ECLI:NL:RBOVE:2021:609

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
08/050314-20 en 16/051597-20 (gevoegd) en tul 05/147977-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 17-jarige jongen voor gewapende overval en winkeldiefstal met jeugddetentie en PIJ-maatregel

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 17-jarige jongen, die werd verdacht van een gewapende overval op een cafetaria in Glanerbrug en winkeldiefstal. De rechtbank heeft de jongen veroordeeld tot een jeugddetentie van 242 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De overval vond plaats op 29 september 2019, waarbij de verdachte samen met anderen de eigenaar van de cafetaria onder bedreiging met geweld om geld vroeg. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval, onder andere door DNA-sporen en getuigenverklaringen. De verdachte had ook een winkeldiefstal gepleegd op 24 februari 2020 in Utrecht, waarvoor hij eveneens werd veroordeeld. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van deskundigen. De PIJ-maatregel is opgelegd om de kans op recidive te verkleinen en de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/050314-20 en 16/051597-20 (gevoegd) en tul 05/147977-18 (P)
Datum vonnis: 11 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende te [adres 1]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 11 juni 2020, 8 september 2020, 3 december 2020, 10 december 2020 en
28 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-050314-20
op 29 september 2019 in Enschede samen met een ander of anderen [cafetaria] heeft overvallen en geprobeerd heeft door bedreiging met geweld een geldbedrag te stelen,
dan wel daaraan medeplichtig is geweest.
Parketnummer: 16/051597-20
zich op 24 februari 2020 te Utrecht schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08-050314-20
hij op of omstreeks 29 september 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] of aan een derde hij, verdachte en/of diens mededader(s) gemaskerd en/of met bivakmutsen op hun hoofd(en) de cafetaria zijn ingelopen en/of vervolgens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes en/of een breekijzer en/of een (vuur)wapen heeft/hebben voorgehouden/getoond en vervolgens daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "geef mij je geld, geef mij geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 29 september 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, toebehoorde, doordat verdachte en/of diens mededader(s) gemaskerd en/of met bivakmutsen op hun hoofden de cafetaria zijn ingelopen en/of vervolgens die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes en/of een breekijzer en/of een (vuur)wapen heeft/hebben voorgehouden/getoond en vervolgens daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben geroepen: "geef mij je geld, geef mij geld" althans woorden van gelijke aard en/of strekking; bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 september 2019 te Enschede, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door bij die cafetaria ( [cafetaria] ) of in de nabije buurt op de uitkijk te gaan staan en/of de omgeving voor te verkennen,
Parketnummer: 16/051597-20
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Utrecht een Snickers en/of een blikje Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [supermarkt 1] (vestiging [adres 4] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder de parketnummers
08-050314-20 en 16/051597-20 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft daartoe de bewijsmiddelen opgesomd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak bepleit voor het onder parketnummer 08-050314-20 tenlastegelegde. Zoals eerder in de pleitnotities van
10 december 2020 verwoord, heeft de raadsvrouw in de kern aangevoerd dat in het procesdossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn die de conclusie kunnen wettigen dat verdachte betrokken is geweest bij de poging overval op de cafetaria. Het bewijs tegen verdachte bestaat uitsluitend uit de aanwezigheid van DNA afkomstig van biologische contactsporen van de verdachte op een op de plaats delict aangetroffen paarskleurige plastic zak. Op de plaats delict zelf is geen DNA van verdachte aangetroffen. Een DNA-spoor op een zwervend object levert op zichzelf geen wettig en overtuigend bewijs op. Een plastic zak is immers geen uniek object. Bovendien impliceert DNA-materiaal in een mengprofiel geen daderschap. Ook is er geen objectief (steun)bewijs voorhanden waaruit volgt dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging overval op de cafetaria. Er bevinden zich twee ‘de auditu’ verklaringen in het dossier waaronder de verklaring van een getuige die niet wil vertellen van wie zij een en ander vernomen heeft. Verder zijn de camerabeelden onduidelijk en komt het signalement van de dader niet overeen met dat van verdachte. Het is suggestief en stigmatiserend dat steeds het woord ‘kindsoldaat’ naar voren komt. Verdachte zelf zegt dat dit niet klopt en het blijkt ook niet uit interviews met zijn broer. Voor het overige blijft verdachte bij zijn ontkennende verklaring zoals hij die eerder op 26 februari 2020 heeft afgelegd en wenst hij daar niet op terug te komen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 16/051597 tenlastegelegde winkeldiefstal heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu verdachte dit feit heeft bekend.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder de parketnummers 08-050314-20 en 16/051597-20 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Parketnummer 08-050314-20
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt naar voren dat op 29 september 2019 omstreeks 21.45 uur door twee mannen man (hierna: overvallers) een gewapende overval is gepleegd op [cafetaria] , gevestigd aan de [adres 3] waarbij geprobeerd is de eigenaar af te persen. Eén van de overvallers heeft een zwarte bivakmuts over zijn hoofd, waardoor alleen de mond en de ogen te zien zijn. Hij is ongeveer 1.70 meter lang, heeft een smal postuur en oogt jong, naar schatting rond de 20 tot 25 jaar oud. In zijn rechterhand heeft hij een mes vast en in de andere hand een ijzeren stok. De overvaller draagt donkere kleding en donkerkleurige handschoenen. De overvaller zegt herhaaldelijk ‘geef mij geld, geef mij geld’. De eigenaar loopt daarop naar de keuken en pakt een groot keukenmes. Buiten ziet hij nog een man staan die een pistool vast heeft.
De eigenaar zegt tegen de overvaller binnen: ‘mijn geld krijg je niet, maar mijn mes wel’, waarop de overvaller vanaf de balie waar de kassa staat, achteruit de cafetaria uitloopt. Hij blijft zeggen ‘geef mij geld, geef mij geld’. Uiteindelijk rent hij door de deur naar buiten. De eigenaar sluit de deur van de cafetaria en een medewerkster die tijdens de overval ook aanwezig was, belt de politie. Wanneer de politie arriveert, wordt bij de kassa een paarskleurige plastic tas aangetroffen die daar voor de overval niet lag en niet toebehoort aan één van de eigenaren van de cafetaria of de medewerkster. De tas wordt door de forensisch onderzoeker van de politie veiliggesteld. Gelet op camerabeelden waarop te zien is dat de overvaller een zak of tas die hij vast had, op de toonbank van de cafetaria gooit, is volgens de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat de op de plaats delict aangetroffen plastic tas is meegenomen en gebruikt door de overvaller die in de cafetaria aanwezig was. Ook [medeverdachte 1] , die als medeverdachte is gehoord door de politie, spreekt over een ‘blauwachtig tasje’ dat de overvallers bij zich hebben.
DNA-match
Van de bemonstering van onbruikbare dactyloscopische sporen op de plastic zak is een DNA-mengprofiel verkregen (AANB3696NL). Dit DNA-mengprofiel is niet geschikt gebleken voor vergelijkend DNA-onderzoek in de DNA-databank voor strafzaken, maar is wel geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een persoon. Het DNA-mengprofiel is vergeleken met het DNA-profiel van verdachte (WAAG8919NL). Hierbij is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast, hetgeen betekent dat de resultaten worden bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen. Onderzoek door The Maastricht Forensic Institute heeft uitgewezen dat het meer dan 1 miljoen keer waarschijnlijker is dat het mengprofiel DNA bevat van verdachte en twee onbekende, niet verwante personen, dan van drie onbekende, niet verwante personen.
Door zich te beroepen op zijn zwijgrecht heeft de verdachte geen aannemelijk geworden en hem ontlastende verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op de paarskleurige plastic tas.
Het is juist, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, dat het aangetroffen DNA-materiaal van de verdachte op de plaats delict een biologisch contactspoor betreft dat is aangetroffen op een verplaatsbaar (‘zwervend’) object. Daar staat echter tegenover, zoals reeds hierboven is vastgesteld, dat er sprake is van een daderspoor. De paarskleurige plastic zak heeft alles te maken met de overval. De overval is mislukt doordat niet alles volgens plan verliep omdat de eigenaar met een mes op de overvaller afkwam. De overvaller is vervolgens de cafetaria uitgerend. Deze omstandigheden, verhogen de bewijswaarde van dit aangetroffen DNA-spoor in sterke mate.
Ook de navolgende bewijsmiddelen worden door de rechtbank redengevend geacht voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij de persoon is die op de camerabeelden van 29 september 2019 te Enschede vanaf 21:45:17 uur langs [cafetaria] loopt en zich na zes seconden weer omdraait. Hij kent verdachte via een vriend die samen met verdachte in een gesloten instelling heeft gezeten. Volgens [medeverdachte 1] wilden twee jongens bij iemand een halve kilo cocaïne stelen in het steegje naast [cafetaria] , maar wisten ze niet hoe ze daar van het begin naar het eind moesten lopen. [medeverdachte 1] wist dat wel en heeft gezegd dat hij ze wel zou brengen. Volgens [medeverdachte 1] had één van de jongens een echt pistool bij zich, een Smith&Wesson. Eén van de jongens had een zwarte koevoet bij zich en die jongen zei dat hij ook een mes bij zich had. De jongens hadden tevens een bivakmuts bij zich en een blauwachtig tasje. [medeverdachte 1] wil de namen van de jongens niet noemen omdat hij bang is. Wel vertelt hij dat één van de jongens in zijn land veel heeft meegemaakt en dat deze jongen samen met zijn broer is gevlucht. [medeverdachte 1] weet niet waar de Smith&Wesson vandaan komt maar heeft het wapen na de overval nog gezien bij de jongen die kindsoldaat is geweest. Dit was later ergens op straat. De jongen zei toen “ik ga deze ook ergens anders meenemen’. [medeverdachte 1] weet zeker dat het om een echt wapen ging omdat hij de jongen ermee heeft zien schieten en er kogels bij waren.
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat verdachte een vriend van hem is en ze samen wel eens gesproken hebben over de tijd dat verdachte kindsoldaat was.
Verklaring getuige [getuige 1]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat haar zoon [medeverdachte 1] haar in vertrouwen heeft genomen en haar verteld heeft dat [medeverdachte 2] en [verdachte] een snackbar in Glanerbrug hebben overvallen.
De eigenaar van de snackbar zou met een hakmes op hen af zijn gekomen. Ze zouden ook een bivakmuts hebben gehad. [medeverdachte 1] vertelde zijn moeder ook dat [verdachte] een wapen had en dit in de kamer van [medeverdachte 1] had gelegd. [verdachte] is een kleine, donkere jongen en komt uit Eritrea. Hij komt uit Utrecht en kwam vaak in het weekend met de trein naar Enschede. De jongens kenden hem omdat ze samen hebben vastgezeten.
Verklaring getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] , de moeder van [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij gehoord heeft dat [medeverdachte 2] en ‘ [naam 1] ’ (naar de rechtbank begrijpt [verdachte] ) op 29 september 2019 de overval bij de snackbar in Glanerbrug hebben gepleegd. [getuige 2] wil niet vertellen van wie ze het gehoord heeft, maar weet wel dat degene van wie ze het gehoord heeft, dit zelf van ‘ [naam 1] ’ heeft gehoord. Het gaat om de ’ [naam 1] ’ waarmee [medeverdachte 2] in [plaats] heeft gezeten. [getuige 2] kent ‘ [naam 1] ’ alleen van de foto van [medeverdachte 2] . Op de kamer van [medeverdachte 2] , aan de [straat] , waren op vrijdagavond, 1 op 2 november 2019, [medeverdachte 1] , ‘ [naam 1] ’ en [naam 2] aanwezig.
Onderzoek telefoon verdachte
Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen waar [medeverdachte 2] , die op de foto een rood Bayern Munchen trainingspak draagt, en verdachte samen op staan.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande verklaringen en de resultaten van onderzoek , concluderend het volgende vast.
[getuige 2] en [getuige 1] hebben de auditu verklaard dat verdachte bij de overval op de [cafetaria] in Glanerbrug (gemeente Enschede) betrokken is geweest. [getuige 2] noemt nadrukkelijk de naam van verdachte, [getuige 1] spreekt over een kleine, uit Eritrea afkomstige donkere jongen, die in zijn land veel heeft meegemaakt en samen met zijn broer is gevlucht. Volgens [medeverdachte 2] is verdachte een vriend en heeft hij wel eens met verdachte gesproken over de tijd dat verdachte kindsoldaat was. Dat [medeverdachte 2] en verdachte elkaar kennen wordt bevestigd door de foto van hen beiden die op de telefoon van verdachte is aangetroffen en de verklaring van [getuige 2] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het klopt dat hij te zien is op de camerabeelden van de overval op [cafetaria] op 29 september 2019. Volgens [medeverdachte 1] wilden twee jongens bij iemand een halve kilo cocaïne stelen in het steegje bij [cafetaria] en heeft hij ze de weg gewezen. Volgens [medeverdachte 1] had een van de jongens een echt pistool bij zich, een Smith& Wesson. Ook had een van de jongens een zwarte koevoet bij zich en zei hij dat hij ook een mes bij zich had. De jongens hadden ook een zwarte bivakmuts bij zich. Later heeft [medeverdachte 1] de Smith&Wesson nog een keer gezien toen de jongen die kindsoldaat is geweest er met echte kogels mee ging schieten.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven geschetste feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien met de aangifte, de camerabeelden en de resultaten van het DNA-onderzoek, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de overval op [cafetaria] . De rechtbank verwerpt daarom het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.
Parketnummer 16/051597-20
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 16/051597-20 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan
met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Als bewijsmiddelen gelden:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [naam 3] , namens [supermarkt 1] , [adres 4] in Utrecht van 24 februari 2020. (p. 3-7).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgegeven en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08-050314-20
hij op 29 september 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] toebehoort, hij, verdachte en/of diens mededadergemaskerd en/of met bivakmuts op hun hoofden de cafetaria zijn ingelopen en vervolgens die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een mes en een breekijzer en een vuurwapen hebben getoond en vervolgens daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geroepen: "geef mij je geld, geef mij geld" terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer: 16/051597-20
hij op 24 februari 2020 te Utrecht een Snickers en een blikje Red Bull, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan [supermarkt 1] (vestiging [adres 4] ), heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder de parketnummers
08-050314-20 en 16/051597-20 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 08-050314-20
het misdrijf: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 16/051597-20
het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte in verband met het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 243 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van de voorwaardelijke maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) geëist met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden; te weten jeugdreclassering, elektronische controle met een avondklok van
19 tot 4 uur, een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers, alsmede een locatieverbod voor Enschede, meewerken aan ambulante behandeling bij Topzorg of een soortgelijke instelling, een zinvolle dagbesteding en verblijven bij zijn broer [naam 4] of op een ander vooraf door de jeugdreclassering goed te keuren adres, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het onder parketnummer 08/050314-20 tenlastegelegde. In het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zou overgaan, verzoekt zij de rechtbank nadrukkelijk het rapport van de [stichting] te volgen. Een PIJ-maatregel is het ultimum remedium voor een minderjarige en er is bij verdachte strafrechtelijk nog onvoldoende geprobeerd. De psychiater zegt ook niet dat het een voorwaardelijke PIJ
moetzijn, hij zegt alleen dat het
kan. Er zijn aanwijzingen voor een gedragsstoornis, een voorwaardelijke PIJ-maatregel is buitenproportioneel. Verdachte heeft sinds de schorsing twee maanden geleden laten zien dat het goed gaat. Ook de [stichting] vindt een PIJ-maatregel onwenselijk, onnodig en disproportioneel gelet op hoe het nu gaat. Er is genoeg tijd om te werken aan de doelen zoals gesteld in het NIFP-rapport. Een reguliere maatregel doet het meest recht aan wat haalbaar is. En hoewel verdachte zich in het verleden niet altijd meewerkend heeft opgesteld, lijkt er nu een basis om uitvoering aan te geven. Elektronisch Toezicht (ET) gaat te ver en is in deze zaak ook niet eerder aan de orde geweest. Nu verdachte niet in Enschede komt, ziet de raadsvrouw niet in waarom ET, evenals een contact- en locatieverbod, toegevoegd moet worden. ET maakt school en werk ook alleen maar lastiger. In het geval van een veroordeling zal er hoger beroep worden ingesteld. In verband daarmee verzoekt de raadsvrouw de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren en benadrukt zij onder verwijzing naar HR 10 maart 2015 dat de afgelopen twee maanden niet gebleken is dat verdachte de intentie heeft te recidiveren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdacht heeft zich, samen met een ander, op intimiderende wijze en onder bedreiging van geweld met wapens schuldig gemaakt aan een afpersing. Het is aan het impulsieve en heldhaftige optreden van de eigenaar van de cafetaria te danken dat de overval voortijdig is geëindigd. Hierbij moet wel bedacht worden dat dit ook anders had kunnen aflopen, gelet op de wapens die de overvallers bij zich hadden. Afpersing behoort tot de categorie misdrijven die een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer inhouden en waarvan de slachtoffers vaak nog lange tijd de emotionele gevolgen ondervinden. Uit de slachtofferverklaring blijkt van de mentale gevolgen die het feit heeft gehad en nog steeds heeft op het leven van de slachtoffers. Sinds het gebeuren hebben zij last van slapeloze nachten en zijn zij angstig, boos en snel geïrriteerd. Niet alleen de directe slachtoffers, maar ook de gehele samenleving wordt belast met een groeiend gevoel van onveiligheid door feiten als deze. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van:
- het Pro Justitia rapport over verdachte van 17 november 2020, opgemaakt door
[naam 9] , psychiater;
- het Pro Justitia rapport over verdachte van 24 november 2020, opgemaakt door
[naam 10] , GZ-psycholoog;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
26 augustus 2020 opgesteld door [naam 11] , raadsonderzoeker;
- het briefrapport van de Raad van 1 december 2020, opgesteld door [naam 11] ;
- het rapport van de [stichting] van 12 januari 2021, opgesteld door [naam 12] , jeugdzorgwerker.
- het uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 januari 2021.
In het psychologisch onderzoek Pro Justitia wordt geconcludeerd dat er bij verdachte diagnostisch sprake is van een persisterende reactie op psychotrauma met PTSS-achtige
symptomen, een normoverschrijdend-gedragsstoornis (matig) en een stoornis in tabaksgebruik (licht, in vroege remissie, in een gereguleerde omgeving). Daarnaast heeft verdachte te maken met beperkte cognitieve vermogens en een achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Door de ontkennende houding van verdachte met betrekking tot de poging overval is onduidelijk gebleven of zijn problematiek bij deze poging overval heeft doorgewerkt op de gedragingen en gedragskeuzes van [verdachte] ten tijde van dit feit. Daarom onthoudt de psycholoog zich van advies rondom de toerekenbaarheid.
Ook de psychiater constateert dat er sprake is van een stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte. Hoewel de psychiater constateert dat het erop lijkt dat de problematiek van verdachte van invloed is geweest op de gepleegde delicten, kan dit niet worden beargumenteerd omdat verdachte niet over de feiten wil praten. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen in zoverre over.
Zowel de psychiater en de psycholoog als ook de deskundigen van de raad en de jeugdreclassering schatten het risico op recidive in als hoog, als verdachte geen verdere begeleiding of intensieve behandeling krijgt. Hoewel er enkele beschermende factoren zijn, zoals de steun van zijn broer, voogd en vrienden, laat verdachte zien dat hij ontoereikende probleemoplossingsvaardigheden heeft, alsmede beperkt overzicht en weinig zicht in de gevolgen van zijn handelen. Tevens heeft hij moeite met het omgaan met negatieve emoties en heeft hij een gebrekkige gewetensvorming, die daardoor een onvoldoende rem is voor strafbaar gedrag. Deze factoren, voortkomend uit de problematiek van verdachte, dragen bij aan een verhoogd recidiverisico. Daarbij heeft verdachte een voorgeschiedenis met diverse traumatische ervaringen, een onduidelijke toekomst in Nederland, alsook middelengebruik en omgang met delinquente vrienden. Ook zijn drang naar vrijheid, beperkte frustratietolerantie en verzet tegen hulpverlening staan begeleiding in de weg.
De begeleiding en intensieve behandeling die door de psycholoog en psychiater worden geadviseerd moeten voornamelijk gericht zijn op het op gang brengen van de morele ontwikkeling, probleembesef en het aanleren van gedragskeuzes en emotieregulatie vaardigheden, alsmede op het verbeteren van zijn coping- en oplossingsvaardigheden, omgang met autoriteit en morele ontwikkeling. Ook dient er te worden toegewerkt naar traumaverwerking en meer zicht op zijn middelengebruik. Van belang is ook dat er rekening wordt gehouden met zijn cognitieve vaardigheden. De psycholoog adviseert een voorwaardelijke PIJ-maatregel als juridisch kader en de psychiater noemt dit ook als mogelijkheid.
De raad acht een intensieve behandeling in een streng juridisch kader eveneens passend en geeft ook in overweging een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De raad heeft zich ter zitting afgevraagd of, in geval van regulier toezicht, het aantal contacturen volstaat.
Tijdens de zitting heeft de Jeugdreclassering van de [stichting] toegelicht dat met ITB Harde Kern een hoger aantal contacturen beschikbaar komt en verdachte, anders dan bij een regulier toezicht, intensief gemonitord zou kunnen worden. Omdat verdachte geen vaste dagbesteding heeft en niet nu nog in detentie zit, voldoet verdachte niet aan de normale voorwaarden om aan ITB Harde Kern deel te nemen. Omdat Topzorg en school nog moeten starten en er vanuit het gezinssysteem geen controlefunctie is, zou het dan gaan om een ‘kaal traject’.
Jeugddetentie
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke
jeugddetentie opleggen gelijk aan voorarrest, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in
verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat naast een
onvoorwaardelijke jeugddetentie met aftrek van voorarrest, aan verdachte een
voorwaardelijke PIJ-maatregel moet worden opgelegd. Aan de vereisten voor het opleggen
van een voorwaardelijke PIJ-maatregel is voldaan. Verdachte heeft een delict gepleegd
waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen vereist het opleggen
van de PIJ-maatregel en de maatregel is ook in het belang van een zo gunstig mogelijke
verdere ontwikkeling van verdachte, temeer omdat bij verdachte sprake is van een
gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank legt de PIJ-maatregel voorwaardelijk op, nu alle deskundigen het erover eens
zijn dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel thans nog een brug te ver is en een behandeling
en begeleiding van verdachte nog kans van slagen heeft. De rechtbank acht behandeling en
begeleiding van het grootste belang voor verdachte en acht de kans van slagen van een
dergelijk traject in het regulier jeugdreclasseringstoezicht, gelet op de mening van de
deskundigen, verwaarloosbaar. Extra jeugddetentie acht de rechtbank niet in het belang van
verdachte. In het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel zal verdachte zich moeten
houden aan een groot aantal strikte voorwaarden zoals hieronder beschreven. Als verdachte
niet meewerkt aan (één van) deze voorwaarden, loopt hij het risico om in een Justitiële
Jeugdinrichting te worden geplaatst en daar gedwongen verder te worden behandeld.
Het ontbreken van de pedagogische rol en voldoende controle binnen het gezinssysteem van verdachte, vereisen een voldoende zichtbare, krachtige en directieve jeugdreclasseringswerker, die niet schroomt om in te grijpen in de context van verdachte, die concrete hulp biedt, dingen voor hem regelt en hem stevig in de greep houdt. Gelet op het beperkte aantal contacturen bij een regulier toezicht, zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde ook ITB-Harde Kern opleggen. Het aantal (betaalde) uren dat aan ITB-Harde Kern is verbonden, maakt het voor de jeugdreclasseerder mogelijk om verdachte ook daadwerkelijk intensief te monitoren en te begeleiden. Op deze wijze kan gezorgd worden voor een strak justitieel keurslijf, waarbij geïnvesteerd wordt in de opbouw en het onderhoud van netwerken en kan, naar de rechtbank hoopt, een toekomstige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel worden voorkomen. Verdachte heeft zich bereid verklaard hieraan mee te werken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 242 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel passend, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals door de raad en de jeugdreclassering zijn geadviseerd, waaronder ITB Harde Kern. Naar het oordeel van de rechtbank wordt, gelet op het door de deskundigen vastgestelde hoge recidiverisico, voldaan aan de voorwaarde van artikel 77za Sr om tot een dadelijke uitvoerbaarheid te komen, zodat hiertoe zal worden bevolen.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om Elektronische Controle met een avondklok van 19.00 uur tot 4.00 uur, een locatieverbod voor Enschede of een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers op te leggen, nu de verzoeken onvoldoende onderbouwd zijn en verdachte in de periode van de schorsing ook niet naar Enschede is geweest of contact heeft opgenomen met zijn medeverdachten of de slachtoffers. Daarbij komt dat verdachte in Bilthoven woont en ter zitting heeft verklaard niet naar Enschede te zullen gaan.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon (Apple 6s kleur wit, goednummer 2207672, wit, merk: Apple) aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie ten uitvoer moet worden gelegd.
De raadsvrouw heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank stelt vast dat bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland te Arnhem van 30 januari 2018 (parketnummer 05-147977-18) aan verdachte een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren voorwaardelijk is opgelegd en is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en daarnaast op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 77za Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder de parketnummers 08-050314-20 en
16/051597-20 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder de parketnummers 08-050314-20 en 16/051597-20 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08-050314-20
het misdrijf: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 16/051597-20
het misdrijf: diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de parketnummers 08-050314-20 en 16/051597-20 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
242 (tweehonderdtweeënveertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de jeugddetentie;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel van
plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de door [stichting] (of een andere jeugdreclassering in de regio Utrecht) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de Jeugdreclassering nader te bepalen tijdstippen zal melden bij [stichting] (of een andere jeugdreclassering in de regio Utrecht) zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaar in het kader van het ITB Harde Kern traject intensieve begeleiding door [stichting] Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (of een andere jeugdreclassering in de regio Utrecht) accepteert;
- zal deelnemen aan de gesprekken met de [stichting] Jeugdbescherming, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (of een andere jeugdreclassering in de regio Utrecht), die gericht zijn op het toezicht op en het begeleiden bij het nakomen van de bijzondere voorwaarden, zo frequent als deze dat noodzakelijk acht;
- zal meewerken aan door [stichting] (of een andere Jeugdreclassering in de regio Utrecht) noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- zal verblijven bij zijn broer [naam 4] , wonende te Bilthoven dan wel op een ander door de [stichting] (of een andere Jeugdreclassering in de regio Utrecht) te bepalen adres;
- naar school zal gaan of een andere zinvolle dagbesteding zal hebben, waarbij de [stichting] Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (of een andere Jeugdreclassering in de regio Utrecht) bepaalt wat zinvol is;
- zich ambulant laat behandelen bij de Waag Topzorg of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de [stichting] Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (of een andere Jeugdreclassering in de regio Utrecht) indien en zo lang als de Jeugdreclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de Waag Topzorg zullen worden gegeven;
- draagt de [stichting] Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (of een andere Jeugdreclassering in de regio Utrecht) op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de mobiele telefoon Apple 6s (kleur wit, goednummer 2207672, wit, merk: Apple) aan verdachte;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 30 januari 2018 met parketnummer 05-147977-18 voorwaardelijk opgelegde
werkstrafvoor de duur van
20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. A. Flos en mr. D. Schaap, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier
en is in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021.
Buiten staat
Mrs. De Loor en Schaap zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Twente, proces-verbaalnummer 2019343748 en 2019435616 (onderzoek Peking/ON2R019092) van 13 maart 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van parketnummer 08/050314-20
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 2] van 30 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (p. 8-9):
Hierbij doe ik aangifte van poging diefstal door middel van geweld. Ik ben eigenaar
van [cafetaria] , gevestigd aan de [adres 3] . Op
zondag 29 september 2019 omstreeks 21:45 uur was in de zaak. Mijn vrouw en een
werkneemster genaamd [naam 5] waren ook in de zaak. (…) Ik hoorde mijn vrouw ineens schreeuwen ze klonk paniekerig, ze riep mijn naam. Ik loop vanuit de keuken naar de cafetaria gedeelte. Ik zie in de buurt van de wc ineens voor mij een persoon staan. Ik hoor de persoon geld van mij vragen. Ik hoorde hem meerder keren zeggen "Geef mij geld". Hij heeft dit zeker meer dan twee keer geroepen. Ik zag dat de persoon een keukenmes in zijn rechterhand had. De lemmet was ongeveer 15 cm, en voorzijde was puntig. In zijn linkerhand had hij een koevoet vast. Het was een kleine koevoet. Ik denk 40 a 50 cm. Het was een donkerkleurige koevoet. Ik was meer de op de mes gefocust. Ik zag dat hij de koevoet omhoog hield met zijn linkerhand en de mes hield hij met zijn rechterhand in mijn richting. De afstand tussen mij en de overvaller bedroeg ongeveer 2 a 2,5 m. Nadat de overvaller mij om geld vroeg, zei ik tegen de overvaller dat hij moest wachten. Ik ben naar de keuken gelopen. In de keuken heb ik een hakmes een mes slijper gepakt. Ik ben met het hakmes en de mes slijper in de richting van de overvaller gelopen. Toen ik naar de overvaller liep riep ik tegen hem dat ik geen geld voor ze had maar wel een mes. Ik zag de overvaller naar achteren
lopen richting de uitgang. Halverwege in de zaak zie ik nog een man/overvaller bij
toegangsdeur staan. Ik zag dat zijn gezicht bedekt was met een bivak muts en een hoodie.
Ik zag dat deze persoon een vuurwapen in zijn rechterhand had(…)
De overvallers renden de zaak uit en ging gelijk rechtsaf de (brand) gang in.
Ik ben tot aan de voorzijde van de gang gelopen. Ik heb de overvallers niet meer
gezien. Wij hebben camera's in onze zaak staan, deze staan wij af voor het onderzoek.
De overvallers kan ik als volgt omschrijven:
De overvaller met de koevoet en die om geld vroeg kan ik als volgt omschrijven.
Lengte 1.70 m ik ben zelf 1.80 m. Mager ik denk 60 kilo ongeveer.
Zijn jas of jack kan ik niet omschrijven, volgens mij was het donkerkleurig.
Bivak muts, volgens mij was deze een open bivakmuts maar durf dit niet met zekerheid
Zijn accent en manier van geld vragen was zeker geen Nederlander.
Kleur ogen heb ik niet gezien. Aan zijn stem te horen was de overvaller een manspersoon
De persoon die bij de deur stond kan ik als volgt omschrijven:
Iets langer dan de eerste overvaller. Ook mager. Kleding, donker van kleur.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] van 30 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (p. 16-18):
Ik ben samen met mijn man eigenaar van [cafetaria] gelegen aan de
[adres 3] . Ik doe aangifte van een poging overval op de cafetaria. Ik heb aan niemand het recht of de toestemming gegeven om te proberen geld van mij en/of van de cafetaria weg te nemen en zich dit te proberen toe te eigenen.
Op zondag avond 29 september 2019 omstreeks 21:40 a 21:45 uur was ik samen met mijn
man en een medewerkster van ons aan het werk in de cafetaria genoemd. (…)
Ik stond bij de Kassa. Omstreeks de genoemde tijd, kort voor sluitingstijd, waren er verder geen klanten in de cafetaria aanwezig. Buiten was het donker. Op dat moment zie ik dat er een man binnenkomt. Ik zie dat de man een bivakmuts zwart van kleur over zijn hoofd heeft. Ik zag dat er buiten nog een man stond. Ik zie dat de man die binnenkwam in zijn rechterhand een mes vast heeft en in de andere hand zag ik dat hij een ijzeren stok waarmee inbrekers deuren kunnen openen, vast heeft. Ik zie dat deze man naar de balie loopt en hoor dat hij zegt: Geef mij geld, geld. (…) Ik zag dat de man achter mij aan was gelopen tot de achterzijde van de balie. Vandaar is de opening waar je achter de balie kan lopen. De overvaller zegt ook tegen mijn man: "Geef mij geld, geef mij geld” Toen ging mijn man terug naar de keuken en pakte een keukenmes uit de keuken en liep daarmee in de richting van de overvaller. Ik hoorde dat mijn man zei: "Geld krijg je niet, maar mijn mes wel". Daarna zag ik dat de overvaller, volgens mij, ook een beetje bang werd en achteruit de cafetaria inliep. Ik hoor dat de overvaller ondertussen nog steeds zegt: "geef mij geld, geef mij geld" Verder heeft hij niets gezegd. Mijn man loopt er achteraan. Daarna zie ik dat de man weg rent via de deur naar buiten. (…)
Mijn man zei later tegen mij dat er buiten nog een man stond en dat die man een pistool vast hield. Nadat de man naar buiten was gelopen heeft mijn man de deur afgesloten en heeft de medewerkster die ook aanwezig was de politie gebeld. Later toen de politie kwam vonden wij een plastic tas bij de kassa. Deze was niet van ons. Deze tas lag voor de overval niet bij de kassa. Deze tas moet dus van deze overvaller zijn en die moet deze achtergelaten hebben. De politie heeft deze paarskleurige tas meegenomen. (…)
De man die binnenkwam kan ik als volgt omschrijven: Deze man was klein. Ik ben zelf ongeveer 1,68 mtr. Ik denk dat hij iets groter dan mij was. Dus ik denk dat hij ongeveer 1,70 mtr groot was. De leeftijd kon ik niet duidelijk zien maar ik denk dat hij niet zo heel oud was. Ik denk dat hij rond de 20 tot 25 jaar was. Dit omdat hij zo klein en smal was. Maar ik weet dat dus niet zeker. Ik zag alleen de mond en ogen, Ik weet niet of de man een accent had. Voor mijn gevoel was hij niet echt Nederlands. Volgens mij was de huid iets donkerder. Niet heel erg donker maar een beetje bruin. Postuur: smal postuur Kleding: weet ik niet meer alleen maar dat het een donkerkleurig was. Ik denk dat ik alleen naar het gezicht heb gekeken en alleen het masker heb gezien. Zijn broek heb ik niet gezien en zijn schoenen ook niet. Ik heb de man alleen van de bovenkant gezien. De man droeg donkerkleurige handschoenen. (…)
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen (camerabeelden [cafetaria] ) van 29 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (p. 26-36):
Op donderdag 3 oktober te 13:43 uur was ik verbalisant op het adres [adres 2] te Enschede. Ik verbalisant was op dit adres om camerabeelden uit te kijken van een overval. Deze overval had plaatsgevonden op zondag 29 september 2019 te 21:49 uur. Ik verbalisant was in uniform gekleed en als zodanig herkenbaar. Ik verbalisant heb in de woning samen met de eigenaresse, betrokkene [betrokkene] , de camerabeelden uitgekeken. De camerabeelden die bevestigd zijn aan de woning, [adres 2] , geven zicht op de openbare weg behorende aan de Schipholtstraat, Tolstraat en de Oventurestraat te Enschede. Ik verbalisant zag op de camerabeelden die uitzicht gaven op de Schipholtstraat dat op er drie personen komende vanuit de Schipholtstraat en gaande in de richting van de Gronausestraat lopen. Ik verbalisant zag dat het tijdstip dat op de camerabeelden stond 21:47 uur was. (…)
Beschrijving beelden:
► Op het moment dat de beelden beginnen zie ik, vanaf 21 :43:48 uur een man over de stoep in de richting van de camera lopen. Ik zie dat hij vermoedelijk op zijn mobiel kijkt. Bij 21 :43:51 uur zie ik dat hij vanaf zijn "mobiel" opkijkt en vervolgens kijkt hij richting de ingang van de snackbar. Hij blijft naar binnen kijken bij de snackbar tot hij er langs is gelopen op 21 :43:56 uur. Het lijkt als of de man wat in zijn linker jas zak heeft waar hij ook zijn linker hand in draagt. In zijn rechterhand heeft hij vermoedelijk een mobiel vast.
De manspersoon, figuur 1:
Draagt licht gekleurde schoenen.
Heeft een blanke huid
Heeft een korte haardracht
Heeft een donkerkleurig haardracht
Draagt een donkerkleurig jas met capuchon
Draagt een donkerkleurig lange broek
► Om 21 :45:17 uur zie ik een persoon voor de snackbar langslopen. De persoon kijkt naar
links richting de snackbar en loopt 6 seconden tot 21 :45:23 uur langs de snackbar en draait
dan om. Hij loopt op de terug weg weer langs de snackbar maar kijkt vervolgens de andere
kant op. Om 21 :45:28 uur is de persoon uit het beeld.
De persoon, draagt een donkerkleurig vest/jas. De mouwen van dit kledingstuk zijn lichter gelijk aan de kleur van de capuchon en de kleur van de rits aan de voorzijde. Aan de
voorkant links is een embleem te zien. Draagt een capuchon die niet van zijn jas afkomstig is maar van kleding wat hij daar onder draagt De persoon draagt een donkerkleurig lange jogging/trainingsbroek. De persoon draagt donkerkleurige schoenen met lichtgekleurde zolen
(…)
Om 21:47:06 uur zie ik dat, terwijl de vrouwelijke medewerkster achter de toonbank aan het werk blijft, de mannelijke medewerker naar de ruimte er achter loopt. Om 21 :47:07 uur gaat de deur open en komt er een persoon binnen. Ik zie dat hij donkere kleding draagt. De persoon loopt met grote passen in de richting van de vrouw achterin de snackbar. Het lijkt als of hij in zijn linkerhand een breekijzer heeft en in zijn rechterhand een zak of tas. Gelijk achter hem aan verschijnt er een arm bij de deur van de snackbar met in de hand iets wat lijkt op een vuurwapen, zie figuur 10. Van deze manspersoon is alleen een donkere kleur jas te zien. De vrouwelijke medewerkster rent naar de ruimte achter de snackbar. De eerste persoon, die de vrouw volgt naar achteren, gooit de zak of tas, wat hij vast had op de toonbank. Daarna loopt hij verder naar de ruimte waar de man en vrouw kennelijk nu zijn. Vervolgens zie ik dat deze eerste persoon achteruit de ruimte weer uit loopt. Ik zie dat de mannelijke medewerker/eigenaar deze persoon richting de deur drijft. Ik zie dat hij een groot mes in zijn handen heeft. Nu is tevens te zien dat de eerste persoon ook een mes vastheeft in zijn rechterhand, zie figuur 10. Ik zie dat de persoon die bij de deur blijft staan, met het wapen blijft richten de snackbar in. De persoon met het mes en breekijzer komt nog een keer op de mannelijke werknemer afgelopen naar binnen en gaat daarna met de andere persoon naar buiten. De mannelijke werknemer gaat er met het mes achteraan om
21:47:45 uur. Wanneer de camera verder loopt is ook nog een derde medewerkster te zien die van de ruimte erachter komt lopen.

4.

Schriftelijk bescheid, inhoudende kennisgeving van inbeslagneming van 29 september 2019:
Plaats : [adres 3]
Datum en tijd : 29 september 2019 te 23:10 uur
Reden : Overval op overige objecten
Grondslag : 94 lid 1 Sv - De waarheid aan de dag brengen
Omstandigheden : door dader(s) achtergelaten op balie nabij de kassa
Object : Zak plastic
Kleur : Paars
Spoor identificatienr. : AAIW9632NL
Bijzonderheden : Akr290919/2310u paarse plastic zak op balie nabij kassa
Eigenaar : Geen eigenaar bekend
[afbeelding]
5.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf [adres 3] van
30 september 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (p. 11-13):
Op zondag 29 september 2019 om 22:45 uur kwam ik, naar aanleiding van een poging tot
overval cafetaria, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 3]
. De hierna omschreven sporendrager werd gewaarmerkt en op de daartoe geschikte wijze veiliggesteld. De sporendrager is overgedragen aan sporenbeheer van de Eenheid Oost-Nederland. De volgende sporendrager werd in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
[afbeelding]
6.
Het rapport van The Maastricht Forensic Institute van 11 december 2019, zaaknummer TMFI 2019.3198-1, referentienummer 209434748, referentie NFI 2019.10.21.052.002
DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval op een cafetaria gepleegd in Enscede op
29 september 2019, opgemaakt door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, voor zover inhoudende als relaas van rapporteur (p. 69-70):
[afbeelding]
[afbeelding]
7.
Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 10 december 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten (p. 71-90):
V: Wie is [medeverdachte 2] ?
A: Dat is een vriend van mij.
(…)
V: Wil je mij een precies vertellen wat er met die ruzie dan gebeurde?
A: Ik was dus onderweg naar huis, toen kwam ik thuis aan. Toen stonden 3 vrienden van
me mij op te wachten. Zij zeiden dat ik een tasje had van een vriend die nu vast zit. Maar
dat klopte niet, maar die had iemand anders al meegenomen naar ergens anders. En in dat
tasje zat dus best wel veel wiet en dus dat balletjespistool. Zij zeiden dat ik dat tasje had. Ik
zei dat die jongen: iemand anders, het tasje met daarin die wiet en dat balletjespistool had
meegenomen. Die had hij meegenomen naar een andere stad: niet Enschede. Ik weet niet
precies waarheen. Ik ken die jongen niet zo goed. Toen hadden zij die jongen opgebeld om te vragen of hij die wiet en dat balletjespistool had meegenomen, en die jongen zei toen "ja". Dat was dus het misverstand. Omdat hun dachten dat ik die balletjespistool had en die wiet. Maar dat was dus niet zo. Hun geloofden mij niet. Eerst gingen zij mij dus eerst slaan, omdat ze dachten dat ik het tasje had gestolen van die vriend die vast zat. Maar dat was dus niet zo.
V: Je zegt dat in dat tasje een balletjespistool zat en wiet. Hoe weet jij dat?
A: Omdat ik dat weet. Omdat ik wel weet wat er in dat tasje zat. Ik was die dag met die
vriend van mij: diegene die het heeft meegenomen naar een andere stad, de hele dag
samen. Ik zei eerst tegen hem, dat hij het mee moest nemen, omdat ik het niet bij mij ging
houden. Toen zei hij dat dat goed was, en toen had hij het meegenomen naar die andere
stad.
(…)
V: Je vertelde dat iedereen werd opgepakt en jij samen met die andere jongen over was.
V: Waarvoor werd iedereen opgepakt?
A: Twee jongens voor een straatroof en mijn broer voor iemand steken.
(…)
V: Begrijp ik dan goed dat op de dag dat 2 jongens werden aangehouden voor een
straatroof: jij met een andere jongen overbleef met het tasje met daarin het wiet en het
wapen?
A: Ja, we waren in het huis van die andere jongen. Die zei dat er sowieso door de politie
zou worden gezocht. Ik zei dat het niet mijn probleem was. Toen zei hij dat hij het mee zou
nemen, en toen zei ik: "Dat moet je doen".
V: Toen jij overbleef met die jongen en dat tasje: op de dag van de aanhouding van de
andere 2 jongens voor de straatroof. Wist jij op dat moment wat er in het tasje zat?
A: Ja, daarom wilde ik het niet bij mij houden
V: Zat het wapen op dat moment al in dat tasje of is het erin gedaan?
A: Nee, dat is erin gedaan. Nadat die jongens waren opgepakt, heeft die andere jongen het
wapen in die tas gedaan. Ik sliep, met die jongen die naar de andere stad ging, in het huis
van de jongen die was opgepakt. Toen werd die jongen opgepakt. Dat wapen was in het
huis van die jongen die was opgepakt. Ik dacht eerst dat die jongen het had meegenomen,
maar toen zei die vriend dat het wapen er nog lag.
V: Wie heeft dat wapen vast gehad? Jij of die andere jongen?
A: Die andere jongen.
(…)
V: Wie is [verdachte] ?
A: Een vriend van mij
V: Hoe ken jij [verdachte] ?
A: Via een andere vriend van mij die samen met [verdachte] opgesloten heeft gezeten in een
gesloten instelling
V: Waar woont [verdachte] ?
A: Dat weet ik niet.
V: Woont hij bij jou in de wijk?
A: Nee, in een andere stad
V: Wat is jouw contact met [verdachte] ?
A: Nadat ik ruzie met hun kreeg, kreeg ik ook ruzie met [verdachte] . Omdat ik boos was op
[verdachte] omdat hij dat niet had verteld. Daarna sprak ik hem helemaal niet meer
V: Je zegt: "Omdat ik boos was op [verdachte] omdat hij dat niet had verteld." Wat bedoel je
dan?
A: Dat hij niet tegen die jongens had gezegd dat hij het pistool had meegenomen en ik toen
door die jongens werd geslagen omdat zij dachten dat ik het pistool nog had.
V: Waar ontmoet jij [verdachte] ? (waar woont, slaapt, eet hij als hij hier in de omgeving is?)
A: Toen we nog geen ruzie hadden, hadden we afgesproken en zat ik op hem te wachten
op station Enschede
V: Hoe komt het dat [verdachte] naar jullie buurt komt als hij daar niet woont en met de trein
moet komen?
A: Om te chillen: omdat we elkaar al lang niet hadden gezien. Hij kwam eigenlijk niet eens
voor mij. Ik wachtte hem op samen met de jongen voor wie hij eigenlijk kwam.
(…)
A: Die 2 jongens die die overval hadden gedaan zeiden tegen mij dat ze best wel veel
drugs gingen stelen van iemand. Ze wilden zo snel mogelijk weer naar iemands huis gaan.
Ik zei toen dat ze via een gangetje moesten gaan. Ik wees hun de weg en toen zeiden ze
dat ik beter weg kon gaan. Ik denk dat zij toen die overval gingen doen, maar ik dacht dus
dat ze naar dat huis van iemand gingen. Daarna kwamen ze mij voorbij rennen. Zij gingen
toen een andere kant op dan ik.
V: Er is een camera voor die cafetaria waarop iemand staat met hetzelfde jasje aan als het
jasje dat jij nu bij je hebt. Dat ben jij dan?
A: Het enige wat ik heb gedaan is dat gangetje aangewezen en toen ben ik weer terug gelopen.
V: Waarom heb jij dat gangetje aangewezen dan?
A: Omdat ze drugs gingen stelen bij iemand in dat steegje. Ik wist niet dat ze zo roekeloos
zouden zijn.
V: Je zegt: "Ik wist niet dat ze zo roekeloos zouden zijn". Wat bedoel je daarmee?
A: Ik dacht dat hun drugs gingen stelen
V: Ik laat je een foto zien. Dat ben jij he?
A: Ja
V: Met dat jasje sta je ook op de camera
A: Nee.
V: Wie waren er nog meer bij toen jij dat steegje aan ging wijzen?
A: We waren met drieën.
V: In de cafetaria zijn er 2 naar binnen gegaan en 1 liep er voor langs. Als jij zegt dat je niet diegene bent, dan moeten jullie dus met 4 geweest zijn.
A: Nee, we waren met 3.
(…)
A: Ik was het wel op die camera, ik wilde naar de [supermarkt 1] gaan om wat te halen.
(…)
A: Het is allebei gebeurd. Achter elkaar aan. Die jongens wilden iemand van cocaïne
beroven in het steegje, daar heb ik de weg voor aangewezen, daarna was dat van de
[supermarkt 2] en dat ik mijn geld vergeten was. Ik was naar huis aan het lopen toen zij mij voorbij
renden.
(…)
A: hun zeiden tegen mij dat ze drugs gingen stelen. Ze zeiden dat het in het steegje naast
[cafetaria] was, maar dat ze niet wisten hoe ze daar van het begin naar het eind moesten
lopen. Ik zei toen dat ik dat wel wist en hun wel zou brengen
V: Hadden ze iets bij zich?
A: Ja, één iemand had een pistool bij zich. Een revolver. Dat heb ik gezien. En één iemand
had een koevoet bij zich en volgens mij ook nog een mes.
V: Was dat hetzelfde pistool als het balletjespistool?
A: Nee, dit was een andere. Dit was wel een echt pistool. Het was een Smith & Wesson.
Hun zeiden tegen mij dat het een Smith & Wesson was.
V: Hoe zag die koevoet eruit?
A: Gewoon zwart.
(…)
Ik vroeg hoe ze hem gingen beroven dan. En toen zei die jongen dat ze iemand gingen beroven van drugs en toen liet hij mij die koevoet zien en zei hij dat hij een mes bij zich had.
V: Wat is er gezegd over wat ze gingen doen?
A: Ze gingen een halve kilo cocaïne stelen.
V: Dus je bent [cafetaria] voorbij gelopen, omdat je naar de [supermarkt 1] wilde, je liep
terug omdat je geen geld had. Toen zag je die jongens nog in de steeg staan. Je bent zelf
doorgelopen en een stuk verder kwamen de jongens jou voorbij lopen?
A: Ja, die jongens zijn toen naar 0ikos gegaan: die kant op. En ik ging naar huis. Ik vroeg
wel waarom ze renden, maar ze reageerden niet. Daarna heb ik hun niet meer gezien, pas
een paar dagen later.
V: Hadden ze nog andere spullen bij zich?
A: Zoals?
V: Bijvoorbeeld om hun gezicht te bedekken?
A: Ja, een bivakmuts. Eén van hun had een bivakmuts, de andere niet. Ik heb die
bivakmuts gezien toen ze mij ook het pistool lieten zien
V: Hadden ze ook nog spullen bij zich waar ze de drugs in wilden doen?
A: Ja, volgens mij hadden ze een blauwachtig tasje bij zich.
A: Dan heeft mijn moeder het verkeerd begrepen, want ik weet zeker dat het een Versace-
tasje was dat die jongen die naar de andere stad is gegaan heeft meegenomen.
V: Heeft het tasje bij jou gelegen?
A: Ja, want die jongen met wie ik was, was eerst met mij samen bij mij thuis. Ik heb hem
toen naar het station gebracht en heeft hij dat tasje meegenomen. Hij had dat tasje toen
gewoon om. Dat tasje is dus wel op mijn kamer geweest, maar ik heb niet een tasje van
mijn kamer gehaald en aan die jongens gegeven die mij mishandelden. Die jongen die
naar de andere stad ging heeft het tasje de hele tijd bij zich gehouden: ik wilde het niet
aanraken. Ik wilde het helemaal niet in mijn huis hebben en mijn moeder wilde dat ook niet:
die vindt dat niet goed.
8.
Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] van 12 december 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten (p. 122-125):
V: Eergisteren heb je tegen ons verteld wat er gebeurd is. We hebben het dan over de overval in Glanerbrug. Wil je daar zelf nog iets over vertellen?
A: Nee.
(…)
O: Ik heb gisteren je moeder gesproken en zij vertelde dat je ‘schoon schip’ wilde maken. Daarmee bedoelde ze dat je eigenlijk alles aan ons zou willen vertellen wat er precies gebeurd is. Klopt dit?
A: Ja, ik wou eerst alles vertellen, de namen enzo, dan kwam ik misschien zelf goed eraf, maar dan loop ik misschien zelf gevaar buiten.
V: Het verhaal dat je nu hebt verteld, over de jongens in de steeg.
A: Ik wist niet dat ze een overval gingen plegen. Ik weet dat ze tegen mij hebben gezegd dat ze iemand gingen beroven van drugs.
O: In de verklaring van eergisteren staat dat jij naar de [supermarkt 2] supermarkt zou zijn gegaan, maar volgens mij bedoelde je toen [supermarkt 1] . Het kan zijn dat we dat de vorige keer per ongeluk« verkeerd hebben getypt.
A: Ik zei dat ik naar [supermarkt 1] ging, daarom liep ik de kant van [supermarkt 1] op.
O: Op dat moment kwam je dus op de camera.
A: Maar toen was ik geld vergeten. Ik liep terug naar de steeg, waar de andere jongens nog
stonden. Toen ben ik naar huis gelopen. De jongens kwamen toen hardlopend ook in die richting. Toen ik thuis was, wilde ik naar de [supermarkt 2] gaan, want dat is dichter bij mijn huis. Maar de [supermarkt 2] was al dicht.
O: De [supermarkt 1] gaat op zondag om 20:00 uur 's avonds dicht. Daarmee zou het niet logisch zijn dat jij op het tijdstip van de overval naar de [supermarkt 1] bent gegaan om daar iets te kopen.
A: Daar dacht ik niet aan, omdat ik met mijn hoofd bij andere dingen zat. Ik wist wel dat hij eerder dicht ging op zondag.
O: Je had dus eigenlijk wel de namen van de jongens willen noemen, maar omdat je bang bent doe je dat niet?
V: Kun je iets zeggen over deze jongens, waarom doen ze deze dingen?
A: Eentje heeft veel meegemaakt. Hij heeft vroeger in zijn land veel meegemaakt, hij was kind­soldaat. Hij is met zijn broer gevlucht en moest hier helemaal opnieuw beginnen. Ik heb dit via iemand anders gehoord. Maar volgens mij heeft hij het mijzelf ook wel een keer verteld.
V: Heeft die jongen je verteld wat hij moest doen dan?
A: Nee, niet helemaal. Maar wel dat hij mensen heeft doodgemaakt toen hij 8 jaar oud was.
V: We willen je een paar plaatjes laten zien. Van de Smith&Wesson waar je over hebt verteld. Het gaat dan vooral om verschillende modellen.
A: Dan was het zo eentje als de rechter. Ik zie dat het verschil is dat het magazijn bij de ene op een andere plek zit.
V: Dus dan bedoel je het rechter type, een revolver?
A: Ja.
V: Weet jij waar dat wapen vandaan komt?
A: Nee.
V: Heb je het wapen daarna nog eens gezien?
A: Na de overval?
A: Ja
V: Waar heb je het wapen gezien?
A: Bij een van die jongens.
V: Bij welke van die jongens heb je het wapen nog weer gezien. Je vertelde net dat eentje van hen kindsoldaat is geweest.
A: Ja bij hem. Ik heb het wapen later een keer bij hem op straat gezien. Hij liet het mij zien en zei: “ik ga deze ook meenemen ergens anders heen”.
V: Ging hij er stoer mee doen, door er iets mee te doen?
A: Hij ging er stoer mee doen. Hij ging er mee schieten en hem open doen.
V: Waren er andere jongens bij?
A: Nee.
V: Dus jullie waren toen met z'n tweeën?
A: Ja.
V: Jij denkt dat het een echt pistool is en geen neppe?
A: Ja, dat weet ik zeker, omdat ik hem er mee heb zien schieten.
V: Dus hij had er ook kogels bij?
A: Ja toen wel.
9.
Het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] van 5 maart 2020, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten (p. 171-176):
Bij aanvang van het verhoor deelde verbalisant [verbalisant 2] aan de verdachte mee dat hij werd verdacht van een poging overval op 29 september 2019 te Glanerbrug. (…)
V: Ken jij Cafetaria [cafetaria] in Glanerbrug?
A: Ja, want ik woonde in Glanerbrug.
(…)(…)
V: Jij kent [medeverdachte 1] ook via zijn broer [naam 6] ?
A: Ja.
O: [verdachte] is ook aangehouden voor deze overval.
V: Wist je dat al?
A: Nee.
O: [medeverdachte 1] is verhoord en heeft verklaard dat hij voor de cafetaria langs is gelopen. En dat hij bang is. Bang voor de andere personen. Ik denk dat [medeverdachte 1] misschien bang is voor [verdachte] .
V: Wist je dat [verdachte] kindsoldaat is geweest?
A: Ja.
V: Heeft hij daar wel eens iets over verteld?
A: Ik heb wel eens met hem daarover gepraat.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 22 november 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (p. 50-51)
De getuige verklaarde:
Ik heb begin van deze week gehoord dat [medeverdachte 2] en [naam 1] de overval op 29 september 2019 bij de snackbar in Glanerbrug hebben gepleegd. Ik wil liever niet vertellen van wie ik dat heb gehoord. Ik heb wel het idee dat degene van wie ik het heb gehoord dat echt weet. Daarom ben ik hier ook om het te melden. Als ik er zelf over had getwijfeld dan was ik niet gekomen.
Ik heb zelf geprobeerd door te vragen over bijvoorbeeld hoe de overval was gepleegd, maar
diegene vond dat lastig om te vertellen. Diegene heeft nu al het gevoel dat hij snitcht.
Ik weet dat diegene van wie ik het heb gehoord het zelf van [naam 1] heeft gehoord. Dit is de [naam 1] , waarmee [medeverdachte 2] samen in [plaats] heeft gezeten. De jongen van de foto die jullie eerder hebben gezien. Degene heeft aan mij verteld dat [medeverdachte 2] en [naam 1] het in een dronken bui hebben gepleegd. (…) Ik heb [naam 1] zelf nooit in het echt gezien. Ik ken hem ook alleen
van de foto van [medeverdachte 2] . En [naam 7] , mijn andere zoon, heeft mij een filmpje van [naam 1] op Instagram of Snapchat laten zien. Op vrijdag 1 november 2019, de dag dat [medeverdachte 2] is aangehouden, was [naam 7] samen met [naam 8] . Op de kamer van [medeverdachte 2] , aan de [straat] , waren op vrijdagavond [medeverdachte 1] , [naam 1] en [naam 2] aanwezig.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen van verhoor [getuige 1] van 20 november 2019, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant (p. 83-84):
Naar aanleiding van bevindingen van wijkagent [verbalisant 3] werd door mij op woensdag 20 contact opgenomen met [getuige 1] . (…)
Niet eens die dag maar later vertelde [medeverdachte 1] wat er aan de hand was. Hij wilde eerst mets zeggen, maar soms heeft hij zijn momenten. Hij heeft het dan moeilijk en praat dan wel met mij. Toen kwam alles er uit ook over een overval en [verdachte] met die snackbar hier en straatroven had hij het ook nog over. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik vroeg hem toen ook wat de jongens hier deden. Hij zei dat hij het wapen had gegeven. [verdachte] had het wapen gehad en had het in zijn kamer van [medeverdachte 1] dus gelegd. [verdachte] is een donkere jongen die hier veel vaker verblijft en die ook wel bij ons heeft geslapen. Hij is al een heel tijd hier in Glanerbrug geweest en gaat veel met de jongens om. Hij heeft ook bij [medeverdachte 2] in zijn kamer verbleven. Hij heeft of zou er een weekend slapen, toen [medeverdachte 2] was opgepakt. Ik wilde hem hier niet hebben en hij zou bij [medeverdachte 2] blijven die een kamer had gekregen bij de [supermarkt 2] in de stad. Hij is met [medeverdachte 1] daar een nacht gebleven toen [medeverdachte 2] is opgepakt. Zodoende hebben hun die spullen. Wat ik heb begrepen zat in dat tasje ook drugs. Ook harddrugs en dat zou [verdachte] hebben
meegenomen naar Utrecht om het daar te verkopen zoals [medeverdachte 1] dat tegen mij heeft verteld. [medeverdachte 1] zei dat het allemaal [verdachte] zijn schuld was. [medeverdachte 1] wist dat op de kamer van [medeverdachte 2] een wapen lag maar hij wilde die niet hebben. [verdachte] wilde het wapen wel mee nemen maar [medeverdachte 1] wilde dat niet omdat hij had gezegd dat ik geen wapen in huis wilde hebben. [verdachte] heeft kennelijk het wapen toch meegenomen en hier in huis verstopt. De jongens zijn er kennelijk achter gekomen omdat ze naar [verdachte] hebben gebeld. Deze heeft kennelijk tegen de jongens gezegd dat het wapen hier in huis lag. Ze zullen dan ook wel een telefoon hebben of ze hebben contact via snap. Ik weet nu weer dat toen de jongens aan de deur kwamen, [medeverdachte 1] net met [verdachte] weg was gegaan om hem naar het station te brengen. [verdachte] was ook even daarvoor samen met [medeverdachte 1] bij mij van thuis weggegaan.
(…)
[medeverdachte 1] zei ook nog waarom heb ik dit gedaan. Ik vroeg hem wat er aan de hand was maar daar wilde hij niet over praten. [medeverdachte 1] zei wel dat de anderen te maken hadden met de straatroven. Hij begon ook over de overval hier bij de cafetaria hier in Glanerbrug. Hij zei dat [medeverdachte 2] er [verdachte] dit hadden gedaan. Ik zei dat die snackbar wel vaker is overvallen. Hij zei dat het [medeverdachte 2] en [verdachte] waren. De eigenaar zou met een hakmes op hen af zijn gekomen. (…) Ze zouden ook een bivakmuts hebben gehad. Hij zei nog dat hij dacht dat het idee om de overval te plegen van [verdachte] zou komen en niet van [medeverdachte 2] . (…) [medeverdachte 1] zei ook nog waarom heb ik dit gedaan. Ik vroeg hem wat er aan de hand was maar daar wilde hij niet over praten. [medeverdachte 1] zei wel dat de anderen te maken hadden met de straatroven. Hij begon ook over de overval hier bij de cafetaria hier in Glanerbrug. Hij zei dat [medeverdachte 2] er [verdachte] dit hadden gedaan. Ik zei dat die snackbar wel vaker is overvallen. Hij zei dat het [medeverdachte 2] en [verdachte] waren. De eigenaar zou met een hakmes op hen af zijn gekomen. (…) Ze zouden ook een bivakmuts hebben gehad. (…) Hij zit nu vast waar [medeverdachte 2] ook zit en ze hebben geloof ik samen een kamer. [verdachte] is een donkere jongen en die komt uit Eritrea. Het is kleine donkere jongen. Ik wilde de naam weten en bleek dat hij iets van [naam 4] heet. Hij komt uit Utrecht en kwam hier vaak in het weekend met de trein. Hij heeft dus al een tijd hier verbleven. Ze kennen hem omdat jongens samen met hem vast hebben gezeten.
12.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2020, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland in het onderzoek Peking / ON2R019092.
De mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] , een IPhone 6S, is inbeslaggenomen en in opdracht van de Officier van Justitie M. Weimar destructief onderzocht zodat de data van deze telefoon ter beschikking zou komen voor het onderzoek.
Door het team digitale ondersteuning werd van de data van deze telefoon een fysieke dump
gemaakt en ter beschikking gesteld voor het onderzoek. (…)
Ik verbalisant zag verder een foto waarop [medeverdachte 2] en verdachte [verdachte] samen stonden afgebeeld. Ik zag op de foto dat [medeverdachte 2] een rood trainingspak van voetbalclub Bayern München droeg en dat [verdachte] een donkere broek en een trainingsjas droeg. (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Eenheid Midden-Nederland, district stad-Utrecht met nummer PL0900-2020057861 van 3 maart 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.