Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiser],
[gedaagde],
1.De procedure
- de dagvaarding van 29 december 2020;
- de conclusie van antwoord.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, een isolatiemedewerker, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, een besloten vennootschap, met als doel betaling van achterstallig salaris en reiskostenvergoeding. Eiser is sinds 4 februari 2019 arbeidsongeschikt en heeft verzocht om betaling van in totaal € 14.677,49 aan achterstallig salaris en € 3.277,16 aan reiskostenvergoeding, gebaseerd op de cao Bouw & Infra. Eiser stelt dat hij recht heeft op deze betalingen omdat hij onder de werkingssfeer van de cao valt, zoals vastgesteld in een onderzoek door Technisch Bureau Bouwnijverheid (TBB). De werkgever heeft echter verweer gevoerd en betoogd dat er geen spoedeisend belang is, omdat eiser nog steeds een salaris ontvangt dat volgens hen correct is.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eiser afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang aanwezig was, omdat eiser nog steeds loon ontvangt en de zaak complex is, met veel vragen die in een bodemprocedure beantwoord moeten worden. De rechter concludeerde dat de vorderingen van eiser niet voor behandeling in kort geding in aanmerking komen, en dat de vragen over de cao en de functie-inschaling van eiser niet in deze procedure beantwoord kunnen worden. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.
Het vonnis is uitgesproken door mr. U. van Houten, kantonrechter, op 28 januari 2021.