7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De 14-jarige [verdachte] heeft in de zomer van 2020 in zijn woonplaats Vriezenveen coniferen in brand gestoken en brand gesticht in een container met oud papier. Ook heeft hij een dakpan van een basisschool vernield. De feiten waaraan [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt zijn hinderlijke feiten waarmee [verdachte] ook schade heeft veroorzaakt. [verdachte] heeft geluk dat de branden tijdig zijn ontdekt. Met name de brand in de coniferen had veel erger kunnen aflopen als ook de naastgelegen woning of het bedrijf vlam had gevat. De rechtbank vindt dat [verdachte] moet begrijpen dat hij hiervoor straf verdient. Om ervoor te zorgen dat hij dit soort dingen niet meer doet, vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] hulp krijgt. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis loopt er al een verplicht reclasseringscontact. Ook is op 21 juli 2020 een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar, vanwege de zorgen die er over [verdachte] bestaan.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van:
- het Pro Justitia rapport over verdachte van 18 april 2020, opgemaakt door
drs. J. Husmann, GZ-psycholoog;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
van 20 januari 2021, opgesteld door D. Nijenhuis, raadsonderzoeker.
Uit het Pro Justitia rapport komt naar voren dat bij de 14-jarige [verdachte] sprake is van psychische problematiek in de vorm van een autismespectrumstoornis (ASS) en ADHD-problematiek. Ook is er sprake van een licht verstandelijke beperking. Dit maakt dat [verdachte] veel dingen niet begrijpt en niet zo goed kan plannen en organiseren als andere kinderen van zijn leeftijd. Ook overziet hij niet altijd de oorzaak en het gevolg van dingen die hij doet en meemaakt. [verdachte] is ook minder goed in het in de hand houden van zijn impulsen. Dat past bij de door de deskundige vastgestelde aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis.
Door dit alles, kan [verdachte] gemakkelijker overgaan tot delictgedrag, zoals de strafbare feiten, omdat er bij hem minder rem aanwezig is op basis van ontbrekend besef van de gevolgen van een brandstichting. De mate waarin aspecten van zijn persoonlijkheid invloed hebben uitgeoefend op de gedragskeuzemogelijkheid van [verdachte] wordt als behoorlijk gezien. Hierom wordt geadviseerd om het ten laste gelegde feit, indien bewezen, [verdachte] verminderd toe te rekenen. Om het recidivegevaar, dat als aanzienlijk/hoog wordt ingeschat, te beperken, wordt geadviseerd door middel van een jeugdreclasseringsmaatregel de vinger aan de pols te houden aangaande het functioneren van [verdachte] en de op te leggen begeleidings- en hulpverleningstrajecten. [verdachte] dient mee te werken aan een verantwoorde dag- en vrijetijdsbesteding. Accare heeft desgevraagd ontraden op dit moment om psychomotorische therapie (PMT) te starten, maar de deskundige adviseert die mogelijkheid wel achter de hand te houden.
De Raad heeft zich in haar rapport van een strafadvies onthouden. Ter terechtzitting van
28 januari 2021 heeft mevrouw J. Poortier, medewerker van het adviesteam toegelicht dat een onvoorwaardelijke werkstraf een duidelijk signaal voor [verdachte] kan zijn en dat het belangrijk is het verplichte jeugdreclasseringscontact te continueren. Gelet op het NIFP-rapport is de Raad duidelijk geworden dat PMT nu niet haalbaar is.
De heer J. Hoveling, als jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder betrokken bij [verdachte] , heeft zich namens Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering aangesloten bij het advies van de Raad. Hij heeft ter zitting toegelicht dat [verdachte] heel praktisch is ingesteld. Het beste voor hem zou zijn een vak te leren zoals vroeger toen je als leerling met een timmerman mee kon. Op zijn huidige school gaat het wisselend met [verdachte] , afhankelijk van of hij op vaste tijdstippen zijn medicatie krijgt. Het is op dit moment niet duidelijk of [verdachte] BBL niveau 1 of 2 aankan. Bovendien kan dat pas vanaf 16 jaar. Mogelijk is een beschermd werken traject passend voor hem. Het is in elk geval van groot belang dat er een goede dag- en vrijetijdsinvulling komt voor [verdachte] zodat voorkomen wordt dat hij slachtoffer wordt van jongens die ook op straat zijn en hem als hulpje betrekken bij hun criminele activiteiten.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , waaronder zijn jonge leeftijd, de verminderde toerekenbaarheid en zijn tot dusverre blanco strafblad.
Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank een werkstraf passend. Om ervoor te zorgen dat [verdachte] zich niet opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten zoals brandstichting, zal de rechtbank een deel van de werkstraf voorwaardelijk opleggen. Gelet op de adviezen van alle deskundigen, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de ter zitting besproken bijzondere voorwaarden verbinden, waaronder een meldplicht, meewerken aan een verantwoorde dag- en vrijetijdsbesteding en behandeling door Accare of een soortgelijke hulpverleningsinstantie. De rechtbank hoopt en verwacht dat [verdachte] hierdoor een passende dag- en vrijetijdsinvulling zal krijgen en een vak kan leren. Ook vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] leert omgaan met zijn beperkingen en weerbaarder wordt in sociale contacten met andere jongeren.