4.3Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak heeft aangeefster onder meer verklaard dat zij berichten van verdachte ontving waarin hij schreef dat hij bij haar wilde komen. Aangeefster maakte duidelijk dat zij dat niet wilde en dat ze wilde slapen. Verdachte is toch naar haar huis gekomen en is naar haar slaapkamer gegaan waar zij lag te slapen. Aangeefster droeg op dat moment alleen een string. Verdachte had zijn kleding en jas nog aan alsof hij direct van buiten was gekomen en rook naar alcohol. Verdachte is op haar bed gesprongen, was handtastelijk door haar borsten te pakken en probeerde haar te zoenen. Verdachte drukte zijn tong hard in haar mond. Aangeefster is in een reflex op haar buik gaan liggen en duwde haar hoofd in haar kussen. Aangeefster zei dat verdachte weg moest gaan en schreeuwde naar haar huisgenoot die naar boven kwam, waarna verdachte naar beneden ging. Aangeefster is toen weer gaan slapen. Korte tijd later kwam verdachte opnieuw op de slaapkamer van aangeefster en sprong op haar bed. Aangeefster ging op haar buik liggen en duwde haar hoofd in het kussen. Verdachte hing met zijn lichaam over aangeefster heen en probeerde haar net als de eerste keer te zoenen, maar ging nu ook met zijn vingers in haar onderbroek en haar vagina. Verdachte kromde daarbij zijn vingers waarmee hij erin en eruit ging. Dat ging hardhandig en was pijnlijk. Aangeefster heeft toen weer naar haar huisgenoot geroepen om haar te helpen om verdachte uit haar slaapkamer te krijgen. Verdachte zou zoiets gezegd hebben van “ah, kom op, toe” en “Je wilt wel, ik weet dat je wilt”.
Aangeefsters verklaring tijdens het informatief gesprek zeden komt op essentiële onderdelen overeen met de inhoud van haar aangifte en aanvullende verklaring. Aangeefster heeft tijdens haar aangifte een uitgebreide en zeer gedetailleerde verklaring afgelegd. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank authentiek en consistent; zo ‘dikt’ zij de seksuele handelingen niet aan en verklaart zij openhartig over het vrijwillige seksueel contact dat zij kort voor het ten laste gelegde feit met verdachte heeft gehad. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in strijd met de waarheid, een voor de verdachte belastende verklaring heeft afgelegd, zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster.
De verklaringen van aangeefster worden in belangrijke mate ondersteund door verschillende (de auditu) getuigenverklaringen.
Getuige [getuige 1] heeft onder meer verklaard dat hij de huisgenoot van aangeefster is en dat hij in de nacht van 17 juni op 18 juni 2019 thuis was en verdachte in de woning heeft binnen gelaten. [getuige 1] vertelde aan verdachte dat aangeefster in haar slaapkamer was waarna verdachte naar boven ging. Hij hoorde eerst fluisteren, waarna de toon wat scherper werd en hij hoorde dat aangeefster haar stem wat verhief. Toen riep ze ook dat hij moest komen, dat ze wilde slapen en dat hij verdachte op moest halen. [getuige 1] is toen naar boven gelopen waarna verdachte naar beneden ging. Het zou goed kunnen dat hij twee keer naar boven is gegaan, omdat aangeefster twee keer heeft geroepen, maar hij weet het niet precies meer, vermoedelijk door zijn alcoholgebruik die avond.
Getuige [getuige 2] heeft onder meer verklaard dat aangeefster haar op 17 juni 2019 heeft geappt dat verdachte bij haar wilde komen, maar dat zij dat niet wilde omdat zij moe was en wilde slapen. Een paar uur later ontving [getuige 2] berichten van aangeefster waarin stond dat verdachte toch was gekomen, dat hij had geprobeerd haar te zoenen, dat aangeefster had geschreeuwd naar haar huisgenoot waarna verdachte was weggegaan. De volgende dag vertelde aangeefster aan [getuige 2] dat verdachte op haar bed was gesprongen en haar had geprobeerd te zoenen. Aangeefster lag op haar buik en droeg alleen een string. Verdachte was handtastelijk en aangeefster maakte duidelijk dat ze dat niet wilde. Door het schreeuwen van aangeefster kwam getuige [getuige 1] naar boven waarna verdachte naar beneden ging. Aangeefster vertelde dat verdachte vervolgens opnieuw in haar kamer was gekomen en met zijn vingers bij aangeefster naar binnen was gegaan.
De verklaring van getuige [getuige 3] komt grotendeels overeen met de verklaring van [getuige 2] . Uit de verklaring van [getuige 3] volgt onder meer dat aangeefster haar heeft verteld dat verdachte aan haar borsten heeft gezeten en dat verdachte met zijn vingers in haar vagina is geweest.
Voornoemde getuigenverklaringen zijn in grote lijnen en op cruciale onderdelen gelijkluidend aan de verklaring van aangeefster.
Ook wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door chatgesprekken tussen aangeefster en verdachte op 21 juni 2019 waarin aangeefster ook schrijft dat ze een paar keer heeft gezegd dat verdachte weg moest gaan en dat ze het niet wilde. “Als je het dan toch doet en bij me naar binnen gaat is dat echt niet oké (…) In principe is dat namelijk gewoon verkrachting (…) Ik heb er psychisch last van omdat het tegen mijn wil in was (…) ’t is strafbaar [verdachte] .” Verdachte bevestigt dit laatste met “Klopt” en “I know” en schrijft dat hij spijt heeft van die actie en niet snapt wat er door zijn hoofd ging. “Het was fucking dom.”
Daarnaast vindt de verklaring van aangeefster ondersteuning in de verklaring van getuige [getuige 4] . Getuige [getuige 4] heeft onder meer verklaard dat hij als directeur van de school waar aangeefster en verdachte studeerden het gesprek met hen heeft gevoerd over de ontstane situatie. Aangeefster vertelde in het gesprek onder meer dat verdachte in haar slaapkamer was gekomen en seksueel contact wilde hebben. Aangeefster maakte duidelijk dat zij dat niet wilde. Na het verlaten van haar kamer kwam verdachte opnieuw in haar kamer en had hij zijn vinger in haar vagina gebracht. Vervolgens is [getuige 4] in gesprek gegaan met verdachte over de aantijgingen van aangeefster. In dat gesprek ondersteunde verdachte het verhaal van aangeefster en vertelde hij dat het niet zijn intentie was om aangeefster aan te randen. Verdachte erkende het lichaam van aangeefster te zijn binnengedrongen en gaf aan dat hij zich niet bewust was van het feit dat aangeefster dat niet wilde.
Tot slot draagt ook de verklaring van verdachte bij aan de overtuiging van de rechtbank dat hij het ten laste gelegde heeft begaan en dat hij aangeefster gedwongen heeft tot het ondergaan van seksuele handelingen. Verdachte heeft in zijn verklaringen onder meer bevestigd dat hij de betreffende nacht naar de woning van aangeefster is gegaan, dat hij tot twee maal toe in de slaapkamer van aangeefster is geweest en dat hij haar heeft gezoend en dat hij met zijn vinger in haar is geweest. In zoverre ondersteunt verdachtes verklaring de verklaring van aangeefster.
Echter - anders dan aangeefster - heeft verdachte niet consistent verklaard. Verdachte heeft aanvankelijk op 5 november 2019 bij de politie bij herhaling en stellig ontkend dat hij in de vagina van aangeefster is geweest, terwijl hij dat eerder, te weten op 27 juni 2019, tegenover onder meer getuige [getuige 4] al had toegegeven. In een zelf opgestelde en op 14 november 2019 aan de politie overhandigde verklaring heeft verdachte verklaard dat “(ik) met mijn vinger in haar kwam (linker middelvinger, het voorste kootje)”. Op 25 november 2019 heeft verdachte vervolgens verklaard dat hij met zijn linker middelvinger “niet in haar vagina, maar tussen haar schaamlippen” is gekomen. Tenslotte verklaart verdachte in dit verband dat hij langzaam steeds iets verder omhoog ging langs haar been en “wat hints in die richting gaf”. Het ging met tussenstappen, aldus verdachte. Daar komt bij dat de rechtbank uit verdachtes verklaring opmaakt dat verdachte onder invloed van alcohol aangeefster heeft opgezocht om zoals hij het zegt “bevestiging te krijgen” of aangeefster ook nog wilde afmaken waar ze eerder aan waren begonnen. Verdachte doelt daarmee op eerder seksueel contact met aangeefster (met instemming) waarbij zij beiden niet waren klaargekomen. Verdachte verklaart voorts dat hij dacht dat zij het accepteerde. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de veronderstelling was dat aangeefster door zijn streling over haar been en aanraking van haar schaamlippen opgewonden was en dat hij uit het non-verbale gedrag van aangeefster afleidde dat zij meer wilde. De rechtbank constateert dat hetgeen verdachte verklaart volstrekt tegenstrijdig is aan hetgeen verdachte op 21 juni 2019 in een chatgesprek aan aangeefster schrijft. Uit het dossier blijkt bovendien op geen enkele wijze dat aangeefster naar verdachte toe initiatief heeft genomen; zij heeft geen seksuele handelingen verricht bij verdachte of iets gezegd waaruit instemming met de seksuele handelingen door verdachte zou kunnen blijken. Verdachte heeft - wellicht onder invloed van alcohol - de duidelijke signalen die de aangeefster uitzond, genegeerd of niet opgepikt. De verklaring van verdachte dat de seksuele handelingen met toestemming van aangeefster hebben plaatsgevonden acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene ongeloofwaardig.
Al het voorgaande overziend, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster op voldoende overtuigende wijze wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Aldus concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verkrachting.