorta, ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen. De verwachting is dat er een maanden durend hersteltraject met revalidatie zal volgen, met mogelijk blijvende beperkingen in het gebruik van de linker arm en schouder. [11] Op 21 januari 2020 verklaarde [slachtoffer 2] dat de zenuwen van zijn linkerarm en linkerhand beschadigd zijn en het de vraag is of hij zijn werk als muzikant weer goed kan uitvoeren. [12]
Verdachte heeft op 4 januari 2020 verklaard dat hij ten tijde van de aanrijding moe was en af en toe slapeloze nachten had als gevolg van de problemen op zijn werk. [13]
Ten aanzien van schuld in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank stelt op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen vast dat de verdachte als bestuurder van een personenauto niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden maar plotseling, zo ver naar links is gekomen dat hij daardoor over een dubbele doorgetrokken streep is gereden en op de verkeerde weghelft is terechtgekomen en daar frontaal in botsing is gekomen met een op die andere weghelft rijdende tegenligger. Zodanig verkeersgedrag kan in beginsel de gevolgtrekking dragen dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte als bedoeld in artikel 6 van de WVW te wijten is.
Dat kan in concreto evenwel anders zijn indien omstandigheden zijn aangevoerd en aannemelijk zijn geworden - bijvoorbeeld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde - waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken.
De rechtbank stelt voorop dat iedere verkeersdeelnemer voorzichtig en oplettend rijgedrag dient te vertonen in het verkeer. Dat wordt zeker verwacht van een bestuurder van een personenauto die ’s avonds in de duisternis op een weg rijdt, waar 80 kilometer per uur gereden mag worden. Dit zijn immers gevaarlijke wegen waarop voertuigen die ten opzichte van elkaar in tegengestelde richting rijden elkaar op vrij korte afstand passeren. Verdachte heeft verklaard dat hij moe was ten tijde van de aanrijding en dat hij slapeloze nachten had in de dagen voor het ongeval. Het besturen van een personenauto in een dergelijke vermoeide staat op een 80 kilometer weg getuigt niet van voorzichtig en oplettend rijgedrag. Dat geldt ook voor het verrichten van handelingen aan de telefoon tijdens de autorit, waaronder kort voor het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat verdachte over een dubbele doorgetrokken streep op de linker weghelft op een weg waar 80 kilometer per uur gereden mag worden, is geraakt in dit geval al voldoende is om te spreken van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Het feit dat verdachte tijdens het besturen van zijn personenauto vermoeid was en ook aan zijn telefoon handelingen heeft verricht, sterkt de rechtbank in dit oordeel. Van enige verontschuldigbare onmacht is niet gebleken.
Verzoek deskundigenoordeel
De rechtbank ziet gelet op het hiervoor overwogene geen aanleiding om een deskundigenrapport op te laten maken over een mogelijke foutmarge bij de actieve bediening van de mobiele telefoon door verdachte. Het exacte moment van bediening van de telefoon is voor de rechtbank immers niet doorslaggevend voor de vraag naar de aanwezigheid van schuld in de zin van het tenlastegelegde wetsartikel. De rechtbank passeert dit verzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt voorgaande ertoe dat verdachte in aanmerkelijke mate onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag heeft vertoond. Daarmee is sprake van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2019 te Mariënheem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),komende uit de richting Nijverdal/Haarle en gaande in de richting Mariënheem, daarmee rijdende op de uit twee rijstroken, bestaande weg, de Nijverdalseweg,
aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Nijverdalseweg) en
het zich op die weg (de Nijverdalseweg) bevindende verkeer en in strijd met artikel 3 lid 1 van voormeld reglement niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
kort voor een in die weg (de Nijverdalseweg) gelegen, gezien zijn, verdachtesrijrichting naar rechts verlopende bocht met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), naar links heeft gestuurd, naar links is gegaan en
geheel of gedeeltelijk op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook van die weg (de Nijverdalseweg) is terechtgekomen en
in strijd met het gestelde in artikel 76 lid 1 van voormeld reglement, zich aan de linkerzijde van een ter plaatse op het wegdek tussen de rijstroken van die weg (de Nijverdalseweg) aangebrachte dubbele doorgetrokken streep, inhoudende: “Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaan-verharding bevindt, mag niet worden overschreden en/of bestuurders mogen zich niet links van en doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen” , heeft bevonden en
geheel of gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemderijstrook van die weg (de Nijverdalseweg) is gebotst tegen, een ander motorrijtuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 6 in samenhang met artikel 175 van de WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft
waardoor een ander lichamelijk letsel toegebracht is, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdende met:
- het blanco strafblad van verdachte;
- de inspanning die verdachte heeft geleverd om contact te zoeken met de slachtoffers en;
- de mate van onvoorzichtigheid die verdachte heeft gehad,
gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft bij bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde verzocht een taakstraf van 100 uren op te leggen met een voorwaardelijke rijontzegging met een proeftijd van één jaar.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Aard en ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft op 13 september 2019 in Mariënheem als bestuurder van zijn personenauto door aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag een botsing veroorzaakt met een andere hem tegemoetkomende personenauto. Hij heeft dat niet gewild of expres gedaan, maar feit is dat het aan zijn schuld te wijten is dat het is gebeurd. De bestuurster en inzittende van deze personenauto hebben hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen en hun leven is – in hun woorden – “behoorlijk verknald”. De aanrijding heeft voor beide slachtoffers ernstige gevolgen gehad en meer dan een jaar na dato ondervinden zij nog steeds de aanzienlijke consequenties van het ongeluk. De bestuurster heeft maanden in het ziekenhuis gelegen en verbleef zes maanden na het ongeval nog altijd in een revalidatiecentrum. In oktober 2020 verklaarde zij nog altijd onder behandeling van het ziekenhuis te staan en een ‘traumastoma’ te hebben. De verwondingen die zij en haar partner opgelopen hebben, zullen niet volledig herstellen. Beide slachtoffers kunnen hun beroep als muzikant waarschijnlijk niet meer of niet meer op de wijze zoals voor het ongeval uitoefenen. Naast het fysieke letsel hebben de slachtoffers ook geestelijk een klap gehad. Zij hebben verklaard minder levensvreugde te hebben.
Persoon van verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 27 november 2020 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven meerdere malen contact te hebben gezocht met (familie van) de slachtoffers, maar dat zij daaraan (nog) geen behoefte hebben. Daarmee heeft hij verantwoordelijkheid genomen voor het door hem veroorzaakte ongeval. Hij heeft verklaard aangedaan te zijn door te horen wat de gevolgen zijn (geweest) voor de slachtoffers en lijkt daarin oprecht.
Strafoplegging
De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij zwaar lichamelijk letsel wordt veroorzaakt en er sprake is van aanmerkelijke schuld is het uitgangspunt een taakstraf voor de duur van 120 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. De taakstraf acht de rechtbank passend onder de gegeven omstandigheden. Gelet op de werkzaamheden die verdachte heeft als grafdelver, waarbij hij zijn rijbewijs nodig heeft, de persoon van verdachte zoals die ter zitting is gebleken en de tijd die inmiddels is verstreken tussen het ongeval en het behandelen van de strafzaak ziet de rechtbank aanleiding om een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden op te leggen. De rechtbank zal daarbij – gelet op de ernst van het feit – de proeftijd bepalen op twee jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel toegebracht is, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
- een
ontzegging van de rijbevoegdheidvoor de duur van
6(
zes)
maanden;
- bepaalt die bijkomende straf,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene
voorwaarde dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig
maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Schimmel voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. V.P.K van Rosmalen rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland met nummer PL0600-2019409427-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 3, 4 en 5.
3.Pagina 54 en 56.
4.Pagina 6.
5.Pagina 16.
6.Pagina 58.
7.Pagina 17 en 20.
8.Pagina 87 en 88.
9.Pagina 57 en 74.
10.Pagina 30, 31 en 32.
11.Pagina 40 en 41.
12.Pagina 33 en 34.
13.Pagina 43.