ECLI:NL:RBOVE:2021:647

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
08/760081-19 en 08/760033-20 (ttz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord op jonge vrouw tijdens kerstnacht 2019 in Hengelo met veroordeling tot 18 jaar gevangenisstraf en tbs

Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man die schuldig is bevonden aan de moord op een 27-jarige vrouw, [slachtoffer 1], tijdens kerstnacht 2019 in Hengelo. De verdachte heeft de vrouw achtervolgd naar haar auto en haar daar met een mes meerdere keren gestoken, wat leidde tot haar overlijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, gezien de lange achtervolging en het gebruik van een mes dat hij vooraf had meegenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar en tbs met dwangverpleging. Daarnaast moet hij de nabestaanden een schadevergoeding van ongeveer 100.000 euro betalen. De zaak omvatte ook een tweede aanklacht van mishandeling van een getuige, [slachtoffer 2], die de verdachte tijdens de aanval op [slachtoffer 1] heeft proberen tegen te houden. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, wat resulteerde in een aparte veroordeling onder een ander parketnummer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden zwaar meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/760081-19 en 08/760033-20 (ttz. gev.) (P)
Datum vonnis: 16 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Achterhoek te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 september 2020, 15 december 2020, 12 januari 2021 en 2 februari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Keupink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, onder parketnummer 08/760081-19, op neer dat verdachte:
feit 1:
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) van het leven heeft beroofd door haar meermalen met een mes in het lichaam te steken.
Primair is dit ten laste gelegd als een moord, subsidiair als een doodslag met de bedoeling een poging tot verkrachting en/of aanranding mogelijk te maken en meer subsidiair als doodslag;
feit 2:
[slachtoffer 2] heeft mishandeld.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, onder parketnummer 08/760033-20, op neer dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Hengelo (O), [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] zeven maal, althans een of meerdere malen, met een mes in de borststreek en/of halsstreek, althans het lichaam, te steken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Hengelo (O), [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] zeven maal, althans een of meerdere malen, met een mes in de borststreek en/of halsstreek, althans het lichaam, te steken, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging tot verkrachting (strafbaar gesteld in artikel 242 jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht) en/of (poging tot) feitelijke aanranding van de eerbaarheid (strafbaar gesteld in artikel 246 (jo artikel 45 Wetboek van Strafrecht)), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit/die feiten voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid te verzekeren;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Hengelo (O), [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] zeven maal, althans een of meerdere malen, met een mes, in de borststreek en/of halsstreek, althans het lichaam, te steken.
2
hij op of omstreeks 25 december 2019 te Hengelo (O), [slachtoffer 2] heeft mishandeld door (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met zijn duimen/vingers in de ogen van die [slachtoffer 2] te drukken en/of die [slachtoffer 2] aan te vallen, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen.
Parketnummer 08/760033-20
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 13 augustus 2019 te Almelo en/of Hengelo, in elk geval in Nederland, (telkens) een hoeveelheid afbeeldingen (te weten foto's en/of video's) en/of een gegevensdrager (te weten een laptop, merk Acer), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en/of in bezit heeft gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst
de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger en/of hand en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of vinger en/of hand en/of mond en/of tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger en/of hand en/of mond en/of tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een dier vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt likken, in de mond nemen, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een dier
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en/of
waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Parketnummer 08/760081-19 - feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gesteld dat uit de compilatie van de camerabeelden volgt dat [slachtoffer 1] door verdachte is achtervolgd. Kort nadat [slachtoffer 1] uit beeld is, is zij neergestoken. Verdachte stelt geen herinnering meer te hebben aan het voorval, maar heeft wel erkend verantwoordelijk te zijn voor de dood van [slachtoffer 1] . Forensisch onderzoek bevestigt verdachte’s betrokkenheid bij het delict.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van voorbedachte raad. Verdachte heeft immers [slachtoffer 1] gedurende zeven minuten achtervolgd. Tijdens deze achtervolging heeft verdachte een van tevoren meegenomen mes met twee handen uitgeklapt. Op het moment dat [slachtoffer 1] voorover gebukt bij haar auto stond om haar spullen in te laden, heeft verdachte haar meteen in de houdgreep genomen en haar zeven keer in haar hals en borst gestoken. Verdachte heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op de betekenis en gevolgen van zijn handelen. Er zijn geen contra-indicaties waaraan een zwaarder gewicht moet worden toegekend.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om verdachte ten aanzien van parketnummer 08/760081-19 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken. Met betrekking tot het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde kan een bewezenverklaring volgen.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en de omstandigheden
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vastgesteld.
In de nacht van 25 december 2019 omstreeks 02:00 uur is, aan de [adres 9] ter hoogte van perceel [nummer 1] te Hengelo, een vrouw, naar later bleek: [slachtoffer 1] , liggend op de grond aangetroffen door getuige [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] zag dat een man op de benen van [slachtoffer 1] zat en aan het frommelen was met haar broek. Toen getuige [slachtoffer 2] de man aansprak ontstond er een vechtpartij tussen de man en [slachtoffer 2] , waarna de man is gevlucht. De bril van de man is achtergebleven op de plaats delict. Buurtbewoners kwamen op het hulpgeroep van de getuige [slachtoffer 2] af. Zij hebben direct 112 gebeld.
Om 2:08 uur was de eerste eenheid van de politie ter plaatse aan de [adres 9] . Er werd bij [slachtoffer 1] geen hartslag gevoeld. Verbalisanten zijn begonnen met de hartmassage, maar al snel bleek dat dit geen enkele zin had. [slachtoffer 1] was inmiddels al overleden.
Op het lichaam van [slachtoffer 1] is sectie verricht door dr. J. Fronczek, arts en patholoog. Uit het opgemaakte rapport van 23 januari 2020, betreffende een onderzoek naar de doodsoorzaak van [slachtoffer 1] , 27 jaren oud, kan worden vastgesteld dat er laag aan de hals en hoog aan de borst zeven steekletsels waren. De arts en patholoog heeft geconcludeerd dat [slachtoffer 1] is overleden door de gevolgen van twee steekletsels. De overige vijf steekletsels kunnen op zich het overlijden niet verklaren, maar kunnen wel een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het intreden van de dood.
Is verdachte de dader?
Omstreeks 2:07 uur is bij de politie een melding binnengekomen van een man, die meldde dat hij was aangevallen door een man met een mes. Verbalisanten zijn ter plaatse gegaan en aan de Jozef Israelstraat werd [verdachte] aangetroffen. Verbalisanten zagen dat [verdachte] een snee in de handpalm van zijn rechterhand had. Tevens zagen zij dat er bloedvlekken in zijn witte T-shirt zaten. Hij voldeed aan het signalement van de persoon, zoals getuige [slachtoffer 2] had opgegeven. Gelet hierop is verdachte op 25 december 2019 omstreeks 02:25 uur aan de Jozef Israelstraat aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer 1] .
Op camerabeelden is te zien dat verdachte [slachtoffer 1] vanaf het Burgemeester Jansenplein volgt naar de [adres 9] . Kort nadat [slachtoffer 1] (01:49:42 uur) en verdachte (01:49:51 uur) uit beeld verdwijnen, enkele meters voor de plaats delict, is een ijselijke gil van een vrouw (01:50:27 uur) te horen. Voorts is op de plaats delict op een achtergebleven bril het DNA aangetroffen van verdachte en [slachtoffer 1] . Bovendien heeft verdachte op meerdere momenten verklaard dat hij [slachtoffer 1] om het leven heeft gebracht. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 1] om het leven heeft gebracht.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen opzet op de dood heeft gehad. Uit het onderzoek aan het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] valt af te leiden dat verdachte maar liefst zeven keer met kracht in haar hals en borst heeft gestoken. Het meermalen steken met een mes in de hals / borststreek is bij uitstek geschikt om iemand om het leven te brengen, gelet op de vitale organen en slagaders die zich in dat gebied bevinden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus te handelen het volle opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
De voorbedachte rade
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'met voorbedachten rade' (en daarmee primair ten laste gelegde moord) moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte rade heeft gehandeld.
Kort gezegd: er moet dus voor verdachte tijd en gelegenheid zijn geweest voor beraad en bezinning, en niet zijn gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Of voorbedachte rade bewezen kan worden, hangt sterk af van de hiervoor bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit.
Verdachte heeft tijdens de verhoren en tijdens de terechtzittingen steeds wisselend verklaard. Verdachte claimt geheugenverlies te hebben voor een belangrijk deel van het ten laste gelegde en hetgeen er aan vooraf is gegaan. Verdachte kan zich een aantal cruciale zaken niet herinneren, zoals het meermalen met een mes in het lichaam van [slachtoffer 1] steken, maar ook kan hij zich niet herinneren wat er door hem heen ging toen hij [slachtoffer 1] heeft gekruist.
Uit het opgemaakte Pro Justitia rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) [1] kan worden geconcludeerd dat er bij verdachte geen sprake is van niet aangeboren hersenletsel; hetgeen het geheugenverlies had kunnen verklaren. Daarnaast heeft de ter terechtzitting gehoorde getuige-deskundige [naam 1] [2] verklaard dat hij het moeilijk voorstelbaar vindt dat verdachte zich de zogenaamde kernaspecten van het ten laste gelegde (het steken) niet kan herinneren.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte, daar waar hij zegt zich een groot aantal details van de moord niet te kunnen herinneren, als ongeloofwaardig dient te worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaringen van verdachte wisselend waren en soms tegenstrijdig en dat hij, waar hij eerst verklaarde zich niets te kunnen herinneren vanaf het moment dat hij [café] is uitgelopen, zich later wist te herinneren dat hij [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en het mes ineens in haar was.
De rechtbank stelt aldus vast dat verdachte geen verklaring heeft gegeven waarom hij [slachtoffer 1] heeft achtervolgd. De rechtbank zal daarom het antwoord op de vraag wat de intentie van verdachte is geweest moeten afleiden uit de feiten en omstandigheden die bekend zijn geworden op grond van het dossier.
Naast de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden leidt de rechtbank uit de overige bewijsmiddelen het navolgende af.
Uit onderzoek naar de camerabeelden is gebleken dat verdachte op 25 december 2019 omstreeks 01:39 uur [café] heeft verlaten en via de Willemstraat, langs het gemeentehuis in de richting van de Enschedesestraat is gelopen. Om 01:43 uur heeft [slachtoffer 1] het terras van horecagelegenheid [horecagelegenheid] verlaten. Zij is linksaf in de richting van het gemeentehuis gelopen, op weg naar haar aan de [adres 9] geparkeerde auto. Op enig moment moeten verdachte en [slachtoffer 1] elkaar buiten het bereik van de camera’s hebben gekruist. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte, nadat hij eerder in tegengestelde richting door het beeld is gelopen, om 01:44:03 uur in dezelfde richting loopt als [slachtoffer 1] . In de minuten die volgen hebben zowel verdachte als [slachtoffer 1] diverse camera’s gepasseerd, waarbij verdachte zich steeds op enkele seconden afstand van [slachtoffer 1] bevond. Verdachte en [slachtoffer 1] zijn beiden omstreeks 01:49 uur kort na elkaar in beeld op de [adres 9] , lopend in de richting van de geparkeerde auto van [slachtoffer 1] . Tussen het moment dat [slachtoffer 1] en verdachte elkaar moeten hebben gekruist en het uiteindelijk aankomen bij de auto van [slachtoffer 1] (en de latere plaats delict) verstrijken zo’n zeven minuten. Om 1:50:27 uur is een ijselijke gil te horen van een vrouw. De rechtbank concludeert dat dat het moment moet zijn geweest dat [slachtoffer 1] door verdachte is vastgegrepen en (dood)gestoken.
De rechtbank stelt verder vast dat op de camerabeelden van die nacht is te zien dat verdachte, na het verlaten van [café] , onvast ter been is en zwalkend over straat loopt. Tijdens de achtervolging van [slachtoffer 1] beschikt verdachte over een behoorlijk vaste tred. Hij zwalkt niet, loopt stevig door en heeft oog voor passerende voertuigen.
Volgens getuige-deskundige [naam 1] valt dit gedrag na het nuttigen van grote hoeveelheden alcohol te verklaren in het geval er sprake is van ‘intentioneel handelen’ [3] . De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte op moment dat hij [slachtoffer 1] kruiste en de achtervolging heeft ingezet, dit heeft gedaan met een doel voor ogen. Verdachte heeft niet over zijn doel verklaard.
De achtervolging van [slachtoffer 1] heeft zoals eerder genoemd ruim zeven minuten geduurd.
Verdachte heeft op 6 en 7 januari 2020 verklaard dat hij [slachtoffer 1]
meteenna aankomst bij haar auto heeft vastgepakt en heeft gestoken, terwijl zij haar tassen in de auto zette en niet tegenstribbelde.
Het door verdachte van tevoren meegenomen mes moet hij op enig moment daarvoor uit zijn jaszak hebben gehaald en met twee handen hebben uitgeklapt. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte eerder heeft verklaard dat hij twee handen nodig had om het mes te openen en dat het hem nooit is gelukt het mes met één hand te openen. Ook heeft hij verklaard dat het mes vrij stroef ging en het moeite koste om het mes open te krijgen. De rechtbank heeft op de zitting van 29 september 2020 geconstateerd dat het niet lukt om het mes met één hand uit te klappen.
Hoewel verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over hetgeen hij zich kan herinneren over de gebeurtenissen, passen de op 6 en 7 januari 2020 afgelegde verklaringen van verdachte het meest bij de situatie zoals medewerkers van de politie de plaats delict aantreffen en beschrijven: [slachtoffer 1] liggend op de grond naast haar auto, het achterportier van haar auto geopend en haar voeten verwikkeld in een paraplu. [slachtoffer 1] had kennelijk niet meer de gelegenheid haar paraplu in te klappen en in de auto te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij de hiervoor genoemde handelingen voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het besluit om [slachtoffer 1] dood te steken, hij heeft gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven.
Contra-indicaties
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is van contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte rade in de weg staan.
Verdachte heeft, zoals gezegd, verklaard dat hij [slachtoffer 1]
meteenheeft vastgepakt en heeft neergestoken toen zij voorover gebukt stond bij haar auto en dat zij
nietsheeft gezegd tegen hem. Op de vraag wat er door hem heen ging op moment dat hij haar in de houdgreep nam, heeft verdachte geantwoord dat hij dat niet meer weet. Van een plotselinge hevige drift bij verdachte, waardoor hij er toe kwam om op dat moment [slachtoffer 1] dood te steken, is niet gebleken.
Verdachte is nadat hij [slachtoffer 1] heeft gedood en hij werd betrapt door getuige [slachtoffer 2] gevlucht. Hij heeft hierbij het gebruikte mes in het water gegooid en heeft zijn jas verstopt onder het vuilnis in een vuilcontainer achter een woning gelegen aan de [straat] . Ook heeft verdachte zijn trui verstopt, deze is ondanks uitgebreid onderzoek nooit gevonden. Verdachte heeft enkele minuten na het dood steken van [slachtoffer 1] het alarmnummer 112 gebeld met het verzonnen verhaal dat juist hij kort daarvoor zonder aanleiding was aangevallen door iemand met een mes. Ondanks het verzoek van de politie om te blijven staan, is verdachte verder gelopen en heeft hij de verbinding verbroken.
De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte niet past bij iemand die handelt vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling en daarna opkomende paniek, maar veel meer bij iemand die berekenend te werk gaat en goed heeft nagedacht over zijn handelen voorafgaand, tijdens en na het steken.
De rechtbank stelt verder vast in het licht van de voorbedachte rade dat verdachte op 12 december 2018, ruim een jaar voor de moord, een nieuwsitem heeft aangeklikt met de kop ‘ [naam 2] ’ en vrijwel direct daarna ‘ [naam 3] ’.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te beraden op de betekenis en gevolgen van zijn plan om [slachtoffer 1] dood te steken. Er zijn geen contra-indicaties waaraan een zwaarder gewicht moet worden toegekend en die aan een bewezenverklaring voor voorbedachte rade in de weg staan.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld en acht de onder 1 primair ten laste gelegde moord wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Parketnummer 08/760081-19 - feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit geen standpunt ingenomen.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen in de bijlage.
4.3
Parketnummer 08/760033-20
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08/760033-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit eveneens geen standpunt ingenomen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 26 december 2019 hebben verbalisanten de laptop van verdachte in zijn woning aangetroffen en in beslag genomen. Op de laptop van verdachte zijn 857 afbeeldingen aangetroffen die als kinderpornografisch zijn aan te merken.
De verklaring van verdachte dat hij deze afbeeldingen per ongeluk heeft gedownload, strookt niet met het gegeven dat het aangetroffen materiaal actief is opgeslagen in nieuwe mappen. Dit vereist een actieve en bewuste handeling.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/760081-19
1. primair
hij op 25 december 2019 te Hengelo (O), [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer 1] zeven maal, met een mes in de borststreek en halsstreek, te steken;
2
hij op 25 december 2019 te Hengelo (O), [slachtoffer 2] heeft mishandeld door met zijn duimen/vingers in de ogen van die [slachtoffer 2] te drukken en die [slachtoffer 2] aan te vallen, waardoor die [slachtoffer 2] op de grond is gevallen.
Parketnummer 08/760033-20
hij in de periode van 1 december 2018 tot en met 13 augustus 2019 in Nederland, een hoeveelheid afbeeldingen (te weten foto's ) en een gegevensdrager (te weten een laptop, merk Acer), bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst
de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met een penis en/of vinger en/of hand en/of voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet
had bereikt
en
het met
een penis en/of vinger en/of hand en/of mond en/of tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en
het met een vinger en/of hand en/of mond en/of tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een dier vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of
borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
het door een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt likken, in de mond nemen, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een dier
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, in een (erotisch getinte) houding (op een wijze)
die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen
en
(waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en
het masturberen boven/bij het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/760081-19 onder 1 primair en 2 en onder parketnummer 08/760033-20 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 240b, 289 en 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08/760081-19
feit 1 primair
het misdrijf: moord;
feit 2
het misdrijf: mishandeling;
Parketnummer 08/760033-20
het misdrijf: een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en in bezit heeft gehad, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren en een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van acht à tien jaren en daarnaast een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 25 december 2019 schuldig gemaakt aan moord op de 27-jarige [slachtoffer 1] , een buitengewoon ernstig misdrijf. Verdachte heeft [slachtoffer 1] gedurende lange tijd, terwijl zij op weg was naar haar geparkeerde auto, achtervolgd. Bij haar auto aangekomen heeft verdachte direct toegeslagen. Hij heeft haar, terwijl zij haar tassen in de auto wilde leggen, in de houdgreep genomen en vervolgens zeven keer met een mes in de halsstreek / borststreek gestoken. Als gevolg hiervan is [slachtoffer 1] ter plaatse overleden. Op het moment dat verdachte werd betrapt door getuige [slachtoffer 2] , heeft verdachte deze getuige aangevallen door hem met zijn duimen in de ogen te drukken, waardoor [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen. Verdachte is vervolgens gevlucht. Tijdens die vlucht heeft hij het wapen en kleding weggegooid.
In het kader van het onderzoek naar deze moord is er op een bij verdachte in beslaggenomen laptop kinderporno aangetroffen. Hoewel beide laatstgenoemde misdrijven op zichzelf als ernstig zijn te beschouwen, is bij de strafoplegging de door verdachte gepleegde moord leidend geweest.
Verdachte heeft het grootste goed dat [slachtoffer 1] bezat – haar leven – ontnomen. Verdachte heeft de nabestaanden van [slachtoffer 1] onherstelbaar leed aangedaan. In zeer indrukwekkende verklaringen hebben de ouders van [slachtoffer 1] op aangrijpende wijze verteld welke rol [slachtoffer 1] in hun leven speelde en wat haar verlies voor hen betekent. Daar komt bij dat de nabestaanden geen volledig beeld hebben gekregen wat er zich precies heeft afgespeeld in de vroege ochtend van 25 december 2019. Verdachte heeft in zijn (steeds wisselende) verklaringen geen volledige openheid van zaken gegeven over hetgeen zich heeft afgespeeld kort voor het overlijden van [slachtoffer 1] . Verdachte heeft zich hierbij beroepen op geheugenverlies hetgeen door de deskundigen niet is vastgesteld. De ouders van [slachtoffer 1] , haar broers, familie, vrienden en bekenden blijven hierdoor met veel onbeantwoorde vragen achter waardoor verdachte het verwerkingsproces bij de nabestaanden ernstig bemoeilijkt. De nabestaanden zullen met de “waarom”-vraag verder moeten leven. Zij zullen door het overlijden van [slachtoffer 1] nog lang leed ondervinden en de rechtbank beseft dat geen enkele straf recht zal doen aan dit leed.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte enkel tot doel heeft gehad om een willekeurig persoon, in dit geval [slachtoffer 1] , te vermoorden. Een volkomen weerloze jonge vrouw. [slachtoffer 1] was gewoon op weg van haar werk naar huis en is daarbij verdachte tegen gekomen. Zij was op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats en kwam daar de verkeerde persoon tegen. Dit schrijnende toeval is haar fataal geworden. Het ernstige gevolg van deze gebeurtenissen en de brute wijze waarop de moord is uitgevoerd brengen onmiskenbaar gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, zowel in de onmiddellijke omgeving van [slachtoffer 1] als in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de ernst van het levensdelict alleen een zeer langdurige gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een geweldsdelict is veroordeeld.
Terbeschikkingstelling
Om de maatregel van terbeschikkingstelling te kunnen opleggen dient, ingevolge het eerste lid van artikel 37a Sr, de vraag te worden beantwoord of bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond (sub 1), alsmede of de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist (sub 2). Het vaststellen van een causaal verband tussen de stoornis en de feiten is voor het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling niet nodig. In artikel 37a Sr wordt slechts de eis van gelijktijdigheid gesteld.
De rechtbank heeft zich over de persoon van de verdachte zo veel mogelijk laten voorlichten. De rechtbank kon bij haar beoordeling beschikken over het rapport van het PBC [4] , waarvan de kern hierna zal worden besproken. Ook zijn twee van de drie op verdachte betrokken rapporteurs van het PBC, [naam 4] en [naam 1] , ter zitting nader als deskundige gehoord. De resultaten daarvan heeft de rechtbank eveneens betrokken bij haar beoordeling en beslissing.
Gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens?
Verdachte is gedurende zeven weken opgenomen en geobserveerd in het PBC te Almere. Verdachte heeft zich zeer beperkt onderzoekbaar opgesteld, de deskundigen kunnen daardoor weinig conclusies trekken en de aan hen gestelde vragen niet beantwoorden. Verdachte heeft geen toestemming gegeven tot het bevragen van een aantal belangrijke referenten. Daarnaast heeft hij zich (ook naar eigen zeggen) anders voorgedaan en heeft hij opzettelijk klachten aangedikt. Daarmee is een groot aantal vragenlijsten onbetrouwbaar geworden en niet bruikbaar geweest voor het onderzoek. Gelet daarop zou verdachte als een zogenaamde ‘weigerende observandus’ kunnen worden beschouwd. Zijn beperkte toestemming voor het benaderen van belangrijke referenten heeft sterk beperkend uitgepakt voor het onderzoek, nu verdachte veelal de enige bron is geweest ten aanzien van meerdere cruciale thema’s in zijn leven zoals zijn kijk op de wereld, de manier waarop hij hiermee omgaat, zijn agressieregulatie en zijn seksualiteitsbeleving.
De deskundigen van het PBC hebben ondanks de zeer beperkte onderzoekbaarheid van verdachte kunnen vaststellen dat er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens: de bij verdachte vastgestelde autistische kenmerken worden weliswaar geen autismespectrumstoornis genoemd, maar wel gelabeld onder de noemer van een andere neurobiologische ontwikkelingsstoornis.
De rechtbank stelt vast dat daarmee aan het eerste vereiste voor het opleggen van een maatregel van terbeschikkingstelling, het bestaan van een stoornis ten tijde van het plegen van het delict, is voldaan. Immers: er is een stoornis vastgesteld. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van het misdrijf.
De vraag die bij de rechtbank rijst is of er niet ‘veel meer’ met verdachte aan de hand is. Die vraag hebben de deskundigen, gezien de beperkingen van het onderzoek, niet kunnen en willen beantwoorden. De vaststelling of sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis is aan de rechter, die over de feiten oordeelt. De rechter zal zich daarbij in zeer sterke mate moeten laten leiden door de bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen, maar als de gedragsdeskundigen aan de grenzen komen van wat zij vanuit hun wetenschap nog kunnen verantwoorden, zal de rechter zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen, voor zover de wet hem daartoe de ruimte geeft. Dit betekent dat in het uiterste geval de rechter, uiteraard slechts met grote behoedzaamheid, tot de vaststelling van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling ten tijde van het delict kan komen, ook al kunnen de gedragsdeskundigen op basis van de voor hen geldende wetenschappelijke criteria en tuchtrechtelijke normen niet tot die conclusie komen. Voor zijn beslissing dient de rechter dan wel voldoende steun te vinden in hetgeen gedragsdeskundigen zo mogelijk wél hebben kunnen vaststellen en hetgeen de rechter verder aan feiten en omstandigheden is gebleken met betrekking tot de persoon van verdachte.
Uit de over verdachte opgemaakte rapportage van het PBC en de verklaringen uit het dossier blijkt dat verdachte geen zorgeloze jeugd heeft gekend. Verdachte werd al op zeer jonge leeftijd blootgesteld aan fysieke mishandelingen en emotionele verwaarlozing door zijn ouder(s) en verzorger(s). Verdachte en zijn broertje werden al op jonge leeftijd in afzonderlijke pleeggezinnen geplaatst. Op 8-jarige leeftijd werd verdachte doorverwezen naar [instelling] (een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie) en werd bij hem een sociaal-emotionele ontwikkelingsstoornis vastgesteld. Op 9-jarige leeftijd werd hij geplaatst binnen een woongroep van [instelling] . Hij volgde speciaal onderwijs. Hij was daar brutaal en vocht met andere kinderen en met leerkrachten. In 2002 werd hij gediagnosticeerd met Gilles de la Tourette, een reactieve hechtingsstoornis, bedplassen en mishandeling/ouder-kindproblemen. Ook werd er een disharmonisch intelligentieprofiel vastgesteld. Medicatie had een gunstig effect op verdachte, waardoor onder andere het ontvlambare gedrag afnam. Hij kon zich hierdoor ook beter hechten en werd op 11-jarige leeftijd in een pleeggezin geplaatst. De pleegouders omschreven dat snel wisselend en agressief gedrag in de jaren daarna (oplopend) aanhielden. In 2003 werd bij verdachte een autismespectrumstoornis vastgesteld. Vanaf eind 2003 ging verdachte een antipsychoticum gebruiken, waardoor hij minder snel wisselde in stemmingen. Als hij zijn medicatie gebruikte, was hij aardig en behulpzaam, aldus pleegvader. Op 12-jarige leeftijd ging hij naar het voortgezet speciaal onderwijs. Er werd een toename van agressief gedrag waargenomen, en de medicatie werd verhoogd. Problemen die zich voortzetten gedurende de puberteit; diverse referenten spreken over woedeaanvallen en agressieve incidenten die zich hebben voorgedaan. Daarnaast wordt opvallend seksueel gedrag beschreven door moeder, oma en pleegouders, waarvoor hij werd verwezen naar een seksuoloog. In het journaal van de huisarts werd vermeld dat verdachte vanaf 2016 toenemende impulsdoorbraken had en een antipsychoticum kreeg voorgeschreven. Hij werd in dat jaar verwezen naar GGZ Dimence vanwege oplopende woedeaanvallen. Er werd een traumabehandeling geïndiceerd maar deze werd door verdachte gestaakt. Eind 2017 staakte verdachte ook de behandeling bij GGZ Dimence, omdat hij geen hulpvraag meer had. Begin 2019 werd verdachte opnieuw naar GGZ Dimence verwezen vanwege depressieve klachten maar kwam de behandeling niet van de grond omdat verdachte niet bereikbaar was voor Dimence.
Verdachte wordt door de psycholoog van het PBC beschreven als een solistisch levende man die zijn emoties moeilijk kan differentiëren en verbaliseren, zich niet goed in anderen kan inleven en beperkte sociale vaardigheden heeft. Als frustraties en boosheid oplopen kan hij op anderen reageren door ze aan te vliegen.
De rechtbank acht op grond van het in het verleden vertoonde gedrag en de eerder gestelde diagnoses, in combinatie met de gruwelijke aard van het door hem gepleegde misdrijf, zeer aannemelijk, dat verdachte vermoedelijk lijdt aan een of meer andere dan de door de deskundigen van het PBC vastgestelde stoornis(sen). Deze stoornissen zijn ook aanwezig geweest op het moment dat verdachte [slachtoffer 1] vermoordde. Aan het gelijktijdigheidsvereiste is daarmee ook voldaan. De rechtbank gaat er vanuit dat deze stoornis(sen) op zijn minst enigszins van invloed zijn geweest op de mate waarin verdachte zijn wil kon bepalen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
Gevaar voor herhaling
De rechtbank moet vervolgens het gevaarscriterium zoals bedoeld in artikel 37a en 37b Sr beoordelen. De rechtbank kan daarbij acht slaan op de aard, omvang en ernst van het misdrijf, de justitiële documentatie, de risico-taxatie in de rapportages en de inschatting van de rechter.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen hiervoor naar voren is gebracht over de persoon van verdachte hier als herhaald en ingelast kan worden beschouwd.
Verdachte heeft, met het plegen van de moord op [slachtoffer 1] , laten blijken tot extreem geweld in staat te zijn. Verdachte heeft [slachtoffer 1] zonder enig aantoonbare reden of motief vermoord. Het is juist dit gegeven dat de rechtbank doet vrezen voor de toekomst. Verdachte heeft verklaard hulp te willen, maar kan niet verwoorden waar hij hulp voor nodig heeft. Door de houding van verdachte tijdens de observatie in het PBC zijn de rapporteurs er niet in geslaagd om een passend behandelaanbod te doen. Nu onduidelijk is gebleven hoe verdachte tot dit extreme gedrag is gekomen, is het voor de rechtbank gissen naar hoe dit gedrag in de toekomst voorkomen kan worden en op welke manier de maatschappij tegen dit extreem gewelddadige gedrag beschermd dient te worden.
Verdachte heeft ook op zitting laten zien dat hij onvoorspelbaar, ongepast en agressief kan reageren op situaties. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de onvoorspelbaarheid en de gewelddadige aard van het gedrag van verdachte, en de vastgestelde maar tevens ook vermoede andere stoornis(sen), de kans op herhaling van een ernstig geweldsdelict, zonder behandeling, groot is. Het is aan verdachte om zich tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel zodanig te laten behandelen en begeleiden dat bij hem een structurele en duurzame reductie van het recidiverisico wordt bereikt. Naast vergelding kan daarmee recht worden gedaan aan een ander zeer belangrijk doel van de afdoening van strafzaken: het voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van misdrijven.
Juridische voorwaarden
De rechtbank is derhalve van oordeel dat in reactie op de bewezenverklaarde moord niet alleen een forse gevangenisstraf dient te worden opgelegd, maar, gelet op de stoornis(sen) en het recidivegevaar die zijn vastgesteld, tevens terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege noodzakelijk is.
Nu het bewezenverklaarde delict een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen, oplegging van de terbeschikkingstelling eist, zal de rechtbank deze maatregel opleggen.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr stelt de rechtbank vast dat het bewezenverklaarde delict een misdrijf betreft die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
Conclusie
De rechtbank acht, zoals hiervoor is overwogen een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging noodzakelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om de oplegging van deze maatregel in strafmatigende zin te betrekken bij de strafmaat. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren passend. De rechtbank zal deze straf, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, dan ook aan verdachte opleggen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de laptop, merk Acer vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit onder parketnummer 08/760033-20 is begaan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Na te noemen personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding tot (al dan niet ter terechtzitting gewijzigde) na te noemen totaalbedragen. [5]
De volgende vorderingen hebben betrekking op het onder parketnummer 08/760081-19 feit 1 ten laste gelegde.
- de heer [benadeelde 1] (met mr. B. Pernot) tot een bedrag van € 89.081,02;
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • reis- en parkeerkosten € 61,19;
  • reis- en parkeerkosten (hb) € 250,--;
  • medische kosten (hb) € 500,--;
  • gederfd levensonderhoud € 13.332,--;
  • gederfd levensonderhoud (hb) € 13.332,--;
  • kosten lijkbezorging € 15.105,83,--;
  • kosten lijkbezorging (hb) € 1.500,--;
  • proceskosten conform liquidatie tarief;
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- affectieschade € 20.000,--;
- immateriële schade (hb) € 25.000,--;
- mevrouw [benadeelde 2] (met mr. B. Pernot) tot een bedrag van € 89.081,02;
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • reis- en parkeerkosten € 61,19;
  • reis- en parkeerkosten (hb) € 250,--;
  • medische kosten (hb) € 500,--;
  • gederfd levensonderhoud € 13.332,--;
  • gederfd levensonderhoud (hb) € 13.332,--;
  • kosten lijkbezorging € 15.105,83,--;
  • kosten lijkbezorging (hb) € 1.500,--;
  • proceskosten conform liquidatie tarief;
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- shockschade € 25.000,--;
- affectieschade € 20.000,--;
- de heer [benadeelde 3] (met mr. B. Pernot) tot een bedrag van € 50.281,21
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • reis- en parkeerkosten € 7,40;
  • reis- en parkeerkosten (hb) € 250,--;
  • medische kosten (hb) € 500,--;
  • kosten lijkbezorging € 7.024,12;
  • proceskosten conform liquidatie tarief;
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- affectieschade € 17.500,--;
- immateriële schade (hb) € 25.000,--;
- de heer [benadeelde 4] (met mr. B. Pernot) tot een bedrag van € 50.274,12;
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • reis- en parkeerkosten (hb) € 250,--;
  • medische kosten (hb) € 500,--;
  • kosten lijkbezorging € 7.024,12;
  • proceskosten conform liquidatie tarief;
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende posten:
- affectieschade € 17.500,--;
- immateriële schade (hb) € 25.000,--.
De volgende vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08/760081-19 feit 2 ten laste gelegde.
- de heer [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 589,97;
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- kapotte spijkerbroek en jas € 89,97;
De gevorderde immateriële schade bestaat uit de volgende post:
- immateriële schade € 500,--.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelden in het geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelden in het geheel toewijsbaar zijn, met daarbij de opmerking dat de schadeposten die zowel bij
[benadeelde 1] als bij [benadeelde 2] zijn opgevoerd aan ieder van hen voor de helft worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
-
Rechtstreekse schade
Op grond van artikel 361 lid 2 onder b Sv jo artikel 6:98 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een benadeelde partij een vordering indienen als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit en moet de schade in zodanig verband staan met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reis- en parkeerkosten door de heer [benadeelde 1] , mevrouw [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet zijn betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en daarmee naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de gevorderde schadeposten kapotte spijkerbroek en jas door de heer [slachtoffer 2] niet zijn betwist voldoende onderbouwd en aannemelijk en daarmee naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar.
-
Gederfd levensonderhoud
Op grond van artikel 51f Sv jo artikel 6:108 BW kunnen de echtgenotes, de minderjarige kinderen en andere bloed- of aanverwanten van een slachtoffer die als gevolg van een strafbaar feit is overleden (bloed- of aanverwanten mits de overledene reeds ten tijde van het overlijden geheel of ten dele in het levensonderhoud van de bloed- of aanverwant voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was) vorderingen indienen tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud.
De heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] hebben een vordering ingediend ter zake van gederfd levensonderhoud. Deze posten zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
-
Kosten van lijkbezorging
Op grond van artikel 51f Sv (oud) jo. artikel 6:108 BW (oud) kan degene die de kosten van een uitvaart heeft betaald voor een slachtoffer dat als gevolg van een strafbaar feit is overleden, een vordering indienen om die kosten op de verdachte in het strafproces te verhalen. De heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] hebben de kosten van de uitvaart gevorderd, kosten die samenhangen met de lijkbezorging en grafrechten. De heer
[benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] hebben kosten gevorderd van de grafrechten. Deze posten zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
Nadeel dat niet in vermogensschade bestaat/immateriële schade
-
immateriële schade / shockschade
Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in beperkte mate mogelijk te maken. In dat verband bepaalt artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b BW, - voor zover van belang - dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De heer [slachtoffer 2] heeft op grond van genoemd artikel een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend. Deze post is door de verdediging niet gemotiveerd betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal worden toegewezen.
Mevrouw [benadeelde 2] heeft op grond van genoemd artikel een vordering tot vergoeding van shockschade ingediend.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan vergoeding van immateriële schade plaatsvinden als onrechtmatig gehandeld is jegens degene bij wie door het waarnemen van het ten laste gelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand, tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ten laste gelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding van deze shockschade is nodig dat bij degene die de schade claimt sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld.
In 2009 heeft de Hoge Raad in aanvulling hierop overwogen:
“Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte mate mogelijk te maken, in verband waarmee voor vergoeding van shockschade alleen onder strikte voorwaarden plaats is. Hiermee strookt niet het vereiste van waarneming van het ongeval of directe confrontatie met zijn ernstige gevolgen vanwege de aard of ernst van de normschending, zoals vanwege het opzettelijk begaan daarvan, terzijde te stellen of af te zwakken.”
De rechtbank ziet, mede gelet op voornoemde jurisprudentie van de Hoge Raad, geen mogelijkheden de strikte eisen die de Hoge Raad heeft gesteld aan het confrontatievereiste in deze zaak af te zwakken. Mede vanwege deze strikte eisen, die onverkort van toepassing zijn gebleven en die in de praktijk als onrechtvaardig werden ervaren omdat het voor nabestaanden zodoende zeer moeilijk was een vorm van immateriële schadevergoeding te vorderen, is de Wet Affectieschade per 1 januari 2019 in werking getreden. In deze wet is wat betreft shockschade niets opgenomen, zodat ook in de tekst van deze wet geen aanleiding is te vinden voor een ruimere interpretatie van het confrontatievereiste. Dat in een beperkt aantal gevallen in de feitenrechtspraak, met name vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet Affectieschade, een ruimere uitleg is gegeven aan het confrontatievereiste maakt dat niet anders. Zonder iets af te willen doen aan het feit dat de confrontatie in het ziekenhuis met een geliefde die door geweld om het leven is gekomen een afschuwelijke en zeer emotionele ervaring is en de gedetailleerde berichtgeving in de media confronterend en pijnlijk, is de rechtbank van oordeel dat gevallen waarin een ruimere uitleg is gegeven aan het confrontatievereiste zich niet laten vergelijken met de confrontatie in de onderhavige zaak.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de vordering wat betreft schade bestaande uit shockschade afwijst.
-
affectieschade
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade betreft een vergoeding voor affectieschade, vastgesteld aan de hand van de standaardbedragen genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade.
Affectieschade betreft immateriële schade die bestaat uit het verdriet dat en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, ernstig gewond raakt of overlijdt. Aanspraak op vergoeding van immateriële schade bestaat evenwel slechts indien en voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Vergoeding van affectieschade viel tot 2019 buiten de wettelijke regelingen. Om vergoeding van affectieschade mogelijk te maken, moest er dan ook een wettelijke grondslag komen en daartoe is per 1 januari 2019 de wet gewijzigd. De wetgever heeft bepaald dat een beperkte kring van gerechtigden aanspraak mag maken op affectieschade. Het betreft ouders, partners en kinderen van het slachtoffer alsmede gevallen waarin er sprake is van een duurzame zorgrelatie in gezinsverband, zoals bij pleegkinderen het geval zal zijn of bij het kleinkind dat door een grootouder wordt groot gebracht.
Voorts is in artikel 6:108 lid 4 sub g BW een zogenoemde hardheidsclausule opgenomen, die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding toekent aan een persoon die niet tot de vaste kring van gerechtigden behoort. Als voorbeeld in de Memorie van Toelichting wordt gegeven broers en zussen die langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. Broers en zussen zijn dus in principe door de wetgever van de regeling uitgesloten, tenzij er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden zoals in voornoemd voorbeeld beschreven.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] broers van het slachtoffer zijn. Zoals hiervoor overwogen heeft de wetgever broers en zussen bewust uitgesloten van de kring van gerechtigden. Dan past het de rechterlijke macht niet om buiten de bedoeling van de wetgever om deze kring uit te breiden. De wetgever heeft wel voorzien in een restcategorie, maar ook hier vallen de benadeelde partijen de heer [benadeelde 3]
en de heer [benadeelde 4] niet onder. Voor de rechtbank is het volkomen helder dat zij een nauwe en affectieve relatie hadden met hun zus en dat zij veel pijn en verdriet ondervonden hebben en ook nu nog ondervinden door de dood van [slachtoffer 1] , maar van uitzonderlijke omstandigheden, zoals de wetgever bij het maken van de restcategorie voor ogen heeft gestaan en op grond waarvan de benadeelde partijen dan zouden verschillen van andere personen die hun broer of zus als gevolg van een misdrijf verliezen, is hier onvoldoende gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] wat betreft deze schadepost wordt afgewezen.
De ouders van [slachtoffer 1] vallen onder de beperkte kring van gerechtigden die aanspraak maken op affectieschade. De vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] wat betreft deze schadeposten zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
- proceskosten
De rechtbank zal ten aanzien van de proceskostenvergoeding, zoals verzocht, aansluiting zoeken bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, waarbij zes punten toegekend worden (één punt voor het indienen van de vordering, een half punt voor de aanwezigheid op de pro-forma zitting van 26 juni 2020, één punt voor het bijwonen van de schouw op 16 juli 2020, anderhalf punt voor de aanwezigheid op de zitting van 29 september 2020, één punt voor de aanwezigheid op de zitting van 15 december 2020 en één punt voor de aanwezigheid op de zitting van 12 januari 2021). Gelet op de hoogte van de vorderingen van de heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] staat één punt gelijk aan een bedrag van € 1.114,--. De rechtbank zal de tot op heden gemaakte proceskosten in deze vorderingen begroten op
€ 6.684,--. Gelet op de hoogte van de vorderingen van de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] staat één punt gelijk aan een bedrag van € 478,--, met een maximum van vijf punten. De rechtbank zal de tot op heden gemaakte proceskosten in deze vorderingen begroten op
€ 2.390,--.
Toekomstige schade
Door de benadeelde partijen zijn nu al vergoeding van reis- en parkeerkosten, medische kosten, gederfd levensonderhoud, kosten lijkbezorging en immateriële schade gevorderd die samenhangen met een eventueel hoger beroep in de toekomst. Omdat op het moment van beoordeling en beslissing onzeker is of in de strafzaak hoger beroep zal worden ingesteld, noch of de eerder genoemde kosten zullen worden gemaakt zal de rechtbank de benadeelde partijen in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dubbele posten, wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkheid
De dubbele schadeposten die zowel bij [benadeelde 1] als bij [benadeelde 2] zijn opgevoerd zullen indien toewijsbaar aan ieder van hen voor de helft worden toegewezen.
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ingetreden. Nu dit moment voor de opgevoerde schadeposten verschilt, zal de rechtbank de wettelijke rente per schadepost vaststellen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte – voor wat betreft de toegewezen bedragen – steeds de schadevergoedingsmaatregel als in artikel 36f Sr opleggen. De duur van de gijzeling beloopt maximaal één jaar in totaal voor alle toegewezen vorderingen. De rechtbank bepaalt bij de oplegging van de onderhavige maatregel per vordering de duur van de gijzeling die ingevolge artikel 6:4:20 Sv kan worden toegepast. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze betalingsverplichting worden aangevuld met na te noemen dagen gijzeling per toegewezen vordering.
Waar in het navolgende niet tot integrale toewijzing noch afwijzing van vorderingen wordt beslist, kondigt de rechtbank aan dat in die gevallen de benadeelde partijen in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen hun vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vorderingen
De vorderingen ten aanzien van parketnummer 08/760081-19 feit 1:
- de heer [benadeelde 1]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, tot het totaal bedrag van € 40.915,51. Dit betreft de posten reis- en parkeerkosten € 30,59 (€ 61,19 : 2), gederfd levensonderhoud
€ 13.332,--, kosten van lijkbezorging € 7.552,92 (€ 15.105,83 : 2), immateriële schade (affectieschade) € 20.000,-- en proceskosten € 6.684,--.
- mevrouw [benadeelde 2]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 40.915,15. Dit betreft de posten reis- en parkeerkosten € 30,59 (€ 61,19 : 2), gederfd levensonderhoud
€ 13.332,--, kosten van lijkbezorging € 7.552,92 (€ 15.105,83 : 2), immateriële schade (affectieschade) € 20.000,-- en proceskosten € 6.684,--.
De post die ziet op shockschade zal de rechtbank onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten afwijzen.
- de heer [benadeelde 3]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 9.336,52. Dit betreft de posten reis- en parkeerkosten € 7,40, kosten van lijkbezorging € 7.024,12 en proceskosten € 2.390,--.
De post die ziet op affectieschade zal de rechtbank onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten afwijzen.
- de heer [benadeelde 4]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 9.329,12. Dit betreft de posten kosten van lijkbezorging € 7.024,12 en proceskosten € 2.390,--.
De post die ziet op affectieschade zal de rechtbank onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten afwijzen.
De vordering ten aanzien van parketnummer 08/760081-19 feit 2:
[slachtoffer 2]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering geheel toewijsbaar is, tot het totaal bedrag van € 589,97. Dit betreft de posten kosten kapotte spijkerbroek en jas € 89,97 en immateriële schade € 500,--.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/760081-19 onder 1 primair en 2 en het onder parketnummer 08/760033-20 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/760081-19 onder 1 primair en 2 en onder parketnummer 08/760033-20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08/760081-19
feit 1 primair:
het misdrijf: moord;
feit 2:
het misdrijf: mishandeling;
Parketnummer 08/760033-20
het misdrijf: een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en in bezit heeft gehad, zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/760081-19 onder 1 primair en 2 en het onder parketnummer 08/760033-20 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
  • gelast dat verdachte
  • beveelt dat de terbeschikkinggestelde
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de na te noemen benadeelde partijen (parketnummer 08/760081-19 feit 1) van na te noemen bedragen aan:
de heer [benadeelde 1]
- € 30,59 (reis- en parkeerkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
12 januari 2021;
- € 13.332,-- (gederfd levensonderhoud), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2020;
- € 227,50 (factuur bloemen € 455,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
28 december 2019;
- € 351,80 (factuur catering € 703,60 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
17 februari 2020;
- € 470,05 (kosten uitvaartverzorging € 940,09 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2020;
- € 1.678,50 (gemeentelijke belastingen € 3.357,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2020;
- € 2.669,26 (grafsteen € 5.338,52 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
18 mei 2020;
- € 12,50 (reiskosten begrafenis € 25,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2020;
- € 2.143,31 (1ste verlenging grafrechten € 4.286,62 : 2);
- € 20.000,-- (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 6.684,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2021, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
mevrouw [benadeelde 2]
- € 30,59 (reis- en parkeerkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2021;
- € 13.332,-- (gederfd levensonderhoud), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2020;
- € 227,50 (factuur bloemen € 455,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
28 december 2019;
- € 351,80 (factuur catering € 703,60 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
17 februari 2020;
- € 470,05 (kosten uitvaartverzorging € 940,09 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2020;
- € 1.678,50 (gemeentelijke belastingen € 3.357,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2020;
- € 2.669,26 (grafsteen € 5.338,52 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
18 mei 2020;
- € 12,50 (reiskosten begrafenis € 25,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2020;
- € 2.143,31 (1ste verlenging grafrechten € 4.286,62 : 2);
- € 20.000,-- (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 6.684,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2021, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
de heer [benadeelde 3]
- € 7,40 (reis- en parkeerkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2020
- 7.024,12 (2de verlenging grafrechten);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2.390,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2021, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
de heer [benadeelde 4]
- 7.024,12 (2 de verlenging grafrechten);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 2.390,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 februari 2021, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de na te noemen benadeelde partij (parketnummer 08/760081-19 feit 2) van na te noemen bedragen aan:
de heer [slachtoffer 2]
- € 89,97 (vergoeding spijkerbroek en jas), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2019;
- € 500,-- (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2019;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
schadevergoedingsmaatregel
- legt ten aanzien van de na te noemen vorderingen de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van na te noemen bedragen,te vermeerderen met de wettelijke rente, telkens vanaf te noemen datum, ten behoeve van de betreffende benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van na te noemen dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
aan de heer [benadeelde 1]
- € 30,59 (reis- en parkeerkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
12 januari 2021;
- € 13.332,-- (gederfd levensonderhoud), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2020;
- € 227,50 (factuur bloemen € 455,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
28 december 2019;
- € 351,80 (factuur catering € 703,60 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
17 februari 2020;
- € 470,05 (kosten uitvaartverzorging € 940,09 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2020;
- € 1.678,50 (gemeentelijke belastingen € 3.357,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2020;
- € 2.669,26 (grafsteen € 5.338,52 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
18 mei 2020;
- € 12,50 (reiskosten begrafenis € 25,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2020;
- € 2.143,31 (1ste verlenging grafrechten € 4.286,62 : 2);
- € 20.000,-- (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
25 december 2019;
- en bepaalt dat gijzeling voor de duur van 147 dagen kan worden toegepast;
aan mevrouw [benadeelde 2]
- € 30,59 (reis- en parkeerkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
12 januari 2021;
- € 13.332,-- (gederfd levensonderhoud), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
1 januari 2020;
- € 227,50 (factuur bloemen € 455,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
28 december 2019;
- € 351,80 (factuur catering € 703,60 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
17 februari 2020;
- € 470,05 (kosten uitvaartverzorging € 940,09 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2020;
- € 1.678,50 (gemeentelijke belastingen € 3.357,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 februari 2020;
- € 2.669,26 (grafsteen € 5.338,52 : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
18 mei 2020;
- € 12,50 (reiskosten begrafenis € 25,-- : 2), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2020;
- € 2.143,31 (1ste verlenging grafrechten € 4.286,62 : 2);
- € 20.000,-- (affectieschade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
25 december 2019;
- en bepaalt dat gijzeling voor de duur van 147 dagen kan worden toegepast;
aan de heer [benadeelde 3]
- € 7,40 (reis- en parkeerkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2020
- 7.024,12 (2de verlenging grafrechten);
- en bepaalt dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast;
aan de heer [benadeelde 4]
- 7.024,12 (2de verlenging grafrechten);
- en bepaalt dat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast;
aan de heer [slachtoffer 2]
- € 89,97 ( vergoeding spijkerbroek en jas), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2019;
- € 500,-- (immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 december 2019;
- en bepaalt dat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vorderingen van mevrouw [benadeelde 2] , de heer [benadeelde 3] en de heer
[benadeelde 4] voor het deel dat ziet op shockschade (€ 25.000,--) dan wel affectieschade
(€ 17.500,--) af;
- bepaalt dat de vorderingen van de heer [benadeelde 1] , mevrouw [benadeelde 2] , de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] voor het overige deel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen, en dat de benadeelde partijen de vorderingen voor dat deels slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een laptop, merk Acer.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, onderzoek Warschau met nummer ON2R019125 van 14 juli 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 08/760081-19
Feit 1
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 25 december 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 362 en 363:
Op 25 december 2019 liep ik over de Bankastraat in Hengelo, ik kwam vanuit de richting van de Weideweg. Ik sloeg de [adres 9] in en liep door in de richting van het [Adres 10] . Dit was rond 1:45 uur. Ik zag op een gegeven moment vlak voor het eerste blok met woningen aan de rechterkant een auto half op het trottoir staan. Deze auto stond met de neus in mijn richting en de deur van de bestuurder stond open. Ik loop verder en dan zie ik een vrouw op haar buik liggen met haar hoofd van de auto af. Ik zie dat deze vrouw met de billen bloot ligt en dat er een man op haar benen zit en bezig is met haar broek. Hij was daar in ieder geval aan het frommelen. En toen werd ik door de dader aangevallen. Ik riep de hele tijd: "Help". Dit om mensen te alarmeren. Er kwamen op dat moment ook mensen naar buiten en toen ging hij er vandoor. De man rende in de richting van de Bankastraat , waar ik vandaan kwam. Ik zag dat de man zijn bril had verloren. Ik zag dat er een andere man aan kwam lopen met de telefoon aan het oor. We zijn gaan kijken bij het meisje of ze nog leefde. Ik heb met mijn hand op haar borst gevoeld of er nog een hartslag was. Dit was niet geval, ik voelde geen hartslag. Ik ben bij haar gebleven tot de politie kwam.
De man kan ik als volgt omschrijven:
- een blanke man.
- gemillimeterd bruin haar.
- hij was iets kleiner dan ik. Ik ben zelf 1.82 m. Hij was net iets lager.
- leeftijd eind twintig, begin dertig.
- hij had een donkere trui of overhemd aan. Iets in die richting. In ieder geval donker,
volgens mij zwart.
- blauwe jeans
- bril
- tenger gebouwd.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 10 januari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 374 tot en met 376:
Het portier hing open boven het voetpad. Ik liep daar om heen en word gelijk geconfronteerd met de situatie. Ik zag haar liggen op de buik, hoofd afgewend naar de straat. Haar armen rechts langs het lichaam, naar beneden wijzend. Toen liep ik twee passen verder om te kijken wat er precies aan de hand was. Toen zag ik de bloedvlek waar ze met haar hoofd in lag. Dus toen wist ik 'hier is iets gebeurd'. Toen sprak ik in het algemeen 'Wat is hier gebeurd'. Ik kreeg van hem geen reactie. Toen zag ik dat hij iets met de broek van het slachtoffer aan het doen was, naar beneden trekken of boven trekken. Terwijl zij in een plas bloed lag. Toen vroeg ik 'wat ben jij nou aan het doen? Weer geen reactie. Toen richtte ik mij tot het meisje. Ik vroeg van 'meisje, alles goed?'. Dat had natuurlijk geen zin, want zij kon niks. Op dat moment viel hij mij aan. Ik voelde zijn duimen op mijn oog. Hij probeerde met zijn duimen mijn ogen eruit te duwen. Ik probeerde dat tegen te houden, pakte zijn armen vast. Ondertussen schreeuwde ik de hele buurt bij elkaar. Op het moment dat er mensen naar buiten kwamen, sloeg hij op de vlucht. Hij was heel erg gefocust, zonder gezichtsuitdrukking of wat. Ik zag ook geen paniek, of wanhoop, zo van ‘Ik ben erbij’. Dat zag ik niet. Het leek echt of hij doelbewust bezig was. Misschien is ‘professioneel’ een verkeerd woord, maar zoals een professional bezig zou zijn met z’n werk.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , van 25 december 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van verbalisant op pag. 336:
Op de [adres 9] , ter hoogte van perceel nummer [nummer 1] , zag ik een zwartkleurige Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] . Net achter het voornoemde voertuig zag ik een vrouw op de grond liggen. Zij lag op haar rug. Ik zag dat er rondom het bovenlichaam van deze vrouw zeer veel bloed op de straat lag. Ik, verbalisant, heb aan de pols van de vrouw gevoeld of er een hartslag was. Dit bleek niet het geval. Hierop heb ik samen met collega [verbalisant 2] de AED aangesloten. Deze gaf geen schok maar gaf het advies om te reanimeren. Nadat ik aan de hartmassage begonnen was en er nog een ambulance ter plaatse was voor ondersteuning bleek al snel dat het geen enkele zin had om verder te gaan vanwege de vele verwondingen van het slachtoffer. Het slachtoffer was inmiddels al overleden.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , van 9 januari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van verbalisant, pagina 350:
Op 25 december 2019 omstreeks 02.10 uur werden wij, door het Operationeel Centrum, gestuurd naar Hengelo, de Weideweg. Aldaar zou een man staan die gemeld had aangevallen te zijn met een mes. Ter plaatse troffen wij niemand aan.
Ik heb melder [verdachte] , op woensdag 25 december 2019 om 02.21 uur gebeld. Ik hoorde dat iemand de telefoon op nam en zei, met [verdachte] . Ik vroeg aan [verdachte] , in welke straat sta je? Ik hoorde dat [verdachte] zei, in de Jozef Israelstraat ter hoogte van nummer [nummer 2] . Ik zag dat collega's van surveillance voertuig 2401 ons tegemoet kwamen rijden in de Jozef Israelstraat en [verdachte] eerder dan ons zagen staan.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , van 25 december 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van verbalisanten, pagina 352 en 353:
Op 25 december 2019 omstreeks 02.03 uur hoorden wij via de portofoon dat er iemand in elkaar geslagen zou worden aan het [adres 9] te Hengelo. Kort hierop hoorden wij dat collega's die ter plaatse waren bezig waren met reanimeren van het slachtoffer en dat deze meerdere steekwonden zou hebben. Aanrijdend hoorden wij via de portofoon dat er een tweede melder was die aangaf ook te zijn belaagd door een manspersoon met een mes.
Via de portofoon hoorden wij dat collega's doorgaven dat de melder in de Jozef Israelsstraat zou lopen. Tevens hoorden wij van het OC Hengelo dat de melder ook wel eens de verdachte kon zijn. Ter plaatse zagen wij een mannelijk persoon staan met een wit T-shirt en blauwe spijkerbroek aan. Wij zagen dat het een man betrof met zeer kort haar en een blank uiterlijk. Wij hoorden dat de man zei dat hij zijn bril kwijt was. Wij zagen dat de man in zijn rechterhand, in zijn handpalm, onder zijn duim een snee had. Tevens zagen wij dat de man verschillende bloedvlekken op zijn witte T-shirt had.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] heb toen aan de collega's op de plaats delict nogmaals het
signalement gevraagd van de verdachte. Via de portofoon hoorden wij dat het volgende signalement werd doorgegeven naar aanleiding van getuigen verklaringen ter plaatse. Het zou gaan om een mannelijk persoon van ongeveer 30 jaar oud. De verdachte zou donker kort haar hebben en een blauwe spijkerboek aanhebben. Tevens zou de man een bril hebben gedragen die op de plaats delict is achtergebleven.
De man waarmee wij in gesprek waren voldeed aan dit signalement. Tevens gaf de man aan dat hij zijn bril kwijt was. Dit alles tezamen met daarbij onze hierboven omschreven bevindingen hebben wij de verdachte aangehouden ter zake doodslag.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten het rapport “pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijke niet-natuurlijke dood, van 23 januari 2020 van dr. J. Fronczek, arts en patholoog en verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 186 en 187:
De sectie betrof bij [slachtoffer 1] , 27 jaren oud, met laag aan de hals en hoog aan de
borst 7 steekletsels. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch scherprandig, snijdend en perforerend geweld, zoals opgeleverd kan worden door het steken met één of meerdere mes(sen). In relatie met 2 van de steekletsels was er onder ander perforatie van grote bloedvaten. Dit heeft ernstig bloedverlies veroorzaakt. Deze 2 letsels kunnen als zodanig het overlijden verklaren op basis van algehele weefselschade door ernstig bloedverlies. In relatie met de overige 5 steekletsels was er onder andere perforatie van de linkerborstholte en de linkerlong. Op zich kunnen deze letsels het overlijden niet verklaren; wel kunnen ze, middels bloedverlies en longfunctiestoornissen, een bijdrage hebben geleverd aan (de snelheid van) het intreden van de dood.
het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] van 18 februari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 560 tot en met 586:
Op 25 december 2019 vond er een steekincident met dodelijke afloop plaats aan de [adres 9] te Hengelo. Als verdachte hiervan werd aangehouden:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Door ons werd onderzoek gedaan naar opgenomen beeldmateriaal van bewakingsbeelden in de omgeving van de woning van de verdachte, alsmede in het centrum van Hengelo, dit teneinde de verdachte en het slachtoffer in beeld te kunnen brengen.
Bij de volgende bewakingscamera's komt de verdachte in beeld en werden de beelden hiervan veiliggesteld voor het onderzoek te weten van 24 december 2019 23:00 uur tot en met 25 december 2019 tot 02:30 uur.
2. Gemeentecamera's in centrum: (Tijdstip printscreens/relaas overgenomen van bewegende beelden.)
-2A hoek Wemenstraat-Enschedesestraat. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
-28 hoek Willemstraat-Langestraat/Burg. Jansenplein. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
-2C hoek Marktstraat-Brinkstraat. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
5. [horecagelegenheid] , [adres 5] Hengelo. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
6. Gemeentehuis/Stadskantoor, Burg. Jansenplein 1 Hengelo. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
7. [coffeeshop] , [adres 6] Hengelo. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
9. [adres 7] Hengelo. (deurbel camera) Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
10. [adres 8] Hengelo. Beeldtijd gelijk aan werkelijke tijd.
Nadat de verdachte rechtdoor is gelopen de Willemstraat in, is om 01:42:25 uur te zien op de gemeentecamera Marktstraat-Langestraat-Burg. Jansenplein ( camera positie 2B ) dat de verdachte, schoppend tegen rommel op de grond en kennelijk wat onvast ter been, loopt richting de Langestraat-Burg. Jansenplein. Ook kijkt hij hier naar twee passerende vrouwen. Als deze vrouwen gepasseerd zijn, blijf de verdachte [verdachte] even staan en kijkt nogmaals
achterom naar de gepasseerde vrouwen die dan al uit beeld van de camera zijn.
[afbeelding]
Terrascamera horecagelegenheid [horecagelegenheid] [adres 5] Hengelo.
Op de volgende bewakingscamera is te zien dat het slachtoffer [slachtoffer 1] te 01:43:11 uur het overdekte terras van horecagelegenheid [horecagelegenheid] verlaat.
Op de gemeentecamera hoek Enschedesestraat-Wemenstraat (camerapositie 2A) is te zien dat het slachtoffer [slachtoffer 1] om 01:43:13 uur het terras afkomt met een geopende paraplu. Zij loopt dan linksaf, over het Burg. Jansenplein in de richting van de Langestraat. Zie printscreen hieronder. Vervolgens loopt zij door over het Burg. Jansenplein en is haar paraplu nog kort te zien.
[afbeelding]
Camera positie Gemeentehuis/Stadskantoor Burg. Jansenplein 1 Hengelo.
Vervolgens komt verdachte om 01:43:19 uur in beeld bij de bewakingscamera van het gemeentehuis. Op de bewegende beelden is te zien dat verdachte, komende uit de richting Willemstraat, loopt over het Burg. Jansenplein en gaat in de richting van de Enschedesestraat. Ook is te zien dat verdachte tegen rommel op de grond schopt zoals hij deed in de Willemstraat. Zie printscreens hierna.
[afbeelding]
Ondertussen loopt slachtoffer [slachtoffer 1] (groene lijn) in de richting van het gemeentehuis. Verdachte loopt (gele lijn) vanaf Willemstraat, over het Burg. Jansenplein in de richting van Wemenstraat x Brinkstraat. Binnen de rode cirkel hebben beide elkaar mogelijk ontmoet, gezien of in ieder geval tegen kunnen komen. Uit de bewakingsbeelden hierna blijkt dat de verdachte is omgedraaid en terug loopt richting het gemeentehuis, in dezelfde richting als slachtoffer [slachtoffer 1] .
Op dezelfde camera ( 6 ) van het gemeentehuis is te zien dat slachtoffer [slachtoffer 1] om 01:43: 55 uur over het Burg. Jansenplein loopt met een opengeklapte paraplu. Zij loopt in de richting van de Langestraat. Zie printscreen hieronder.
[afbeelding]
8 seconden later (01:44:03 uur ) is op de beelden van deze camera te zien dat de verdachte in dezelfde richting loopt als slachtoffer [slachtoffer 1] . Op de beelden is niet te zien of slachtoffer en verdachte contact hebben. Tussen slachtoffer en verdachte loopt geen ander publiek. Ook achter verdachte aan loopt geen publiek. Zie printscreen.
[afbeelding]
Camera positie [coffeeshop] .
De volgende camera waar slachtoffer [slachtoffer 1] in beeld komt is de bewakingscamera van [coffeeshop] aan de [adres 6] te Hengelo. Deze camera staat gericht op de Deldenerstraat met de kruising Langestraat. Op de beelden is te zien dat slachtoffer [slachtoffer 1] om 01:45:16 uur met uitgeklapte paraplu over het trottoir in de richting van de rijbaan van de Deldenerstraat loopt en deze oversteekt, in de richting van het [Adres 10] .
Kort hierna, 01:45:27 uur, is te zien dat verdachte in dezelfde richting als slachtoffer [slachtoffer 1] loopt en later eveneens de Deldenerstraat oversteekt in de richting van het [Adres 10] . Verdachte loopt dan ongeveer op een afstand van 11 seconden achter het slachtoffer.
Camera positie [adres 7] , deurbel camera.
De laatste camera waar het vermoedelijke slachtoffer en verdachte in beeld komen, betreft een deurbel camera aan de woning [adres 7] te Hengelo. [adres 7] is een zijstraat van de [adres 9] . De camera staat gericht op het flat dat in het verlengde staat aan de [adres 9] , daar waar het [Adres 10] over gaat in de [adres 9] . Het tijdstip van deze opname is 01:49:36 uur. Zie printscreen hierna.
[afbeelding]
Camerapositie [adres 8] Hengelo.
Op de beelden van de bewakingscamera bij de woning [adres 8] Hengelo is de verdachte te zien zonder zijn trui, jas en bril. Verdachte [verdachte] loopt de doodlopende steeg in tussen de percelen [nummer 3] en [nummer 4] en komt na korte tijd weer teruglopen richting de [straat] . Het tijdstip van deze opnamen is 02:04: 55 uur tot en met 02:05:25 uur.
[afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] van 17 februari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 593 tot en met 595:
In de periode van 26 december tot en met 17 februari 2020 verrichte ik op meerdere dagen
onderzoek naar de veiliggestelde, bewegende beelden van het adres [adres 7] te Hengelo (ov). Ik zag dat de beelden afkomstig waren van een Nest deurbel voorzien van camera en dat de infrarood stand van de camera was ingeschakeld gedurende het vastleggen van deze voornoemde beelden.
[afbeelding]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020, voor zover inhoudende de verklaring die verdachte heeft afgelegd, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [slachtoffer 1] heb gedood. Het mes heb ik daarna weggegooid. Ook heb ik mijn jas weggegooid en in een prullenbak gestopt.
het proces-verbaal van verhoor verdachte van 6 januari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 88 tot en met 93:
Ik weet dat ik haar in de houdgreep heb genomen, volgens mij was ze op dat moment haar tassen in de auto aan het zetten, en het eerstvolgende, en waarna er een mes in de linkerkant in haar borstkas is gegaan of gestoken. Daarna had ik haar op de grond gelegd en toen kreeg ik de controle, zeg maar, weer een beetje terug. Er was geen reden, ze viel me niet aan, ze schreeuwde niet of wat dan ook. Ik ken haar verder niet.
Ze legde wat op de achterbank neer. Ik zag alleen haar achterkant, dus alleen het haar en de jas die ze aanhad en haar broek. Ik heb haar gezicht verder niet gezien. Ja de linkerarm in de houdgreep, om de nek heen, met die rechter. Ik heb niet eens doorgehad dat ik een mes heb gepakt of wat dan ook, gewoon op een gegeven moment uitgehaald en daar zat een mes in. Ze reageerde angstig, om zich heen zwaaien, dat soort dingen. Je kon merken dat ze los probeerde te komen. Zij probeerde mijn arm weg te duwen, en volgens mij probeerde ze mijn lichaam ook weg te duwen. Ik weet dat ik haar neer heb gelegd op haar buik.
11.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 januari 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende op pag. 105 tot en met 111:
Die [de rechtbank begrijpt: het mes] zat in principe in één keer in haar borstkas. Het voelt alsof je met je hand in warme olie ligt. Ik eh, blijf het geluid ook telkens horen dat ze de laatste
keer dat ze uit ademt.
Ik stak het mes tot aan het handvat in [slachtoffer 1] , dus het blad van het mes, ik denk 10-11 cm. [slachtoffer 1] werd zwaar vlak nadat ik haar had gestoken. Ik heb haar toen op haar buik neergelegd. Naar mijn weten had je twee handen nodig om het mes te openen.
Feit 2
het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 september 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 28 februari 2020, pag. 679 en 680;
feit 3
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 9] van 27 december 2019, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van verbalisant, pag. 696
Op donderdag 26 december 2019 omstreeks 14.10 uur heb ik samen met college [verbalisant 10] de woning, van [verdachte] , aan [adres 1] te Hengelo betreden om zoekend rond te kijken, ter inbeslagname van een laptop. Om 15.40 uur zag collega [verbalisant 10] links naast de bank, gezien van de toegangsdeur, een Acer laptop liggen. Deze hebben wij inbeslaggenomen.
Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van [naam 5] van 20 april 2020, inclusief bijlagen, zakelijk weergegeven, inhoudende het relaas van verbalisant, pag. 701 tot en met 709
De forensische kopie van het navolgende goed is aan het TBKK aangeboden ter onderzoek: Laptop Acer E5-575-320P. Op dinsdag 24 maart 2020 heb ik, verbalisant, een nader onderzoek ingesteld in het ter beoordeling aangeboden materiaal. Ik heb vastgesteld dat hierop in totaal 857 afbeeldingen, waarvan 845 unieke afbeeldingen voorkwamen die volgens de criteria kinderpornografisch zijn. Het betreft hier allen foto's.
Het kinderpornografisch materiaal betrof vrijwel alleen meisjes met een kennelijke leeftijd tussen de 4 en 14 jaar. Ook zaten er enkele afbeeldingen jonger dan 4 jaar tussen het materiaal tot aan de baby leeftijd aan toe.
Het materiaal waarbij het penetratie betrof was veelal close up, waardoor de handeling goed
zichtbaar was. Penetratie betrof naast vaginale en anale penetratie voornamelijk orale penetratie van een man bij een minderjarige.
Vrijwel al het materiaal leek opgenomen in een zogenaamde huiselijke setting.
Alle kinderpornografische categorieën waren vertegenwoordigd.
Poseren ongeveer 50% van het materiaal
Penetratie ongeveer 30% van het materiaal
Ontuchtige handelingen ongeveer 15% van het materiaal
Overige ongeveer 5% van het materiaal
Met dier enkele afbeeldingen
Al het materiaal was verwijderd/deleted
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] van 12 juni 2020, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van verbalisant, pag. 1021 en 1022:
In de internethistorie met de bestandspaden waarin indicaties zijn te vinden voor de aanwezigheid van kinderporno wordt met name verwezen naar de volgende locatie: [locatie] . Deze bestandspaden werden blijkens de gegevens uit ' [naam 6] ' aangemaakt over de periode van december 2018 tot en met augustus 2019. Ik zag in deze bestandslocatie dat de naam ' [naam 7] ' als user is opgegeven.
Wat betreft de aangetroffen locatie 'Nieuwe Map' heeft in het algemeen te gelden dat een gebruiker een extra handeling dient te verrichten om de te downloaden bestanden vanuit de map 'Downloads' te verplaatsen naar een daarin aangemaakte map als de 'Nieuwe Map'. Het instellen van de map 'Nieuwe Map' als de 'standaarddownloadmap' vereist ook een extra handeling.

Voetnoten

1.Pro Justitia rapportage van [naam 8] , klinisch psycholoog, [naam 4] , psychiater en [naam 1] , psychiater, verbonden aan het PBC, d.d. 18 september 2020.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 december 2020.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 december 2020.
4.Pro Justitia rapportage van [naam 8] , klinisch psycholoog, [naam 4] , psychiater en [naam 1] , psychiater, verbonden aan het PBC, d.d. 18 september 2020.
5.Daar waar de afkorting (hb) is opgenomen, wordt bedoeld: ‘gevorderde kosten in verband met eventueel hoger beroep’.