8.4Het oordeel van de rechtbank
-
Rechtstreekse schade
Op grond van artikel 361 lid 2 onder b Sv jo artikel 6:98 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een benadeelde partij een vordering indienen als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit en moet de schade in zodanig verband staan met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde reis- en parkeerkosten door de heer [benadeelde 1] , mevrouw [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet zijn betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en daarmee naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de gevorderde schadeposten kapotte spijkerbroek en jas door de heer [slachtoffer 2] niet zijn betwist voldoende onderbouwd en aannemelijk en daarmee naar het oordeel van de rechtbank toewijsbaar.
-
Gederfd levensonderhoud
Op grond van artikel 51f Sv jo artikel 6:108 BW kunnen de echtgenotes, de minderjarige kinderen en andere bloed- of aanverwanten van een slachtoffer die als gevolg van een strafbaar feit is overleden (bloed- of aanverwanten mits de overledene reeds ten tijde van het overlijden geheel of ten dele in het levensonderhoud van de bloed- of aanverwant voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was) vorderingen indienen tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud.
De heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] hebben een vordering ingediend ter zake van gederfd levensonderhoud. Deze posten zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
-
Kosten van lijkbezorging
Op grond van artikel 51f Sv (oud) jo. artikel 6:108 BW (oud) kan degene die de kosten van een uitvaart heeft betaald voor een slachtoffer dat als gevolg van een strafbaar feit is overleden, een vordering indienen om die kosten op de verdachte in het strafproces te verhalen. De heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] hebben de kosten van de uitvaart gevorderd, kosten die samenhangen met de lijkbezorging en grafrechten. De heer
[benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] hebben kosten gevorderd van de grafrechten. Deze posten zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
Nadeel dat niet in vermogensschade bestaat/immateriële schade
-
immateriële schade / shockschade
Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in beperkte mate mogelijk te maken. In dat verband bepaalt artikel 6:106, lid 1, aanhef en onder b BW, - voor zover van belang - dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De heer [slachtoffer 2] heeft op grond van genoemd artikel een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend. Deze post is door de verdediging niet gemotiveerd betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal worden toegewezen.
Mevrouw [benadeelde 2] heeft op grond van genoemd artikel een vordering tot vergoeding van shockschade ingediend.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad kan vergoeding van immateriële schade plaatsvinden als onrechtmatig gehandeld is jegens degene bij wie door het waarnemen van het ten laste gelegde of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand, tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ten laste gelegde is gedood of gewond. Voor vergoeding van deze shockschade is nodig dat bij degene die de schade claimt sprake is van een psychiatrisch erkend ziektebeeld.
In 2009 heeft de Hoge Raad in aanvulling hierop overwogen:
“Met artikel 6:106 BW is beoogd vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade slechts in beperkte mate mogelijk te maken, in verband waarmee voor vergoeding van shockschade alleen onder strikte voorwaarden plaats is. Hiermee strookt niet het vereiste van waarneming van het ongeval of directe confrontatie met zijn ernstige gevolgen vanwege de aard of ernst van de normschending, zoals vanwege het opzettelijk begaan daarvan, terzijde te stellen of af te zwakken.”
De rechtbank ziet, mede gelet op voornoemde jurisprudentie van de Hoge Raad, geen mogelijkheden de strikte eisen die de Hoge Raad heeft gesteld aan het confrontatievereiste in deze zaak af te zwakken. Mede vanwege deze strikte eisen, die onverkort van toepassing zijn gebleven en die in de praktijk als onrechtvaardig werden ervaren omdat het voor nabestaanden zodoende zeer moeilijk was een vorm van immateriële schadevergoeding te vorderen, is de Wet Affectieschade per 1 januari 2019 in werking getreden. In deze wet is wat betreft shockschade niets opgenomen, zodat ook in de tekst van deze wet geen aanleiding is te vinden voor een ruimere interpretatie van het confrontatievereiste. Dat in een beperkt aantal gevallen in de feitenrechtspraak, met name vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet Affectieschade, een ruimere uitleg is gegeven aan het confrontatievereiste maakt dat niet anders. Zonder iets af te willen doen aan het feit dat de confrontatie in het ziekenhuis met een geliefde die door geweld om het leven is gekomen een afschuwelijke en zeer emotionele ervaring is en de gedetailleerde berichtgeving in de media confronterend en pijnlijk, is de rechtbank van oordeel dat gevallen waarin een ruimere uitleg is gegeven aan het confrontatievereiste zich niet laten vergelijken met de confrontatie in de onderhavige zaak.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de vordering wat betreft schade bestaande uit shockschade afwijst.
-
affectieschade
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade betreft een vergoeding voor affectieschade, vastgesteld aan de hand van de standaardbedragen genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade.
Affectieschade betreft immateriële schade die bestaat uit het verdriet dat en de pijn die is veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, ernstig gewond raakt of overlijdt. Aanspraak op vergoeding van immateriële schade bestaat evenwel slechts indien en voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Vergoeding van affectieschade viel tot 2019 buiten de wettelijke regelingen. Om vergoeding van affectieschade mogelijk te maken, moest er dan ook een wettelijke grondslag komen en daartoe is per 1 januari 2019 de wet gewijzigd. De wetgever heeft bepaald dat een beperkte kring van gerechtigden aanspraak mag maken op affectieschade. Het betreft ouders, partners en kinderen van het slachtoffer alsmede gevallen waarin er sprake is van een duurzame zorgrelatie in gezinsverband, zoals bij pleegkinderen het geval zal zijn of bij het kleinkind dat door een grootouder wordt groot gebracht.
Voorts is in artikel 6:108 lid 4 sub g BW een zogenoemde hardheidsclausule opgenomen, die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding toekent aan een persoon die niet tot de vaste kring van gerechtigden behoort. Als voorbeeld in de Memorie van Toelichting wordt gegeven broers en zussen die langdurig samenwonen en voor elkaar zorgen. Broers en zussen zijn dus in principe door de wetgever van de regeling uitgesloten, tenzij er sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden zoals in voornoemd voorbeeld beschreven.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partijen de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] broers van het slachtoffer zijn. Zoals hiervoor overwogen heeft de wetgever broers en zussen bewust uitgesloten van de kring van gerechtigden. Dan past het de rechterlijke macht niet om buiten de bedoeling van de wetgever om deze kring uit te breiden. De wetgever heeft wel voorzien in een restcategorie, maar ook hier vallen de benadeelde partijen de heer [benadeelde 3]
en de heer [benadeelde 4] niet onder. Voor de rechtbank is het volkomen helder dat zij een nauwe en affectieve relatie hadden met hun zus en dat zij veel pijn en verdriet ondervonden hebben en ook nu nog ondervinden door de dood van [slachtoffer 1] , maar van uitzonderlijke omstandigheden, zoals de wetgever bij het maken van de restcategorie voor ogen heeft gestaan en op grond waarvan de benadeelde partijen dan zouden verschillen van andere personen die hun broer of zus als gevolg van een misdrijf verliezen, is hier onvoldoende gebleken.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] wat betreft deze schadepost wordt afgewezen.
De ouders van [slachtoffer 1] vallen onder de beperkte kring van gerechtigden die aanspraak maken op affectieschade. De vorderingen van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] wat betreft deze schadeposten zijn door de verdediging niet gemotiveerd betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk en zullen worden toegewezen.
- proceskosten
De rechtbank zal ten aanzien van de proceskostenvergoeding, zoals verzocht, aansluiting zoeken bij het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, waarbij zes punten toegekend worden (één punt voor het indienen van de vordering, een half punt voor de aanwezigheid op de pro-forma zitting van 26 juni 2020, één punt voor het bijwonen van de schouw op 16 juli 2020, anderhalf punt voor de aanwezigheid op de zitting van 29 september 2020, één punt voor de aanwezigheid op de zitting van 15 december 2020 en één punt voor de aanwezigheid op de zitting van 12 januari 2021). Gelet op de hoogte van de vorderingen van de heer [benadeelde 1] en mevrouw [benadeelde 2] staat één punt gelijk aan een bedrag van € 1.114,--. De rechtbank zal de tot op heden gemaakte proceskosten in deze vorderingen begroten op
€ 6.684,--. Gelet op de hoogte van de vorderingen van de heer [benadeelde 3] en de heer [benadeelde 4] staat één punt gelijk aan een bedrag van € 478,--, met een maximum van vijf punten. De rechtbank zal de tot op heden gemaakte proceskosten in deze vorderingen begroten op
€ 2.390,--.
Toekomstige schade
Door de benadeelde partijen zijn nu al vergoeding van reis- en parkeerkosten, medische kosten, gederfd levensonderhoud, kosten lijkbezorging en immateriële schade gevorderd die samenhangen met een eventueel hoger beroep in de toekomst. Omdat op het moment van beoordeling en beslissing onzeker is of in de strafzaak hoger beroep zal worden ingesteld, noch of de eerder genoemde kosten zullen worden gemaakt zal de rechtbank de benadeelde partijen in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Dubbele posten, wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijkheid
De dubbele schadeposten die zowel bij [benadeelde 1] als bij [benadeelde 2] zijn opgevoerd zullen indien toewijsbaar aan ieder van hen voor de helft worden toegewezen.
Indien de rechtbank vorderingen tot schadevergoeding geheel of ten dele toewijst, zal de rechtbank daarbij tevens de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum waarop de schade is ingetreden. Nu dit moment voor de opgevoerde schadeposten verschilt, zal de rechtbank de wettelijke rente per schadepost vaststellen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte – voor wat betreft de toegewezen bedragen – steeds de schadevergoedingsmaatregel als in artikel 36f Sr opleggen. De duur van de gijzeling beloopt maximaal één jaar in totaal voor alle toegewezen vorderingen. De rechtbank bepaalt bij de oplegging van de onderhavige maatregel per vordering de duur van de gijzeling die ingevolge artikel 6:4:20 Sv kan worden toegepast. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze betalingsverplichting worden aangevuld met na te noemen dagen gijzeling per toegewezen vordering.
Waar in het navolgende niet tot integrale toewijzing noch afwijzing van vorderingen wordt beslist, kondigt de rechtbank aan dat in die gevallen de benadeelde partijen in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen hun vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vorderingen ten aanzien van parketnummer 08/760081-19 feit 1:
- de heer [benadeelde 1]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, tot het totaal bedrag van € 40.915,51. Dit betreft de posten reis- en parkeerkosten € 30,59 (€ 61,19 : 2), gederfd levensonderhoud
€ 13.332,--, kosten van lijkbezorging € 7.552,92 (€ 15.105,83 : 2), immateriële schade (affectieschade) € 20.000,-- en proceskosten € 6.684,--.
- mevrouw [benadeelde 2]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 40.915,15. Dit betreft de posten reis- en parkeerkosten € 30,59 (€ 61,19 : 2), gederfd levensonderhoud
€ 13.332,--, kosten van lijkbezorging € 7.552,92 (€ 15.105,83 : 2), immateriële schade (affectieschade) € 20.000,-- en proceskosten € 6.684,--.
De post die ziet op shockschade zal de rechtbank onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten afwijzen.
- de heer [benadeelde 3]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 9.336,52. Dit betreft de posten reis- en parkeerkosten € 7,40, kosten van lijkbezorging € 7.024,12 en proceskosten € 2.390,--.
De post die ziet op affectieschade zal de rechtbank onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten afwijzen.
- de heer [benadeelde 4]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering (deels) toewijsbaar is, namelijk tot een bedrag van € 9.329,12. Dit betreft de posten kosten van lijkbezorging € 7.024,12 en proceskosten € 2.390,--.
De post die ziet op affectieschade zal de rechtbank onder verwijzing naar bovenstaande algemene uitgangspunten afwijzen.
De vordering ten aanzien van parketnummer 08/760081-19 feit 2:
[slachtoffer 2]
Onder verwijzing naar voornoemde algemene uitgangspunten komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering geheel toewijsbaar is, tot het totaal bedrag van € 589,97. Dit betreft de posten kosten kapotte spijkerbroek en jas € 89,97 en immateriële schade € 500,--.