5.2.1Eisers voeren in beroep, kort weergegeven, aan dat:
a. eisers menen dat zij nog altijd belang hebben bij een besluit op hun bezwaar gericht tegen het collegebesluit aangezien zij menen schade te hebben geleden door dat besluit, alsmede om reden dat zij hebben verzocht om vergoeding van hun proceskosten in het kader van hun bezwaarschrift tegen dat collegebesluit
b. de keuze om de ‘Structuurvisie Borne 2030’ aan het besluit ten grondslag te leggen in strijd is met de artikelen 3 en 4 van de Wvg dan wel het systeem van de Wvg, omdat het voorkeursrecht moet zijn gebaseerd op het meest concrete besluit dat gaat over het (voornemen tot) een niet- agrarische bestemming voor de aangewezen gronden;
c. er sprake is van strijd met het repeteerverbod van artikel 9c van de Wvg;
d. er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van artikel 1 Twaalfde Protocol bij het EVRM, nu op andere percelen in het plangebied geen voorkeursrecht is gevestigd. In dat verband wijzen eisers op de percelen, kadastraal bekend gemeente Borne sectie C nr. 223, sectie C nr. 653, sectie C nr. 908, sectie C nr. 924, sectie C nr. 1089, sectie C nr. 1090, sectie L nr. 11 en sectie L nr. 301;
-e. er sprake is van strijd is met het evenredigheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel. Eisers stellen dat het door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beschermde eigendomsrecht wordt aangetast nu de gemeente al meer dan 18 jaar een claim op de percelen legt en de mogelijkheid tot vrije vervreemding van de percelen als het ware hebben bevroren. Door geen uitwerkingsplan of nieuw bestemmingsplan vast te stellen kunnen eisers niet zelf tot woningbouw overgaan maar kunnen zij ook niet hun agrarische bedrijf intensiveren;
f. Ten aanzien van perceel L16 menen eisers in hun reactie op het verweerschrift dat verweerder veel eerder het daarop gevestigde voorkeursrecht had kunnen intrekken omdat al veel eerder duidelijk was dat aan die gronden geen behoefte meer was en dus geen niet-agrarische bestemming meer was toebedacht. Om die reden was het voorkeursrecht op die gronden al veel eerder dan op het moment dat het werd ingetrokken niet meer gerechtvaardigd.
5.2.2Verweerder stelt zich kort weergegeven op het standpunt dat:
Ad a. eiser geen belang hebben bij een afzonderlijk besluit op hun bezwaren tegen het collegebesluit aangezien die bezwaren worden betrokken in het besluit op bezwaar van de raad van 23 december 2019. De gestelde belangen maken dat niet anders, aangezien eisers de gestelde schade niet aannemelijk hebben gemaakt en het verzoek om vergoeding van de gemaakte proceskosten wordt betrokken bij de beoordeling of recht bestaat op die vergoeding.
Ad b. er geen sprake is van strijd met de artikelen 3 en 4 van de Wvg, dan wel het systeem van de Wvg, nu de ‘Structuurvisie Borne 2030’ waarop het huidige voorkeursrecht is gebaseerd, van ná de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Bornsche Maten’, waarop het eerdere voorkeursrecht was gebaseerd, dateert.
Ad c. er geen sprake is van strijd met het repeteerverbod uit artikel 9c van de Wvg;
Ad d. er evenmin sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod. In dat verband wijst verweerder er op dat geen sprake is van gelijke gevallen omdat een deel van de door eisers genoemde percelen inmiddels is aangekocht, een deel van de percelen inpasbaar is, en omtrent de overige genoemde percelen overleg over de verwerving gaande is met de eigenaar;
Ad e. er geen sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel nu het wettelijk voorkeursrecht volgens vaste jurisprudentie slechts een beperkte inbreuk op het eigendomsrecht maakt omdat het de eigenaar uitsluitend verplicht om in het geval dat hij tot vervreemding van de gronden wil overgaan, eerst de gemeente in de gelegenheid te stellen om de gronden te kopen;
Ad f. verweerder meent niet ontijdig het voorkeursrecht om de gronden van perceel L16 te hebben ingetrokken.