ECLI:NL:RBOVE:2021:548

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
08/770037-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het dealen van harddrugs met meerdere verdachten

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het dealen van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 november 2017 tot en met 9 november 2017 grote hoeveelheden harddrugs, waaronder XTC, amfetamine, heroïne en cocaïne, heeft verhandeld. De zaak kwam aan het licht tijdens een onderzoek naar een medeverdachte, waarbij de verdachte in beeld kwam door zijn betrokkenheid bij WhatsApp-communicatie en het gebruik van een telefoonnummer dat aan hem was gekoppeld. De officier van justitie eiste een taakstraf van 80 uur, wat door de rechtbank werd opgelegd, gelijk aan de eis van de officier. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van het handelen in strijd met de Opiumwet, maar sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlasteleggingen wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank benadrukte de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770037-19 (P)
Datum vonnis: 9 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E.M. Doedens en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 26 januari 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen of alleen, grote hoeveelheden harddrugs buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft gedeald en aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 9 november 2017 te Deventer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad:
-een grote hoeveelheid XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, althans 2 tabletten MDMA en/of
-een grote hoeveelheid amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of
-een grote hoeveelheid heroïne, althans 8 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
-een grote hoeveelheid cocaïne, althans ongeveer 15,5 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
-een grote hoeveelheid 2C-B, althans 160 tabletten 2-CB, (- 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B zijnde (telkens) MDMA en/of amfetamine en/of heroïne en/of cocaïne en/of 2C-B (- 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
Inleiding
Verdachte is in beeld gekomen in een onderzoek naar verdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) die zou handelen in soft- en harddrugs. In dat onderzoek is verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aangehouden en uit onderzoek van de telefoon van [medeverdachte 1] is verdachte naar voren gekomen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, telkens met uitzondering van het woordje
‘grote’in de tekst
‘een grote hoeveelheid’.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om verdachte te kunnen linken aan het telefoonnummer [telefoonnummer] in de WhatsApp-gesprekken die op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen. Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] het volgende.
In het proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 oktober 2018, heeft verbalisant [verbalisant] gerelateerd dat hij het telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte zelf heeft gekregen. De verbalisant heeft vervolgens gerelateerd dat hij verdachte in januari 2018 op dat telefoonnummer heeft gebeld, waarop door verdachte is opgenomen. [2] In een WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zegt [medeverdachte 1] :
“hij heeft nieuwe nr”.Vervolgens stuurt [medeverdachte 1] het telefoonnummer [telefoonnummer] met daarbij de naam ‘ [verdachte] ’ aan [medeverdachte 3] . [3]
Op 9 november 2018 haalt verdachte [medeverdachte 1] op met de auto nadat [medeverdachte 1] meerdere keren heeft geappt naar telefoonnummer [telefoonnummer] :
“Inval”, “huis”, “Help me”en
“haal me op”. [4] Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] treft de politie [medeverdachte 1] en verdachte samen aan in de auto van verdachte. [5] Verdachte heeft verklaard dat toen hij werd gebeld door [medeverdachte 1] hij toevallig in de buurt was en dat hij [medeverdachte 1] heeft opgehaald. [6]
In de telefoon van [medeverdachte 1] staat een foto van een schermafdruk van een laptop waarop ‘accepted orders’ van verdovende middelen te zien zijn met daarbij een lijst met vermoedelijke afnemers (hierna: de bestellijst) en rechtsboven in het scherm is de naam van verdachte te lezen. [7] De screenshot is afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op grond van de hiervoor weergegeven bevindingen stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die in de ten laste gelegde periode gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
In het dossier bevindt zich een groot aantal WhatsApp-berichten in de ten laste gelegde periode tussen verdachte – die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] – en [medeverdachte 1] . [8] Verdachte en [medeverdachte 1] bespreken daarin het opzetten van een site en het maken van een logo met de naam
‘Drogenfahndung’. [9] Verdachte appt op 4 november 2017 aan [medeverdachte 1] :
“100x champagne maar werd meteen geannuleerd”en “
bijna alles online”.[medeverdachte 1] appt terug:
“orders binnen verder?”en verdachte antwoordt:
“2 kleine”. [10] Later appt verdachte aan [medeverdachte 1] :
“nieuwe order he, 25 x nijntje”en
“1 pil en 2 pillen”. [11] Op 5 november 2017 appt [medeverdachte 1] :
“5 orders, eerste doekoe weer verdiend”.Verdachte appt aan [medeverdachte 1] :
“wie gaat morgen rijden?”en
“ [medeverdachte 3] staat de hele dag bij de grens zei die, Zollfahndung opwachten”. [12] Op
6 november 2017 stuurt verdachte een screenshot van een order van XTC en heroïne aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 1] antwoordt:
“lekker, eerste barkie al bijna verdient”. [13]
Op 9 november 2017 wordt [medeverdachte 1] aangehouden en in zijn auto worden 11 pakketjes met drugs aangetroffen en in beslag genomen. [14] Op die pakketjes bevinden zich stickers met daarop de namen die overeenkomen met voornoemde bestellijst die is gestuurd door verdachte aan [medeverdachte 1] . [15] Bij de indicatieve test uitgevoerd door de politie wordt vastgesteld dat de inhoud van de pakketjes bestaat uit een hoeveelheid cocaïne, 2 XTC-pillen en een hoeveelheid pillen die 2C-B bevatten. [16]
Deze resultaten zijn vervolgens geanalyseerd door een deskundige van het NFI, die rapporteert dat het onderzoeksmateriaal positief scoort op cocaïne, MDMA, heroïne en
2C-B. [17]
De rechtbank is op basis van bovenstaande bevindingen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich in de periode van 1 november 2017 tot en met 9 november 2017 heeft schuldig gemaakt aan het samen met anderen dealen van harddrugs. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tezamen en in vereniging opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, vervoeren, verstrekken en aanwezig hebben van drugs, aangezien het procesdossier daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 november 2017 tot en met 9 november 2017 te Deventer, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd:
-een hoeveelheid XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
-een hoeveelheid heroïne en
-een hoeveelheid cocaïne en
-een hoeveelheid 2C-B (- 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 80 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat – mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen – de eis van de officier van justitie een passende eis is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich gedurende de periode van 1 november 2017 tot 9 november 2017 samen met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs.
Handel in harddrugs dient krachtig bestreden te worden, nu het gebruik daarvan gevaar oplevert voor de gezondheid van de (vaak jonge) gebruikers en kan leiden tot verslaving. Het gebruik van en de handel in drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt zo een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij kennelijk alleen oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder stil te staan bij de nadelige consequenties van zijn gedrag voor anderen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het dealen van harddrugs tot een gewicht van 100 gram geldt als oriëntatiepunt een taakstraf voor de duur van 100 uren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van
8 december 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 7 januari 2021. De reclassering heeft daarin geadviseerd verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij, gelet op de ontkennende houding van verdachte, geen mogelijkheden ziet de risico’s in te schatten en met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Al met al, ook rekening houdend met het tijdsverloop, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een passende straf is. De rechtbank zal verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2017519448, Onderzoek ON14017004 SIXT. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 oktober 2018, pagina’s 75 tot en met 79.
3.Proces-verbaal App’s tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] (Bijlage A), pagina 114.
4.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B), pagina’s 75 en 75.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2018, pagina 103.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 29 oktober 2018, pagina 74.
7.Proces-verbaal van bevindingen poststukken van 14 november 2018, pagina 108 tot en met 121.
8.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B).
9.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B), volgnummer WhatsApp-bericht 92.
10.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B), volgnummer WhatsApp-bericht 609 e.v.
11.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B), volgnummer WhatsApp-bericht 655 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B), volgnummer WhatsApp-bericht 847 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen App’s tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (bijlage B), volgnummer WhatsApp-bericht 965 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2017, pagina 106 en 107.
15.Proces-verbaal van bevindingen poststukken van 14 november 2018, pagina 108 tot en met 121.
16.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 januari 2018, pagina’s 122 tot en met 133.
17.Een geschrift zijnde een Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het NFI van 25 januari 2018, pagina’s 135 tot en met 136.