ECLI:NL:RBOVE:2021:652

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
08-150072-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag na steekpartij op vriendin met 44 steken

Op 15 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van het steken van zijn vriendin. De rechtbank oordeelde dat de man zijn vriendin 44 keer met een mes had gestoken, wat leidde tot een levensbedreigende situatie. De steekpartij vond plaats op 7 juni 2020, na een verjaardagsfeest, waarbij de kinderen van de vrouw getuige waren van de aanval. De rechtbank oordeelde dat de man opzettelijk handelde, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van voorbedachte raad. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een celstraf van zes jaar op, naast tbs met dwangverpleging. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op de slachtoffers en de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te beperken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige Kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-150072-20 (P)
Datum vonnis: 15 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1979 in [geboorteplaats 1] ,
wonende in [woonplaats] ,
thans verblijvende in P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door 44 keer met een mes op haar in te steken en te snijden.
Primair is dit ten laste gelegd als poging tot moord dan wel poging tot doodslag, subsidiair als een zware mishandeling en meer subsidiair als poging tot zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de handen en/of de armen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Enschede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (ongeveer 44) steek- en/of snijwonden in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam (waarbij de long en/of longvlies is geraakt) en/of de handen en/of armen (waarbij zenuwen en pezen in de arm en/of hand zijn doorgesneden) en/of de benen en/of een klaplong en/of (ander) inwendig letsel en/of blijvende en/of ontsierende littekens heeft toegebracht door (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in/op voornoemde plekken in/op het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de handen en/of armen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig een door hem overgelegd schriftelijk requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en tot vrijspraak voor het bestanddeel “met voorbedachten rade”.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig een door hem overgelegde pleitnota bepleit dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag kan worden bewezen en dat voor het bestanddeel “met voorbedachten rade” vrijspraak dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 juni 2020 eindigde het verjaardagsfeest van [slachtoffer] en haar zoon in een bloedbad. Nadat de kinderen naar boven waren en de laatste visite de woning had verlaten, heeft verdachte [slachtoffer] uit het niets aangevallen. Verdachte pakte haar plotseling van achteren vast en begon met een mes op haar in te steken en te snijden. De twee kinderen hebben hun moeder horen schreeuwen, zijn naar beneden gegaan en hebben daar verdachte met een mes bij hun moeder zien staan en zagen overal bloed. Verdachte stopte net zo abrupt met het steken en snijden als hij daarmee was begonnen, en verliet de woning zonder zich te bekommeren om aangeefster. Aangeefster werd hevig bloedend achtergelaten en was genoodzaakt om samen met haar kinderen hulp in te schakelen.
Door een forensisch arts is een letselinterpretatie uitgevoerd. Er is bij aangeefster sprake van meerdere snij- en steekwonden, waaronder op vitale plaatsen. De geconstateerde letsels, met name die in de hals en de borstkas, zijn potentieel levensbedreigend. Bij het toebrengen van de wond in de hals had eenvoudig de grote halsslagader geraakt kunnen worden met acuut dodelijke afloop. De steekwonden in de borst en buik hadden ernstige letsels kunnen veroorzaken aan diverse vitale structuren, zoals hart en longen, bloedvaten of organen in de buik (zoals maag, darmen, lever, milt en nieren).
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het vorenstaande staat vast dat verdachte het slachtoffer 44 keer heeft gestoken en gesneden in haar lichaam. Hij heeft haar onder andere op vitale plekken, zoals hals, borstkas en buik, geraakt. Dat hij daarmee – al dan niet door de combinatie van mogelijke letsels – potentieel dodelijk letsel bij aangeefster heeft veroorzaakt, staat niet ter discussie.
Om te komen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde dient sprake te zijn van opzet op de dood van het slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van poging tot moord dient tevens sprake te zijn van voorbedachte raad.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
De rechtbank stelt voorop dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht daarop opzet heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Het slachtoffer werd door verdachte van achteren vastgepakt met zijn arm om haar nek, waardoor het haar onmogelijk werd gemaakt om te ontkomen aan de 44 steek- en snijwonden die hij haar vervolgens toebracht. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer meerdere keren gestoken op plaatsen waarvan het algemeen bekend is – en wat door de letselinterpretatie wordt bevestigd – dat er een grote kans is op dodelijk letsel. Dit handelen van verdachte kan, naar het oordeel van de rechtbank, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood dat het niet anders kan dan dat hij met zijn handelen opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of sprake is van voorbedachte raad. Om tot een bewezenverklaring van het bestanddeel “met voorbedachten rade” te komen, dient te worden vastgesteld dat verdachte de gelegenheid heeft gehad zich te beraden en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, betekent niet zonder meer dat sprake is van voorbedachte raad.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat waaruit volgt dat er sprake is geweest van kalm beraad.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is van voorbedachte raad. De rechtbank zal verdachte van dit bestanddeel vrijspreken.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster opzettelijk van het leven wilde beroven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks7 juni 2020 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer]
, al dan niet met voorbedachten radevan het leven te beroven, met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
(met kracht
) meermalen (ongeveer44 keer
)met een mes
, althans met een scherp voorwerp,in het gezicht
/hoofden
/ofde hals
/neken
/ofde borst en
/ofde buik en
/ofhet bovenlichaam en
/ofde handen en
/ofde armen en
/ofde benen
, althans in het lichaamvan die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals door de reclassering is geadviseerd, op te leggen en dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu een exacte datum waarop verdachte in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) kan worden geplaatst ontbreekt, in afwijking van een door hem overgelegde pleitnota verzocht een tussenbeslissing te nemen en de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden te gelasten, en – op het moment dat verdachte in een kliniek is opgenomen – het onderzoek te hervatten en de op te leggen gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten en omstandigheden
Op 7 juni 2020 vierde de zoon van de vriendin van verdachte zijn twaalfde verjaardag. Tijdens de festiviteiten heeft verdachte flink gedronken, naar eigen zeggen elf glazen wijn. In de loop van de dag is bij verdachte toenemende irritatie ontstaan over een door zijn vriendin en haar vader geplande verbouwing van de woning waar zijn vriendin woonde, waarin verdachte zich onvoldoende gekend voelde. Na het vertrek van de laatste gasten hebben verdachte en zijn vriendin opgeruimd. Toen zij beiden in de keuken stonden, heeft verdachte zijn vriendin onverhoeds van achteren vastgegrepen en 44 keer op haar ingestoken en gesneden. De twaalfjarige zoon en de achtjarige dochter van het slachtoffer zijn deels getuige geweest van de steekpartij. Zij troffen verdachte aan met een mes bij hun zwaargewonde moeder in een waar bloedbad. Verdachte liet vervolgens het slachtoffer en haar kinderen hulpeloos achter en nam zelf de benen. Hoewel haar ene arm niet meer functioneerde, slaagde het slachtoffer er in zelf 112 te bellen, terwijl haar zoon familieleden alarmeerde. Dat verdachte het slachtoffer in haar eigen huis en in de nabijheid van haar nog jonge kinderen zo heeft toegetakeld en vervolgens heeft achtergelaten, rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Verdachte, als haar partner, was bij uitstek de persoon die het slachtoffer en haar kinderen moesten kunnen vertrouwen. Dat verdachte hen, na zijn daad, bovendien in een dergelijke toestand achterliet en het aan de zwaargewonde vrouw en een twaalfjarige jongen overliet om hulp in te schakelen, maakt zijn handelen nog verwijtbaarder. Dat het slachtoffer het heeft overleefd, is niet aan verdachte te danken. Sterker nog: door het handelen van verdachte zijn ook familieleden en buren van het slachtoffer, die haar te hulp zijn geschoten, direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van de steekpartij. Voor een groot aantal betrokkenen moeten de gebeurtenissen op 7 juni 2020 zeer traumatisch zijn geweest. Het is niet ondenkbaar dat zij daarvan nog lange tijd gevolgen ondervinden. Bovendien roept dit soort misdrijven ook in de samenleving gevoelens van afschuw, angst en onveiligheid op.
De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte, dat hij zich van het hele voorval niets herinnert. Verdachte heeft, kort na het incident, zijn toevlucht gezocht bij zijn tante en heeft daar verzocht om schone kleren en een fiets. Tegen zowel zijn tante als zijn neef heeft hij gezegd dat hij zijn vriendin had vermoord. Tegen zijn tante noemde hij daarbij het aantal van twintig messteken en dat hij een schilmesje had gebruikt als wapen. Toen hij diezelfde avond werd aangehouden, heeft hij de verbalisanten gevraagd hoe het met het slachtoffer ging en gezegd dat het “gewoon een discussie was die uit de hand is gelopen”. Reeds gelet hierop acht de rechtbank het gestelde geheugenverlies van verdachte niet geloofwaardig. Wat hier verder ook van zij, de rechtbank ziet in het aangevoerde geheugenverlies van verdachte geen aanleiding om te komen tot strafvermindering.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [geboortedatum 1] 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de inhoud van hetgeen over de persoon van verdachte is opgenomen in het psychiatrisch rapport, gedateerd op 15 december 2020 en opgesteld door dr. H.A. de Haan en drs. J.J.M.G. van den Boogaard, het psychologisch rapport, gedateerd op 9 december 2020 en opgesteld door drs. J. Hamel, het milieurapport, gedateerd op 30 oktober 2020 en opgesteld door S. te Lindert, en het maatregelenrapport van de reclassering, gedateerd op 13 januari 2021 en opgesteld door I.F.J. Nibbelink.
Blijkens genoemde rapportages van de gedragsdeskundigen, in onderling verband en samenhang bezien, is bij verdachte sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, borderline, dwangmatige en vermijdende kenmerken en een partner-relatieprobleem. Deze persoonlijkheidsstoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en heeft invloed gehad op de gedragingen van verdachte. In de aanloop naar en op de pleegdatum was er een aantal situaties waarin verdachte zich, vanuit zijn persoonlijkheids-problematiek, fors afgewezen en niet gezien heeft gevoeld. Dat in combinatie met de genuttigde alcohol, wat over het algemeen het effect op verdachte heeft dat zijn emoties worden versterkt en dat hij het overzicht verliest, heeft gemaakt dat verdachte tot het ten laste gelegde is overgegaan. Het voorgaande maakt dat de gedragsdeskundigen adviseren het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De gedragsdeskundigen schatten het recidiverisico met betrekking tot geweldsincidenten in als licht tot matig. De psychiaters schatten de kans dat verdachte op korte en langere termijn gaat recidiveren echter in als matig tot hoog, wanneer verdachte zonder behandeling of begeleiding terugkeert in de maatschappij, mede omdat verdachte en aangeefster hun relatie willen voortzetten. Het is mogelijk om dat recidiverisico te beperken, maar dan moet verdachte zich committeren aan een langdurige behandeling gericht op zijn persoonlijkheidsstoornis en systeemproblematiek.
Het beperkte probleeminzicht van verdachte, het eerder staken van behandelingen op vrijwillige basis, de ernstige persoonlijkheids- en systeemproblematiek en de ernst van het delict, maken dat de rapporteurs een meer dwingend kader dan een voorwaardelijke straf kan bieden, noodzakelijk achten. Bij een te weinig intensieve behandeling bestaat het risico dat verdachte zich achter zijn intelligentie kan verschuilen, waardoor hij onvoldoende baat heeft bij de therapie en daarmee het recidiverisico niet afneemt. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan het inadequate alcoholgebruik van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiaters en de psycholoog worden gedragen door hun bevindingen, wat maakt dat de rechtbank zich zal aansluiten bij de conclusie, inhoudende dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde een psychiatrische stoornis bestond waardoor dit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank sluit voorts aan bij de conclusie van de gedragsdeskundigen en van de reclassering over de noodzaak van een stevig kader in de vorm van een maatregel van terbeschikkingstelling om behandeling van verdachte mogelijk te maken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de ernst van het feit een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat in vergelijkbare gevallen voor een voltooide doodslag een gevangenisstraf voor de duur van negen tot elf jaren wordt opgelegd. Gelet op alle omstandigheden van het geval, zoals de onverhoedse aanval in een veilige omgeving, de veelheid van verwondingen en de aanwezigheid van de kinderen, zou de rechtbank in het geval dat het slachtoffer het er niet levend had afgebracht in deze zaak eerder geneigd zijn tot het opleggen van een straf van elf dan negen jaar. Nu het delict niet voltooid is, maar de rechtbank als strafverzwarend wel meeweegt dat verdachte het slachtoffer en haar kinderen hulpeloos heeft achtergelaten, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. De rechtbank houdt daarbij tevens rekening met de omstandigheid dat het feit niet volledig aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht het, gelet op het voren overwogene, met name de recidive inschatting van de beide psychiaters, niet verantwoord dat verdachte – na een langdurige gevangenisstraf en zonder dat het recidivegevaar is weggenomen – zonder de noodzakelijke langdurige behandeling terugkeert in de maatschappij.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde poging tot doodslag een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr, waarvoor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling mogelijk is. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel. De rechtbank zal dan ook – naast voornoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf – deze maatregel opleggen.
De gevangenisstraf voor de duur van zes jaren staat er echter aan in de weg om de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen, nu naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden maximaal een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren kan worden opgelegd. De rechtbank is mede daarom van oordeel dat behandeling en daarmee het terugdringen van het recidiverisico niet anders kan plaatsvinden dan binnen het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e Sr, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37b en 38d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: het misdrijf: poging tot doodslag;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
- beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.B. Cakir, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2021.
Mr. P.A.M. Miltenburg is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Indien hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier Koekoek20 (ON2RO20052) van de politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche Twente, van 13 augustus 2020. Er wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 juni 2020, pagina’s 65 t/m 69, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
V: Wat kun je vertellen over zondag?
A: Op een of andere manier pakte hij mij bij mijn nek vast met de rug tegen hem aan. En hij is gewoon in het wilde weg gaan steken.
A: We waren samen aan het opruimen en aan het praten en toen drukte hij mij met mijn rug tegen zijn buik aan en begon te steken. Zonder waarschuwing en zonder bedreiging of wat dan ook. Gewoon steken.
V: Op welke manier pakte [verdachte] jou vast?
A: Om mijn nek, met zijn arm om mij heen, met zijn buik tegen mijn rug aan. Zijn arm om mijn nek heen. Met één arm heb ik mij heel erg afgeweerd. Die andere hand heeft hij te pakken gehad.
A: Daarna ben ik op de grond gaan zitten en heb ik 112 gebeld. Maar toen was hij al weg. Hij stopte op een gegeven moment en is gewoon weggelopen.
V: Met hoeveel kracht hield hij jou vast om de nek?
A: Met heel veel, hij heeft sowieso veel kracht. Hij deed zijn ellenboog bij mijn keel en met zijn hand. Hij trok met die hand, de ellenboog erover heen. Ik probeerde van alles om los te komen, maar daar kun je niet veel tegen.
V: Op een gegeven moment had je door dat je werd gestoken, hoe vaak werd je gestoken?
A: Ik weet vanuit hier dat het 43 keer is geweest.
V: Heb jij het mes gezien?
A: Nee. Ik weet welk mes het is.
V: Kun je de messen omschrijven?
A: De messen hadden een zwart handvat, ze waren langer dan een schilmesje, net iets.
V: Toen hij jou stak, had je toen ook het idee dat hij heel rustig was?
A: Ja, gewoon helemaal niets, geen emoties.
V: Hoeveel tijd zat er tussen het steken?
A: Dat ging heel snel, hij stak aan een stuk door. Hij heeft RMA gedaan, hij weet de plekjes, waar de zwakke plekken zitten. Dus inderdaad gewoon op de nieren, milt, lever, de longen, hij heeft alle vitale delen geraakt. Hij stak op een plek waarvan hij wist dat... mijn hals inderdaad.
V: Hoe gaat het met jouw letsel?
A: Ik zit nog twee weken in het gips. Ik had alleen tintelingen in de vingers, ik kon ze niet meer bewegen. Dat is waar mijn zenuwen geraakt zijn. Daar ben ik aan geopereerd. Ik heb bloed bij de longen. Er zat bloed in het hartzakje. Mijn longen zijn geraakt en mijn lever, milt en nieren. En ik heb één klaplong.
V: Hebben ze al wat gezegd over het verloop van jouw verwondingen?
A: Die arm, een jaar. De fysio komt zo, die was er vanmorgen voor mijn hand, dat die blijft bewegen. Mijn andere hand is ook overal geraakt, daar zitten ook hechtingen in. Ik ben overal geraakt, ook in de benen en rug. In mijn gezicht ben ik boven de wenkbrauw geraakt en onder mijn kaak.
2.
Een geschrift inzake medisch forensisch onderzoek (letselinterpretatie), opgemaakt door R.C.A. Santing, arts maatschappij en gezondheid, forensisch arts KNMG, van 6 augustus 2020, pagina’s 72 en 74 t/m 83, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Dit rapport betreft het letsel van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1980 in [geboorteplaats 2] . Aangezicht: Op het voorhoofd bevinden zich twee scherprandige letsels. Op de rechterwenkbrauw bevindt zich een scherprandig letsel. Hals: Op de rechterzijde van de hals bevindt zich een grote verwonding. De wond loopt van achter het rechteroor naar beneden naar de kaakhoek en loopt dan richting kin. Op deze locatie bestaat er bij snij- en steekverwondingen een grote kans op letsel van vaten en zenuwen. Borst: Op de borstkas bevinden zich meerdere letsels van verschillende lengte die niet allemaal separaat worden beschreven. Borstkas en rechterlong: Op de rechterzijde van de borstkas bevindt zich een drain ter behandeling van de klaplong en de bloeding ter plaatse. Uit het medisch dossier blijkt dat het rechter longvlies en de rechterlong zijn geraakt, waaruit afgeleid kan worden dat er sprake is van in ieder geval één steekwond aan de rechterzijde van de borstkas. Buik en borsten: Op de buik en beide borsten bevinden zich meerdere letsels van verschillende lengte die niet allemaal separaat worden beschreven. Op de linkerborst bevindt zich, naast enkele letsels passend bij snijwonden en een forse blauwpaarse verkleuring passend bij een bloeduitstorting. Linker bovenbeen: Op de buitenzijde van het linker bovenbeen bevinden zich twee letsels. De onderste wond is omgeven door een blauwe verkleuring ten gevolge van een bloeduitstorting. Rechterhand: Op de rechterhand bevinden zich zowel op de rugzijde als op de palmzijde meerdere letsels. Linkerarm en -hand: Tijdens de operatie (dit deel van de operatie werd uitgevoerd door de plastisch chirurg) is geconstateerd dat een diepe tak van de radialis zenuw geheel door was. Bij uitval ontstaat een naar beneden hangende hand (dropping hand). Daarop wordt de hand geëxploreerd via de palmzijde. Hierbij wordt geconstateerd dat de oppervlakkige en de diepe pees van de wijsvinger voor 50% doorgesneden zijn.
Er is sprake van 44 scherprandige verwondingen. Deze groep letsels omvat zowel snij- als steekletsels, welke ontstaan door de inwerking van scherprandig mechanisch geweld op het lichaam, zoals bij (zich) snijden met een (of meerdere) scherprandige voorwerp(en) of aan (een) scherprandig(e) uitsteeksel(s). Op de linkerborst bevindt zich een bloeduitstorting. Bloeduitstortingen ontstaan door de inwerking van uitwendig botsend en/of samendrukkend geweld, zoals door (zich) slaan of stoten met of aan een hard voorwerp, lichaamsdeel of hard uitsteeksel, en/of door krachtig samendrukken van weefsels zoals bijvoorbeeld door krachtig vastpakken of knijpen. Daarnaast kunnen bloeduitstortingen ook ontstaan bij andere mechanische geweldsinwerkingen, zoals bij snij-, steek- en scheurletsels. Een klaplong ontstaat over het algemeen door penetratie met een scherp voorwerp van de wand van de borstkas waarbij in ieder geval het buitenste longvlies beschadigd raakt. De geconstateerde letsels, met name die in de hals en de borstkas zijn potentieel levensbedreigend. Er is sprake van meerdere snij- en steekwonden op vitale plaatsen. De wond in de hals had makkelijk de grote halsslagader kunnen raken met acuut dodelijke afloop. Steekwonden in borst of buik kunnen ernstige letsels veroorzaken aan diverse vitale structuren, zoals hart en longen, bloedvaten of organen in de buik zoals maag, darmen, lever, milt en nieren.
Opgemerkt wordt dat de letsels kunnen zijn toegebracht met een scherprandig voorwerp, zoals het in beslag genomen mes.
De klaplong zou onbehandeld tot ernstige complicatie aanleiding hebben kunnen geven. Daarbij moet gedacht worden aan ontsteking van de longvliezen en long wat kan leiden tot ernstige ademhalingsproblemen die mogelijk tot de dood zouden kunnen leiden. In het acute stadium zou bij bloeding van de longvliezen of van de long zelf acute ademhalingsproblemen kunnen ontstaan die in korte tijd tot de dood aanleiding kunnen geven.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 11 juni 2020, pagina 225, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij zijn vriendin vermoord had. Hij vertelde mij dat hij niet kon stoppen, maar dat hij na de eerste keer door moest. Hij zei tegen mij dat hij haar wel 20 keer had gestoken.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 9 juni 2020, pagina 255, inclusief bijlage, pagina’s 257 en 258, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
Op een gegeven moment hoorde ik mama schreeuwen. Ik hoorde: “ [verdachte] , Stop!”. Ik rende snel naar beneden. Toen ik beneden kwam, zag ik mama in de keuken staan en [verdachte] ook. Ik zag dat [verdachte] volgens mij een mes in zijn hand had. In zijn rechterhand. Op de grond in de keuken zag ik allemaal bloed liggen. Ik zag een zwart handvat in de hand van [verdachte] .
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 18 juni 2020, pagina’s 289 en 290, inclusief bijlage, pagina’s 291 t/m 293, zakelijk weergegeven, als verklaring van deze getuige:
Dit is allemaal op een zondag gebeurd. Dit was 7 juni (de rechtbank begrijpt: 2020). Ik hoorde mama hard schreeuwen. Ik hoorde [verdachte] ook schreeuwen. Ik hoorde hem schreeuwen: “Je verpest gewoon mijn leven”. Ik zag dat [verdachte] mama vastpakte. Ik zag dat hij de linkerarm om de rug van mama had. [verdachte] stond aan de linkerkant achter mama. Ik zag dat hij iets deed met zijn hand bij het hoofd van mama. Hij deed dit met een mesje. Het mesje had een zwart handvat en verder was het zilver. (Noot verbalisant: getuige beeldt het uit met twee poppen. Getuige plaatst de pop die verdachte voorstelt achter de pop die slachtoffer voorstelt. Vervolgens laat getuige zien dat verdachte de linkerarm om slachtoffer heenslaat. Met de rechterarm beeldt getuige vervolgens een snijdende beweging, gericht op het hoofd en de hals, uit). Ik zag ook bloed.