ECLI:NL:RBOVE:2021:5052

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
08/313179-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in harddrugs en witwassen met verbeurdverklaring van goederen

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in harddrugs en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft hem verplicht zich te melden bij Reclassering Nederland. De verdachte is schuldig bevonden aan het verkopen en in bezit hebben van cocaïne, en aan het witwassen van goederen die verkregen zijn uit criminele activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 december 2020 opzettelijk cocaïne heeft verkocht en dat hij op 10 december 2020 ongeveer 56 gram cocaïne in zijn bezit had. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van verschillende voertuigen, een E-bike, Rolex horloges en een geldbedrag van in totaal ongeveer € 103.299,--. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard, omdat deze geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/313179-20 (P)
Datum vonnis: 22 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Gerlsma en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na toewijzing van een vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging van 8 juni 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:harddrugs heeft verkocht;
feit 2:harddrugs aanwezig heeft gehad;
feit 3:goederen heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
feit 4:een geldbedrag heeft witgewassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 10 december 2020 te Almelo, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op of omstreeks 10 december 2020 te Almelo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 56 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 oktober 2019 tot en met 10 december 2020 te Almelo, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten
- één of meer contante geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 103.299 euro), althans enig geldbedrag en/of
- een personenauto, merk Volkswagen type Golf (kenteken [kenteken 1]) en/of
- een personenauto, merk Volkswagen type Golf (kenteken [kenteken 2]) en/of
- een personenauto, merk Volkswagen type Golf (kenteken [kenteken 3]) en/of
- een personenauto, merk Audi type Q3 Sportback (kenteken [kenteken 4]) en/of
- een personenauto, merk BMW type X4 (kenteken ([kenteken 5]) en/of
- een personenauto, merk Mercedes Benz (kenteken [kenteken 6]) en/of
- een personenauto, merk Mercedes Benz type C250D (kenteken [kenteken 7]) en/of
- een of meerdere Rolex horloges en/of
- een IPhone 12 en/of
- een E-bike, merk Gazelle type Orange C8 en/of
- een (geïnstalleerde) keuken
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk –onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en hij en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
feit 4
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks 10 december 2020 te Almelo, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 4.450,66 euro), althans enig geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk –onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat er uitsluitend voor de data 24 en 25 april en 10 december 2020 wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Wat betreft feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat verdachte dit feit heeft bekend.
Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu verdachte een concreet, min of meer verifieerbare verklaring heeft gegeven voor het bezit van de contante geldbedragen en de auto’s en overige goederen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 april 2020 is verdachte geobserveerd door de politie. Door de verbalisanten werd geconstateerd dat verdachte rondreed in een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1]. Er was sprake van meerdere ontmoetingen van enkele minuten in en vanuit auto’s met verschillende personen. Datzelfde beeld werd waargenomen tijdens een observatie op
25 april 2020, toen verdachte in een Volkswagen Golf reed met het kenteken [kenteken 8]. Verdachte werd opnieuw geobserveerd op 22 en 23 oktober 2020. Ook tijdens die observaties werden meerdere korte ontmoetingen tussen verdachte en verschillende anderen vanuit en rondom auto’s waargenomen. Ook op 10 december 2020 werd verdachte geobserveerd en opnieuw kwam hetzelfde beeld naar voren. Op diezelfde dag werd de woning van verdachte doorzocht. Tijdens de doorzoeking werden een hoeveelheid van ongeveer 56 gram cocaïne, een duizendtal gripzakjes en een aantal stapels bankbiljetten en een hoeveelheid muntgeld aangetroffen.
De politie heeft naar aanleiding van de genoemde observaties meerdere getuigen gehoord. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 25 april 2020 en nadien in de zomer van 2020 nog een keer of vijf cocaïne van verdachte heeft gekocht voor € 50,-- per gram. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij drie of vier keer cocaïne kocht van verdachte, ook voor € 50,-- per gram. Zij verklaarde dat zij ongeveer tweeëneenhalf jaar geleden voor het eerst cocaïne van verdachte kocht en dat in april 2020 de laatste keer was dat zij cocaïne bij verdachte kocht.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de 56 gram cocaïne, die op 10 december 2020 in zijn woning werd aangetroffen, van hem was. Deze cocaïne was voor eigen gebruik en werd door hem gedeeld met vrienden. Verdachte heeft voorts verklaard dat getuige [getuige 1] nooit cocaïne van hem heeft gekocht, maar dat hij wel samen met haar cocaïne heeft gebruikt.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij eind 2019 voor het eerst cocaïne heeft gebruikt en dat hij daaraan verslaafd raakte. Vanaf 2020 verstrekte hij ook wel cocaïne aan anderen, waaronder aan [naam 1] in januari 2020. Hij heeft ontkend dat hij [getuige 1] en [getuige 2] cocaïne heeft verkocht en stelt dat het enkel om wiet ging. De gripzakjes die in de woning werden aangetroffen, zijn van zijn vrouw. Zij heeft een bedrijf in kinderkleding en zij gebruikte de gripzakjes om extra knoopjes in te doen en bij de kleding te leveren. Het contante geld dat in de woning werd aangetroffen was geld van het bedrijf van zijn vrouw. Zij stond nog wel eens op markten en er werd daar contant betaald voor de kinderkleding die zij verkocht.
De echtgenote van verdachte, mevrouw [naam 2], heeft bij de politie niet willen verklaren en heeft zich beroepen op haar verschoningsrecht/zwijgrecht.
Overwegingen en conclusies
Tijdens observaties op verschillende momenten in 2020 zijn door de politie meerdere korte contactmomenten waargenomen tussen verdachte en verschillende personen op openbare plekken in en vanuit auto’s, deze contactmomenten zijn typerend voor het dealen van drugs. Zowel getuige [getuige 1] als getuige [getuige 2] hebben verklaard meerdere malen cocaïne van verdachte te hebben gekocht en hebben daarbij allebei verklaard dat zij de cocaïne voor € 50,-- per gram kochten. Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf 2020 cocaïne aan anderen verstrekte, waaronder in januari 2020 aan [naam 1]. Daarnaast werd een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en een groot aantal gripzakjes en een bedrag van € 4.450,66 aan contant geld in de woning van verdachte aangetroffen.
De lezing van verdachte ten aanzien van de gripzakjes en het contante geld vindt geen steun in het dossier. Verdachte’s echtgenote heeft over de gripzakjes en het contante geld niet willen verklaren bij de politie, zodat ook hierin geen ondersteuning kan worden gevonden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de gripzakjes en het contant aangetroffen geld, gezien het vorenstaande, dan ook niet aannemelijk.
Uit de verklaringen van de getuigen en van verdachte zelf, bezien in samenhang met de resultaten van de observaties van de politie en de goederen die in de woning van verdachte werden aangetroffen, leidt de rechtbank af dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.
Ten aanzien van de pleegperiode
Hoewel de rechtbank aanwijzingen ziet die doen vermoeden dat verdachte zich langere tijd schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, vervoeren en verstrekken van cocaïne, acht zij niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich ook vóór januari 2020 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs. De rechtbank beperkt, met het oog op het bovenstaande, de bewezen verklaarde periode tot de periode van 1 januari 2020 tot en met
10 december 2020.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 3
Feiten en omstandigheden
Uit het politieonderzoek is gebleken dat verdachte en zijn vrouw in de ten laste gelegde periode een groot aantal auto’s op hun naam hebben gehad. Het gaat om de volgende voertuigen:
  • Volkswagen Golf ([kenteken 2]);
  • BMW X4 ([kenteken 5]);
  • Volkswagen Golf ([kenteken 3]);
  • Mercedes-Benz ([kenteken 6]);
  • Mercedes-Benz C250D ([kenteken 7]);
  • Volkswagen Golf ([kenteken 1]);
  • Audi A3 ([kenteken 4]).
Naar aanleiding van de informatie en de stukken die de politie van verdachte ontving is een kasopstelling over de periode van 16 oktober 2019 tot 1 juli 2020 gemaakt. Daaruit kan het volgende worden afgeleid.
Verdachte heeft in de periode van 16 oktober 2019 tot 1 juli 2020 een aantal auto’s aangekocht. De betalingen daarvan werden telkens contant verricht. In totaal heeft verdachte in de genoemde periode voor een totaalbedrag van € 117.500,-- aan auto’s aangekocht. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 10 december 2020 zijn voorts een E-bike van het merk Gazelle en twee Rolex horloges aangetroffen. Uit de aangetroffen administratie bleek dat een geldbedrag van € 3.000,-- contant werd gestort en dat de Iphone 12 van verdachte, de keuken in de woning en een betaling aan [bedrijf 1] contant werden voldaan. Het gaat daarbij om een totaalbedrag van € 20.549,--.
Van de bankrekening van verdachte werd in de periode van 2 augustus 2019 tot 3 augustus 2020 een aantal contante bedragen opgenomen bij geldautomaten. Het betreft een totaalbedrag van € 24.750,--. Voorts is gebleken dat verdachte de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 1] aan zijn broertje heeft verkocht voor € 20.000,--. Daarvan heeft verdachte volgens zijn eigen verklaring een bedrag van € 10.000,-- contant ontvangen.
Uit het bovenstaande leidt de politie af dat een totaalbedrag van:
€ 117.500,--
€ 20.549,-- +
€ 24.750,-- -/-
€ 10.000,-- -/-
€ 103.299,--
niet is te herleiden naar legale inkomsten van verdachte.
Verdachte is meerdere malen door de politie verhoord. Tijdens die verhoren heeft hij verklaard dat hij € 1.943,-- per maand verdiende met zijn werk bij [bedrijf 2]. Verder heeft hij inkomsten gehad uit de contante giften die hij en zijn vrouw ontvingen tijdens hun bruiloft in 2014, uit een schenking van zijn moeder van 2,5 jaar geleden en uit een lening van zijn werkgever van € 40.000,-- in 2017. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij vanaf 2019 inkomsten heeft vergaard met de handel in auto’s en vanaf 2020 ook met de verhuur van auto’s. Dat deed hij zowel via een bemiddelaar als in eigen beheer. Het contante geld dat verdachte met de verhuur verdiende, gaf hij uit aan voertuigen, die hij vervolgens weer verkocht. Nagenoeg alle bedragen die met de verhuur en de handel in auto’s gemoeid waren, werden contant ontvangen en betaald. Wat hij daarmee verdiende en bij wie hij welke auto kocht, heeft verdachte niet bijgehouden. Verdachte heeft voorts verklaard dat zijn IPhone en de keuken in zijn woning contant werden betaald.
Verdachte heeft, middels zijn raadsman, een nadere toelichting gegeven en stukken overgelegd om de verklaring over de legale herkomst van de inkomsten van verdachte nader te onderbouwen. Volgens de toelichting heeft verdachte van de bruidsschat die hij en zijn vrouw ontvingen tijdens hun bruiloft in 2014 de twee in beslag genomen Rolex horloges aangeschaft. Verdachte ontving van een verhuurbemiddelaar wekelijks, dan wel maandelijks een contant bedrag voor de verhuur van auto’s. Daarnaast verhuurde verdachte volgens de toelichting ook auto’s in eigen beheer voor € 100,-- per dag. Het geleende bedrag van
€ 40.000,-- ontving hij contant. Volgens de toelichting blijkt uit de overgelegde bankafschriften dat verdachte een schenking van in totaal € 17.000,-- van zijn moeder ontving, dat hij verzekeringsgeld heeft ontvangen ten bedrage van € 16.500,--, dat hij de BPM van de door hem verkochte BMW X4 ten bedrage van € 11.500,-- ontving en dat hij een bedrag van € 10.000,-- ontving vanwege de verkoop van de Audi van zijn echtgenote. De bedragen die hij op zijn rekening ontving, heeft verdachte grotendeels gepind en gebruikt voor de aanschaf van voertuigen, aldus de raadsman.
De werkgever van verdachte, [naam 3], heeft verklaard dat verdachte samen met zijn vrouw een lening van € 40.000,-- bij hem persoonlijk heeft afgesloten. De lening heeft een einddatum van 2027 met een rentepercentage van 5% en er is nog niets afbetaald. De getuige heeft verklaard dat hij zijn geld heeft uitgeleend, omdat het voor hem niet veilig voelde om zoveel geld thuis te hebben liggen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de contante uitgaven zoals die in het proces-verbaal zijn weergegeven kloppen, maar dat alle bedragen een legale herkomst hebben. Verdachte heeft in eerste instantie, net als bij de politie, verklaard dat hij in 2019 begon met de handel in auto’s. Daar is hij later ter zitting op teruggekomen, door te verklaren dat hij vanaf in 2017 al in auto’s handelde en dat met de bedragen die hij daarmee verdiende de inkomsten kunnen worden verklaard.
Overwegingen en conclusies
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat vast komt te staan dat het geldbedrag en/of de voorwerpen waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, als er geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld of de goederen direct of indirect uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De rechtbank zal allereerst moeten vaststellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien daarvan sprake is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld of de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld of de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek in de onderhavige zaak niet leidt tot de conclusie dat direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is. Gelet daarop zal het hiervoor besproken toetsingskader worden toegepast.
Toepassing toetsingskader
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier op basis van het proces-verbaal van bevindingen van 14 april 2021 zonder meer een vermoeden van witwassen blijkt. De herkomst van de contante uitgaven kan niet worden herleid naar legale bronnen van inkomsten.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaring van verdachte aangaande de herkomst van de contante bedragen waarmee hij de auto’s, de horloges, de e-bike en de keuken heeft gefinancierd, onvoldoende concreet en niet voldoende verifieerbaar is. Uit de verklaringen en de stukken van verdachte blijkt niet hoeveel geld de bruidsschat bevatte en blijkt evenmin dat de contante uitgaven te verklaren zijn door de inkomsten uit handel in auto’s en de verhuur daarvan. Daarvan werd, op enkele facturen na, geen administratie bijgehouden. De verklaring die verdachte ter terechtzitting in tweede instantie heeft afgelegd over de startdatum van de handel in auto’s wordt niet door bewijs ondersteund. Bovendien heeft verdachte bij de politie op verschillende momenten verklaard dat hij pas in 2019 begonnen is met de handel in auto’s. Dat heeft hij bovendien aanvankelijk herhaald tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De verklaring van verdachte over de herkomst van de inkomsten is niet concreet en niet voldoende verifieerbaar en acht de rechtbank, mede in het licht van de eerdere andersluidende verklaringen van verdachte, hoogst onwaarschijnlijk.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.
Gewoontewitwassen
Gelet op de frequentie, duur en omvang van het witwassen en het daaruit voortvloeiende structurele karakter van de contante geldstromen acht de rechtbank bewezen dat verdachte van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 4
Uit het dossier blijkt dat een contant geldbedrag van € 4.550,66 in bundeltjes in de woning van verdachte, zowel in de keuken als in de bijkeuken, is gevonden.
Verdachte heeft verklaard dat het contante geldbedrag van € 4.550,66 dat in zijn woning werd aangetroffen van zijn echtgenote was. Zij zou dat geld hebben verdiend met haar bedrijf, gespecialiseerd in de verkoop van kinderkleding. Verdachte’s echtgenote heeft over dit contante geldbedrag bij de politie geen verklaring af willen leggen. De rechtbank stelt de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, nu deze op geen enkele wijze wordt ondersteund. Gelet op de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 en de wijze waarop het contante geld in de woning van verdachte is aangetroffen is de rechtbank van oordeel dat dit geld afkomstig is uit de handel in harddrugs van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 10 december 2020 in Nederland opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
hij op 10 december 2020 te Almelo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 56 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 3
hij in de periode van 16 oktober 2019 tot en met 10 december 2020 in Nederland voorwerpen, te weten:
- contante geldbedragen van in totaal ongeveer € 103.299,-- en
- een personenauto, merk Volkswagen type Golf (kenteken [kenteken 1]) en
- een personenauto, merk Volkswagen type Golf (kenteken [kenteken 2]) en
- een personenauto, merk Volkswagen type Golf (kenteken [kenteken 3]) en
- een personenauto, merk Audi type Q3 (kenteken [kenteken 4]) en
- een personenauto, merk BMW type X4 (kenteken ([kenteken 5]) en
- een personenauto, merk Mercedes Benz (kenteken [kenteken 6]) en
- een personenauto, merk Mercedes Benz type C250D (kenteken [kenteken 7]) en
- meerdere Rolex horloges en
- een IPhone 12 en
- een E-bike, merk Gazelle type Orange C8 en
- een geïnstalleerde keuken
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk –onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
feit 4
hij op 10 december 2020 te Almelo een geldbedrag van in totaal € 4.450,66 heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De rechtbank concludeert dat het geldbedrag uit het onder 4 bewezen verklaarde uit eigen misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit bedrag enkel heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad. Niet is gebleken dat verdachte gedragingen heeft verricht om de criminele herkomst van het geldbedrag te verbergen of te verhullen. Het bewezenverklaarde kan daarom niet als witwassen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) worden gekwalificeerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3 is strafbaar gesteld in de artikelen 420bis en 420ter Sr en in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn ten aanzien van die feiten geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
;
feit 3het misdrijf: van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. Daarnaast heeft hij verbeurdverklaring gevorderd van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 1]), de Audi Q3 (met kenteken [kenteken 4]), de E-bike, twee Rolex horloges en het geldbedrag van € 4.450,66.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2 en heeft verzocht om feit 2 bij het bepalen van de straf buiten beschouwing te laten. Daarnaast heeft hij verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat verdachte een first-offender is. Bovendien heeft de raadsman de rechtbank verzocht om, ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit, rekening te houden met de kortere dealperiode en de lage frequentie van het dealen.
De raadsman heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen en aanwezig hebben van harddrugs. Harddrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is tevens belastend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande verschillende, ernstige vormen van criminaliteit zowel aan de kant van de toeleveranciers als aan de kant van de gebruikers. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het voorhanden hebben van harddrugs en het verkopen daarvan, een bijdrage heeft geleverd aan de illegale handel in verdovende middelen. Verdachte heeft daarbij onvoldoende oog gehad voor de schadelijke effecten daarvan.
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van meerdere voertuigen, een groot geldbedrag, een elektrische fiets, twee Rolex horloges en een keuken. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert daarnaast het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 maart 2021 van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder werd veroordeeld.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van de reclassering van
26 februari 2021. Daaruit komt naar voren dat verdachte in het verleden ogenschijnlijk een stabiel leven leidde. Verdachte werkte 36 uur in de week en had een goed contact met zijn familie. Duidelijk werd dat verdachte, mede vanwege de corona-crisis, last kreeg van sombere gevoelens en dat hij verslaafd raakte aan cocaïne. Verdachte heeft aangegeven van zijn verslaving af te willen, maar zegt wel een stok achter de deur nodig te hebben. Hij heeft een koopwoning, een vrouw en dochter en er is een tweede kind op komst. De reclassering heeft de verwachting dat verdachte niet in een vrijwillig kader hulp zal zoeken en heeft om die reden geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een gedragsinterventie en een drugsverbod, op te leggen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Die noemen voor het aanwezig hebben van ongeveer 50 gram harddrugs en de handel in harddrugs met enige regelmaat, gedurende een periode van 6 tot 12 maanden respectievelijk een taakstraf van 150 tot 240 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. Ten aanzien van fraudedelicten wordt, als men uitgaat van een totaal bedrag van € 250.000,-- tot € 500.000,--, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden genoemd.
De straf die de rechtbank zal opleggen is lager dat de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank uitgaat van een aanzienlijk kortere pleegperiode. Tevens wordt rekening gehouden met de het feit dat de intensiteit en omvang van het dealen niet vast is komen te staan.
Alles afwegende kan, gezien de ernst van de gepleegde feiten, niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank legt aan verdachte dan ook op een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de strafbare feiten zijn verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde onder 1, 2 en 3 strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3 het misdrijf: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- verklaart dat het onder 4 bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, unit Enschede, en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, bij een instelling te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 1]), de Audi Q3 (met kenteken [kenteken 4]), de E-bike, twee Rolex horloges en het geldbedrag van € 4.450,66.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.
Buiten staat
Mr. H. Stam en mr. Bos zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PLO600-2020586477. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
1. De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2021 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven;

(…) vanaf 2020 nam ik wel eens cocaïne mee en die verdeelde ik.(…) [naam 1] vroeg of ik hem kon helpen. Hij had een schuld bij dealers en vroeg of ik hem geld kon lenen. Ik heb hem in januari 2020 een keer € 500,00 geleend en een zakje cocaïne gegeven.(…);

2. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2020 (pagina’s 88-91), in zijn geheel;
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2020 (pagina’s 92-93), in zijn geheel;
4. Het proces-verbaal van observatie van 27 oktober 2020 (pagina’s 96-100), in zijn geheel;
5. Het proces-verbaal van observatie van 6 november 2020 (pagina’s 101-107), in zijn geheel;
6. Het proces-verbaal van observatie van 14 december 2020 (pagina’s 108-111), in zijn geheel;
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 13 december 2020 (pagina’s 119-122), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)A: (…)Ik heb 50 euro betaald.(…)(...)V : wat koop je precies?A : ja, cocaïne(…)(...) A : sinds april 2020 denk ik toen kwam ik daar te wonen aan de [adres].(...) V : Hoe vaak heb je wat bij hem gekocht?A : ik denk de zomer 5 keer ofzo?V : wanneer kocht je voor het eerst bij hem?A : ik denk in april 2020. Als ik ging appen dan stond hij er zo(…);
8. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 17 december 2020 (pagina’s 130-133), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)A : Ik heb wel eens coke gehaald bij een buitenlandse jongen die zich [verdachte] noemt en in een zwarte VW Golf rijdt. (…) Hij heeft wel eens coke voor mij gebracht voor 50 euro. dat heb ik toen bij hem gekocht. (...) De laatste keer was in april 2020 dat ik van [verdachte] kocht.(…)V : Wanneer heb je voor het eerst gekocht bij [verdachte]?A : dat was 2,5 jaar geleden denk ik.(...)V : Welke soorten drugs koop je allemaal bij de dealer?A : Wiet en sos. Cocaine dus.
(...) V : Hoe vaak heb jij al bij deze dealer gekocht?A : 3 a 4 keer.(…);
9. Het proces-verbaal [naam 4] van 22 december 2020 (pagina’s 228-229), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)SIN originele partij: [code]
Goednummer: [nummer]
Omschrijving: Wit poeder/brokjes
Gewicht originele partij: 55.97 gram (netto)
Ruybal: Positief, Cocaïne(…);
10. Het proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2020 (pagina’s 194-195), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)Tijdens de doorzoeking werden er goederen in beslaggenomen. In de woning is
aangetroffen en in beslaggenomen;
(…)- contact briefgeld in verschillende coupures;
(…)- Een grote hoeveelheid (meer dan duizend) aan ongebruikte (nieuwe) zogeheten
gripzakjes;
- Een hoeveelheid (bruto 58 gram) aan middelen lijst 1 Opiumwet, vermoedelijk
cocaïne, weggezet in een witte bak;
- 3 (drie) zakken muntgeld(…);
11. De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 december 2020 (pagina’s 365-366);
11. De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 december 2020 (pagina’s 367-368);
11. De kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 december 2020 (pagina’s 389-390).
Ten aanzien van feit 2
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2021 heeft afgelegd;
Het proces-verbaal van bevindingen van 11 december 2020 (pagina’s 194-195);
Het proces-verbaal [naam 4] van 22 december 2020 (pagina’s 228-229).
Ten aanzien van feit 3
1. De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2021 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…)ik handelde vanaf 2019 in auto’s.(…)

2. Het proces-verbaal verhoor van verdachte van 3 februari 2021 (pagina’s 278-298), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…)O : Je hebt in een eerder verhoor aangegeven dat je wel wat verdient hebt in het
verleden met handel in auto's op kleine schaal. Je geeft aan dat je dit ongeveer een
jaartje doet en dat je een auto koopt, als je er mee rondrijdt en deze auto weer voor
iets meer kunt verkopen dit dan doet.(…)
V : Klopt dit?
A : Ja.(…)
3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2021 (pagina’s 36-48);
4. Uit het aanvullend proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2020183071: het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2021 (pagina’s 52-53).