ECLI:NL:RBOVE:2021:662

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
08/131547-20 en 08/190347-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling en poging tot doodslag met een mes

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 26-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling en poging tot doodslag. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een contactverbod met het slachtoffer opgelegd. De zaak betreft twee incidenten: op 15 mei 2020 heeft de verdachte een vriend mishandeld door hem bij de keel te grijpen en in het gezicht te stompen. Op 22 juli 2020 heeft hij geprobeerd deze vriend met een mes te doden door hem in het bovenlichaam te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij de mishandeling wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De poging tot doodslag werd ook bewezen, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van voorbedachte rade, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij met een plan handelde. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om de rechtsorde te handhaven en de veiligheid van de samenleving te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/131547-20 en 08/190347-20 (gev. ttz) (P)
Datum vonnis: 16 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaken van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 1] (China),
wonende in [adres] ,
thans verblijvende: P.I. Lelystad te Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 08/131547-20
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 mei 2020 [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- bij de keel/nek te grijpen en/of (met kracht) te knijpen, en/of
- meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen, en/of
- een kopstoot te geven.
In de zaak met parketnummer 08/190347-20
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 22 juli 2020 heeft geprobeerd om [slachtoffer] met voorbedachte rade te doden door hem met een mes in het bovenlichaam te steken
(primair), dan wel dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] met voorbedachte rade zwaar te mishandelen door hem met een mes in het bovenlichaam te steken
(subsidiair), dan wel dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte rade heeft mishandeld door hem met een mes in het bovenlichaam te steken
(meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven: - (onverhoeds) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn verdachtes handen, in de richting van die [slachtoffer] is gerend, althans gelopen en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn verdachtes handen, die [slachtoffer] heeft aangevallen, althans op die [slachtoffer] is ingedrongen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of borst en/of buik en/of gezicht en/of handen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- ( onverhoeds) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn verdachtes handen, in de richting van die [slachtoffer] is gerend, althans gelopen en/of
- ( vervolgens) (onverhoeds) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn verdachtes handen, die [slachtoffer] heeft aangevallen, althans op die [slachtoffer] is ingedrongen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of borst en/of buik en/of gezicht en/of handen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2020 te Enschede, [slachtoffer] met voorbedachten rade heeft mishandeld door:
- ( onverhoeds) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn verdachtes handen, die [slachtoffer] aan te vallen en/of op die [slachtoffer] in te dringen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp die [slachtoffer] in de rug en/of borst en/of buik en/of gezicht en/of handen, althans in het lichaam te steken en/of te prikken en/of te snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
In de zaak met parketnummer 08/131547-20
4.1.1
Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
De rechtbank zal – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 15 mei 2020 (pag. 3);
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2021 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.1.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2020 te Enschede [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij de keel te grijpen en tegen het gezicht te stompen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.2
In de zaak met parketnummer 08/131547-20
4.2.1
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan.
Op 22 juli 2020 is verdachte naar het [hotel] in Enschede gegaan om boeken over te nemen van een afgestudeerde medestudent [naam] . Op diens computer heeft verdachte vervelende berichten gelezen die aangever [slachtoffer] over hem had geschreven. Verdachte wilde niet alleen met [slachtoffer] hierover praten, maar hij wilde ook het eerder tussen hen verbroken contact herstellen en [slachtoffer] een bedrag van € 300,-- betalen als vergoeding voor de beschadiging van diens telefoon. Verdachte is naar de twaalfde verdieping van het [hotel] gegaan, zijnde de verdieping waarop [slachtoffer] woont. [slachtoffer] is op dat moment in de gemeenschappelijke keuken aan het koken. Verdachte heeft [slachtoffer] begroet, maar [slachtoffer] heeft verdachte genegeerd. Ook na een tweede begroeting heeft [slachtoffer] verdachte genegeerd.
Daarop heeft een worsteling plaatsgevonden in de keuken waarbij verdachte op enig moment een mes heeft gepakt en [slachtoffer] meermalen in zijn lichaam is geraakt met een mes. [slachtoffer] heeft als gevolg daarvan meerdere letsels aan zijn bovenlichaam opgelopen.
[slachtoffer] is overgebracht naar het Medisch Spectrum Twente te Enschede. Bij hem zijn de volgende verwondingen geconstateerd: een snijwond rechtsboven bij de linker tepelhof, een snijwond op de linker borsthelft net naast het borstbeen, twee steekwonden op de voorzijde van de rechter borsthelft, een steekwond op de rug aan de linker zijde nabij de flank. De laatste verwonding betreft een steekverwonding met scheurwond van de milt met pseudoaneurysma van twee centimeter tot in de milt; een zogeheten graad 2 miltlaceratie.
Ook heeft [slachtoffer] verwondingen aan zijn hand.
4.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde, met uitzondering van de ten laste gelegde voorbedachte rade, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De handelingen van verdachte kunnen hoogstens tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde leiden: de mishandeling. Voor de ten laste gelegde voorbedachte rade is geen bewijs.
4.2.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de niet ter discussie staande feiten vast dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] met een mes heeft gestoken, gesneden en geprikt.
Verdachte wordt primair verweten dat hij door [slachtoffer] met een mes te steken, heeft geprobeerd [slachtoffer] met voorbedachte rade te doden.
Opzet op de dood
Met betrekking tot het opzet – al dan niet in voorwaardelijke vorm – van verdachte op de dood van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is verder niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (dat wil zeggen: op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat, behoudens contra-indicaties, het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De vraag die hier voorligt is of het handelen van verdachte, te weten het steken van [slachtoffer] met een mes in het bovenlichaam, op zichzelf genomen de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood met zich heeft gebracht en zo ja, of verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
De GGD-arts T.H. Evers heeft in antwoord op de vraag of het letsel potentieel dodelijk is, beschreven dat als gevolg van de steekwond in de rug letsel aan de milt is ontstaan. Dit letsel van de milt betreft een graad 2 miltlaceratie, hetgeen een scheur in het kapsel van de milt, bloeding en letsel van het miltweefsel tussen één tot drie centimeter diepte betekent. Hiervan uitgaande en gezien het slanke postuur van [slachtoffer] , en met het buiten beschouwing laten van het samendrukken van onderhuids weefsel door de kracht van het steken, kan daarbij de lengte van het steekkanaal tussen 2,2 en 6,9 centimeter liggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van de gedraging, te weten het meermalen met een mes steken in het bovenlichaam, zowel aan de voorzijde als in de rug, verdachte er zich bewust van moet zijn geweest dat zijn handeling dodelijk letsel had kunnen veroorzaken. Immers het is ook een feit van algemene bekendheid dat wanneer iemand met een mes wordt gestoken in kwetsbare delen van het bovenlichaam, de kans op overlijden aanmerkelijk is. Dat behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen nadere uiteenzetting. De kans op het overlijden van [slachtoffer] heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank hierdoor willens en wetens aanvaard.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] . Van overtuigende contra-indicaties die aan dit oordeel in de weg zouden staan, is niet gebleken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven.
Voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
De rechtbank is van oordeel dat noch op grond van het dossier noch het onderzoek ter zitting kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een vooropgezet plan van verdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven. Niet vast is komen te staan dat verdachte het mes mee heeft genomen naar het [hotel] . Het treffen tussen verdachte en [slachtoffer] met alle gevolgen van dien, is het gevolg geweest van een opgekomen explosie van boosheid bij verdachte nadat hij bij herhaling door [slachtoffer] werd genegeerd terwijl hij, verdachte, juist het contact met [slachtoffer] wilde herstellen. Dat verdachte met voorbedachten rade handelde kan dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij.
4.2.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juli 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes in zijn hand die [slachtoffer] heeft aangevallen en meermalen met een mes in de rug en borst en buik en gezicht en handen van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

In de zaak met parketnummer 08/131547-20
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
In de zaak met parketnummer 08/190347-20
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het primair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Subsidiair heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om, in het geval de rechtbank tot het opleggen van een lagere straf komt, het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr, te weten een contactverbod met [slachtoffer] , te overwegen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het opleggen van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer] , bepleit. De proeftijd dient te worden bepaald op twee jaren.
7.3
de gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal geweldsdelicten. Op 15 mei 2020 heeft verdachte het slachtoffer mishandeld door hem bij de keel vast te pakken en in het gezicht te stompen. Op 22 juli 2020 heeft verdachte opnieuw een confrontatie met het slachtoffer gehad waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer meerdere keren met een mes in het bovenlichaam te steken.
Verdachte en slachtoffer hebben elkaar in 2019 leren kennen toen zij beiden vanuit China naar Enschede reisden om daar een universitaire studie te volgen. Gedurende een aantal maanden zijn zij vrienden geweest. Begin 2020 is het slachtoffer afstand gaan nemen van verdachte. Verdachte en slachtoffer woonden ten tijde van de mishandeling op 15 mei 2020 beiden in het [hotel] , zijnde een woonvoorziening voor internationale studenten in Enschede. Na die mishandeling mocht verdachte niet meer in het [hotel] wonen en is hij elders in Enschede gaan wonen. Telkens opnieuw heeft verdachte - tegen de wil van slachtoffer- geprobeerd het contact met het slachtoffer te herstellen. Uiteindelijk is het in de veilige woonomgeving van het slachtoffer tot twee keer toe tot een handgemeen tussen beiden gekomen die er op 22 juli 2020 toe heeft geleid dat het slachtoffer met ernstige steekverwondingen moest worden opgenomen in het ziekenhuis.
Een poging tot doodslag kent verschillende vormen en uit de verklaring van verdachte ter zitting en de stukken in het dossier, begrijpt de rechtbank dat verdachte nimmer op de dood van het slachtoffer uit is geweest. Dat neemt niet weg dat het handelen van verdachte, door vanuit het niets op het slachtoffer in te steken, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm was gericht op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dit soort delicten schokt de rechtsorde en wekt gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid in de samenleving op. In het bijzonder heeft het verdere gevolgen voor het slachtoffer. Uit het letselverslag blijkt dat het slachtoffer diverse steek- en snijverwondingen heeft aan zijn bovenlichaam, rug en hand en dat deze verwondingen een blijvend litteken achterlaten. Uit de bij de vordering tot schadevergoeding gevoegde schriftelijke slachtofferverklaring van 19 augustus 2020 blijkt dat het slachtoffer naast fysieke ook mentale klachten heeft. Want hoewel het slachtoffer wist dat verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, bleef hij bang dat verdachte hem weer zou komen opzoeken en voelde hij zich de eerste tijd niet veilig in zijn kamer en op de gang van het [hotel] .
Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de op te leggen straf slaat de rechtbank acht op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook houdt de rechtbank rekening met hetgeen over de persoon van verdachte is geschreven door de reclassering, door GZ-psycholoog dr. D.J. Burck en door G.J. Ploeg in het kader van een forensisch milieuonderzoek.
In het rapport van 22 december 2020 heeft de psycholoog beschreven dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een ongespecificeerde depressieve stoornis. Tijdens het onderzoek is geen zodanig duidelijk beeld ontstaan van de persoonlijkheidsorganisatie van verdachte dat daar in diagnostische zin conclusies aan konden worden verbonden. Hierdoor is volgens de psycholoog ook de depressieve stoornis moeilijk te begrijpen en te classificeren. Op grond van het verrichtte onderzoek is volgens de psycholoog niet voldoende inzicht ontstaan in de persoonlijkheidsorganisatie van verdachte en de context waarin de depressieve stoornis optrad. Evenmin is een eenduidig beeld ontstaan van hetgeen zich ten tijde van het ten laste gelegde en in de aanloop daar naar toe heeft afgespeeld. De psycholoog kan daardoor ook geen uitspraken doen over de doorwerking van de stoornis op het ten laste gelegde. En in het verlengde daarvan valt door hem geen advies te geven over de mate waarin het ten laste gelegde aan verdachte valt toe te rekenen.
Op basis van het gedane onderzoek schat de psycholoog het recidiverisico laag in.
De reclassering heeft in haar rapport van 14 januari 2021 ook beschreven dat het voor haar onbekend is in hoeverre het psychosociaal functioneren en de aanverwante diagnostiek (de rechtbank begrijpt: problematiek) van verdachte heeft bijgedragen aan het tenlastegelegde. De reclassering schat het recidiverisico ook in als laag en heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met het slachtoffer, op te leggen. Overige gedragsinterventies acht de reclassering niet nodig.
De rechtbank houdt daarnaast ook rekening met de situatie waarin verdachte zich heeft bevonden en thans bevindt. Voor verdachte was noch te begrijpen, noch te accepteren dat het slachtoffer, die in feite zijn enige vriend in Nederland was, geen contact meer met hem wilde. Sinds zijn verblijf in voorlopige hechtenis, inmiddels bijna zeven maanden, heeft verdachte amper contact met derden. Hij krijgt geen bezoek en spreekt de Nederlandse taal niet. Wat voor verdachte een succesvolle periode van studeren in het buitenland had moeten worden, is voor hem uiteindelijk geresulteerd in een periode van detentie.
Tot slot houdt de rechtbank rekening met het uittreksel justitiële documentatie van 14 januari 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Ook in China zou verdachte geen strafblad hebben.
Gelet op het vorenstaande en alles afwegende, waarbij de rechtbank, nu de psycholoog niet tot een oordeel over de mate van toerekenbaarheid van het bewezenverklaarde heeft kunnen komen, uitgaat van de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel geboden om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer] opleggen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich in de zaken met parketnummer 08/131547-20 en 08/190347-20 als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 22.190,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast vordert de benadeelde partij de vergoeding van proceskosten van € 5.002,14 + PM.
Ter zitting heeft mr. E.M. Keulen, advocaat van [slachtoffer] , toegelicht dat de ziektekosten van
€ 3.886,63, inmiddels door de verzekeraar van [slachtoffer] zijn voldaan.
De gevorderde materiële schade bestaat thans nog uit de volgende posten:
- ziekenhuisdaggeldvergoeding € 155,--;
- verlies van zelfredzaamheid € 441,--;
- studievertraging € 11.012,52;
- T-shirt € 20,--;
- Telefoon € 175,--;
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 6.500,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, behoudens de gevorderde kosten van de telefoon, de vordering kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde kosten van ziekenhuisdaggeldvergoeding, verlies van zelfredzaamheid en T-shirt kunnen worden toegewezen. De kosten van de telefoon moeten worden afgewezen omdat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van de mishandeling.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van studievertraging heeft de verdediging gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze kosten niet zijn onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de verdediging gesteld dat de gevraagde vergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,--. De door de benadeelde partij genoemde voorbeelden zijn niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak.
De gevraagde proceskosten dienen volgens de verdediging te worden vergoed conform het liquidatietarief; te weten twee punten à € 563,-- per punt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadeposten ziekenhuisdaggeldvergoeding, verlies van zelfredzaamheid en
T-shirt zijn naar het oordeel van de rechtbank onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 616,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
Ten aanzien van de telefoon overweegt de rechtbank dat het slachtoffer reeds in de aangifte te kennen heeft gegeven dat zijn telefoon als gevolg van de mishandeling kapot is gegaan. Het was nota bene verdachte zelf die erop stond dat hij die kosten op 22 juli 2020 aan het slachtoffer vergoedde. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de schade aan de telefoon een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 08/131547-20 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 175,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum waarop het feit is gepleegd.
Ten aanzien van de kosten van studievertraging is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij zal voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel
dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 5.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en billijk, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan en aansluitend bij wat in vergelijkbare gevallen in andere zaken is toegewezen. De benadeelde partij zal voor de overige gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat vaststelling van de schade voor zover deze dit bedrag te boven gaat niet eenvoudig is en een uitgebreide procedure vraagt die onevenredig belastend is voor het strafproces. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 622,-- terzake van kosten rechtsbijstand overeenkomstig het liquidatietarief kantonzaken, gebaseerd op twee punten met een bedrag per punt van € 311,--. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De meer gevorderde proceskosten worden afgewezen, nu de gevorderde proceskosten niet door een urenoverzicht van de verrichte werkzaamheden zijn onderbouwd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08/131547-20 en het in de zaak met parketnummer 08/190347-20 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 08/131547-20 en in de zaak met parketnummer 08/190347-20 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het in de zaak met parketnummer 08/131547-20 bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 08/190347-20 primair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het in de zaak met parketnummer 08/131547-20 bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
mishandeling;
- verklaart dat het in de zaak met parketnummer 08/190347-20 primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 08/131547-20 bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 08/190347-20 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde op geen enkele wijze, direct noch indirect, contact opneemt en/of onderhoudt met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] .
Daarbij geldt als voorwaarde van rechtswege dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 175,-- (honderdvijfenzeventig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 5.616,-- (vijfduizendzeshonderdenzestien euro),te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
622,- (zeshonderdtweeëntwintig euro),alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het in de zaak met parketnummer 08/131547-20 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 175,-- (honderdvijfenzeventig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
drie dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het in de zaak met parketnummer 08/190347-20 bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.616,-- (vijfduizendzeshonderdenzestien euro),te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
63 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 12.512,52 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst af de meer of anders gevorderde proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. P.M.F. Schreurs en
mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2021.
Mr. Wolting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen ten behoeve van de zaak met parketnummer 08/190347-20
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche Twente, onderzoek Pinguin20/ON2R020072 van 15 oktober 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 juli 2020 (pag. 22) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2020 was ik in Enschede in de keuken aan het koken. [verdachte] kwam de keuken in.
Hij stak mij met het mes. Hij stak mij met het mes in mijn rug.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] van 24 juli 2020 (pag. 25 - 27) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben opgenomen in het ziekenhuis met meerdere steekwonden. Ik ben gestoken in mijn kin, mijn handen, mijn rug en mijn borst. De steekwond in de rug is de ergste verwonding. De steekwond is ongeveer 2 à 4 mm diep.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Op 22 juli 2020 was ik in het [hotel] in Enschede.
Ik ben naar de keuken op de twaalfde verdieping gegaan. [slachtoffer] was in de keuken.
Ik heb een mes gepakt en ik deed het mes in zijn richting.
4.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, zijnde de letselrapportage forensische geneeskunde GGD Twente van T.H. Evers, GGD-arts, van 23 juli 2020 (pag. 158-161), onder meer inhoudende:
Onderzoeksgegevens
Naam [slachtoffer]
Voornamen [slachtoffer]
Geslacht man
Geboortedatum [geboortedatum 2]
Geboorteplaats [geboorteplaats 2]
datum letselonderzoek 23-07-2020
Klachten
De brief van de SEH vermeldt CT borst en buik: miltlaceratie met pseudoaneurysma, vrij vocht rondom de milt, vrij vocht in douglas.
SEH diagnose: Steekverwonding met miltlaceratie.
Pijnklachten op de borst en linker zijde van de buik.
Onderzoek
ouderdom letsels: Het huidige tijdsinterval kan passen bij de ouderdom van het letsel. Het betreft allemaal verse letsels, er zit nog opgedroogd in en rond de letsels en er is nog een geringe ontstekingsreactie.
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed.
borst
Rechtsboven in de linker tepelhof een huidletsel met scherpe randen, lengte ca. 2 cm. De wondranden wijken.
Soort: Snijwond
Scherprandige verwondingen: deze groep letsels omvat zowel snij- als steekletsels welke ontstaan door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s). De kwalificatie van een scherprandig letsel als een snijwond of als een steekwond wordt bepaald door de verhouding tussen de lengte en de diepte van dit letsel.
borst
Op de linker borsthelft tussen tepel en borstbeen een verticaal verlopend zeer oppervlakkig huidletsel met een lengte van ca. 6 cm.
Soort: Kraswond
Krasverwondingen: lijnvormige letsels die ontstaan door de inwerking van puntig mechanisch geweld onder een hoek ten opzichte van het lichaam, zoals door (zich) krassen met een puntig voorwerp of aan een puntig uitsteeksel. Al naar geland de diepte van een letsel is er sprake van een meer of minder diepe krasverwonding.
borst
Op de voorzijde van de linker borsthelft ter hoogte van de oksel een zeer oppervlakkig horizontaal verlopend huidletsel met een lengte van ca. 5,5 cm.
Soort: Kraswond
borst
Op de linker borsthelft net naast het borstbeen een klein scherprandig huidletsel met een lengte van ca. 0,5 cm.
Soort: Steekwond
borst
Op de voorzijde van de rechter borsthelft 2 kleine scherprandige huidletsels met een lengte van ca. 3 mm.
Soort: Steekwond
rug
Op de linker zijde nabij de flank een huidletsel afgedekt met plastic.
Soort: Steekwond
In de brief van de SEH staat vermeld dat dit letsel een steekverwonding met scheurwond van de milt met pseudoaneurysma betreft. De lengte van het letsel zou 2 cm bedragen. De diepte wordt niet vermeld, maar is in ieder geval tot in de milt.
In de ontslagbrief van de afdeling chirurgie staat vermeld dat dit letsel een steekverwonding met graad 2 miltlaceratie betreft. Er zit vrij vocht rondom de milt en in het laagste punt van de buik. Een pseudo-aneurysma (valse aneurysma) is een verzameling van bloed die wordt gevormd tussen de twee buitenste lagen van een slagader. Het wordt meestal veroorzaakt door een penetrerende verwonding aan het vat, dat vervolgens bloedt, maar het bloed vormt
een ruimte tussen de twee buitenste lagen van de vaatwand in plaats van dat het bloed het vat verlaat.
Graad 2 miltlaceratie: scheurwond van 1-3 cm in het miltweefsel.
Normaal zit er geen vrij vocht in het diepste punt. Vrij vocht kan zijn bloed of waterige vloeistof/pus.
5.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, zijnde het forensisch geneeskundig letselverslag van T.H. Evers, GGD-arts, van 11 januari 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op de borst zitten meerdere letsels met scherpe randen:
-Rechtsboven in de linker tepelhof zit een huidletsel met scherpe randen, lengte ca. 2 cm. De
wondranden wijken ca. 3 mm.
-Op de linker borsthelft net naast het borstbeen een klein scherprandig huidletsel met een lengte van ca. 0,5 cm.
-Op de voorzijde van de rechter borsthelft 2 kleine scherprandige huidletsels met een lengte van ca. 3 mm.
-Aan de palmzijde nabij de rand van de hand (pinkzijde) een scherprandig huidletsel in de vorm van een uitgerekte Z, lengte ca. 1,5 cm.
Deze letsels berusten gezien de gladde wondranden en het ontbreken van tekenen van kneuzing in de wondranden op een scherprandige huidklieving. Een dergelijke huidklieving ontstaat door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden en/of steken met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s). De kwalificatie van een scherprandig letsel als een snijwond of als een steekwond wordt bepaald door de verhouding tussen de lengte en de diepte van dit letsel. Bij een steekwond is de diepte groter dan de lengte, bij een snijwond is de diepte geringer dan de lengte.
Op de rug op de linker zijde nabij de flank zit een huidletsel afgedekt met plastic.
In de brief van de SEH staat vermeld dat dit letsel een steekverwonding met scheurwond van de milt met pseudoaneurysma betreft. De lengte van het letsel zou 2 cm bedragen.
In de ontslagbrief van de afdeling chirurgie staat vermeld dat dit letsel een steekverwonding met graad 2 miltlaceratie betreft. Een graad 2 miltlaceratie is een scheurwond van 1-3 cm in het miltweefsel.
Een pseudo-aneurysma (valse aneurysma) is een verzameling van bloed die wordt gevormd tussen de twee buitenste lagen van een slagader. Het wordt meestal veroorzaakt door een penetrerende verwonding aan het vat. De verwonding bloedt, maar het bloed verzamelt zich in een ruimte tussen de twee buitenste lagen van de vaatwand in plaats van het bloedvat te verlaten.
De heer [slachtoffer] heeft een slank postuur. Uitgaande van de door de radioloog beschreven graad 2 letsel, dus een diepte van 1-3 cm in de milt, en met buiten beschouwing laten van het samendrukken van onderhuids weefsel door de kracht van het steken, kan de lengte van het
steekkanaal tussen de 2,2 en 6,9 cm liggen.
Uitgaande van een diepte van 2,2 tot 6,9 cm is het aannemelijk dat dit letsel op de rug een
steekletsel betreft.
Vraag 4: Hoe verlopen de steekkanalen (…)?
Grofweg is de richting vanaf de rugzijde nabij de flank naar de buikzijde.
Vraag 6: Past het aangetroffen letsel beter in het scenario van het per ongeluk prikken met een steekvoorwerp of het scenario van het daadwerkelijk insteken met een steekvoorwerp op het slachtoffer?
Bij betrokkene zijn meerdere soorten letsel aangetroffen te weten een scheurwond, steekwonden, snijwonden, kraswonden.
Een scheurwond kan veroorzaakt worden door een stomp steekvoorwerp.
Steekwonden, snijwonden en kraswonden kunnen worden veroorzaakt door een scherp
steekvoorwerp. Snijwonden en kraswonden ontstaan over het algemeen niet door een beweging die omschreven kan worden als prikken of insteken.
Een steekwond is het statische resultaat van daaraan voorafgaande dynamiek.
Vraag 7: is het letsel potentieel dodelijk?
Het letsel van de milt is een graad 2 miltscheur. Een graad 2 miltscheur betekent een scheur in het kapsel van de milt, bloeding en letsel van het miltweefsel tussen 1-3 cm diepte.
De kans op overlijden aan een graad 2 letsel is laag.
Er is altijd een risico op een complicatie, dit kan zijn: aanhoudende bloeding, versterving van
miltweefsel, ontstaan van een abces of cyste. Indien de complicaties ernstig verlopen kan het alsnog nodig zijn om de milt te verwijderen.
Mensen zonder milt lopen extra risico bij infecties en moeten extra vaccinaties hebben en hebben profylactisch medicatie nodig bij bepaalde ingrepen. Er is altijd een risico op overlijden aan een complicatie.
De huid biedt de meeste weerstand aan een scherp voorwerp en wanneer de huid eenmaal gepasseerd is, glijdt een scherp voorwerp gemakkelijk verder naar binnen in het lichaam. Met een net iets andere dynamiek was mogelijk een ernstiger miltletsel ontstaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2020218517 van 16 mei 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.