ECLI:NL:RBOVE:2021:5039

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
08/164075-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door gebruik van mobiele telefoon tijdens het rijden

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 24 februari 2020 in Hengelo (O). De verdachte, bestuurder van een Alfa Romeo, veroorzaakte een aanrijding terwijl hij zijn mobiele telefoon gebruikte. Hierdoor botste hij tegen een stilstaande auto, die op zijn beurt tegen een andere auto botste, waarbij het slachtoffer, een inzittende van de derde auto, zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in een taakstraf van 160 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De rechtbank benadrukte dat het gebruik van een mobiele telefoon tijdens het rijden niet alleen gevaarlijk is, maar ook een ernstige schending van de verkeersregels. De verdachte had niet de nodige oplettendheid en zorgvuldigheid in acht genomen, wat leidde tot de aanrijding en de verwondingen van het slachtoffer. De rechtbank vond de verklaringen van getuigen geloofwaardig en voldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar de kern van de zaak, het veroorzaken van het ongeval door het gebruik van de telefoon, werd bewezen verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/164075-20 (P)
Datum vonnis: 12 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Agelink en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.P. de Graaff, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto, terwijl hij zijn mobiele telefoon in zijn hand had tijdens het rijden, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel is toegebracht, dan wel dat hij opzettelijk in ernstige mate zodanig de verkeersregels heeft geschonden dat daardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Alfa Romeo), komende uit de richting centrum, gaande in de richting van de Geerdinksweg, daarmede rijdende over de weg, de Deldenerstraat
roekeloos, althans zeer aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte
terwijl de voorruit van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) beslagen was en/of
terwijl hij, verdachte bezig was het verrichten van handelingen aan zijn, verdachte mobiele telefoon en/of autoradio en/of tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat, te weten een mobiele telefoon heeft vastgehouden, zijnde een in artikel 5a lid 1 onder k van de Wegenverkeerswet 1994 vermelde verkeersgedraging en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het zich voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Deldenerstraat) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
zonder te remmen is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault),
waardoor, -ten gevolge van de krachtsinwerking van vorenstaande aanrijding-, dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Renault) tegen een daarvoor stilstaand ander motorrijtuig (merk Mitsubushi) is gedrukt,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ( [slachtoffer] , inzittende van die Mitsubushi) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
welk vorenstaand gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden aangemerkt.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Alfa Romeo), komende uit de richting centrum, gaande in de richting van de Geerdinksweg, daarmede rijdende over de weg, de Deldenerstraat,
terwijl de voorruit van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) beslagen was en/of
terwijl hij, verdachte bezig was het verrichten van handelingen aan zijn, verdachte mobiele telefoon en/of autoradio en/of tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat, te weten een mobiele telefoon heeft vastgehouden, zijnde een in artikel 5a lid 1 onder k van de Wegenverkeerswet 1994 vermelde verkeersgedraging en/of niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het zich voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Deldenerstraat) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
zonder te remmen is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault),
waardoor, -ten gevolge van de krachtsinwerking van vorenstaande aanrijding-, dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Renault) tegen een daarvoor stilstaand ander motorrijtuig (merk Mitsubushi) is gedrukt,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat de (voormelde) verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Hengelo (O) in de gemeente Hengelo (O), als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Alfa Romeo), komende uit de richting centrum, gaande in de richting van de Geerdinksweg, daarmede heeft gereden over de weg, de Deldenerstraat en
in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden en/of
niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het zich voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) bevindende verkeer en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Deldenerstraat) kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
zonder te remmen is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault),
waardoor, -ten gevolge van de krachtsinwerking van vorenstaande aanrijding-, dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Renault) tegen een daarvoor stilstaand ander motorrijtuig (merk Mitsubushi) is gedrukt,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie heeft verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden en kan het verkeersgedrag van verdachte als roekeloos worden aangemerkt zoals bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), als gevolg waarvan sprake is van een zeer hoge mate van schuld aan de aanrijding in de zin van artikel 6 WVW. De verdachte heeft door zijn rijgedrag een ongeval veroorzaakt waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Het primair ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie dan ook bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat primair vrijspraak moet volgen omdat het letsel van
[slachtoffer] zodanig ontoereikend onderbouwd is, dat dit niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Subsidiair dient vrijspraak voor het primair tenlastegelegde te volgen, omdat verdachte maar één verkeersfout heeft gemaakt namelijk het gebruik van zijn telefoon tijdens het rijden waaruit een aanrijding is ontstaan. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam rijden of gedrag zoals bedoeld in artikel 6 WVW moet er echter meer zijn dan het enkele gebruiken van de telefoon. Van dergelijk rijgedrag is geen sprake. Hetzelfde geldt voor een bewezenverklaring van artikel 5a WVW. Verdachte dient dan ook van alle ten laste gelegde varianten te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het juridisch kader
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 WVW aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De feiten en omstandigheden
Dit juridisch kader toepassend op deze zaak, stelt de rechtbank op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting het volgende vast.
Op 24 februari 2020, omstreeks 13:30 uur vond op de Deldenerstraat, gelegen in de bebouwde kom van Hengelo (O), een verkeersongeval plaats waarbij verdachte als bestuurder van een personenauto en twee personen in twee andere personenauto’s betrokken waren. Als gevolg hiervan heeft de bestuurster van één van de personenauto’s, [slachtoffer] , letsel bekomen. Verdachte is door het verkeersongeval niet gewond geraakt.
Verdachte reed over de Deldenerstraat in zijn personenauto. Een rechte weg waar een maximum snelheid van 50 km/u geldt. Tijdens het rijden hield verdachte zijn mobiele telefoon vast en werd hij afgeleid door het gebruik van zijn mobiele telefoon. Hierdoor keek verdachte niet op de weg waardoor hij niet zag dat een personenauto voor hem stil stond op de weg. Verdachte botste vervolgens zonder te remmen tegen de achterzijde van de stilstaande personenauto die daardoor tegen de daarvoor stilstaande personenauto botste, van welke laatste auto [slachtoffer] bestuurster was.
Uit de verklaring van getuige [slachtoffer] volgt dat zij achter een bestelauto reed en moest afremmen omdat de bestelauto links af moest slaan. Toen getuige [slachtoffer] stil stond stopte een andere personenauto met voldoende afstand achter haar. Vervolgens hoorde getuige [slachtoffer] een harde knal van een botsing en is zij even buiten bewustzijn geweest. Uit de getuigenverklaring van [getuige 1] volgt dat zij is afgeremd voor het verkeer dat voor haar stil stond. Op het moment dat getuige [getuige 1] tot stilstand kwam werd zij door verdachte van achteren aangereden. Dat ging met kracht waardoor haar personenauto doorschoot en tegen de personenauto die voor haar stil stond botste. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] volgt dat zij op haar snorscooter reed en werd ingehaald door verdachte. In de verte, op een afstand van ongeveer 100 meter, zag getuige [getuige 2] dat er twee auto’s achter elkaar stil stonden. Vervolgens zag getuige [getuige 2] dat verdachte op de achterste auto botste die daardoor botste op de daarvoor stilstaande auto.
Beoordeling
Verdachte heeft de op hem rustende plicht om de verkeersregels na te leven geschonden door tijdens het rijden zijn mobiele telefoon te gebruiken, in onvoldoende mate te letten en te blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte en het zich daarop bevindend verkeer en door niet de snelheid van de door hem bestuurde personenauto zodanig te regelen dat hij in staat was de personenauto tijdig tot stilstand te brengen, waardoor hij in aanrijding is gekomen met een stilstaande personenauto.
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen. Bovendien komen de verklaringen op wezenlijke onderdelen overeen. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en daarom bruikbaar voor het bewijs.
Verdachte heeft tijdens het rijden zijn mobiele telefoon gebruikt waardoor hij gedurende enige tijd zijn aandacht niet op de weg en bij de zich daarop bevindende personenauto’s, die kennelijk al langere tijd stil stonden, heeft gehad. Dat volgt ook uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat zij, nadat verdachte haar met aanzienlijke snelheid passeerde, al van een grote afstand zag dat twee auto’s achter elkaar op dezelfde rijstrook op de weg stil stonden.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit reeds dat verdachte door het telefoongebruik tijdens het rijden niet slechts gedurende één moment van onoplettendheid, maar gedurende langere tijd in onvoldoende mate heeft gelet op het voor hem bevindende verkeer en onvoldoende heeft geanticipeerd op het zich op de weg bevindende verkeer en niet de snelheid van zijn auto zodanig heeft geregeld om, mocht dat nodig zijn, zijn auto tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en deze vrij was. Verdachte is vervolgens zonder te remmen met een behoorlijke snelheid tegen een voor hem op die weg stilstaande personenauto gebotst, die daardoor tegen een daarvoor stilstaande personenauto is aangereden. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de bijzondere zorgplicht in acht genomen die van een verkeersdeelnemer in deze situatie mag worden verwacht. Zijn handelen was zeer gevaar zettend. Dit gevaar heeft zich vervolgens verwezenlijkt: de personenauto waarin het slachtoffer reed werd aangereden.
Het geheel aan gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van een zeer hoge mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen merkt de rechtbank het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aan als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam.
Het letsel dat door het slachtoffer is opgelopen, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Het slachtoffer heeft meerdere kneuzingen aan de nek en rug en licht traumatisch schedel en/of hersenletsel opgelopen, en heeft na het ongeval nog enige tijd nekklachten ondervonden en onder behandeling gestaan bij een fysiotherapeut en cesartherapie gehad als gevolg van de aanrijding.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van het deel van de tenlastelegging “terwijl de voorruit van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) beslagen was en/of” zal verdachte worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 februari 2020 te Hengelo (O), in de gemeente Hengelo (O), als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Alfa Romeo), komende uit de richting centrum, gaande in de richting van de Geerdinksweg, daarmede rijdende over de weg, de Deldenerstraat
zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat hij, verdachte
terwijl hij, verdachte bezig was het verrichten van handelingen aan zijn, verdachtes mobiele telefoon en tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat, te weten een mobiele telefoon heeft vastgehouden, zijnde een in artikel 5a lid 1 onder k van de Wegenverkeerswet 1994 vermelde verkeersgedraging en
niet of in onvoldoende mate heeft gelet of is blijven letten op het zich voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) bevindende verkeer en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig (personenauto, merk Alfa Romeo) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de Deldenerstraat) kon overzien en waarover deze vrij was en
zonder te remmen is gebotst tegen een voor hem, verdachte uit op die weg (de Deldenerstraat) stilstaand ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault),
waardoor, -ten gevolge van de krachtsinwerking van vorenstaande aanrijding-, dat andere motorrijtuig (personenauto, merk Renault) tegen een daarvoor stilstaand ander motorrijtuig (merk Mitsubushi) is gedrukt,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ( [slachtoffer] , inzittende van die Mitsubushi) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en
welk vorenstaand gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden aangemerkt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 van WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van een jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde komt, een (voorwaardelijke) taakstraf een passende straf is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Het deelnemen aan het dagelijkse verkeer vraagt voortdurende oplettendheid en alertheid. Het gebruiken van een mobiele telefoon tijdens het rijden verdraagt zich hier niet mee. Met de strafbaarstelling van dit misdrijf in artikel 5a WVW heeft de wetgever dan ook de bedoeling gehad om tegen dergelijke ernstige verkeersovertredingen met grote risico’s voor de verkeersveiligheid, doch zonder dat een verkeersongeval daadwerkelijk plaatsvindt, krachtig op te treden. In deze zaak heeft het helaas wel tot een ongeval geleid. Verdachte was tijdens het rijden afgeleid door het gebruik van zijn mobiele telefoon en is zonder snelheid te minderen tegen een voor hem stilstaande auto aangereden, waarna deze auto vervolgens tegen de auto van het slachtoffer [slachtoffer] is aangereden. Dat het ongeval grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit het medische stuk van het ziekenhuis, de bevindingen van de politie en de verklaringen van het slachtoffer over het herstel.
De betrokkenheid van verdachte bij een verkeersongeval dat ernstige gevolgen had voor een medeweggebruiker heeft de verdachte evenwel niet meteen doen inzien dat hij, bij deelname aan het verkeer een verantwoordelijkheid heeft naar andere weggebruikers. Integendeel. Na het ongeval heeft de verdachte niet meteen zijn medewerking willen verlenen aan de politie en ontstond de indruk bij de politieagenten dat verdachte gegevens van zijn telefoon wilde wissen. Vervolgens heeft verdachte in zijn verklaringen bij de politie in eerste instantie niet willen verklaren over zijn telefoongebruik. Pas in een later stadium heeft verdachte volledige openheid van zaken gegeven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de jurisprudentie ter zake van overtreding van artikel 6 WVW. Daarnaast heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot overtreding van artikel 6 WVW. Daarin is voor een geval waarin sprake is van een zeer hoge mate van schuld als oriëntatiepunt vermeld, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
De rechtbank zal geen gevangenisstraf opleggen. Zij vindt dat niet passend gelet op de omstandigheden in deze zaak en kijkend naar straffen die worden opgelegd in zaken waar ook sprake is van ernstige schuld en de omstandigheden die daar aan de orde zijn. Daarnaast is toonde verdachte zich ter terechtzitting zeer bewust van zijn schuld. Bovendien zouden de consequenties van een gevangenisstraf voor verdachte onevenredig groot zijn. Daarvoor in de plaats zal de rechtbank een aanzienlijke taakstraf opleggen die recht doet aan de ernst van het feit. Bovendien ziet de rechtbank aanleiding om andere verkeersdeelnemers langdurig te beschermen tegen het rijgedrag van verdachte en zal zij verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 160 uren bij niet naar behoren te verrichten te vervangen door 80 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 178 en 179 WVW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
80 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier en is in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021.
Buiten staat
Mr. Rikken is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, district Twente met nummer PL0600-. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 januari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 24 februari 2020 reed ik in Hengelo (O) in een personenauto, Alfa Romeo. Ik kwam uit de richting van het centrum en reed in de richting van de Geerdinksweg over de Deldenerstraat. Tijdens het rijden hield ik mijn telefoon vast en keek ik een aantal seconden op de telefoon. Hierdoor zag ik niet dat een auto op mijn rijbaan stil stond op de weg. Ik kon niet op tijd remmen en botste tegen de auto.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 25 februari 2020, pagina 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op maandag 24 februari 2020 reed ik omstreeks 13:30 uur in mijn personenauto een Renault over de Deldenerstraat te Hengelo (O). Op het moment dat ik op de Deldenerstraat reed zag ik dat het verkeer voor mij stil stond. Ik zag dat de auto's voor mij behoorlijk moesten remmen. Ik moest dit zelf ook en kwam tot stilstand. Op dat moment voelde en hoorde ik een harde knal. Ik werd in mijn auto aan de achterzijde aangereden door de bestuurder van een andere auto. Ik heb geen remmen of blokkerende remmen gehoord. Dit ging wel hard. Door deze aanrijding schoot ik met mijn auto door en botste hard tegen de auto van mijn voorganger, de grijskleurige personenauto.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , van 2 april 2020, pagina’s 26 t/m 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik ben op maandag 24 februari 2020 omstreeks 13:29 uur betrokken geweest bij een aanrijding met letsel waarbij drie personenauto’s betrokken waren. Ik kan u daar het volgende over verklaren: Op de hierboven genoemde datum en tijdstip reed ik in mijn personenauto een Mitsubushi over de Deldenerstraat te Hengelo (O). Ik reed op dat moment achter een zwart kleurige bestelbus. Deze bus had zijn richtingaanwijzer naar links aan dus ik wist dat deze zou afslaan en ik kon hier rustig op reageren en afremmen. Ik stond stil en ik kijk altijd in mijn achteruit spiegel om te zien of het verkeer dat mij achterop komt wel stopt. Ik zag dat een zwart kleurige personenauto achter mij stopte en dat er voldoende afstand tussen dit voertuig en mij zat. Het volgende moment dat ik nog weet is dat ik een harde knal hoorde. Dit zal waarschijnlijk de botsing zijn geweest tussen de vrouw die achter mij stond en de bestuurder van de auto die achter op haar botste. Vanaf dat moment weet ik alleen nog dat er iemand naast mijn auto stond en die vroeg of alles goed met mij ging. Ik denk dat ik mogelijk even buiten bewustzijn ben geweest.
4.
Een schriftelijk bescheid van ZGT Almelo, van 16 april 2020, pagina 77, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de bevindingen van de arts:
Medische informatie betreffende: mevrouw [slachtoffer] . Datum onderzoek: 24 februari 2020. Meerdere kneuzingen (nek, rug), licht traumatisch schedel-hersenletsel.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, van verbalisant [verbalisant] , van 20 augustus 2020, pagina’s 37 t/m 59 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant:
[slachtoffer] verklaarde dat zij op dit moment nog steeds niet volledig aan het werk is. Zij werkt nu van 8 uur 's ochtends tot 14.30 uur. Normaal gesproken werkt ze anderhalf uur per dag langer. Tevens verklaarde [slachtoffer] dat zij nog steeds nekklachten ondervind als gevolg van de aanrijding. [slachtoffer] staat nog onder behandeling bij een fysiotherapeut. Tevens heeft zij Cesar therapie om haar lichaamshouding te verbeteren. [slachtoffer] verklaarde dat zij op het moment nog moeite heeft om af en toe op bepaalde woorden te komen.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 2 april 2020, pagina’s 30 t/m 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op maandag 24 februari 2020 reed ik omstreeks 13:25 uur op mijn snorscooter. Ik kwam uit de richting van het centrum en reed in de richting van de kruising Deldenerstraat/Weideweg. Ik naderde het viaduct en zag dat er links van mij een rode auto mij inhaalde. Deze auto was later betrokken bij de aanrijding. Ik had het idee dat die rode auto niet helemaal 50 kilometer per uur reed. Ik reed ongeveer 25 kilometer per uur. Ik heb het vermoeden dat deze auto te snel reed. Ik reed vervolgens onder het viaduct en zag in de verte, ik denk iets van 100 meter voor mij, een auto links af wilde afslaan in de richting van Leliestraat. Ik zag dat die auto stilstond. Achter de eerste auto stond een zwarte auto stil. Ik zag dat de eerder genoemde rode auto botste op de achterzijde van de zwarte auto. Hierdoor botste de zwarte auto op de eerste auto die stilstond.