ECLI:NL:RBOVE:2021:5044

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
C/08/182287 / FA RK 16-284
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging verzoek omgangsregeling vader met minderjarige dochter in het kader van het belang van het kind

In deze zaak heeft de vader zijn verzoek tot omgang met zijn dochter gewijzigd, waarbij hij nu verzoekt om de omgang te ontzeggen. Dit verzoek is niet bedoeld om geen contact meer te hebben, maar om een stap terug te doen in het belang van de minderjarige, zoals blijkt uit een persoonlijkheidsonderzoek. De rechtbank heeft op 23 juli 2021 geoordeeld dat er geen aanleiding is om de omgang te ontzeggen. De vader toont hiermee aan dat hij het belang van zijn dochter vooropstelt. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige rust en stabiliteit krijgt om te kunnen verwerken en therapie te starten. De vader heeft zijn verzoek gewijzigd tijdens de mondelinge behandeling, en de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ontzeggingsgronden zijn die een ontzegging van het recht op omgang rechtvaardigen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen en benadrukt dat de ouders gezamenlijk moeten werken aan het verbeteren van de situatie voor de minderjarige. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/182287 / FA RK 16-284
beschikking van 23 juli 2021
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. M. ter Brake,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
belanghebbende,
advocaat: mr. R.N. Sahebdien.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Voor het laatst heeft de rechtbank op 28 januari 2021 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak, waarbij de beslissing met betrekking tot de definitieve zorg- en contactregeling is aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een op 17 mei 2021 binnengekomen uitstelverzoek van mr. ter Brake;
- een op 17 mei 2021 binnengekomen uitstelverzoek van mr. Sahebdien;
- een op 9 juli 2021 binnengekomen e-mail van de GI, inhoudende het persoonlijkheidsonderzoek van [de minderjarige] ;
- een op 9 juli 2021 binnengekomen e-mail van mr. ter Brake.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet tijdens een mondelinge behandeling met gesloten deuren op 13 juli 2021. Hier zijn verschenen en gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [B] , namens de GI;
- mevrouw [C] , namens de raad voor de kinderbescherming, verder: de raad.
1.4.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan de heer [D] , hulpverlener van de vader namens Tuoro; mevrouw [E] , kantoorgenoot van mr. ter Brake en de heer [F] , de nieuwe partner van moeder en stiefvader van [de minderjarige] .
2.
Het gewijzigde verzoek
Het oorspronkelijk verzoek van de vader luidde al volgt:
- de vader verzoekt te bepalen dat [de minderjarige] éénmaal per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen bij hem zal verblijven, althans enige andere omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te leggen zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn oorspronkelijke verzoek gewijzigd. De vader wil het oorspronkelijke verzoek niet intrekken, omdat hij niet het signaal aan zijn dochter wil afgeven dat hij geen omgang meer met haar wil. Integendeel zelfs. Nu er sprake is van gezamenlijk gezag kan de vader (tijdelijk) het recht op omgang met [de minderjarige] worden ontzegd. Dit is wat vader graag zou willen om zo de deur voor [de minderjarige] op een kier te laten. De vader voert hiertoe aan dat hij het beste wil voor [de minderjarige] . Dit verzoek betekent niet dat hij geen contact meer wil met haar, maar voor hem is dit een manier om te laten zien dat hij dit doet voor [de minderjarige] om een stap terug te zetten. De vader wil er namelijk alles aan doen om het contact met [de minderjarige] te herstellen. Terugkijkend vindt de vader de situatie heftig en heeft hij zich vaak machteloos gevoeld. De vader heeft gedaan wat hij kon, maar kan niet meer. Gelet op de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek van [de minderjarige] heeft hij moeten besluiten om een stap terug te doen. Hij vindt het van groot belang om te melden dat hij dit doet omdat hij [de minderjarige] ziet worstelen met de huidige situatie. Hij ziet ook dat de omgangsmomenten stress voor haar opleveren. De vader kan niet anders dan een stap terug te doen zodat [de minderjarige] de rust krijgt aan haar ontwikkeling en PTSS te werken. De vader doet dit met pijn in zijn hart, maar in het belang van [de minderjarige] . Mocht [de minderjarige] over een tijdje zeggen dat zij contact wil met vader dan moet dat mogelijk zijn. Tot slot wil de vader graag een goed gesprek met [de minderjarige] en de jeugdbeschermer plannen om deze keuze aan haar uit te kunnen leggen.
De overige, al dan niet voorwaardelijke, verzoeken worden door de vader ingetrokken.

3.Het verweer

De moeder verzoekt, mede bij monde van haar advocaat, het oorspronkelijke verzoek van de vader als ingetrokken te beschouwen dan wel af te wijzen. De uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek van [de minderjarige] is helder en daar past volgens de moeder op dit moment geen opgelegde omgang tussen de vader en [de minderjarige] bij. In de afgelopen jaren is gebleken dat [de minderjarige] het contact met de vader niet aankon. De huidige situatie is moeilijk voor de moeder. Het contact zal hersteld moeten worden, maar dat zal niet van de ene op de andere dag zijn. Als de mogelijkheid zich aandient om het contact tussen [de minderjarige] en vader te herstellen, zal de moeder daar haar medewerking aan verlenen. De moeder informeert vader maandelijks, stuurt vader foto’s met een update en houdt zich dus aan de gemaakte afspraken. De moeder zal dat ook blijven doen. De komende periode kan worden bezien of rust voor [de minderjarige] kan leiden tot een ommekeer. De moeder heeft al 5,5 jaar te maken met veel strijd binnen het gezin. Dit heeft veel gevergd van het gezin. De moeder zet ook veel stappen voorwaarts en zal dat ook blijven doen voor de therapie van [de minderjarige] .

4.De standpunten van de GI en de raad

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het voor [de minderjarige] het beste is dat er nu rust komt. Het is voor haar belangrijk dat de therapie wordt opgestart. Het is van belang dat de verstandhouding tussen de volwassenen verbetert en in een rustiger vaarwater gaat komen. De spanning tussen de ouders zal nog minder moeten worden. Dat is nu de opdracht aan beide ouders. Zodra dat verbetert, is er de mogelijkheid om het weer opnieuw op te bouwen. Het voorstel is gedaan om eens in drie maanden met vader, moeder en stiefvader af te spreken bij de GI op kantoor. Het doel blijft in ieder geval om het contact tussen vader en [de minderjarige] weer te herstellen en op te bouwen. De ouders hebben met elkaar afgesproken dat zij om tafel gaan met [de minderjarige] en haar gaan uitleggen dat het even niet lukt tussen de ouders en dat daarom de omgang tussen vader en [de minderjarige] (tijdelijk) zal worden gestopt.
De raad kan zich vinden in hetgeen de GI naar voren brengt. Het is voor een kind belangrijk om onbezorgd contact te hebben met beide ouders. De raad vindt het een dapper besluit van vader om een stap terug te doen. De raad wil benadrukken dat niet alleen [de minderjarige] in therapie gaat om het een en ander te verwerken maar dat ook beide ouders dienen te werken aan het verminderen van de spanning en het verbeteren van hun onderlinge contact. Mogelijk werken gevoelens van angst en stress bij de moeder door op [de minderjarige] . Dit kan een aandachtspunt zijn voor moeder de komende periode. Dit zal in ieder geval helpend zijn voor [de minderjarige] . De rust voor [de minderjarige] zal hopelijk positief uitwerken.

5.De verdere beoordeling

De rechtbank heeft bij beschikking van 28 januari 2021 de beslissing met betrekking tot de
definitieve zorg- en contactregeling aangehouden in afwachting van de uitkomst van het
persoonlijkheidsonderzoek van [de minderjarige] .
Uit het persoonlijkheidsonderzoek is – kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gekomen. [de minderjarige] laat op school aandachts- en concentratieproblemen zien en kortgeleden is een taalontwikkelingsstoornis bij haar vastgesteld. [de minderjarige] heeft op jonge leeftijd de relatieproblemen en het huiselijke geweld tussen de ouders meekregen. Daarnaast heeft de moeder na de geboorte van [de minderjarige] psychische klanten gekregen waardoor [de minderjarige] regelmatig werd opgevangen door oma en tante (moederszijde). Door de wisselende en moeilijke omstandigheden in de gezinssituatie heeft de emotionele beschikbaarheid van de ouders onder druk gestaan. Het is voor de ouders moeilijk geweest om in de gezinssituatie voldoende vertrouwen en basisveiligheid voor [de minderjarige] te creëren, waardoor het proces van hechting onvoldoende tot stand is gekomen. De relatie tussen de ouders is verbroken en de moeder heeft een nieuwe relatie gekregen. [de minderjarige] heeft een hechte band opgebouwd met haar stiefvader, die ze tevens papa noemt. Wanneer [de minderjarige] vijf jaar is, krijgt de vader gezag en met behulp van diverse hulpverleningsinstanties wordt geprobeerd het contact tussen [de minderjarige] en vader op te starten. Er kan niet gezegd worden dat de omgang met de vader een directe verklaring is voor het gedrag van [de minderjarige] . Meerdere factoren spelen hierbij een rol waaronder de angst en stress bij de moeder op het moment dat de vader weer in beeld komt. Op het moment dat [de minderjarige] zeven jaar is worden opnieuw omgangsmomenten met vader gepland. In de periode van omgang wordt gezien dat de gedragsproblemen bij [de minderjarige] toenemen. Na twee omgangsmomenten toont [de minderjarige] stress en verzet en komt zij niet meer. Opnieuw kan worden gesteld dat meerdere factoren een rol kunnen spelen. Het is duidelijk dat de omgangsmomenten verwarring teweegbrengen bij [de minderjarige] . Uit het persoonlijkheidsonderzoek volgt dat [de minderjarige] behoorlijk in de knel zit door de huidige situatie. [de minderjarige] heeft een helder beeld over haar gezin en wie daar volgens haar op dit moment bij horen. Vanuit [de minderjarige] speelt de vader nauwelijks en rol in haar leven en zorgt dit bij haar voor verwarring. Op dit moment lijkt trauma en hechting haar gedrag het meest te verklaren. [de minderjarige] heeft stabiliteit en rust nodig in haar omgeving om zo haar identiteit in het gezin te kunnen ontwikkelen. Ook zal therapie worden ingezet om de hechting beter vorm te geven. Wanneer sprake is van stabiliteit in de gezinssituatie van [de minderjarige] wordt geadviseerd te starten met traumabehandeling in de vorm van EMDR.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een (nader) onderzoek te gelasten.
De rechtbank overweegt als volgt. De vader heeft zijn verzoek gewijzigd tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank begrijpt dit verzoek van vader als een verzoek tot ontzegging van het recht op omgang op grond van artikel 1:377a lid 2 en 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat er geen verzoek meer ligt tot het vaststellen van een omgangsregeling. Vader verzoekt de omgang met [de minderjarige] te ontzeggen voor de duur van maximaal een jaar. In dit geval dient de rechtbank te toetsen aan de ontzeggingsgronden van artikel 1:377a lid 3 BW. Het recht op omgang kan slechts worden ontzegd indien zich één van de daarin genoemde ontzeggingsgronden voordoet:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De rechtbank ziet op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht geen aanleiding om vader de omgang met [de minderjarige] te ontzeggen. Hoewel de rechtbank wel de reden kan begrijpen waarom vader dit gewijzigde verzoek heeft gedaan, geeft ook die reden geen aanleiding de omgang tussen vader en [de minderjarige] tijdelijk te ontzeggen. De vader wil graag een goede vader zijn voor [de minderjarige] . Juist door op dit moment een stap terug te doen, laat de vader zien in het belang van [de minderjarige] te denken. Ook zijn er eerder goede omgangsmomenten geweest. Zo volgt uit het persoonlijkheidsonderzoek dat de omgang met de vader geen directe verklaring is voor het gedrag van [de minderjarige] en mogelijk meerdere factoren een rol spelen waaronder angst en stress bij de moeder op het moment dat vader weer in beeld komt. Bovendien kan het ontzeggen van de omgang het beoogde doel van de vader, maar ook van de ouders gezamenlijk, om het contact tussen de vader en [de minderjarige] te herstellen, voorbijschieten. Op het moment dat [de minderjarige] er weer aan toe is om contact te hebben met vader (binnen een jaar), zal een ontzegging van het recht op omgang dit gezamenlijke doel doorkruizen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een situatie waarin één van de ontzeggingsgronden zich hier nu voordoet. Het verzoek van de vader zal daarom worden afgewezen.
De vader is tot dit verzoek gekomen om een signaal aan [de minderjarige] af te geven. De vader wil dat het met [de minderjarige] beter gaat en doet voor haar dan ook een stapje terug. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit een moeilijke beslissing is geweest voor de vader en wil de vader hiervoor een compliment geven. Het valt de vader te prijzen dat hij het belang van [de minderjarige] vooropstelt en boven zijn eigen belang plaatst. Het is van belang dat [de minderjarige] nu rust en stabiliteit krijgt om een en ander te kunnen verwerken en te starten met de therapie.
In de vorige beschikking van 28 januari 2021 is een voorlopige regeling vastgesteld. In die voorlopige regeling is laatstelijk bepaald dat moeder [de minderjarige] iedere week op het afgesproken tijdstip naar therapie brengt. Nu deze voorlopige regeling is verbonden aan het oorspronkelijke verzoek van vader tot het vaststellen van een omgangsregeling, en dit verzoek is gewijzigd, komt deze voorlopige regeling te vervallen. Dit betekent overigens niet dat moeder [de minderjarige] niet meer wekelijks naar therapie behoeft te brengen. Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat moeder daar nog steeds gehoor aan geeft en dat ook zal blijven doen. Op moeder rust ook nog steeds de plicht om [de minderjarige] naar therapie te brengen.
In zijn algemeenheid wijst de rechtbank erop dat het ouderlijk gezag mede omvat de verplichting van een ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW). In dit geval rust die plicht met name op de moeder om de ontwikkeling van de banden van [de minderjarige] met haar vader te bevorderen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders te kennen gegeven bereid te zijn om eens in de drie maanden af te spreken bij de GI op kantoor. Er dient een manier gevonden te worden om de spanning en onrust tussen de ouders te verminderen. De rechtbank acht het positief en in het belang van [de minderjarige] dat ouders hieraan gezamenlijk willen werken. De rechtbank spreekt dan ook de hoop en de verwachting uit dat hierdoor rust zal ontstaan voor [de minderjarige] , waardoor zij weer de ruimte zal voelen om contact te hebben met de vader en dit ook door de moeder kan worden gestimuleerd.
De proceskosten
Omdat de vader en de moeder een relatie hebben gehad en de procedure de uit die relatie geboren minderjarige betreft, zal de rechtbank bepalen dat elk van de ouders de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de vader af;
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Pieters, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2021 in tegenwoordigheid van mr. A. Albers, griffier.