ECLI:NL:RBOVE:2021:644

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
C/08/240914 / ES RK 19-5804 en C/08/258999 / ES RK 20-8692
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot erfenis en activa

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vrouw verzocht de rechtbank om de echtscheiding uit te spreken en om te bepalen dat zij huurder zou zijn van de echtelijke woning. De man voerde verweer en verzocht de rechtbank om de verzoeken van de vrouw af te wijzen, maar ook om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken.

Daarnaast heeft de rechtbank zich gebogen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw had een erfenis verkregen van haar vader, maar het concept testament was niet rechtsgeldig getekend, waardoor de erfenis in de gemeenschap viel. De rechtbank oordeelde dat de man afstand had gedaan van zijn aanspraken op de erfenis, en dat alle activa en passiva van de eenmanszaak van de vrouw aan haar moesten worden toegedeeld, zonder enige vergoeding aan de man. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij de man en de vrouw verschillende activa en passiva toegewezen kregen. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen voormalige echtgenoten zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummers: C/08/240914 / ES RK 19-5804 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
C/08/258999 / ES RK 20-8692 (verdeling gemeenschap van goederen)
beschikking van 8 februari 2021
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. C.W. Timmer als vervanger van mr. K. Visscher,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. G.J. Zwolle.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 5 december 2019;
- het exploot van de betekening van 6 december 2019, binnengekomen op
18 december 2019;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 14 juli 2020;
- een op 16 juli 2020 binnengekomen F9-formulier met bijlagen van mr. Zwolle van
15 juli 2020;
- een op 21 oktober 2021 binnengekomen F9-formulier met bijlagen van mr. Visscher van 19 oktober 2020;
- een op 21 oktober 2020 binnengekomen F9-formulier van mr. Zwolle;
- een op 15 december 2020 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Visscher van 11 december 2020;
- een op 29 december 2020 binnengekomen F9-formulier met bijlagen van mr. Zwolle van 23 december 2020;
een op 11 januari 2021 binnengekomen F9-formulier akte vermeerdering eis van mr. Zwolle van 9 januari 2021.
1.2.
De procedure tot echtscheiding is ingeschreven onder zaaknummer C/08/240914 / ES RK 19-5804. De procedure tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is van deze procedure afgesplitst en heeft zaaknummer C/08/258999 / ES RK 20-8692.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 12 januari 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten.
1.4.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen op verzoek van de rechtbank nadere stukken overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [1990] te [plaats] met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen.
2.2.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
te bepalen dat over en weer door partijen te betalen bijdragen in de kosten van levensonderhoud op nihil worden gesteld;
te bepalen dat de vrouw huurder zal zijn van de woning aan [adres] te [plaats] ;
het nog toe te zenden echtscheidingsconvenant in de te wijzen beschikking op te nemen;
partijen te veroordelen dat zij tot scheiding en deling van de tussen hen per datum echtscheidingsverzoek ontbonden huwelijksgoederengemeenschap dienen over te gaan;
een beslissing te geven omtrent de kosten van de procedure.

4.Het verweer, tevens houdende (vermeerdering) zelfstandig verzoek

De man voert verweer en verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vrouw af te wijzen. Hij verzoekt de rechtbank voorts bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
de vrouw te verplichten om een waardebepaling van de voorheen VOF, doch thans
eenmanszaak geworden onderneming van de vrouw, [B] te [plaats] aan [adres] , te laten uitvoeren door [A] te [plaats] , dan wel een andere deskundige door de rechtbank te benoemen, en alsnog een goed onderbouwde taxatie van genoemde onderneming en van de daarvan deel uitmakende (huur)woning van partijen aan de man te verstrekken;
de vrouw te verplichten om de man gegevens te verschaffen aangaande de
onderneming, te weten het voormalige VOF-contract, de beëindigingsovereenkomst aangaande de VOF, dan wel andere documenten waaruit blijkt hoe de beëindiging van de VOF is geregeld, alsmede de aangiften inkomstenbelasting van 2018 en 2019 en de definitieve jaarrekeningen over de tweede helft van 2018 en 2019;
de vrouw te verplichten om de bankrekeningnummers en de banksaldi per 4 december
2019 aan de man te verstrekken;
de gemeenschap van goederen van partijen vast te stellen conform punt 7 van het
verweer en deze te verdelen conform hetgeen in de punten 8 tot en met 12 van het verweer is aangegeven, waarbij de man uit hoofde van de verdeling van de onderneming een bedrag van de vrouw dient te ontvangen van € 64.699,- te vermeerderen met de helft van de waarde van het pand respectievelijk van de overige eigendomsaandelen van de vrouw in overige onroerende zaken en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van indienen van het verweerschrift, waarbij de man nog in de gelegenheid wordt gesteld om zijn verzoek aangaande de onderneming nader te concretiseren.

5.De akte houdende aanvulling zelfstandig verzoek

Bij akte houdende aanvulling zelfstandig verzoek heeft de man verzocht:
de vrouw te veroordelen om alle gegevens van (de omvang van) de erfenis van haar
vader aan de man te doen toekomen;
te bepalen dat de man tevens, naast zijn eerdere verzoeken, recht heeft op de helft
van het aan de vrouw toekomende deel van de erfenis van haar vader;
de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van een bedrag, gelijk aan de helft
van de waarde van haar deel van de erfenis van haar vader, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de akte, althans, indien de erfenis van de vader van de vrouw nog niet is verdeeld, te bepalen dat de man recht heeft op de helft van de vordering betreffende het aan de vrouw toekomende deel van de erfenis van haar vader, en daarbij de vrouw te veroordelen om aan de man de helft van haar vordering betreffende het aan de vrouw toekomende deel van de erfenis van haar vader rechtstreeks uit te laten betalen door de notaris, indien deze betrokken is bij de feitelijke verdeling, dan wel, indien er geen notaris betrokken is bij de verdeling van de erfenis, binnen 14 dagen nadat de vrouw de vordering uitbetaald heeft gekregen, te vermeerderen met de wettelijke rente van de datum van de beschikking, althans vanaf de datum waarop de vrouw haar vordering op de erfenis uitbetaald heeft gekregen, althans vanaf de datum waarop de vrouw de helft van de vordering betreffende het aan haar toekomende deel van de erfenis van haar vader aan de man dient te (laten) uitbetalen;
te bepalen dat de man, naast zijn eerdere verzoeken, recht heeft op de helft van de
waarde van de bij de vrouw in bezit zijnde scooter en haar te verplichten van die waarde bewijs te doen toekomen.

6.De beoordeling

in de zaak met zaaknummer C/08/240914 / ES RK 19-5804
De ontvankelijkheid
6.1.
Bij de betekening van het verzoekschrift zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen. De in artikel 815 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gemelde bescheiden zijn als bijlagen bij het verzoekschrift gevoegd.
De echtscheiding
6.2.
Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Het huurrecht
6.3.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat zij huurder zal zijn van de woning aan [adres] te [plaats] . Volgens de man huurden partijen deze woning boven de winkel in de vorm van een VOF die de vrouw met haar moeder runde. In 2018 is de VOF omgezet in een eenmanszaak en staat het bedrijfspand met de woning op de balans van de onderneming. De man gaat ervan uit dat het pand eigendom is van de vrouw zodat zij formeel niet het huurrecht toegedeeld kan krijgen. Als de vrouw de woning wel zou huren, zou de man geen bezwaar hebben tegen het verzoek van de vrouw.
6.4.
Omdat de man geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de vrouw, zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek van de vrouw beslissen, en het er voor houden dat zij geen eigenaar is van de woning.
in de zaak met zaaknummer C/08/258999 / ES RK 20-8692
De verdeling
6.5.
Partijen hebben geen echtscheidingsconvenant opgesteld/ondertekend. Tijdens en na de mondelinge behandeling hebben zij ten aanzien van na te noemen vermogensbestanddelen in het kader van de verdeling van de per 4 december 2019, datum echtscheidingsverzoek, ontbonden huwelijksgoederengemeenschap aldus in der minne overeenstemming bereikt en de rechtbank zal conform beslissen.
6.6.
De Mercedes C-klasse (waarde € 4.000,-) en de twee Zündapp brommers (totale waarde € 3.000,-) worden toegedeeld aan de man.
6.7.
De VW Polo (waarde € 7.500,-) en de scooter (waarde € 1.000,-) worden toegedeeld aan de vrouw. De vrouw dient voor de vervoermiddelen aan de man per saldo € 750,- te vergoeden (€ 8.500,- - € 7.000,- = € 1.500,-; € 1.500,- : 2 = € 750,-).
6.8.
Aan de man worden toegedeeld de en/of ABNAMRO rekening (…)343 en de ABNAMRO rekening (…)670 op naam van de man, met bijbehorende saldi, zonder vergoeding wegens over- dan wel onderbedeling. Het saldo op de peildatum op ABNAMRO rekening (…)343 bedraagt € 1.376,57 en het saldo op de peildatum op ABNAMRO rekening (…)670 bedraagt € 1.922,87. De vrouw moet binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking op eerste verzoek van de man meewerken aan wijziging van de tenaamstelling van eerstgenoemde rekening zodat deze uitsluitend op naam van de man komt te staan.
6.9.
Aan de vrouw wordt toegedeeld de op haar respectievelijk op naam van haar eenmanszaak staande rekening (…)862 met saldo op de peildatum ad € 18.772,66 debet. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw ingestemd met toedeling van genoemde rekening(en) aan haar, zonder vergoeding aan haar wegens onderbedeling van de vrouw hoewel de vrouw op genoemde rekening(en) rood staat.
De rechtbank neemt hierbij mee dat zij deze toezegging aldus heeft begrepen dat deze onlosmakelijk verband houdt met het standpunt van de vrouw inzake na te noemen erfenis van de vrouw en alleen onder die voorwaarde is gedaan.
6.10.
Aan ieder van partijen worden toegedeeld de inboedelzaken waarover hij/zij feitelijk reeds beschikt, zonder vergoeding over en weer.
6.11.
Het erfdeel van de man in de nalatenschap van zijn moeder valt niet in de tussen partijen te verdelen boedel, nu de moeder van de man onbetwist na datum echtscheidingsverzoek is overleden.
6.12.
De vrouw heeft geen pensioenrechten opgebouwd vallend onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). De man daarentegen wel. Dat betekent dat partijen zijn ouderdoms- en/of nabestaandenpensioenen tijdig (binnen 2 jaar) dienen te (laten) verevenen via de daarvoor bestemde formulieren, tenzij zij hiervan alsnog geheel/gedeeltelijk in onderling overleg, in dat geval uitdrukkelijk schriftelijk en onvoorwaardelijk, afzien en ook dan dit aan de pensioenverzekeraar(s) berichten.
6.13.
Partijen hebben (uitsluitend) geen overeenstemming bereikt over het erfdeel van de vrouw na het overlijden van haar vader in 2005, waarna zij de modezaak [B] te [plaats] van haar vader, aanvankelijk als VOF met haar moeder, voortzette en in 2018 als eenmanszaak. De omvang en de waarde van het toenmalige/thans resterende erfdeel van de vrouw en de vraag of en in hoeverre de vrouw krachtens dit erfdeel toen en thans nog (mede)gerechtigd is als (mede)erfgenaam van een of meer kennelijk krachtens voornoemde nalatenschap in (mede)eigendom verkregen onroerende zaken heeft de vrouw niet uiteengezet in verband met het navolgende.
6.14.
De vraag wat de omvang is op datum echtscheidingsverzoek respectievelijk wat de (huidige) waarde van het erfdeel van de vrouw is, is primair afhankelijk van het antwoord op de prealabele vraag of en zo ja in hoeverre, het (thans nog resterende) aandeel van de vrouw in de boedel is gevallen.
6.15.
Daarover overweegt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat het erfdeel van de vrouw -
vermogensrechtelijk- niet buiten de huwelijksgoederengemeenschap is gevallen krachtens bepalingen in een rechtsgeldig testament van de vader van de vrouw. Genoemde erflater heeft zijn concept testament met de daarin opgenomen uitsluitingsclausule(s) niet vóór zijn overlijden getekend/kunnen tekenen, met als gevolg dat de erfenis van de vrouw in de huwelijksgoederengemeenschap van partijen is gevallen. In een poging de rechtsgeldigheid van genoemd concept testament alsnog te realiseren hebben de erfgenamen en hun huwelijkspartners op 23 maart 2005 in een schriftelijke verklaring het volgende opgenomen en ondertekend:
“de ondergetekenden […] verklaren hierbij de laatste wil van [C] zoals door notaris mr. H. Steenhuis te Urk is vastgelegd in het concept testament te respecteren en te aanvaarden en spreken de wens uit dat een en ander bekrachtigd kan worden c.q. wordt.”
6.16.
Voormelde schriftelijke verklaring is opgesteld op 23 maart 2005. Ook de man heeft deze verklaring ondertekend.
6.17.
In een brief van gelijke datum heeft [Z] het volgende aan de notaris (Steenhuis voornoemd) geschreven:
“Naar aanleiding van een met de familie [X] de dato 22 maart 2005 gevoerde bespreking doe ik u een door alle betrokkenen c.q. erfgenamen ondertekende verklaring toekomen. In mijn gesprek met de familie, waarbij naast mevrouw [D] , ook aanwezig waren zoon [E] met diens echtgenote [F] en [verzoekster] met [belanghebbende], heb ik het concept testament met hen doorgenomen, deels voorgelezen en uitgelegd, met name ook het hoofdstuk met betrekking tot de uitsluitingsclausule. Allen respecteren en aanvaarden de laatste wil van de heer [C] zoals door u is vastgelegd in het concept testament.”
6.18.
Ook deze brief is, met de eerdergenoemden, door de man ondertekend.
6.19.
Naar het oordeel van de rechtbank moet als (zogenoemde Haviltex-) bedoeling van (onder meer) de man en de vrouw uit genoemde producties worden opgemaakt dat partijen over en weer van elkaar hebben begrepen en redelijkerwijs van elkaar mochten begrijpen en aldus er op mochten vertrouwen dat de man – verbintenisrechtelijk – geen aanspraak zou maken op vergoeding bij helfte van het door de vrouw verkregen erfdeel en de vruchten hieruit ingeval van echtscheiding. Dat de notaris aan genoemd verzoek van de erfgenamen geen uitwerking heeft kunnen geven, spreekt voor zich. Erflater was overleden en een postuum testament is niet mogelijk.
6.20.
De niet onderbouwde stelling tijdens de mondelinge behandeling van de man dat hij de inhoud van de onderhandse akten van 23 maart 2005 niet begreep respectievelijk niet wist waarvoor hij tekende, moet worden gepasseerd. De man heeft blijkens de tekst van de brief getekend voor de uitleg door [Z] van de uitsluitingsclausule. Zijn stelling dat hij tekende in de veronderstelling dat de vrouw niet anders dan via deze verklaring de modezaak kon voortzetten, is niet onderbouwd en volstrekt niet geloofwaardig. Niet onderbouwd is immers dat de man het begrip uitsluitingsclausule en het daardoor niet in een huwelijksgoederengemeenschap vallen van een erfenis, niet heeft begrepen. Immers, de man ís kennelijk uitleg verschaft, althans de man heeft (ook) getekend dat hij deze uitleg heeft verkregen van [Z] en kennelijk heeft begrepen. Anders valt het plaatsen van zijn handtekening niet te verklaren.
6.21.
Dat die uitleg niet door een notaris is verschaft, is niet van betekenis. Het begrip ‘uitsluitingsclausule’ is niet zo ingewikkeld dat dit niet door een niet-notaris kan worden uitgelegd respectievelijk dat een gemiddelde burger dit na uitleg niet begrijpt. Dat de man heeft verzocht om een nadere uitleg respectievelijk dat hij heeft verzocht om een deskundige te raadplegen alvorens te tekenen, is evenmin gesteld of gebleken. Met die ondertekening, zonder hierop gedurende circa vijftien jaar tijdens het huwelijk terug te komen, heeft de man bij de vrouw redelijkerwijs doen postvatten de overtuiging en mocht de vrouw er redelijkerwijs op vertrouwen dat het alsnog opstellen van huwelijksvoorwaarden staande huwelijk niet vereist was.
6.22.
Dat brengt mee dat alle activa en passiva van de eenmanszaak en alle verdere vermogensbestanddelen van de vrouw (als vrucht van de door haar verkregen erfenis) aan de vrouw moeten worden
toegedeeldwaaronder alle beweerdelijke eigendomsaandelen in eventuele (overige) onroerende zaken,
zonderenige vergoeding aan de man, nu laatstgenoemde via vorengenoemde verklaringen -
verbintenisrechtelijk- afstand heeft gedaan van zijn aanspraken op een vergoeding bij helfte inzake vorengenoemde verkrijging.
De proceskosten
6.23.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren, nu partijen (gewezen) echtgenoten zijn.

7.De beslissing

De rechtbank:
in de zaak met zaaknummer C/08/240914 / ES RK 19-5804
7.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, [1990] te [plaats]
gehuwd;
7.2.
bepaalt dat de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding
in de registers van de burgerlijke stand de huurder zal zijn van de echtelijke woning, voor zover zij hiervan geen eigenaar is;
7.3.
bepaalt dat financiële levensonderhoudsverplichtingen van partijen jegens elkaar over en weer op nihil worden gesteld;
in de zaak met zaaknummer C/08/258999 / ES RK 20-8692
7.4.
stelt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast:
deelt toe aan de man: de Mercedes en de twee Zündapp brommers, de inboedelzaken waarover hij feitelijk reeds beschikt en de ABNAMRO rekeningen met saldi (…)343 en (…)670;
deelt toe aan de vrouw: bankrekening (…)862 met bijbehorend saldo, de inboedelzaken waarover zij feitelijk reeds beschikt en de activa en passiva van haar eenmanszaak [B] te [plaats] alsmede al hetgeen de vrouw voor het overige als erfdeel en de vruchten hieruit heeft verkregen krachtens het testament van haar overleden vader, onder vrijwaring van de man;
7.5.
bepaalt dat de vrouw aan de man wegens overbedeling dient te voldoen € 750,- en veroordeelt haar binnen 14 dagen na dagtekening van deze beschikking mee te werken aan wijziging van de tenaamstelling van ABNAMRO rekeningen (…)343 en (…)670 in die zin dat deze rekeningen uitsluitend op naam van de man komen te staan;
7.6.
bepaalt dat partijen uitvoering dienen te geven aan de WVPS, voor zover zij hiervan niet alsnog gezamenlijk geheel of gedeeltelijk afzien en ook dit berichten aan de pensioenverzekeraars;
in beide zaaknummers
7.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft;
7.8.
compenseert de kosten van dit geding in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
7.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op
8 februari 2021 in tegenwoordigheid van B. Vlietstra, griffier.