ECLI:NL:RBOVE:2021:66

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
08-259314-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengen met een auto

Op 11 januari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 28-jarige man uit Deventer, die zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een ander. De verdachte reed op 28 oktober 2019 met zijn auto in op een persoon die op dat moment op de auto afliep. De rechtbank verwierp het beroep op putatief noodweer(exces) en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 260 dagen, waarvan 205 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast kreeg hij een taakstraf van 160 uur en werd hem de rijbevoegdheid voor 18 maanden ontzegd. De rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen was, maar dat het subsidiair tenlastegelegde feit, namelijk poging tot zware mishandeling, wel bewezen kon worden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gebeurde, en legde een straf op die in lijn was met de oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-259314-19 (P)
Datum vonnis: 11 januari 2021
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 februari 2020, 26 maart 2020 en 28 december 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.W. Schouten en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.B.W.G. Beutener, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 28 oktober 2019 in Deventer heeft geprobeerd [naam] opzettelijk van het leven te beroven, door met een personenauto op [naam] in te rijden;
subsidiair:op 28 oktober 2019 in Deventer heeft geprobeerd opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [naam] , door met een personenauto op [naam] in te rijden;
meer subsidiair:op 28 oktober 2019 in Deventer [naam] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
hij op of omstreeks 28 oktober 2019, te Deventer, in ieder geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam] ,opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte:- met een auto op die [naam] ingereden, en/of- (hierdoor) die [naam] met de auto geschept, waardoor die [naam] op de motorkap van de auto terecht kwam, en/of- met die [naam] op de motorkap van de auto gereden, en/of- een (stuur)beweging met de auto gemaakt waardoor die [naam] van de motorkap viel,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;subsidiair
hij op of omstreeks 28 oktober 2019, te Deventer, in ieder geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam] ,opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte:- met een auto op die [naam] ingereden, en/of- (hierdoor) die [naam] met de auto geschept, waardoor die [naam] op de motorkap van de auto terecht kwam, en/of- met die [naam] op de motorkap van de auto gereden, en/of- een (stuur)beweging met de auto gemaakt waardoor die [naam] van de motorkap viel,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;meer subsidiair
hij op of omstreeks 28 oktober 2019, te Deventer, in ieder geval in Nederland,[naam] heeft mishandeld door:- met een auto op die [naam] in te rijden, en/of- (hierdoor) die [naam] met de auto te scheppen, waardoor die [naam] op de motorkap van de auto terecht komt, en/of- met die [naam] op de motorkap van de auto te rijden, en/of- een (stuur)beweging met de auto te maken waardoor die [naam] van de motorkap valt;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen. Ter onderbouwing daarvan heeft hij betoogd dat het incident bestaat uit meerdere momenten. Het tweede moment dat aangever [naam] op de motorkap van de personenauto ligt en verdachte doorrijdt, is te kwalificeren als een poging om opzettelijk [naam] van het leven te beroven. Aangever [naam] moest zich immers vasthouden aan de motorkap om niet onder de rijdende wielen van de personenauto terecht te komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft zij onder de aandacht gebracht dat verdachte vanuit stilstand met een personenauto op [naam] is ingereden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank is van oordeel dat de poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen is en vrijspraak daarvan dient te volgen. Daartoe overweegt de rechtbank het navolgende:
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is vast komen te staan dat verdachte bij een tankstation met een personenauto is ingereden op [naam] . Dit inrijden vond plaats vanuit stilstand en terwijl [naam] op korte afstand – enkele meters - stond. Gelet op deze korte afstand had de auto van verdachte op dat moment, zoals ook te zien is op de beveiligingsbeelden van het tankstation, nog geen hoge snelheid. [naam] is vervolgens op de motorkap van de personenauto terecht gekomen. Verdachte reed met [naam] op de motorkap op het terrein van het tankstation naar rechts. Onduidelijk is met welke snelheid dit is gebeurd. De opnames van het voorval op het terrein van het tankstation geven hier geen uitsluitsel over. Kort hierna is [naam] , waarschijnlijk door de scherpe bocht die de auto naar rechts maakte, van de motorkap afgevallen en tegen een hek aangekomen. De rechtbank is van oordeel dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden er niet een aanmerkelijke kans bestond op het intreden van de dood van [naam] . Het inrijden op [naam] ging niet met een hele hoge snelheid en het is onduidelijk hoe en met welke kracht [naam] vervolgens van de door verdachte bestuurde auto is afgevallen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank volstaat- nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- de verklaring van [naam] , inhoudende de aangifte [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het uitkijken van beelden [3] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 28 december 2020 [4] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 28 oktober 2019, te Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:- met een auto op die [naam] is ingereden, en- (hierdoor) die [naam] met de auto heeft geschept, waardoor die [naam] op de motorkap van de auto terecht kwam, en- met die [naam] op de motorkap van de auto heeft gereden, en- een (stuur)beweging met de auto heeft gemaakt waardoor die [naam] van de motorkap viel,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde & de strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – zoals vervat in de pleitnota – bepleit dat verdachte een beroep op putatief noodweer dan wel putatief noodweerexces toekomt en daarom ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald over de noodzaak tot verdediging. Het gedrag van [naam] op 28 oktober 2019 en de maanden voorafgaand aan het incident was van dien aard dat verdachte daaraan een gerechtvaardigde indruk heeft kunnen ontlenen dat er op 28 oktober 2019 sprake was van een dreigende ernstige aanranding door [naam] .
5.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op putatief noodweer dan wel putatief noodweerexces verworpen dient te worden. Het onmiddellijk dreigend gevaar bestond alleen in het hoofd van verdachte en is niet voldoende geobjectiveerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 28 oktober 2019 zat verdachte als bestuurder in een Volkswagen Polo, die op dat moment stilstond bij een BP tankstation in Deventer. Getuige [getuige 1] tankte benzine voor verdachte. In de personenauto zat ook de vriendin van verdachte, getuige [getuige 2] . Op een gegeven moment liep [naam] samen met een vriend de shop van het tankstation in. Zij kochten daar koffie en sigaretten. Toen zij de shop verlieten, liepen zij in de richting van de Volkswagen Polo. Uit de camerabeelden blijkt niet dat verdachte met hoge snelheid in de richting van de auto van verdachte liep. Verdachte en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bevonden zich op dat moment allen in de Volkswagen Polo. Toen [naam] op korte afstand van de auto was, gaf verdachte gas en reed hij op [naam] in.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam] in de richting van de Volkswagen Polo liep met zijn hand achter zijn rug en hij bang was dat [naam] daar een vuurwapen had en daarmee op verdachte zou gaan schieten. Over deze houding heeft verdachte verklaard dat dit eenzelfde houding was als op een eerder moment waarbij [naam] verdachte met een vuurwapen heeft bedreigd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [naam] met zijn hand in zijn broekzak en koffie in de andere hand naar hen toe kwam lopen. [getuige 1] verklaarde ook dat verdachte en zijn vriendin erg bang waren. [getuige 1] was bang dat [naam] een pistool had. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte heel bang was voor [naam] .
Vaststaat dat op de camerabeelden niet is waar te nemen dat [naam] een vuurwapen bij zich droeg dan wel een vuurwapen of iets anders uit zijn broekzak probeerde te pakken. Ook is er geen vuurwapen aangetroffen bij [naam] .
Putatief noodweer(exces)
Nu door de verdachte een beroep is gedaan op putatief noodweer, dient de rechtbank te onderzoeken of sprake was van verontschuldigbare dwaling aan de kant van de verdachte. Bijvoorbeeld omdat hij niet alleen kon, maar redelijkerwijs ook mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan omdat hij verontschuldigbaar zich het dreigende gevaar heeft ingebeeld dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld.
Gelet op voormelde gang van zaken, die er in het kort op neer komt dat [naam] met een kop koffie in zijn handen de tankshop uit kwam lopen, zonder dat op dat moment sprake was van een versnelde pas en zonder dat is gebleken dat hij een voorwerp uit zijn broekzak probeerde te pakken en zonder dat er op dat moment op enigerlei wijze een dreiging van hem uit ging, kan niet kan worden gezegd dat verdachte redelijkerwijs mocht vermoeden dat hij werd aangevallen door [naam] . De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op putatief noodweer en putatief noodweerexces.
Nu geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het onder subsidiair bewezenverklaarde dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zowel het bewezenverklaarde als de verdachte strafbaar.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
6. De op te leggen straf of maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf voor de duur van één jaar waarvan 206 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
- een taakstraf voor de duur van 240 uren en
- een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Voor wat betreft een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Aard en ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft zich op 28 oktober 2019 schuldig gemaakt aan het inrijden met een personenauto op [naam] . Deze bizarre actie gebeurde rond middernacht bij een tankstation waar meerdere omstanders waren. Het slachtoffer is door het handelen van verdachte op de motorkap van de personenauto terechtgekomen en er korte tijd later vanaf gevallen. Ten gevolge van het vallen op de grond heeft het slachtoffer letsel opgelopen. Dat dit letsel beperkt is gebleven, is niet te danken aan het handelen van verdachte.
Persoon van verdachte
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 27 november 2020 is verdachte op 8 mei 2019 veroordeeld tot een taakstraf wegens een geweldsdelict. Ook heeft verdachte op 1 april 2020 een strafbeschikking van € 850,- vanwege rijden onder invloed ontvangen.
Uit de reclasseringsrapportage van 22 december 2020 komt naar voren dat verdachte op het gebied van wonen, financiën, werk en psychosociale ondersteuning wordt begeleid door HalteZ. Verdachte woont bij zijn vader, maar moet voordat hij zelfstandig kan wonen eerst stabiliseren en een (ambulante) behandeling volgen. Door JusTact is hij gediagnosticeerd met ADHD en een stoornis in het gebruik van cannabis. Na een detox-opname heeft verdachte opnieuw cannabis gebruikt. Inmiddels is hij gestart met EMDR-therapie. Verdachte is coöperatief en verschijnt op de meldplichtafspraken die gelden sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis. De reclassering schat de kans op recidive laag in.
Strafoplegging
Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het toebrengen van (middel)zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen is het uitgangspunt 7 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt daarbij rekening met het bepaalde in artikel 45 Sr en het feit dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een personenauto als wapen.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest passend is. Daarbij is ook van belang dat de voorlopige hechtenis van verdachte inmiddels geruime tijd onder voorwaarden geschorst is en dat verdachte in het kader van die schorsing de behandeling en ondersteuning krijgt die nodig is om hem in de toekomst van eventuele nieuwe strafbare feiten te weerhouden.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van 205 dagen opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden. Deze voorwaarden liggen in het verlengde van de schorsingsvoorwaarden die verdachte tot op heden heeft nageleefd. De bijzondere voorwaarden behelzen een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [naam] , het volgen van een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken en het controleren van het cannabisgebruik van verdachte. De rechtbank ziet in de ernst van het inrijden met een personenauto op een persoon aanleiding om tevens een taakstraf voor de duur van 160 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden op te leggen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.000,-, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering inclusief de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is. Daarbij heeft hij gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering om reden dat er onvoldoende rekening is gehouden met het eigen schuld aspect.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet concreet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schade alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 Sr en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het subsidiair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair:poging tot zware mishandeling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
205 (tweehonderdvijf) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- als
algemene voorwaardengeldt dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering (Zwolle), op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de JusTact of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van JusTact of een soortgelijke instelling zullen worden gegeven. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat er een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken (of zoveel korter als de zorgverlener noodzakelijk vindt) voor crisisbeheersing, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek plaatsvindt;
- op geen enkele wijze – direct of indirect - contact opneemt en/of onderhoudt met [naam] , geboren op [geboortedatum 2] , zo lang het Openbaar Ministerie dit nodig acht. De politie zal toezien op de handhaving hiervan;
- meewerkt aan steekproefsgewijze controle op het gebruik van cannabis om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
-
bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de
gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 dagen;
- een
ontzegging van de rijbevoegdheidvoor de duur van
18(
achttien)
maanden;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam] , in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. H.R. Schimmel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2021.
Buiten staat
mr. Van Vuure is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019479708. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.pagina 9 en 10.
3.pagina 26 en 27.
4.zie de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 28 december 2020.