ECLI:NL:RBOVE:2021:621

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
08/226474-20 en 08/271372-20 (P) (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 14-jarige jongen voor brandstichting en vernieling

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 14-jarige jongen, die werd beschuldigd van brandstichting en vernieling. De jongen stak op 4 juli 2020 een papiercontainer in brand en vernielde op 20 april 2020 een dakpan van een basisschool in Vriezenveen. De rechtbank oordeelde dat de jongen opzettelijk brand had gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdachte had eerder verklaard dat hij de brand had aangestoken, maar later ontkende hij dit. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de jongen verantwoordelijk was voor de brandstichting, mede op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte het ook bewezen dat de jongen een dakpan had vernield door deze opzettelijk naar zijn zusje te gooien, wat resulteerde in schade aan de school. De rechtbank legde een werkstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en begeleiding door een jeugdzorginstantie. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn psychische problemen, waaronder een autismespectrumstoornis en ADHD, wat zijn gedrag beïnvloedde. De uitspraak benadrukt de noodzaak van hulp en begeleiding voor de verdachte om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/226474-20 en 08/271372-20 (P) (gev. ttz)
Datum vonnis: 11 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. ter Mors,
advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08/226474-20
Op 4 juli 2020 opzettelijk brand heeft gesticht in een papiercontainer;
Op 19 augustus 2020 opzettelijk coniferen in brand heeft gestoken.
Parketnummer 08/271372-20
Op 20 april 2020 dakpannen van [basisschool] heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08/226474-20
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Vriezenveen, gemeente Twenterand opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met enig voorwerp, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan (de inhoud van) een (papier)container geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (de inhoud van) die (papier)container en/of de zich in de nabije omgeving bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
2.
hij op of omstreeks 19 augustus 2020 te Vriezenveen, gemeente Twenterand opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met enig voorwerp, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan meerdere coniferen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de coniferen en/of de zich in de nabije omgeving gelegen goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Parketnummer 08/271372-20
hij op of omstreeks 20 april 2020 te Vriezenveen, gemeente Twenterand opzettelijk en wederrechtelijk, één of meer dakpannen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [basisschool] te Vriezenveen toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/271372-20
tenlastegelegde en heeft daartoe de bewijsmiddelen opgesomd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 08/226474-20 onder 2 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen, nu verdachte dit feit heeft bekend. De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en onder parketnummer 08/271372-20 tenlastegelegde gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en 2 en parketnummer 08/271372-20 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Over parketnummer 08/226474-20 feit 1
Op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 juli 2020 is namens [bedrijf] aangifte gedaan van brandstichting in een aan [bedrijf] in eigendom toebehorende papiercontainer aan de [adres 2] in Vriezenveen.
Op 4 juli 2020 omstreeks 16.15 uur arriveert een politieagent buiten werktijd bij de papiercontainers aan de [adres 2] in Vriezenveen. Hij ziet iemand, die hij herkent als [verdachte] , opvallend hard wegfietsen. Behalve [verdachte] is er niemand in de buurt van de containers. Bij de laatste container, vanaf waar [verdachte] wegfietste, ziet de agent een klein beginnend brandje. Achterin de container is één brandpunt te zien en staan er enkele blaadjes, ter grootte van een A4-formaat in brand. Om achterin de container te komen, moet je over een 20 à 40 centimeter dikke laag oud papier lopen. Omdat het vuur zich in de container snel verspreidt, belt de agent met spoed de brandweer. De agent ziet dan dat [verdachte] terug komt fietsen. Hij vraagt hem te kijken bij welk huisnummer de brand is. [verdachte] doet dat en vertelt de agent dat iemand een brandende sigaret in de container heeft gegooid en dat hij geprobeerd heeft de daardoor ontstane brand uit te maken.
Tegenover de politie, de rechter-commissaris en de rechtbank heeft [verdachte] ontkend dat hij de brand in de papiercontainer heeft aangestoken. [verdachte] vertelt dat hij rook zag in de container en toen een brandende sigaret heeft uitgestampt. Volgens [verdachte] hoorde hij op dat moment een auto wegrijden en zag hij vervolgens dat de auto bestuurd werd door een getinte man in een zwart Adidas pakje, dat wil zeggen een zwarte Adidasbroek en een rood shirt. [verdachte] vermoedt dat deze man een sigaret in de papiercontainer heeft gegooid.
Politieonderzoek wijst uit dat op camerabeelden van de achterzijde van de papiercontainers te zien is dat er op 4 juli 2020 om 16:07:13 uur een kleine donkere auto staat. Een man haalt een aantal dozen vanuit de kofferbak en zet deze naast de grijze container. De man heeft de beide dozen met twee handen vast en te zien is dat hij niet rookt. De man rijdt om 16:08:50 uur weer weg. Om 16:09:30 uur arriveert [verdachte] op zijn fiets bij de containers. Hij gaat de tweede rode container in, komt na enkele seconden weer naar buiten en is een tijdje bezig met het openen van de grijze container. Op een gegeven moment rent hij weg, stopt iets in zijn rechter broekzak en stapt op zijn fiets. De fiets staat dan nog voor de andere containers. Hij fietst vervolgens aan de zijkant van de container en gooit daarna zijn fiets op de grond. Een paar seconden later komt de agent met zijn auto in beeld, waarna [verdachte] aan de linkerkant van de containers wegfietst. Om 16:16:27 is de eerste rook boven de meest linker container zichtbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is bewezen, dat [verdachte] de brand heeft gesticht. [verdachte] was als enige bij de papiercontainers aanwezig was toen de brand in de papiercontainer ontstond. Van de aanwezigheid van een licht getinte man in een zwart Adidas trainingspak met een brandende sigaret die kort voor de brand zou zijn weggereden, blijkt niet op de camerabeelden. Ook de manier waarop [verdachte] bezig was bij de container en het korte tijdsverloop tussen zijn aanwezigheid en het ontdekken van de brand door de politieagent, laten geen andere conclusie open dan dat [verdachte] de brand heeft aangestoken. Het door [verdachte] geschetste alternatieve scenario van [verdachte] is niet aannemelijk geworden en wordt weerlegd door onderstaande bewijsmiddelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] degene is geweest die de brand heeft gesticht in de container waarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Over parketnummer 08/226474-20 feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 08/226474-20 onder 2 ten laste gelegde feit. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 januari 2021, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van 20 augustus 2020 van [verbalisant 1] , voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant (p. 31-32).
Over parketnummer 08/271372-20
Namens de [basisschool] in Vriezenveen is aangifte gedaan van vernieling.
De rechtbank stelt voorop dat in de wet staat dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval het vernielen van een dakpan – aanwezig is als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Tijdens de zitting op 28 januari 2021 heeft [verdachte] verklaard dat hij op 20 april 2020 aan het voetballen was bij [basisschool] in Vriezenveen. Toen de voetbal op het dak terecht kwam is [verdachte] op het dak geklommen om de bal te halen. Na het teruggooien van de voetbal zag hij dat er nog een balletje klem zat onder een dakpan. Om het balletje te kunnen verwijderen heeft hij een dakpan verwijderd. Hij heeft de dakpan niet teruggelegd maar deze naar zijn zusje gegooid die onder het afdak op het schoolplein stond. Zijn zusje heeft de dakpan laten vallen waardoor deze in stukken is gebroken. Volgens verdachte heeft hij de dakpan niet met opzet vernield, maar ging dit per ongeluk.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] , toen hij een dakpan vanaf het dak van de school naar zijn zusje gooide, wel wist of in elk geval had moeten weten dat het risico heel groot was dat de dakpan stuk zou kunnen vallen. In juridische taal betekent dit dat [verdachte] willens en wetens die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een dakpan heeft vernield. Uit de bewijsmiddelen valt naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden of [verdachte] meer dan één dakpan heeft vernield, zodat zij [verdachte] alleen voor het vernielen van één dakpan verantwoordelijk houdt.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor en in de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08/226474-20
1.
hij op 4 juli 2020 te Vriezenveen, gemeente Twenterand opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met enig voorwerp, ten gevolge waarvan de inhoud van een papiercontainer gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor (de inhoud van) die papiercontainer te duchten was.
2.
hij op 19 augustus 2020 te Vriezenveen, gemeente Twenterand opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met enig voorwerp, ten gevolge waarvan meerdere coniferen gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor de coniferen en/of de zich in de nabije omgeving gelegen goederen te duchten was.

Parketnummer 08/271372-20

hij op 20 april 2020 te Vriezenveen, gemeente Twenterand opzettelijk en wederrechtelijk, één dakpan, die aan [basisschool] te Vriezenveen toebehoorde, heeft vernield, .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/271372-20 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08/226474-20
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Parketnummer 08/271372-20
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte in verband met het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uur, subsidiair 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Als bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd een meldplicht en indien nodig begeleiding door Accare of een soortgelijke instelling, een zinvolle dagbesteding en meewerken aan een verantwoorde vrijetijdsbesteding, een en ander ter beoordeling aan de jeugdreclassering. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het strafvoorstel van de officier van justitie en benadrukt dat er sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis, vierenhalve maand geleden, geen gekke dingen meer zijn gebeurd. Verdachte verdient daarvoor een pluim.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De 14-jarige [verdachte] heeft in de zomer van 2020 in zijn woonplaats Vriezenveen coniferen in brand gestoken en brand gesticht in een container met oud papier. Ook heeft hij een dakpan van een basisschool vernield. De feiten waaraan [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt zijn hinderlijke feiten waarmee [verdachte] ook schade heeft veroorzaakt. [verdachte] heeft geluk dat de branden tijdig zijn ontdekt. Met name de brand in de coniferen had veel erger kunnen aflopen als ook de naastgelegen woning of het bedrijf vlam had gevat. De rechtbank vindt dat [verdachte] moet begrijpen dat hij hiervoor straf verdient. Om ervoor te zorgen dat hij dit soort dingen niet meer doet, vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] hulp krijgt. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis loopt er al een verplicht reclasseringscontact. Ook is op 21 juli 2020 een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar, vanwege de zorgen die er over [verdachte] bestaan.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van:
- het Pro Justitia rapport over verdachte van 18 april 2020, opgemaakt door
drs. J. Husmann, GZ-psycholoog;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
van 20 januari 2021, opgesteld door D. Nijenhuis, raadsonderzoeker.
Uit het Pro Justitia rapport komt naar voren dat bij de 14-jarige [verdachte] sprake is van psychische problematiek in de vorm van een autismespectrumstoornis (ASS) en ADHD-problematiek. Ook is er sprake van een licht verstandelijke beperking. Dit maakt dat [verdachte] veel dingen niet begrijpt en niet zo goed kan plannen en organiseren als andere kinderen van zijn leeftijd. Ook overziet hij niet altijd de oorzaak en het gevolg van dingen die hij doet en meemaakt. [verdachte] is ook minder goed in het in de hand houden van zijn impulsen. Dat past bij de door de deskundige vastgestelde aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis.
Door dit alles, kan [verdachte] gemakkelijker overgaan tot delictgedrag, zoals de strafbare feiten, omdat er bij hem minder rem aanwezig is op basis van ontbrekend besef van de gevolgen van een brandstichting. De mate waarin aspecten van zijn persoonlijkheid invloed hebben uitgeoefend op de gedragskeuzemogelijkheid van [verdachte] wordt als behoorlijk gezien. Hierom wordt geadviseerd om het ten laste gelegde feit, indien bewezen, [verdachte] verminderd toe te rekenen. Om het recidivegevaar, dat als aanzienlijk/hoog wordt ingeschat, te beperken, wordt geadviseerd door middel van een jeugdreclasseringsmaatregel de vinger aan de pols te houden aangaande het functioneren van [verdachte] en de op te leggen begeleidings- en hulpverleningstrajecten. [verdachte] dient mee te werken aan een verantwoorde dag- en vrijetijdsbesteding. Accare heeft desgevraagd ontraden op dit moment om psychomotorische therapie (PMT) te starten, maar de deskundige adviseert die mogelijkheid wel achter de hand te houden.
De Raad heeft zich in haar rapport van een strafadvies onthouden. Ter terechtzitting van
28 januari 2021 heeft mevrouw J. Poortier, medewerker van het adviesteam toegelicht dat een onvoorwaardelijke werkstraf een duidelijk signaal voor [verdachte] kan zijn en dat het belangrijk is het verplichte jeugdreclasseringscontact te continueren. Gelet op het NIFP-rapport is de Raad duidelijk geworden dat PMT nu niet haalbaar is.
De heer J. Hoveling, als jeugdbeschermer en jeugdreclasseerder betrokken bij [verdachte] , heeft zich namens Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering aangesloten bij het advies van de Raad. Hij heeft ter zitting toegelicht dat [verdachte] heel praktisch is ingesteld. Het beste voor hem zou zijn een vak te leren zoals vroeger toen je als leerling met een timmerman mee kon. Op zijn huidige school gaat het wisselend met [verdachte] , afhankelijk van of hij op vaste tijdstippen zijn medicatie krijgt. Het is op dit moment niet duidelijk of [verdachte] BBL niveau 1 of 2 aankan. Bovendien kan dat pas vanaf 16 jaar. Mogelijk is een beschermd werken traject passend voor hem. Het is in elk geval van groot belang dat er een goede dag- en vrijetijdsinvulling komt voor [verdachte] zodat voorkomen wordt dat hij slachtoffer wordt van jongens die ook op straat zijn en hem als hulpje betrekken bij hun criminele activiteiten.
De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] , waaronder zijn jonge leeftijd, de verminderde toerekenbaarheid en zijn tot dusverre blanco strafblad.
Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank een werkstraf passend. Om ervoor te zorgen dat [verdachte] zich niet opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten zoals brandstichting, zal de rechtbank een deel van de werkstraf voorwaardelijk opleggen. Gelet op de adviezen van alle deskundigen, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de ter zitting besproken bijzondere voorwaarden verbinden, waaronder een meldplicht, meewerken aan een verantwoorde dag- en vrijetijdsbesteding en behandeling door Accare of een soortgelijke hulpverleningsinstantie. De rechtbank hoopt en verwacht dat [verdachte] hierdoor een passende dag- en vrijetijdsinvulling zal krijgen en een vak kan leren. Ook vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] leert omgaan met zijn beperkingen en weerbaarder wordt in sociale contacten met andere jongeren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/271372-20 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/271372-20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08/226474-20
feit 1 en feit 2
telkens het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Parketnummer 08/271372-20
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/226474-20 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/271372-20 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 dagen;
- bepaalt dat van deze werkstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- meewerkt aan een zinvolle dagbesteding en verantwoorde vrijetijdsbesteding, zoals door of namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering wordt voorgesteld/georganiseerd;
- meewerkt aan behandeling door Accare of een soortgelijke hulpverleningsinstantie, ter beoordeling van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling jeugdreclassering, indien en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Accare of een soortgelijke instantie zullen worden gegeven;
draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling
jeugdreclassering, (instantiecode AST106; verantwoordelijke gemeente Twenterand) op
om gedurende de proeftijd toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa lid 1 Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, waarbij geldt dat voor elke dag die in verzekering is doorgebracht twee uur aftrek zal worden toegepast;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild, rechter, tevens kinderrechters en mr. E. Leentjes, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.
Buiten staat
Mrs. Vijftigschild en Leentjes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08/226474-20, feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de
eenheid Oost-Nederland, District Twente, basisteam Twente-Noord, met nummer PL0600-2020425274 van 9 september 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal (p. 1 t/m 69).
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 januari 2021, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
(…) Het klopt dat ik op 4 juli 2020 bij de papiercontainers aan de [adres 2] in Vriezenveen ben geweest. (…) Ik ging oud papier weggooien voor mijn oma en had dit in de binnenzakken van mijn jas gestopt. Het waren A4 kleurplaten. (…) Ik heb het papier in een container gelegd waarvan een van de deuren open stond. Ik heb het papier gewoon in zo’n hoekje gelegd.
2.
Proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2020, voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant (p. 27-28):
Op zaterdag 4 juli 2020, omstreeks 16.15 uur, reed ik, verbalisant [verbalisant 2] , in privétijd naar de [adres 2] te Vriezenveen. Bij het adres staan verschillende papiercontainers. (…) Toen ik het terrein op reed, zag ik bij de meest linker container de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] hard weg fietste van de container. Ik vond de snelheid waarmee hij weg fietste opvallend. (…) Bij de laatste container, vanaf waar [verdachte] weg fietste, zag ik een erg klein beginnend brandje. (…) Ik zag dat het vuur zich snel aan het verspreidde en gaf door dat de brandweer met spoed moest komen. Terwijl ik aan het bellen was met de meldkamer kwam [verdachte] teruggefietst.
3.
Proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2020, voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant (p. 7-8):
In verband met een brandstichting in de papiercontainer, op de parkeerplaats van Stichting [stichting] , [adres 2] in Vriezenveen, zijn beveiligingsbeelden beschikbaar gesteld. Deze beveiligingsbeelden zijn afkomstig van een beveiligingscamera, hangend aan de woning van de [adres 3] te Vriezenveen. Bij beschikbaarstelling gaf de beheerder van de beelden aan dat de tijd van het camerasysteem in de wintertijd stond en derhalve een uur op de werkelijke tijd achterliep.
07-04-2020 Sat 15:09:46 tot en met 15:09:52 Linksboven in beeld is te zien dat een verdachte de parkeerplaats van de [adres 2] op fietst. (…)
07-04-2020 Sat 15:14:41 tot en met 15:15:16
Verbalisant [verbalisant 2] rijdt met zijn personenauto de parkeerplaats op, waarna de verdachte aan de linkerkant van de containers bij de containers wegfietst. (…)
07-04-2020 Sat 15:16:27 tot en met 15:16:30
Op de beveiligingsbeelden is de eerste rook boven de meest linker container zichtbaar.
07-04-2020 Sat 15:16:39 tot en met 15:17:23
De verdachte fietst, komende vanaf de linkerkant van het zichtveld, vanaf de [adres 2] de parkeerplaats op en fietst in de richting van de rode containers. Op dat moment is er duidelijk rookontwikkeling bij de containers waar te nemen.
07-04-2020 Sat 15:17:48 tot en met 15:19:43
Gedurende ongeveer twee minuten is de toename van de rookontwikkeling zichtbaar.
07-04-2020 Sat 15:19:57 tot en met 15:20:11
De verdachte fietst vanaf de parkeerplaats de [adres 2] op, waarna hij links uit het zichtveld van de beveiligingscamera verdwijnt.
07-04-2020 Sat 15:23:59
De brandweer rijdt de parkeerplaats op.
4.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [bedrijf] van 4 juli 2020, voor zover inhoudende het relaas van de verbalisant (p. 4-5):
Feit brandstichting. (…) Wij verzamelen oud papier vanuit onze stichting [stichting] welke is aangesloten bij de Hervormde gemeente Vriezenveen. Ik werd vandaag, zaterdag 4 juli 2020 omstreeks 16.45 uur gebeld dat een van onze papiercontainers in de brand heeft gestaan. We hebben op het terrein meerdere camera’s hangen. Ik laat de camerabeelden bekijken en als er wat op staat zal ik deze beelden laten veiligstellen en deze vrijwillig overdragen aan de politie.
Parketnummer 08/271372-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de
eenheid Oost-Nederland, District Twente, basisteam Twente-Noord, met nummer PLO600-2020175315 van 30 oktober 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal (p. 1 t/m 20).
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 januari 2021, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte:
Ik was op 20 april 2020 op het dak van [basisschool] in Vriezenveen geklommen omdat ik daar aan het voetballen was en er een bal op het dak kwam. Toen zag ik nog een balletje dat klem zat onder een dakpan. Om het balletje te kunnen verwijderen heb ik een dakpan weggehaald. Ik heb de dakpan niet teruggelegd omdat het dak heel nat was. Ik gooide de dakpan naar mijn zusje die onder het afdak op het schoolplein stond. Omdat er een scherp puntje aan de dakpan zat, liet mijn zusje de dakpan stuk vallen. Het is bij één kapotte dakpan gebleven.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van 20 april 2020 door [aangever 3] , directrice van de [basisschool] te Vriezenveen:
Op maandag 20 April 2020, werd ik door een collega benaderd dat er door een jongen vernielingen waren aangericht in en rond het gebouw van de school. Er waren enkeledakpannen van het dak afgehaald en deze zijn stuk gegooid op de binnenplaats / schoolplein. Het zou moeten gaan om [verdachte] uit Vriezenveen. Ik ben vervolgens ook naar school gegaan en heb het zelf ook geconstateerd en enkele foto’s gemaakt.