ECLI:NL:RBOVE:2021:5040

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
05/000542-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding aan slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, dat zich heeft voorgedaan in de nacht van 17 op 18 juni 2019 te Enschede. De verdachte heeft de aangeefster, die op dat moment sliep, gedwongen tot seksuele handelingen door haar te zoenen en met zijn vingers in haar vagina te gaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet op de hoogte was van de wil van de aangeefster, die duidelijk had gemaakt dat zij niet wilde dat hij kwam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding betalen aan de aangeefster. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de impact op de aangeefster meegewogen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de verklaringen van getuigen en chatgesprekken tussen de verdachte en de aangeefster in haar oordeel betrokken, waaruit blijkt dat de verdachte spijt had van zijn handelen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op € 2.500,00, en de proceskosten zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 05/000542-20 (P)
Datum vonnis: 12 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft verkracht.
Voluit luidt de - gewijzigde - tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 juni 2019 tot en met 18 juni 2019 te Enschede, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in haar vagina te brengen en/of
haar borsten te betasten en/of
haar op de mond en/of in het gezicht te zoenen
en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte
- (onverhoeds) (toen die [slachtoffer] lag te slapen) naar de kamer van die [slachtoffer] is gegaan en/of
- (vervolgens) op die [slachtoffer] , althans op het bed van die [slachtoffer] is gesprongen en/of
- (vervolgens) (toen die [slachtoffer] om haar huisgenoot had geroepen en verdachte de kamer uit was gegaan) opnieuw naar de kamer van die [slachtoffer] is gegaan en/of opnieuw op die [slachtoffer] , althans op het bed van die [slachtoffer] is gesprongen en/of
- (vervolgens) (met kracht) zijn hand in de string van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van weerstand/verzet van die [slachtoffer] en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat geen sprake was van dwang of geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak heeft aangeefster onder meer verklaard dat zij berichten van verdachte ontving waarin hij schreef dat hij bij haar wilde komen. Aangeefster maakte duidelijk dat zij dat niet wilde en dat ze wilde slapen. Verdachte is toch naar haar huis gekomen en is naar haar slaapkamer gegaan waar zij lag te slapen. Aangeefster droeg op dat moment alleen een string. Verdachte had zijn kleding en jas nog aan alsof hij direct van buiten was gekomen en rook naar alcohol. Verdachte is op haar bed gesprongen, was handtastelijk door haar borsten te pakken en probeerde haar te zoenen. Verdachte drukte zijn tong hard in haar mond. Aangeefster is in een reflex op haar buik gaan liggen en duwde haar hoofd in haar kussen. Aangeefster zei dat verdachte weg moest gaan en schreeuwde naar haar huisgenoot die naar boven kwam, waarna verdachte naar beneden ging. Aangeefster is toen weer gaan slapen. Korte tijd later kwam verdachte opnieuw op de slaapkamer van aangeefster en sprong op haar bed. Aangeefster ging op haar buik liggen en duwde haar hoofd in het kussen. Verdachte hing met zijn lichaam over aangeefster heen en probeerde haar net als de eerste keer te zoenen, maar ging nu ook met zijn vingers in haar onderbroek en haar vagina. Verdachte kromde daarbij zijn vingers waarmee hij erin en eruit ging. Dat ging hardhandig en was pijnlijk. Aangeefster heeft toen weer naar haar huisgenoot geroepen om haar te helpen om verdachte uit haar slaapkamer te krijgen. Verdachte zou zoiets gezegd hebben van “ah, kom op, toe” en “Je wilt wel, ik weet dat je wilt”.
Aangeefsters verklaring tijdens het informatief gesprek zeden komt op essentiële onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte en aanvullende verklaring. Aangeefster heeft tijdens haar aangifte een uitgebreide en zeer gedetailleerde verklaring afgelegd. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank authentiek en consistent; zo ‘dikt’ zij de seksuele handelingen niet aan en verklaart zij openhartig over het vrijwillige seksueel contact dat zij kort voor het ten laste gelegde feit met verdachte heeft gehad. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in strijd met de waarheid, een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
De verklaringen van aangeefster worden in belangrijke mate ondersteund door verschillende (de auditu) getuigenverklaringen.
Getuige [getuige 1] heeft onder meer verklaard dat hij de huisgenoot van aangeefster is en dat hij in de nacht van 17 juni op 18 juni 2019 thuis was en verdachte in de woning heeft binnen gelaten. [getuige 1] vertelde aan verdachte dat aangeefster in haar slaapkamer was waarna verdachte naar boven ging. Hij hoorde eerst fluisteren, waarna de toon wat scherper werd en hij hoorde dat aangeefster haar stem wat verhief. Toen riep ze ook dat hij moest komen, dat ze wilde slapen en dat hij verdachte op moest halen. [getuige 1] is toen naar boven gelopen waarna verdachte naar beneden ging. Het zou goed kunnen dat hij twee keer naar boven is gegaan, omdat aangeefster twee keer heeft geroepen, maar hij weet het niet precies meer, vermoedelijk door zijn alcoholgebruik die avond.
Getuige [getuige 2] heeft onder meer verklaard dat aangeefster haar op 17 juni 2019 heeft geappt dat verdachte bij haar wilde komen, maar dat zij dat niet wilde omdat zij moe was en wilde slapen. Een paar uur later ontving [getuige 2] berichten van aangeefster waarin stond dat verdachte toch was gekomen, dat hij had geprobeerd haar te zoenen, dat aangeefster had geschreeuwd naar haar huisgenoot waarna verdachte was weggegaan. De volgende dag vertelde aangeefster aan [getuige 2] dat verdachte op haar bed was gesprongen en haar had geprobeerd te zoenen. Aangeefster lag op haar buik en droeg alleen een string. Verdachte was handtastelijk en aangeefster maakte duidelijk dat ze dat niet wilde. Door het schreeuwen van aangeefster kwam getuige [getuige 1] naar boven waarna verdachte naar beneden ging. Aangeefster vertelde dat verdachte vervolgens opnieuw in haar kamer was gekomen en met zijn vingers bij aangeefster naar binnen was gegaan.
De verklaring van getuige [getuige 3] komt grotendeels overeen met de verklaring van [getuige 2] . Uit de verklaring van [getuige 3] volgt onder meer dat aangeefster haar heeft verteld dat verdachte aan haar borsten heeft gezeten en dat verdachte met zijn vingers in haar vagina is geweest.
Voornoemde getuigenverklaringen zijn in grote lijnen en op cruciale onderdelen gelijkluidend aan de verklaring van aangeefster.
Ook wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door chatgesprekken tussen aangeefster en verdachte op 21 juni 2019 waarin aangeefster ook schrijft dat ze een paar keer heeft gezegd dat verdachte weg moest gaan en dat ze het niet wilde. “Als je het dan toch doet en bij me naar binnen gaat is dat echt niet oké (…) In principe is dat namelijk gewoon verkrachting (…) Ik heb er psychisch last van omdat het tegen mijn wil in was (…) ’t is strafbaar [verdachte] .” Verdachte bevestigt dit laatste met “Klopt” en “I know” en schrijft dat hij spijt heeft van die actie en niet snapt wat er door zijn hoofd ging. “Het was fucking dom.”
Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster ondersteuning in de verklaring van getuige [getuige 4] . Getuige [getuige 4] heeft onder meer verklaard dat hij als directeur van de school waar aangeefster en verdachte studeerden het gesprek met hen heeft gevoerd over de ontstane situatie. Aangeefster vertelde in het gesprek onder meer dat verdachte in haar slaapkamer was gekomen en seksueel contact wilde hebben. Aangeefster maakte duidelijk dat zij dat niet wilde. Na het verlaten van haar kamer kwam verdachte opnieuw in haar kamer en had hij zijn vinger in haar vagina gebracht. Vervolgens is [getuige 4] in gesprek gegaan met verdachte over de aantijgingen van aangeefster. In dat gesprek ondersteunde verdachte het verhaal van aangeefster en vertelde hij dat het niet zijn intentie was om aangeefster aan te randen. Verdachte erkende het lichaam van aangeefster te zijn binnengedrongen en gaf aan dat hij zich niet bewust was van het feit dat aangeefster dat niet wilde.
Tot slot draagt ook de verklaring van verdachte bij aan de overtuiging van de rechtbank dat hij het ten laste gelegde heeft begaan en dat hij aangeefster gedwongen heeft tot het ondergaan van seksuele handelingen. Verdachte heeft in zijn verklaringen onder meer bevestigd dat hij de betreffende nacht naar de woning van aangeefster is gegaan, dat hij tot twee maal toe in de slaapkamer van aangeefster is geweest en dat hij haar heeft gezoend en dat hij met zijn vinger in haar is geweest. In zoverre ondersteunt verdachtes verklaring de verklaring van aangeefster.
Echter - anders dan aangeefster - heeft verdachte niet consistent verklaard. Verdachte heeft aanvankelijk op 5 november 2019 bij de politie bij herhaling en stellig ontkend dat hij in de vagina van aangeefster is geweest, terwijl hij dat eerder, te weten op 27 juni 2019, tegenover onder meer getuige [getuige 4] al had toegegeven. In een zelf opgestelde en op 14 november 2019 aan de politie overhandigde verklaring heeft verdachte verklaard dat “(ik) met mijn vinger in haar kwam (linker middelvinger, het voorste kootje)”. Op 25 november 2019 heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij met zijn linker middelvinger “niet in haar vagina, maar tussen haar schaamlippen” is gekomen. Tenslotte verklaart verdachte in dit verband dat hij langzaam steeds iets verder omhoog ging langs haar been en “wat hints in die richting gaf”. Het ging met tussenstappen, aldus verdachte. Daar komt bij dat de rechtbank uit verdachtes verklaring opmaakt dat verdachte onder invloed van alcohol aangeefster heeft opgezocht om zoals hij het zegt “bevestiging te krijgen” of aangeefster ook nog wilde afmaken waar ze eerder aan waren begonnen. Verdachte doelt daarmee op eerder seksueel contact met aangeefster (met instemming) waarbij zij beiden niet waren klaargekomen. Verdachte verklaart voorts dat hij dacht dat zij het accepteerde. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de veronderstelling was dat aangeefster door zijn streling over haar been en aanraking van haar schaamlippen opgewonden was en dat hij uit het non-verbale gedrag van aangeefster afleidde dat zij meer wilde. De rechtbank constateert dat hetgeen verdachte verklaart volstrekt tegenstrijdig is aan hetgeen verdachte op 21 juni 2019 in een chatgesprek aan aangeefster schrijft. Uit het dossier blijkt bovendien op geen enkele wijze dat aangeefster naar verdachte toe initiatief heeft genomen; zij heeft geen seksuele handelingen verricht bij verdachte of iets gezegd waaruit instemming met de seksuele handelingen door verdachte zou kunnen blijken. Verdachte heeft - wellicht onder invloed van alcohol - de duidelijke signalen die de aangeefster uitzond, genegeerd of niet opgepikt. De verklaring van verdachte dat de seksuele handelingen met toestemming van aangeefster hebben plaatsgevonden acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene ongeloofwaardig.
Al het voorgaande overziend, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster op voldoende overtuigende wijze wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Aldus concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verkrachting.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 17 juni 2019 tot en met 18 juni 2019 te Enschede, door feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
door zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en in haar vagina te brengen en
haar borsten te betasten en
haar op de mond te zoenen
en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
- onverhoeds (toen die [slachtoffer] lag te slapen) naar de kamer van die [slachtoffer] is gegaan en
- vervolgens op het bed van die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens (toen die [slachtoffer] om haar huisgenoot had geroepen en verdachte de kamer uit was gegaan) opnieuw naar de kamer van die [slachtoffer] is gegaan en opnieuw op het bed van die [slachtoffer] is gesprongen en
- vervolgens (met kracht) zijn hand in de string van die [slachtoffer] heeft gebracht en
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en non-verbale signalen van weerstand/verzet van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: verkrachting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die een veroordeling heeft voor verdachte, en om te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd dan wel om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van aangeefster. Verdachte is in de nacht naar de woning van aangeefster gegaan terwijl zij duidelijk had aangegeven daar geen behoefte aan te hebben. Verdachte is naar haar slaapkamer gegaan waar zij op dat moment lag te slapen. Zij was enkel gekleed in haar ondergoed. Verdachte begaf zich op haar bed, werd handtastelijk en probeerde aangeefster te zoenen. Aangeefster maakte duidelijk dat zij dat niet wilde en zei verdachte dat hij weg moest gaan waarbij zij de hulp van haar huisgenoot nodig heeft gehad om verdachte uit haar slaapkamer te krijgen. Verdachte vertrok na het eerste incident niet uit de woning, maar bleef met een huisgenoot elders in het huis gamen. Vervolgens is verdachte korte tijd later opnieuw naar de slaapkamer van aangeefster gegaan, is bovenop haar gesprongen, heeft geprobeerd haar te zoenen en ging toen met zijn vingers in haar vagina. Dit ging hardhandig. Verdachte heeft tegen de wil van aangeefster vergaande seksuele handelingen met haar verricht waartegen zij geen weerstand kon bieden, nota bene in haar eigen woning, in haar eigen bed, terwijl dit bij uitstek een plek zou moeten zijn waar een ieder zich veilig zou moeten voelen. Door zijn handelen heeft verdachte aangeefster ernstig aangetast in haar lichamelijke integriteit. Slachtoffers van feiten als deze gaan vaak nog lang gebukt onder de (psychische) gevolgen daarvan, wat in dit geval ook in deze zaak zeer treffend blijkt uit de door aangeefster ter zitting afgelegde slachtofferverklaring en (de onderbouwing van) het verzoek tot schadevergoeding. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 december 2020;
  • een strafadvies van Reclassering Nederland van 29 oktober 2020, opgemaakt door B.C. Bast, reclasseringswerker.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte in zijn leven nog weinig ingrijpende zaken mee heeft gemaakt. Verdachte is druk met zijn studie fysiotherapie en wil daarna geneeskunde studeren. Het ten laste gelegde lijkt grote impact op zijn leven te hebben. Verdachte heeft een andere beleving omtrent het ten laste gelegde dan aangeefster, maar respecteert dat aangeefster een andere beleving heeft
gehad en vanuit die insteek heeft hij ook zijn medewerking verleend aan een mediation traject. Het traject zou positief verlopen zijn behoudens de door de mediators
voorgestelde symbolische afsluiting. Er kon geen overeenstemming worden gevonden hoe de
symbolische afsluiting vorm zou moeten krijgen. De reclassering ziet geen signalen die zouden kunnen wijzen op psychische problematiek en voor zover de reclassering kan na gaan is er geen sprake van afwijkend seksueel gedrag of voorkeur. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Mocht verdachte schuldig worden bevonden dan ziet de reclassering op basis van de nu bekende informatie geen redenen voor begeleiding en/of behandeling. Ten aanzien van een op te leggen straf zal verdachte een vrijheidsstraf vermoedelijk aan kunnen al zal de impact groot zijn. Verder is verdachte in staat een taakstraf te verrichten of een geldboete te betalen.
Ondanks verdachtes jonge leeftijd en de te verwachten impact die een gevangenisstraf op zijn toekomst mogelijk zal hebben is de rechtbank van oordeel dat op feiten als het onderhavige niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk opleggen. Hierbij wordt de proeftijd op drie jaren vastgesteld. De voorwaardelijke straf dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen en om de ernst van zijn gedraging te onderstrepen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 11.263,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- collegegeld € 6.173,00;
- verhuiskosten € 90,00.
Ten aanzien van proceskosten wordt een bedrag van € 75,95 gevorderd. De gevorderde proceskosten bestaan uit de volgende posten:
- telefoonkosten € 25,00;
- reiskosten € 2,55;
- reiskosten € 48,40.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de materiële schadevergoeding en de proceskosten. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd dat die kan worden toegewezen, maar wel dient te worden gematigd tot een bedrag van
€ 2.500,00.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de immateriële schadevergoeding afgewezen te worden, dan wel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit deel van haar vordering omdat deze schade niet van eenvoudige aard is. Ten aanzien van de materiële schade dient zij ten aanzien van de post collegegeld niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het rechtstreekse verband met het feit onvoldoende onderbouwd is.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost verhuiskosten ad € 90,00 is voldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde schade die ziet op de schadepost collegegeld is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde feit onvoldoende onderbouwd is. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van een bedrag van € 2.500,00 billijk. Voor het overige deel zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Daarnaast zal de rechtbank de gevorderde proceskosten toewijzen. De rechtbank merkt daarbij op dat de gevorderde proceskosten ad € 75,95 weliswaar in aanmerking komen voor vergoeding, maar dat voor dit bedrag de schadevergoedingsmaatregel niet kan worden opgelegd.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 2.665,95 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal, behoudens voor het bedrag aan proceskosten van € 75,95, de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
5 (vijf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.590,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 75,95, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.590,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juni 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021.
Buiten staat
Mr. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie team Zeden met nummer 2019277466. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
In de nacht van 17 op 18 juni 2019 was ik in Enschede in de woning van [slachtoffer] . Ik ging naar de woning omdat ik een spel op de spelcomputer met [getuige 1] wilde spelen en omdat ik [slachtoffer] wilde zien. [slachtoffer] was boven in haar slaapkamer. Ik ben twee keer op haar slaapkamer geweest. [slachtoffer] lag beide keren in bed en had de deken half over haar bovenlichaam. De eerste keer heb ik op haar bed gezeten en met haar gepraat. Toen ze zei dat ze wilde slapen ben ik naar beneden gegaan. Ik heb toen op de spelcomputer met [getuige 1] gespeeld. De tweede keer ben ik naar boven gegaan omdat ik naar huis ging en ik nog even afscheid van haar wilde nemen. Ik ben op haar bed gaan zitten en op enig moment heb ik haar been gestreeld. Ik ben toen verder gegaan en heb mijn hand in de string van [slachtoffer] gebracht en ben met een vinger tussen haar schaamlippen gekomen. Ik heb [slachtoffer] een zoen gegeven.
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 2 augustus 2019, pagina’s 4 t/m 11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangeefster:
Het was een maandagavond. Al een tijdje geleden, het was op 17 juni. Toen was [verdachte] met de studentenvereniging drinken, ze hadden een uitje. Toen vroeg hij of ik ook kwam, dit deed hij via snapchat. Ik zei ik kom niet. Hij zeurde toen door, dat was prima. Ik zei ik kom echt niet en ben moe. Ik ging toen naar bed en toen kreeg ik weer via snapchat een bericht of ik kwam. Ik zei ‘nee ik lig in bed en ga slapen. Toen zei hij dat hij aan mijn deur zou komen, dat hij langskwam en net zo lang zou aanbellen tot ik open zou doen. Toen zei ik dat hij dat kon proberen, maar ik toch niet open zou doen en ik erop zou vertrouwen dat hij het niet zou doen, omdat ik het niet wilde en ik wilde slapen. Dat heb ik hem heel duidelijk gemaakt. Dit ging allemaal via snapchat. Ik ben gaan slapen. Voor ik het wist sprong hij dus op mij, ik sliep op dat moment. Daarvan werd ik wakker. Ik lag alleen in mijn onderbroek. Mijn eerste reflex was op mijn buik liggen. Toen probeerde hij me te zoenen. Ik drukte mijn hoofd in het kussen, ik wilde het niet en maakte dat duidelijk. Hij drukte zijn hoofd ook in het kussen en probeerde het wel gewoon. Toen heb ik gezegd dat ik het niet wil dat hij weg moest gaan en ik wilde slapen. Ik wilde dat hij normaal zou doen en wegging. Toen dat niet hielp riep ik mijn huisgenoot om mij te helpen hem weg te halen. Toen ik nog een paar keer riep toen hoorde hij wel dat het serieus was en kwam naar boven. Zo gauw [verdachte] de voetstappen hoorde van mijn huisgenoot is hij weggerend. Vervolgens komt hij dus weer, [verdachte] , en springt op mij. Hij probeerde mij weer te zoenen op dezelfde manier als de keer ervoor. Ik weer zeggen dat ik het niet wil. Toen is hij met zijn hand toch doorgegaan en in mijn onderbroek gegaan en ook in mij met zijn hand. Best hardhandig en pijnlijk. Ook daarvan zei ik dat ik het niet wilde en dat ik wilde slapen en dat hij weg moest gaan. Dat heb ik ook geschreeuwd. Toen heb ik weer om mijn huisgenoot geschreeuwd dat hij weer [verdachte] weg moest halen. Hij is weer naar boven gelopen, mijn huisgenoot. [verdachte] is toen in de deuropening van mijn kamer gaan staan. Toen heeft [getuige 1] geprobeerd hem mee te krijgen. Eerst wilde hij niet en bleef staan, later ging hij alsnog en is toen weggegaan.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 6 september 2019, pagina’s 15 t/m 19, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van aangeefster:
V: Als we naar die eerste situatie gaan dat [verdachte] jouw slaapkamer inkomt, wat gebeurt er dan? A: Ik lag te slapen en toen sprong hij op mij, op mijn bed. Toen probeerde hij mij te zoenen en toen ben ik op mijn buik gaan liggen want ik lag alleen in mijn onderbroek. Hij probeerde mij nog steeds te zoenen, ik heb daarom mijn hoofd in mijn kussen geduwd zodat hij er niet bij kon. Hij heeft toen zijn hoofd er ook bij geduwd zodat het alsnog lukte. V: Wat lukte er toen? A: Het zoenen, met tong. Het ging hard. V: Wat voelde je? A: Zijn lippen. Het ging hardhandig, het deed pijn. Ik voelde zijn tanden. Zijn tong ging ook hard erin. Die ging in mijn mond. Hij drukte het erdoor. V: En de tweede keer? A: Hij sprong weer op mij, ik lag weer te slapen namelijk. Toen is [verdachte] gelijk onder de deken gegaan en die van me af gehaald. Ik ben weer op mijn buik gaan liggen, zoals de eerste keer. En omdat de deken eraf was, ging hij mij eerst weer zoenen. Ik had niet verwacht dat hij nog een keer zou komen, anders was ik niet gaan slapen. Ik drukte mijn hoofd weer in het kussen en hij probeerde mij weer te zoenen. Toen ging hij met zijn hand wel naar beneden, via mijn rug. Hij hing met zijn lichaam over mijn hoofd heen en had zijn handen en zijn benen aan weerzijde van mijn lichaam. V: Waar had hij zijn handen en knieën? A: De knieën ongeveer naast mijn heupen ongeveer. Hij ging met zijn middel boven mijn billen. Zijn handen waren bij mijn handen.
V: Waar waren zijn handen toen hij begon te zoenen? A: Bij mijn handen, op mijn polsen. Daarna ging hij rechtop zitten zodat hij met zijn voeten op de grond stond en over mijn bed ging. A: Hij ging met zijn hand in mijn onderbroek. V: Wat doet die hand? A: Hij ging met zijn hand in mij, in mijn vagina. Dat ging hardhandig en pijnlijk. Dat was niet fijn. V: Met hoeveel vingers? A: Wel meer dan 1 vinger, in ieder geval. V: Wat voor beweging maakte hij? A: Hij kromde zijn vingers en ging erin en er weer uit. V: Heeft hij nog andere plekken aangeraakt van je lichaam? A: De eerste keer wel, toen heeft hij aan mijn borsten gezeten, over de deken heen. Hij greep daar als eerste naar toe. V: Hoe was het met de kleding van [verdachte] ? A: Hij had alles nog aan, zijn jas zelfs. Het leek alsof hij zo direct van buiten naar mijn kamer kwam. Alles stonk ook nog drank en was vies. V: Wat zei [verdachte] toen hij dat deed? A: Zoiets van: “ah, kom op, toe” en “Je wilt wel, ik weet dat je wilt.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 7 september 2019, pagina’s 26 t/m 30, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
V: Wat heeft [slachtoffer] u hierover verteld? A: Ze vertelde ons dat ze een week eerder [verdachte] ongewenst haar woning is binnengekomen. Ze had al vaker aangegeven dat ze niet wilde dat [verdachte] langs zou komen. [slachtoffer] zei dat ze op bed lag en [verdachte] haar kamer was binnen gekomen en seksueel contact wilde maken. [slachtoffer] zei dat ze duidelijk had aangegeven dat ze dit niet wilde. [verdachte] is toen weggegaan maar later teruggekomen en was het een herhaling van de eerste keer. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] zijn vinger in haar vagina had gedaan. De huisgenoot van [slachtoffer] heeft toen [verdachte] de kamer uit gehaald, ik weet niet precies hoe dat gegaan is. (…) V: Wat heeft [verdachte] gezegd in dit gesprek?
We hebben kort samengevat wat [slachtoffer] ons verteld had en dat het niet aan ons was om een oordeel te vellen maar wel partij zijn over hoe we moesten omgaan met de onveiligheid van [slachtoffer] en dat we daar ook zijn versie van het verhaal voor nodig hadden. We hebben dit gesprek gebruikt ook om te kijken of de verhalen tegenover elkaar staan of niet. Het verhaal van [verdachte] ondersteunde het verhaal van [slachtoffer] . [verdachte] heeft in het gesprek een aantal opmerkingen gemaakt, in ieder geval dat het niet zijn intentie was om haar aan te randen en dat hij wat alcohol op had en nog wel dacht precies te weten wat er gebeurde. Hij heeft ook erkend haar lichaam te zijn binnengedrongen maar gaf tegelijkertijd aan dat hij zich niet bewust was van het feit dat [slachtoffer] dat niet wilde.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 7 september 2019, pagina’s 31 t/m 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
V: Je zei dat toen het gebeurde [slachtoffer] jou direct had geappt. Hoe is dat gegaan? A: Het was een tijdje terug nu. Ik heb de appjes wel weer teruggelezen. Die avond was ik met vrienden bij [slachtoffer] . [verdachte] was op een feestje. We zagen wel filmpjes dat [verdachte] best flink aan het
drinken was. Net voordat ik weg ging zei [slachtoffer] al dat [verdachte] er aan kwam. Volgens mij is dat via snapchat gegaan. Ik was rond 01.00 uur thuis. Toen ik net thuis was stuurde [slachtoffer] dat [verdachte] had gestuurd dat hij echt kwam en dat hij zou aanbellen. (…) [slachtoffer] is toen gaan slapen volgens mij. Een paar uur later kreeg ik een app dat hij toch binnen was gekomen. Ik las het de volgende ochtend pas. Het was echt een lap tekst waarin zij vertelde dat hij dus toch binnen was gekomen, dat hij haar geprobeerd had te zoenen, dat zij geschreeuwd had en dat [getuige 1] toen kwam en dat [verdachte] door het geluid va de trap weer wegging. V: Hoe reageer jij op de berichten? A: Ik dacht dat ze toegezegd had. Daarna stuurde ze pas dat ze het niet wilde. In die appjes zie je mijn reactie ook wel. Ik reageerde ook dat [getuige 1] niet open had moeten doen. Ik heb ook wel gezegd dat ik het wel heftig vond. Toen begreep ik pas dat [slachtoffer] heel vaak ‘nee’ had gezegd en echt niet had gewild. V: Heeft [slachtoffer] jou inhoudelijk verteld wat er precies gebeurd is tussen haar en [verdachte] ? A: Ja, dat was de volgende dag op school. Ze vertelde dat [verdachte] aanbelde en dat [getuige 1] de deur heeft open gedaan. Vrijwel direct stormde [verdachte] door naar boven. [verdachte] is toen op bed gesprongen. [verdachte] probeerde [slachtoffer] te zoenen. [slachtoffer] lag op haar buik en droeg alleen een string dus dat vond ze al niet zo prettig. Toen probeerde hij met zijn handen het één en ander te doen. [slachtoffer] heeft heel duidelijk gezegd: “Nee, niet doen, dit wil ik niet”. [verdachte] zou met zijn handen haar overal aangeraakt hebben. Ik weet niet precies waar. Door het schreeuwen kwam [getuige 1] naar boven. Doordat [verdachte] hoorde dat [getuige 1] er aan kwam is [verdachte] er snel af gegaan en naar beneden gegaan. Toen dacht [slachtoffer] dat hij weg was en dat ze verder kon slapen. Achteraf bleek dat [verdachte] beneden is gaan Mario- karten met [getuige 1] . Na een tijdje is [verdachte] weer naar boven gegaan. Hij is weer bij haar op bed gesprongen. Dit keer is hij ook met zijn vingers naar binnen gegaan. Hij was weer handtastelijk.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 16 september 2019, pagina’s 40 t/m 45, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
V: Wat is er gebeurd die 17e juni 2019? [verdachte] stond voor de deur. [verdachte] had ook al wat gedronken. Hij was een beetje wazig. Ik zei dat ik de volgende dag ook afspraken had en naar bed wilde. [verdachte] vond dat goed. Hij zei: “Ik ga dan nog wel even naar [slachtoffer] , haar gedag zeggen. [slachtoffer] en [verdachte] hadden daarvoor al een keer gezoend. Dat kan ook twee keer zijn geweest. Ik zocht er verder dus niets achter. Geen andere dingen dan bijvoorbeeld een kus of zo. [verdachte] ging naar boven naar de slaapkamer van [slachtoffer] . A: Ik zat in de woonkamer. Ik hoorde ze wel een beetje fluisteren. Na 10 minuten a een kwartier ongeveer hoorde ik [slachtoffer] “ [getuige 1] ” roepen. De eerste keer hoorde ik het niet helemaal goed. Toen riep ze nog een keer. Ik ging naar boven. Op het moment dat ik op de trap stond kwam [verdachte] uit [slachtoffer] haar slaapkamer. Het fluisteren hoorde ik heel zacht. In eerste instantie leek dat ook wel oké. Iets later werd de toon wel wat scherper. Ik hoorde dat [slachtoffer] haar stem wat verhief. Toen riep ze mij ook. Ze riep: “ [getuige 1] kom, Ik wil slapen, haal [verdachte] op.” V: Je ging de trap op en [verdachte] kwam de kamer uit. A: (…) toen ben ik met hem naar beneden gelopen.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 16 september 2019, pagina’s 49 t/m 53, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van getuige:
A: Ja, dat was vier dagen nadat het was gebeurd. Die maandagavond dat het gebeurd was waren we daarvoor ook bij [slachtoffer] thuis. Het was ergens in juni, ik weet geen concrete datum meer. Op donderdag had ik afgesproken met [naam] en [slachtoffer] . [slachtoffer] had niet de intentie om het te vertellen maar vertelde het wel. A: Ze vertelde dat ze in al in bed lag en dat ze via de app praatte met [verdachte] . [verdachte] had een feestje en zei dat hij wel langs wilde komen. Voordat dit gebeurde hadden ze al wat met elkaar, ze waren met elkaar bezig, ze hadden al eens seks gehad met elkaar. Over die eerdere keer heeft [slachtoffer] wel verteld dat, dat niet haar intentie was maar dat het wel zo was gelopen. Die maandagavond lag ze dus in bed en waren ze aan het appen. [verdachte] vroeg of hij langs kon komen. [slachtoffer] heeft aangegeven dat dat niet hoefde. [verdachte] zei dat hij wel kwam. [slachtoffer] heeft toen nogmaals gezegd dat dat niet hoefde. [slachtoffer] is gaan slapen met een beetje het gevoel van: “Hij zal wel niet komen”, maar wel een gek gevoel. Ze hoopte dat die niet echt zou komen. [getuige 1] , de huisgenoot, was thuis. [verdachte] stond voor de deur en heeft [verdachte] binnengelaten. [getuige 1] vond het wel gezellig en ze heb ben nog gegamed samen. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] tijdens dat gamen tegen [getuige 1] zei: “Ik ga even bij [slachtoffer] kijken.” [verdachte] ging naar boven. [slachtoffer] sliep.
[verdachte] sprong op haar en knuffelde haar en zat een beetje aan haar en probeerde haar te zoenen. [slachtoffer] zei dat ze nog probeerde op haar buik te rollen en dat ze gezegd heeft: “Nee, dat wil ik niet.” Ze had er geen zin in, ze wilde het niet, en probeerde hem van haar af te duwen. Toen heeft [slachtoffer] [getuige 1] geroepen. Ze riep: “ [getuige 1] kom, ik heb hier geen zin in.” [getuige 1] was een beetje lacherig en dacht dat het een lolletje was. Toen heeft [slachtoffer] nog een keer geroepen: “ [getuige 1] ik wil echt dat je komt”. [getuige 1] ging naar boven en bij het horen van de traptreden is [verdachte] van [slachtoffer] afgegaan en naar beneden gegaan. [getuige 1] en [verdachte] zijn weer gaan gamen. [verdachte] zei tijdens dat gamen: “Ik ga nog een keer naar [slachtoffer] .” [slachtoffer] zei tegen mij dat ze wel probeerde te slapen maar dat dat niet echt lukte. [getuige 1] zou nog tegen [verdachte] hebben gezegd: “Doe dat maar niet.” Of iets in die trant. V: En dan? A: [verdachte] ging toch naar boven. Hij is weer op [slachtoffer] gesprongen. [slachtoffer] heeft zich weer omgedraaid en gezegd: “Ik wil dat niet.” [verdachte] heeft weer aan [slachtoffer] gezeten, ook aan haar borsten.” Uiteindelijk is [verdachte] toen ook met zijn vingers bij [slachtoffer] naar binnen gegaan in haar
vagina. Dat vertelde [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft toen [getuige 1] weer geroepen. [getuige 1] is weer de trap
opgekomen en [verdachte] is toen weer van [slachtoffer] afgegaan. Volgens mij als ik het me goed herinner was dat toen [getuige 1] nog op de trap was dat [verdachte] weer van [slachtoffer] afging.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , van 14 oktober 2019, pagina’s 16 t/m 24, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen van verbalisant:
Naar aanleiding van het politieonderzoek heeft de aangeefster, [slachtoffer] , chatgesprekken
tussen haar en de verdachte aan de politie overhandigd. Deze chatgesprekken zijn als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
[21-06-19 19:54:02] [slachtoffer] : Ja maar, luister [verdachte] . Ik vind wat er is gebeurt maandag echt niet oké en heb daar last van. Ik heb je een paar keer gezegd dat je weg moest gaan en dat ik het niet wilde, als je het dan toch doet en bij me naar binnen gaat is dat echt niet oké en had ook niet verwacht dat je dat zou doen. In principe is dat namelijk gewoon verkrachting.
[21-06-19 20:00:43] [verdachte] : Ik heb ook spijt van die actie en snap niet wat er door me hoofd ging
[21-06-19 20:58:07] [verdachte] : Het was fucking dom
[21-06-19 20:56:51] [slachtoffer] : Ik heb er psychisch last van omdat t tegen Mn wil in was nogmaals, en t moet echt niet nog een keer gebeuren, t is strafbaar gvd [verdachte]
[21-06-19 20:57:16] [verdachte] : Klopt
[21-06-19 20:57:18] [verdachte] : I know