ECLI:NL:RBOVE:2021:545

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
08/070126-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-partner en dochter met taakstraf als gevolg

Op 9 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn ex-partner en dochter. De mishandeling vond plaats op 23 maart 2019 in Vollenhove, waar de verdachte zijn ex-partner, aangeduid als [slachtoffer 1], en zijn dochter, aangeduid als [slachtoffer 2], heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn ex-partner met kracht bij de pols en armen heeft vastgepakt, haar door de woning heeft gesleurd en meerdere keren bij de keel heeft gegrepen. Ook heeft hij zijn dochter bij de keel gegrepen en hardhandig weggeduwd. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte heeft gedeeltelijk erkend dat hij zijn ex-partner bij de armen heeft vastgepakt en zijn dochter heeft geduwd, maar ontkent de ernst van de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. Daarnaast moet hij zijn ex-partner een schadevergoeding van bijna 500 euro betalen voor de schade aan haar Iphone en de beschadigde schutting. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor materiële schade volledig toegewezen, maar de vorderingen voor immateriële schade afgewezen omdat deze te onbepaald waren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/070126-19 (P)
Datum vonnis: 9 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt, kort en zakelijk weergegeven, neer op:
feit 1:het mishandelen van [slachtoffer 1] ;
feit 2:het mishandelen van zijn dochter, [slachtoffer 2] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerland[slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] :-(met kracht) bij de pols te pakken en/of-(met kracht) aan de arm(en) te trekken (waardoor deze [slachtoffer 1] op de grond viel) en/of-één of meerdere malen (met kracht) bij de keel te pakken en/of de keel dicht tedrukken en/of-aan de armen te pakken en/of over de grond te sleuren/trekken;2
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerlandzijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door [slachtoffer 2] één of meerdere malen(met kracht) bij de hals/keel te pakken en/of (omver) te duwen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw, samengevat weergegeven, betoogd dat enkel kan worden bewezen dat verdachte met kracht de armen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft vastgepakt en dat verdachte [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft geduwd. De raadsvrouw betwist dat verdachte [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] bij de keel of hals zou hebben gepakt of die dicht zou hebben geknepen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op zaterdag 23 maart 2019, omstreeks 20.30 uur, kwam er een melding binnen bij de politie dat een vrouw, [slachtoffer 1] , en haar dochter, [slachtoffer 2] , waren mishandeld door de ex-partner van [slachtoffer 1] , verdachte. Politieagenten hebben zich direct gemeld ter plaatse. Verdachte zou bij [slachtoffer 1] de woning zijn binnengekomen, [slachtoffer 1] hebben vastgepakt, door de woning hebben gesleurd en meerdere malen bij de keel hebben gegrepen. Terwijl dit zich afspeelde zou [slachtoffer 2] naar beneden zijn gekomen en het voor haar moeder hebben opgenomen. Verdachte zou ook zijn dochter bij de keel hebben gegrepen en hardhandig hebben weggeduwd. Politieagenten hebben later die avond verdachte aangehouden.
De feiten en omstandigheden
Verdachte heeft erkend dat hij op 23 maart 2019 in de woning van [slachtoffer 1] is geweest en [slachtoffer 1] aldaar met kracht bij de armen heeft gepakt en daaraan heeft getrokken op het moment dat [slachtoffer 1] weg wilde lopen. Verdachte heeft voorts erkend dat hij [slachtoffer 2] op voornoemde datum aan de kant heeft geduwd.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar bij haar rechterpols heeft vastgepakt en aan haar arm heeft getrokken, waarbij zij hevige pijn voelde. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat zij door verdachte meerdere malen bij haar hals is gegrepen. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij zag dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere malen met kracht bij de keel greep en haar wegdrukte. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 1] meerdere malen bij de keel heeft gehad en dat verdachte [slachtoffer 2] zelf ook bij de keel heeft gepakt.
Uit een proces-verbaal van bevindingen volgt dat politieagenten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ter plaatse angstig en overstuur hebben aangetroffen. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de politieagenten hebben gezien dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] striemen op hun nek hadden.
Uit het forensisch geneeskundig letselverslag van [slachtoffer 1] blijkt dat de onderzoekend arts rode strepen in de hals en nek van [slachtoffer 1] heeft geconstateerd. Ook blijkt uit voornoemd verslag dat de arts meerdere (licht)rode en paars/blauwe verkleuringen op de linker pols en armen van [slachtoffer 1] heeft waargenomen.
Uit het forensisch geneeskundig letselverslag van [slachtoffer 2] blijkt dat de onderzoekend arts verspreid over de armen van [slachtoffer 2] huidbeschadigingen en onderhuidse bloedingen heeft geconstateerd.
De overwegingen en conclusies
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd. De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat verdachte op 23 maart 2019 in de woning van [slachtoffer 1] is geweest en dat hij [slachtoffer 1] met kracht bij de armen heeft gepakt en daaraan heeft getrokken. Voorts staat niet ter discussie dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geduwd. De vraag is of verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het vastpakken van de pols van [slachtoffer 1] , het aan de armen over de grond sleuren van [slachtoffer 1] , het vastpakken en/of dichtdrukken van de keel van [slachtoffer 1] , het bij de hals/keel vastpakken van [slachtoffer 2] en het omver duwen van [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt bevestiging in de verklaring van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben op de avond van 23 maart 2019 beiden direct hun verhaal gedaan aan de politieagenten ter plaatse, welke ze later bij het doen van de aangifte en in het verhoor hebben herhaald en aangevuld. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gedetailleerd en consistent. Daarnaast vindt de rechtbank de door de politieagenten omschreven gemoedstoestand van [slachtoffer 1] (en [slachtoffer 2] ) op de avond van 23 maart 2019 van belang. [slachtoffer 1] (en [slachtoffer 2] ) was bij aankomst van de politieagenten zichtbaar overstuur en angstig.
Die omschreven gemoedstoestand past naar het oordeel van de rechtbank beter bij de verklaring van [slachtoffer 1] dat de door haar omschreven gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en minder goed bij de verklaring van verdachte dat het een rustig gesprek was waarbij hij [slachtoffer 1] alleen zou hebben tegengehouden om te praten. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden verder steun in de letselverklaringen en in het proces verbaal van bevindingen waarin gerelateerd is dat politieagenten striemen in de hals hebben gezien bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn. De rechtbank neemt aldus de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als uitgangspunt. Op basis daarvan, de gedeeltelijke erkenning van verdachte en de overige bewijsmiddelen is er, met inachtneming van hetgeen in het voorgaande is overwogen, voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde handelingen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerland[slachtoffer 1] heeft mishandeld door deze [slachtoffer 1] :-(met kracht) bij de pols te pakken en/of-(met kracht) aan de arm(en) te trekken (waardoor deze [slachtoffer 1] op de grond viel) en/of-één of meerdere malen (met kracht) bij de keel te pakken en/of de keel dicht tedrukken en/of-aan de armen te pakken en/of over de grond te sleuren/trekken;
2
hij op 23 maart 2019 te Vollenhove, gemeente Steenwijkerland, zijn kind, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door [slachtoffer 2] één of meerdere malen (met kracht) bij de hals/keel te pakken en/of te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling
feit 2:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn kind

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 160 uren wordt opgelegd waarvan een gedeelte van 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte mee dient te werken aan diagnostisch onderzoek en, indien geïndiceerd, zich ambulant dient te laten behandelen. Tot slot heeft de officier van justitie gevraagd dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte zich gedurende de gevorderde proeftijd meldt bij Reclassering Nederland.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met het opleggen van een taakstraf zonder bijzondere voorwaarden aan verdachte. De raadsvrouw heeft bepleit dat diagnostisch onderzoek en eventuele ambulante behandeling geen toegevoegde waarde zal hebben en verdachte zelf daar ook geen heil in ziet.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De rechtbank acht in dit geval als startpunt het meest passend het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] , zijn ex-partner en [slachtoffer 2] , zijn dochter. Verdachte heeft 23 maart 2019 de woning van [slachtoffer 1] betreden omdat hij haar, in de woorden van verdachte, ‘iets duidelijk wilde maken’. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben door de mishandelingen niet alleen letsel en pijn ondervonden, maar zijn hierdoor ook in hun gevoel van veiligheid aangetast.
Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van
19 december 2020 komt het beeld naar voren van een moeizame echtscheiding. Verdachte voelt zich sinds de scheiding benadeeld en bedonderd en ervaart veel stress en gevoelens van onmacht. Het recidiverisico kan door de reclassering niet geheel worden uitgesloten omdat [slachtoffer 1] en verdachte vanwege de kinderen opnieuw met elkaar in contact zullen komen. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf, waaraan twee bijzondere voorwaarden zouden moeten worden verbonden: meldplicht en ambulante behandeling.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zolang hij geen contact heeft met [slachtoffer 1] er geen incidenten ontstaan. Na 23 maart 2019 zijn er ook geen incidenten geweest.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 december 2020, is verdachte éénmaal eerder met politie en justitie in aanraking geweest, maar is van relevante recidive geen sprake.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank enkel onvoorwaardelijke taakstraf passend en wel voor 60 uren. Gelet op het tijdsverloop sinds 23 maart 2019 en de constatering dat sindsdien geen incidenten meer hebben plaatsgevonden acht de rechtbank het niet nodig om aan verdachte daarnaast bijzondere voorwaarden op te leggen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van feit 1 – [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van materiële schade ten bedrage van € 492,72, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan Iphone 7 € 295,00
- vervanging beschadigde shutter € 197,92
Daarnaast vordert [slachtoffer 1] ‘een reële vergoeding’ aan immateriële schade.
Ten aanzien van feit 2 - [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert ‘een reële vergoeding’ aan immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] met betrekking tot de materiele schade volledig kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw kan zich vinden in de vordering van [slachtoffer 1] die strekt tot vergoeding van de materiele schade en stemt in met toewijzing daarvan. Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die strekken tot vergoeding van immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit dat deze ter zijde dienen te worden gelegd nu deze vorderingen te onbepaald zijn.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] . De gevorderde materiële schade is door de verdediging niet betwist en de rechtbank acht aannemelijk dat deze kosten in verband met het bewezen verklaarde feit zijn gemaakt. Het bedrag van € 492,72 zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren. Dit omdat de vorderingen te onbepaald zijn om over te kunnen oordelen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen verklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 meer of anders ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling
feit 2:
het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn kind
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
60 (zestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van
€ 492,72(zegge:
vierhonderd tweeënnegentig euro en tweeënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag vanaf
23 maart 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 492,72,te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde bedrag vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag van volledige betaling ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 9 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] (feit 1), voor het deel van haar vordering dat strekt tot betaling van immateriële schade niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
-bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] (feit 2): in het geheel niet-ontvankelijk is in
de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter
kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. C.A. Peterzon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2021.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, Basisteam IJsselland-Noord, met nummer PL0600-2019127720. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1 en 2
1.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 24 maart 2019, doorgenummerde pagina’s 18 en 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) Ik ben gisteravond, zaterdag 23 maart 2019, (…) in mijn woning door mijn ex-man (…) mishandeld. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen en dat hij mijn rechter pols vastpakte. Ik voelde een hevige pijn toen hij aan mijn arm trok. (…) Terwijl ik op de grond lag, zette [verdachte] zijn handen om mijn nek. Vervolgens greep hij mij bij mij onder en bovenarmen (…) Vervolgens greep [verdachte] mij opnieuw bij mijn hals met beide handen.(…) [slachtoffer 2] onze dochter hoorde mij gillen en was van boven gekomen. Ze zag wat er gebeurde (…) Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 2] ook bij de hals greep (…) Opnieuw zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] bij haar hals vastpakte en haar met kracht wegdrukte. (…).

2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina’s 91, 92, 94 en 95 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…). En mamma vertelde mij, dat hij mamma toen aan de keel had en dat hij mamma toen losliet, toen hij mij hoorde schreeuwen.
(…) toen ik naar beneden kwam (…) heeft pappa mij aan mijn de keel gepakt (...) En toen ben ik weer opgestaan en weer er tussen gaan staan, ik heb pappa weg geduwd. En hij heeft ons uiteindelijk in een hoekje gedreven, (…) Maar toen had die mamma weer bij de keel. (…).
Eerste keer toen ik beneden was, heeft die mij bij mijn keel gepakt.
(…) Dan soort van sleurt die mij zo en dan gooit die mij weg. (…) dat is wel drie keer gebeurd. (…).
3.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 maart 2019, doorgenummerde pagina 145, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ik heb haar toen bij de arm gepakt, omdat ik niet wilde dat ze weg liep. Ik wilde haar iets duidelijk maken. (…) Omdat mijn ex wilde weglopen hield ik haar vast bij haar arm. (…).
4.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 maart 2019, doorgenummerde pagina’s 152 en 153, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ik heb haar hooguit met beide handen bij de schouders gepakt. (…) in de keuken is wel een worsteling geweest (…) het was (…) trekken en duwen.
5.
De verklaring van verdachte ten aanzien van de feiten die verdachte ter terechtzitting van 26 januari 2021 heeft afgelegd.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2019, doorgenummerde pagina 139, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Daar binnengekomen zagen wij verbalisanten (…) een zeer angstig ogende
vrouw zitten en een huilende dochter. (…) Ik verbalisant (…) ben naast [slachtoffer 2] gaan zitten en heb haar gevraagd of zij mij kon vertellen wat er was gebeurt. (…) Ik hoorde [slachtoffer 2] snikken en zag tranen over haar wangen lopen. Wat mij erg opviel was het bibberen van haar hele lichaam. Nadat [slachtoffer 2] iets rustiger werd hoorde ik dat ze zei: Ik moest tussen mama en papa inspringen, papa had mama bij de nek vast. (…)
7.
Een proces-verbaal van aanhouding van 23 maart 2019, doorgenummerde pagina 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Ik, verbalisant (…), zag dat beide slachtoffer [slachtoffer 1] en slachtoffer [slachtoffer 2] striemen op hun nek hadden.

8.
Een schriftelijk bescheid te weten een forensisch geneeskundig letselverslag van [slachtoffer 1] van 16 februari 2020, doorgenummerde pagina’s 26 t/m 41, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Samenvatting van de boven beschreven letsels:
- aan het zijaanzicht van de halsregio rechts is een rode streep te zien aan de halsregio rechts, met een lengte van ongeveer 5,0 cm lang en maximaal 0,5 cm breed,
- schuin over de midden regio van de nek is een rode streep van de huid te zien. De lengte is ongeveer 3,0 cm lang en ongeveer 0,3 cm breed,
- op ongeveer 1/3 van de linker bovenarm zijn meerdere paars/blauwe verkleuringen in de huid te zien. De onderste op de foto nr. 8 is ongeveer 1,5 cm in diameter, hier net boven gelegen is de paars/blauwe verkleuring ongeveer 1,0 cm in diameter. Meer naar boven is een verkleuring te zien van ongeveer 0,5 cm in diameter,
- aan de strekzijde van de linker pols is een donker paarse verkleuring te zien, waar midden in een rode stip is te zien,
- aan de bovenzijde van de linkerschouder zijn een tweetal lichtrode verkleuringen in de huid te zien,
(…)
Interpretatie:
-
alle bovenbeschreven letsels passen qua aard, ernst en tijdsinterval binnen het genoemde handgemeen;

(…)

-
met betrekking tot de letsels aan de extremiteiten, zijn deze letsels aanwezig en zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan het handgemeen zoals heeft plaats gehad.
(…)
De score loopt van 1 (licht), 2 (matig), 3 (ernstig), 4 (levensbedreigend), tot 5 (kritiek).Dit letsel kan worden beoordeeld als (1)
(…)
Duur van herstel zal ongeveer 3 a 4 weken zijn, alvorens de letsels onder/in de huid volledig hersteld is.
9.
Een schriftelijk bescheid te weten een forensisch geneeskundig letselverslag van [slachtoffer 2] van 4 februari 2020, doorgenummerde pagina’s 48 t/m 68, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Samenvatting van de letsels aan beide extremiteiten tijdens het FMO en de beschrijving van de foto’s
(…)
- aan de rechter buitenzijde van de elleboog/onderarm is een lokale huidbeschadiging (schaafwond van ongeveer 2,0 cm in diameter aanwezig, tevens een tweetal rode striemen.
- aan de strekzijde van de rechter onderarm zijn een tweetal onderhuidse bloedingen aanwezig, van resp. ongeveer 1,5 en 2,0 cm in diameter.
- aan de bovenzijde van de rechter onderarm is een rode striem van ongeveer 4,0 cm lang, loodrecht op de lengte richting van de onderarm aanwezig.
- aan de buitenzijde van de linker onderarm is een onderhuidse bloeding van ongeveer 2,0 bij 3,0 cm aanwezig.
Alle bovenstaande bevindingen (…) zijn qua tijdstip van ontstaan zijn te relateren aan het handgemeen zoals gesteld in de vraagstelling.
(…)
De score loopt van 1 (licht), 2 (matig), 3 (ernstig), 4 (levensbedreigend), tot 5 (kritiek). Dit letsel kan worden beoordeeld als (1)
(…)
Duur van herstel zal ongeveer 3 a 4 weken zijn, alvorens de letsels onder/in de huid volledig hersteld is.
(…).