ECLI:NL:RBOVE:2021:646

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
08/144371-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onoplettendheid van bestuurder

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 58-jarige vrouw die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 14 december 2019 in Ommen. De vrouw, als bestuurder van een auto, heeft een voetganger aangereden die zich op een zebrapad bevond. De rechtbank oordeelde dat de vrouw niet onvoorzichtig had gereden, ondanks dat zij de voetganger niet had gezien door slechte weersomstandigheden, waaronder sneeuwval en een slecht zicht. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verkeersfouten van de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig waren en sprak haar vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank legde een geldboete van €750 op, zonder rijontzegging, en benadrukte de impact van het ongeval op zowel de verdachte als de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte zijn gehoord.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/144371-20 (P)
Datum vonnis: 11 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Leschot en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 december 2019 te Ommen als bestuurder van een auto een verkeersongeluk heeft veroorzaakt waardoor een voetganger is overleden, dan wel dat zij een gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
zij op of omstreeks 14 december 2019 te Ommen in de gemeente Ommen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen het Loddderholt en de Prinses Julianastraat, daarmee rijdende op de weg, het Lodderholt zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, voor voormelde kruising is gestopt en/of met een bocht naar rechts die PrinsesJulianstraat is opgereden en/of terwijl op een afstand van ongeveer 10 meter van die ruising, althans op korte afstand van die kruising, op die weg (de Prinses Julianastraat)een voetgangersoversteekplaats (zebra) was gesitueerd, die middels een aan de rechter zijde van die weg (de Prinses Julianastraat) staand bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangeduid,in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond en/of welke voetganger, gezien haar, verdachtes rijrichting, doende was om die weg (de Prinses Julianastraat) van links naar rechts gaande, over te steken, althans zich op die voetgangersoversteekplaats bevond, niet voor heeft laten gaan en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg (de Prinses Julianastraat) en/of op dievoetgangersoversteekplaats (zebra) zich bevindende voetgangers en/of bij nadering van voormelde oversteekplaats, de snelheid van dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte in staat was dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte die weg (de Prinses Julianastraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer] ), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een anderen (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;subsidiair
zij op of omstreeks 14 december 2019 te Ommen in de gemeente Ommen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen het Loddderholt en de Prinses Julianastraat, daarmee heeft gereden op de weg, het Lodderholt en voor voormelde kruising is gestopt en/of met een bocht naar rechts die Prinses Julianstraat is opgereden en/of terwijl op een afstand van ongeveer 10 meter van die kruising, althans op korte afstand van die kruising, op die weg (de Prinses Julianastraat) eenvoetgangersoversteekplaats (zebra) was gesitueerd, die middels een aan de rechter zijde van die weg (de Prinses Julianastraat) staand bord L02 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangeduid, in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond en/of welke voetganger, gezien haar, verdachtes rijrichting, doende was om die weg (de Prinses Julianastraat) van rechts naar links gaande, over te steken, althans zich op die voetgangersoversteekplaats bevond, niet voor heeft laten gaan en/of bij nadering van voormelde oversteekplaats, de snelheid van dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte in staat was dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte die weg (de Prinses Julianastraat) kon overzien en waarover deze vrij was en/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer] ), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, vanwege een innerlijke tegenstrijdigheid. Zij heeft erop gewezen dat in het primair ten laste gelegde wordt gesproken van een voetganger die de voetgangersoversteekplaats (hierna: het zebrapad) van links naar rechts oversteekt en dat in het subsidiair ten laste gelegde wordt gesproken over een voetganger die het zebrapad van rechts naar links oversteekt. De raadvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het, door het die innerlijke tegenstrijdigheid, voor verdachte niet duidelijk was waartegen zij zich moest verdedigen. Te meer, omdat ook de getuigen tegenstrijdig hebben verklaard over de looprichting van het slachtoffer.
De officier van justitie heeft betoogd dat het verwijt dat verdachte wordt gemaakt duidelijk is. Verdachte heeft een persoon aangereden terwijl deze op het zebrapad liep. Voorts gaat het om een tegenstrijdigheid in het primaire en het subsidiaire en dat is toegestaan.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er sprake is van verschillende looprichtingen van het slachtoffer in het primaire en in het subsidiaire ten laste gelegde. Dit verschil is niet van zodanig gewicht dat er grond is voor het oordeel dat het ten laste gelegde niet duidelijk is of innerlijk tegenstrijdig voor wat betreft de aan verdachte verweten gedragingen. Naar het oordeel van de rechtbank was het verdachte duidelijk waartegen zij zich moest verdedigen. De rechtbank heeft, gelet op het voorgaande, vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zaterdag 14 december 2019 omstreeks 17:16 uur vond op de Prinses Julianastraat, gelegen binnen de bebouwde kom van Ommen, een aanrijding plaats tussen de personenauto van verdachte en een voetganger, slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ). Verdachte reed over de Prinses Julianastraat, komende uit de richting van het Lodderholt en gaande in de richting van de Schurinkstraat en voetganger [slachtoffer] was bezig de Prinses Julianastraat over te steken, onbekend vanuit welke richting. Verdachte botste met de voorzijde van haar personenauto tegen [slachtoffer] . Hij liep hierbij verwondingen op, waaraan hij een dag later overleed.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard. Zij heeft betoogd dat verdachte op meerdere momenten tekort is geschoten. Verdachte kende de situatie ter plaatse en wist dat er, kort na de bocht, zich een zebrapad bevond. Ondanks die wetenschap, heeft zij geen voorrang verleend aan een voetganger die op het zebrapad liep en heeft zij geen vaart geminderd. Dat had zij, in verband met de slechte weersomstandigheden en het feit dat het donker was, wel moeten doen. Door die gedragingen heeft verdachte [slachtoffer] niet gezien toen hij het zebrapad overstak, als gevolg waarvan verdachte [slachtoffer] heeft aangereden. Deze combinatie van verkeersfouten en onzorgvuldigheden maakt, zo concludeerde de officier van justitie, dat er sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak verzocht van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft zij bepleit dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid en heeft zij betoogd dat niet vaststaat dat verdachte een voorrangsregel heeft overtreden. Zij heeft daartoe aangevoerd, dat niet duidelijk is geworden waar [slachtoffer] de Prinses Julianastraat overstak. Kijkend naar de plaats waar [slachtoffer] en de auto van verdachte zijn aangetroffen en wetende dat [slachtoffer] zeer slecht zag, is niet uit te sluiten dat hij liep over de witte pianostrepen van de drempel, die zich naast het zebrapad bevindt, en niet op het zebrapad. Tevens kan niet worden geconcludeerd dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat zij haar snelheid niet dusdanig kon regelen dat zij in staat zou zijn het ongeval te voorkomen. Verdachte reed op het moment van de aanrijding stapvoets (vanuit stilstaande positie) en zij heeft, vlak voor het ongeval, aan een andere voetganger nog voorrang verleend toen die het zebrapad overstak. Daarnaast heeft het politieonderzoek niet aangetoond uit welke richting [slachtoffer] kwam. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat hij plotseling overstak, aldus de raadsvrouw.
Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte zich heeft gedragen zoals van een bestuurder mag worden verwacht en dat zij daarbij alle benodigde voorzichtigheid in acht heeft genomen. Er is volgens de raadsvrouw dan ook geen sprake van schuld in strafrechtelijke zin.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal allereerst stilstaan bij de toedracht van het verkeersongeval.
De verkeerssituatie
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (hierna: VOA) vermeldt dat het kruisingsvlak van de wegen Prinses Julianastraat, Lodderholt en Vrijthof verhoogd was aangelegd. Enkele meters na deze kruising was een voetgangersoversteekplaats gelegen. Ook deze voetgangersoversteekplaats was op het verhoogde gedeelte gelegen.
Het rijgedrag van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat zij stilstond op een kruising om rechtsaf te slaan en daar heeft gekeken of er iemand wilde oversteken. Zij heeft goed opgelet en goed gekeken en reed extra voorzichtig, vanwege de slechte weersomstandigheden. Zij kende de situatie ter plaatse en wist dat er zich op de Prinses Julianastraat, vlak na de bocht, een zebrapad bevond. Toen zij niemand meer op het zebrapad zag, is zij de bocht ingereden. Bij het afslaan kreeg verdachte de sneeuw ineens vol op haar voorruit, waardoor alles glinsterde. Zij reed, naar schatting, tien kilometer per uur. Verdachte heeft [slachtoffer] niet gezien, totdat hij tegen haar voorruit kwam. Zij is de auto uitgestapt en merkte dat de auto nog naar voren rolde en heeft de bijrijder, getuige [getuige] , gemaand de auto op de handrem te zetten.
Uit het VOA blijkt dat de auto waarin verdachte reed geen gebreken vertoonde die eventueel de oorzaak van het ongeval kunnen zijn geweest, dan wel daarop van invloed kunnen zijn geweest. Voorts kan worden vastgesteld dat verdachte op de juiste wijze verlichting voerde en dat de ruiten van de auto schoon (niet beslagen) waren. Het ongeval werd veroorzaakt door het gedrag van verdachte. Mogelijk was dit beïnvloed door de slechte weersomstandigheden, die zich ten tijde van het ongeval voordeden.
De weersomstandigheden en het zicht ter plaatse
Het ongeval vond plaats onder zeer slechte weersomstandigheden, waardoor het verkeer ernstig gehinderd werd. De verbalisanten ter plaatse hebben verklaard dat dit zebrapad slecht zichtbaar was door het nieuwe, diepzwarte, spiegelende wegdek en vanwege het feit dat het pad buiten het bereik van de straatverlichting viel.
Uit de verklaringen van verdachte en van getuige [getuige] , de bijrijder en toenmalige schoondochter van verdachte, blijkt dat het donker was en dat er sprake was van sneeuwval.
De plaats van het ongeval
De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of het ongeval op of naast het zebrapad heeft plaatsgevonden.
Het VOA vermeldt dat de afstand tussen de voorzijde van de Toyota en de ligplaats van het slachtoffer ongeveer 2 meter bedroeg. De afstand tussen de voetgangersoversteekplaats en de ligplaats van het slachtoffer bedroeg ongeveer 4 meter. Na de aanrijding is de Toyota, volgens verklaringen, iets naar voren gerold.
Verbalisanten troffen op het wegdek geen sporen aan, waaruit zij konden bepalen op welke plaats op de voetgangersoversteekplaats de voetganger had gelopen op het moment van het ongeval.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, gaat de rechtbank er vanuit dat [slachtoffer] op het zebrapad liep toen hij door verdachte werd aangereden en niet ernaast. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaring van getuige [getuige] , die heeft verklaard dat zij ineens een persoon op het zebrapad zag toen verdachte de Prinses Julianastraat op reed. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat uit de VOA kan worden afgeleid dat de voorwielen van de auto zich op de drempel (dat wil zeggen op de pianostrepen) bevonden en de achterwielen op het zebrapad. Dat het ongeval op de drempel zou hebben plaatsgevonden, strookt niet met de verklaring van verdachte dat de auto na het ongeval nog naar voren rolde.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan, zoals primair ten laste is gelegd, overtreding van artikel 6 WVW. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid dan wel onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte heeft opgelet en dat zij met geringe snelheid heeft gereden. De rechtbank stelt vast dat verdachte desondanks twee verkeersfouten heeft gemaakt. Zij heeft [slachtoffer] , die op het zebrapad liep, geen voorrang verleend, terwijl dit wel had gemoeten. Daarnaast heeft verdachte, toen zij rechtsaf sloeg en de Prinses Julianastraat op reed, niet haar auto tot stilstand gebracht. De rechtbank overweegt dat zij dat wel had moeten doen, omdat verdachte, toen zij de bocht om ging de sneeuw ineens vol op haar voorruit kreeg en het zicht daardoor sterk verminderde. Dat geldt te meer, nu verdachte de situatie ter plaatse kende en dus wist dat er kort na de bocht een zebrapad lag. De rechtbank is van oordeel dat verdachte verkeersfouten heeft gemaakt waarvan de gevolgen ingrijpend zijn geweest, maar dat deze fouten in de gegeven omstandigheden onvoldoende zijn om te kunnen spreken van aanmerkelijke onvoorzichtige gedragingen die leiden tot schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Van andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt is niet gebleken. Meer in het bijzonder is niet gebleken dat verdachte kort voor het ongeval gebruik heeft gemaakt van haar telefoon. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat zij haar daarvan vrijspreekt.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW. Om tot een bewezenverklaring daarvan te komen, volstaat de vaststelling dat een verkeersfout daadwerkelijk door een verkeersdeelnemer is gemaakt, terwijl niet is gebleken van omstandigheden die leiden tot de conclusie dat alle schuld van de verkeersdeelnemer ontbreekt.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte twee verkeersfouten heeft gemaakt als gevolg waarvan de aanrijding met [slachtoffer] is ontstaan. De voornoemde handelingen zijn in strijd met artikel 19 en artikel 49, lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990. Verdachte heeft hierdoor concreet gevaar scheppend gedrag gerealiseerd. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair de ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 14 december 2019 te Ommen in de gemeente Ommen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gaande in de richting van de kruising van de wegen het Lodderholt en de Prinses Julianastraat, heeft gereden op de weg, het Lodderholt en voor voormelde kruising is gestopt en met een bocht naar rechts die Prinses Julianastraat is opgereden en terwijl op een afstand van ongeveer 10 meter van die kruising, op die weg (de Prinses Julianastraat) een voetgangersoversteekplaats (zebra) was gesitueerd, die middels een aan de rechter zijde van die weg (de Prinses Julianastraat) staand bord L02 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was aangeduid,in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 1 van voormeld reglement, een voetganger, die zich op die voetgangersoversteekplaats (zebra) bevond en welke voetganger, gezien haar, verdachtes rijrichting, doende was om die weg (de Prinses Julianastraat), over te steken, althans zich op die voetgangersoversteekplaats bevond, niet voor heeft laten gaan en bij nadering van voormelde oversteekplaats, de snelheid van dat door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto), in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement, niet zodanig heeft geregeld dat zij, verdachte, in staat was dat door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij, verdachte, die weg (de Prinses Julianastraat) kon overzien en waarover deze vrij was en in aanrijding is gekomen met die op die oversteekplaats zich bevindende voetganger (het slachtoffer [slachtoffer] ), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 177 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
De overtreding:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, een geldboete op te leggen. De raadsvrouw acht een ontzegging van de rijbevoegdheid niet passend. Zij heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat het ongeval ruim een jaar geleden plaatsvond en het feit dat verdachte zowel voor als na het ongeval niet met justitie in aanraking is geweest. Tevens is van belang dat verdachte voor haar werk van haar rijbewijs afhankelijk is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto op 14 december 2019 gevaar op de weg veroorzaakt. Verdachte heeft de op het zebrapad lopende voetganger [slachtoffer] niet op tijd gezien. Hierdoor heeft een aanrijding plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer] dodelijk gewond is geraakt. De rechtbank realiseert zich dat de nabestaanden van [slachtoffer] met dit leed moeten leven, dat zij hier dagelijks mee worden geconfronteerd en dat geen enkele strafoplegging recht zal doen aan het verlies van hun dierbare. Ook verdachte zal verder moeten leven met de gedachte dat zij, onbedoeld en ongewild, betrokken is bij de dood van een andere verkeersdeelnemer.
Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven zich de impact van het ongeval op de nabestaanden te realiseren. Daarnaast is van belang dat verdachte, zo blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 28 december 2020, niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat sprake is van twee verkeersfouten, maar dat verdachte geen aanmerkelijk onoplettende of onvoorzichtige verkeersdeelnemer is geweest. De rechtbank zal daarom een andere en lagere straf opleggen dan is geëist.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een geldboete ter hoogte van € 750,00 passend en geboden is. Hiermee heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en wordt beoogd het signaal af te geven dat alertheid in het verkeer te allen tijde geboden is. Voor een ontzegging van de rijbevoegdheid ziet de rechtbank geen aanleiding. Het ongeval heeft meer dan een jaar geleden plaatsgevonden en er zijn geen aanwijzingen dat verdachte zich sindsdien niet goed heeft gedragen in het verkeer.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair:
de overtreding: O
vertreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een
geldboeteter hoogte van
€ 750,00bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk-Kramer en
mr. E.H. Doldersum, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.
Buiten staat
Mr. M.B. Werkhoven is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019557142-1. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…)Ik was mij er van bewust dat het slecht heel zicht heel slecht was.(…) Ik wist ook dat daar een zebrapad zat. Ik let daar sowieso altijd op.(…) Toen ik de bocht om ging, sloeg de sneeuw in één keer vol op mijn voorruit. Het kwam echt van die kant. Het glinsterde allemaal.(…)

2. Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 december 2019 (pag. 39-42), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)V: Wat is er volgens u, vanavond, zaterdag 14 december 2019 omstreeks 17.15 uur gebeurd aan de Julianastraat in Ommen bij de voetgangersoversteekplaats ten Noorden van de kruising met de Lodderholt/Vrijthof?A: Ik kwam vanaf OldeHaegen, Lodderholt. (...) Het sneeuwde met natte sneeuw.(…) Toen ik de bocht om kwam kreeg ik de sneeuw ineens vol voor op mijn raam. Daardoor had ik ook minder zicht. Ik heb de man nooit gezien tot hij op mijn voorraam lag.(...)
V: Met wat voor snelheid ging u de bocht om?A: Het was amper 10 km per uur. Ik kan moeilijk snelheid schatten. Ik heb stil gestaan voordat ik de weg op trok rechtsaf, omdat ik er zeker van wilde zijn dat ergeen fietsers voor mij langs reden. De hele weg schitterde op dus daarom deed ik al voorzichtig.(…)
3. Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 14 december 2019 (pag. 43-44), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Op 14 -12 - 2019 omstreeks 17:05 uur, zat ik als passagier in de Toyota Corolla.(…) Vervolgens trok ze weer op rechtsaf de Prinses Julianastraat op. Direct na deze kruising op ongeveer 10 meter zit een zebra pad. Toen mijn schoonmoeder optrok en op de Prinses Julianastraat reed, zag ik ineens een persoon op het zebrapad.(…)Het weer was op dat moment erg slecht, het sneeuwde.(…)
4. Het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse d.d. 28 april 2020 (pag. 15-29), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)1.4 Conclusie / beantwoordingA. (…)Op het moment van het ontstaan van het ongeval was het donker, regende het en viel er natte sneeuw.(…)
C. Op basis van de aangetroffen sporen, de aangetroffen positie van het voertuig
en de afgelegde verklaringen, komen wij tot de volgende toedracht: Wij, verbalisanten, concluderen dat het ongeval niet te wijten was aan een technische bijzonderheid, maar dat het ongeval veroorzaakt werd door het gedrag van de bestuurder van de personenauto. De bestuurster van de personenauto liet de voetganger, die op de voetgangersoversteekplaats liep, niet voorgaan, waardoor de voetganger ernstig letsel opliep waaraan hij de volgende dag is overleden.
Mogelijk waren de slechte weeromstandigheden hier van invloed op geweest.(…)
(…)Enkele meters na deze kruising was een voetgangersoversteekplaats gelegen.(…)
2.5
Aangetroffen sporen
2.5.1
Aangetroffen situatie
Wij zagen dat de Toyota voorbij de botsplaats, op het rechter gedeelte van de rijbaan tot stilstand was gekomen. De plaats waar de voetganger ongeveer had gelegen, was door de collega’s aangegeven met twee oranje pylonen en twee bezemstelen. Deze plaats is op de foto met een rode ovaal aangegeven. De afstand tussen de voorzijde van de Toyota en de ligplaats van het slachtoffer bedroeg ongeveer 2 meter. De
afstand tussen de voetgangersoversteekplaats en de ligplaats van het slachtoffer bedroeg ongeveer 4 meter. Na de aanrijding is de Toyota, volgens verklaringen, iets naar voren gerold. (…)
5.2
Ongevalsoorzaak, toedracht en gevolg(…) Wij troffen op het wegdek geen sporen aan, waaruit wij konden bepalen op welke plaats op de voetgangersoversteekplaats de voetganger had gelopen op het moment van het ongeval (…).
5. Foto 5 als bijlage gevoegd in het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse d.d. 28 april 2020 (pag. 24):
[afbeelding]
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2020 (pag. 30-31), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Op zaterdag 14 december 2019, om 17:18 uur, werden wij door het Operationeel centrum opgeroepen om te gaan naar de Prinses Julianastraat te Ommen in verband met een aanrijding letsel personenauto voetganger. (…) Wij zagen dat de voetgangersoversteekplaats slecht zichtbaar was door het slechte weer en het nieuwe, diep zwarte spiegelende wegdek. De voetgangersoversteekplaats valt buiten het bereik van de straatverlichting. Mede door de atmosferische situatie viel de voetgangersoversteekplaats grotendeels weg in het donker.(…) Op genoemde datum omstreeks 17:20 uur waren wij ter plaatse van de aanrijding. (…) Ik zag dat de verlichting van het voertuig aan stond en dat alle ruiten van het voertuig ontwazemd waren. (…)
7. Het proces-verbaal forensisch overlijdensonderzoek persoon [slachtoffer] (29/12/1943) d.d. 15 december 2019 (pag. 37- 38), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Lijkschouw [slachtoffer]Op zondag 15 december 2019, omstreeks 11:55 uur werd door de aangewezen schouwarts, dr J. Aberson in het bijzijn van mij, op de genoemde locatie een lijkschouw verricht.
Aan de buitenzijde van het lichaam was onder andere zichtbaar
-Hoofdwond rechterachterzijde hoofd
-Schaafwond linkerhand
-Blauwe plek op linkeronderbeen
-Blauwe plek linkerknie
-Blauwe plek linkerbovenbeen.(…)
(…)SamenvattingOp basis van wat door ons werd vastgesteld, alsmede de resultaten van de schouw,
wordt gesteld dat:
- de genoemde persoon [slachtoffer] niet op natuurlijke wijze is overleden.
Slachtoffer [slachtoffer] is vanochtend omstreeks 08:35 uur, overleden als gevolg van hersenletsel opgelopen bij een verkeersongeval.(…)