4.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelenwettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De vennootschap [bedrijf 1] werd op 9 november 2012 opgericht. Het bedrijf opereerde ook wel onder de naam ‘ [bedrijf 1] ’. [bedrijf 1] hield zich bezig met brede administratieve dienstverlening en payrolling.
Het bezoekadres was: [vestigingsplaats 2] . Enig aandeelhouder én bestuurder (in de functie van algemeen directeur, alleen bevoegd), sinds 27 februari 2014 was (op 23 november 2015): [bedrijf 2] , gevestigd aan eveneens de [vestigingsplaats 2] .
Vóór 27 februari 2014 was de enig aandeelhouder van [bedrijf 1] : [bedrijf 4] BV.
De vennootschap [bedrijf 2] werd opgericht op 30 januari 2014 (datum inschrijving: 3 februari 2014). De activiteiten van [bedrijf 2] bestonden uit: het beleggen van vermogen in onroerende zaken, effecten en andere vermogenswaarden. Sinds 15 juni 2016 staat als enig aandeelhouder en bestuurder (in de functie van directeur, alleen/ zelfstandig bevoegd) van [bedrijf 2] bij de Kamer van Koophandel geregistreerd: het bedrijf [bedrijf 3] Ltd., met een bezoekadres in [vestigingsplaats 3] , verenigd Koninkrijk. Als enig aandeelhouder en bestuurder (in de functie van algemeen directeur, alleen/ zelfstandig bevoegd) tot 15 juni 2016 staat geregistreerd: [verdachte] , verdachte.
De vennootschap [bedrijf 1] werd op 29 november 2016 failliet verklaard door de rechtbank Gelderland (insolventienummer C/05/16/728 F). Als curator in het faillissement werd benoemd: mr. P. Trip .[bedrijf 2] was op dat moment enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] .
De curator, mr. Trip , heeft verdachte op 14 december 2016 per e-mail verzocht om onder meer de volgende stukken aan haar te verstrekken en/of zo nodig uit te draaien:
de jaarcijfers over 2012 - 2015, voor zover voorhanden;
de tussentijdse cijfers over 2016 tot en met de datum van het faillissement, voor zover voorhanden;
de aangiften Inkomstenbelasting, loonbelasting en vennootschapsbelasting over de jaren 2014 -2016 (voor zover van toepassing);
de opgave van de fiscale vordering, inclusief onderliggende stukken en een kopie van een eventueel gedane meldingsonmacht;
een kopie van de bankafschriften over de periode 2014 - 2016 van de door de vennootschap aangehouden rekening(en);
kopieën van nog lopende lease-, huur- of andersoortige overeenkomst(en);
en een eigen, schriftelijke, toelichting op de gang van zaken rond de aandelenoverdracht, en op de oorzaken en achtergronden van het faillissement.
Daarbij gaf de curator aan verdachte op haar kantoor te verwachten op 16 december 2016 met alle benodigde documentatie.
Bij e-mailbericht van 20 december 2016 heeft de curator aan verdachte in aanvulling op haar verzoek van 14 december 2016 nog gevraagd om aanvullende stukken, onder meer met betrekking tot onderhandelingen met een bedrijf genaamd [bedrijf 5] , over vastgelopen gesprekken met betrekking tot een overname en stukken met betrekking tot de overdracht van klanten van [bedrijf 1] aan de heer [naam 3] .
Op 13 januari 2017 heeft de curator een e-mail van verdachte ontvangen, waarin verdachte schreef over de financiële problemen van [bedrijf 1] ; de balans van [bedrijf 1] van 31 mei 2016 was bij de mail gevoegd.
Op 22 januari 2017 heeft de curator opnieuw een e-mail verzonden naar verdachte met een herhaald verzoek om verstrekking van alle eerder opgevraagde informatie. De curator heeft daarbij aan verdachte expliciet bericht dat zij nog mist:
De jaarcijfers van [bedrijf 1] over 2012 - 2015, voor zover voorhanden;
de tussentijdse cijfers van 2016 tot en met de datum van het faillissement, voor zover voorhanden;
de aangiften Inkomstenbelasting, loonbelasting en vennootschapsbelasting over de jaren 2014 -2016 (voor zover van toepassing);
de opgave van de fiscale vordering, inclusief onderliggende stukken en een kopie van een eventueel gedane meldingsonmacht;
een kopie van de bankafschriften over de periode 2014 - 2016 van de door de vennootschap aangehouden rekening(en);
kopieën van nog lopende lease-, huur- of andersoortige overeenkomst(en).
De curator vroeg verdachte tevens zo nodig gemotiveerd aan te geven waarom opgevraagde gegevens niet (meer) voorhanden zouden zijn en gaf nog eens aan - zoals zij hem eerder had voorgehouden - dat op verdachte als (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] tijdens het jaar voorafgaand aan het faillissement wettelijke verplichtingen rustten.
Op 30 januari 2017 heeft verdachte de curator per e-mail bericht dat hij die week op zoek zou gaan naar cijfermateriaal van [bedrijf 1] . Verdachte verschafte daarbij informatie over personeelsleden die niet waren overgegaan naar het bedrijf [bedrijf 6] - i.v.m. een overname door zijn zwager de heer [naam 3] - en gaf verder aan dat dat hij zich niet kon voorstellen helemaal geen administratie meer te hebben van [bedrijf 1] , aangezien hij een administrateur had gehad die hem per e-mail stukken verstrekte.
Verdachte zei nog dezelfde week de door de curator verzonden lijst met opgevraagde stukken/ administratie beantwoorden.
Op 3 mei 2017 heeft de curator een e-mail verzonden naar verdachte (‘herhaald verzoek’) waarin zij wederom heeft verzocht om een ‘bulletsgewijze reactie’ op eerdere verzoeken, welke verzoeken zij in haar mail voor verdachte (opnieuw) op een rijtje heeft gezet. Haar lijst met opgevraagde informatie omvatte 17 items of ‘bullets’. De curator gaf aan die reactie graag uiterlijk een week later te verkrijgen.
Ondanks haar herhaalde verzoeken heeft curator Trip uiteindelijk niet de door haar opgevraagde administratie - relevant in het kader van de afwikkeling van het faillissement van [bedrijf 1] – gekregen van verdachte. De curator heeft tijdens haar verhoor op 11 juni 2019 tegenover de FIOD verklaard:
“Er was geen administratie en ik liep er tegen aan dat alles verkocht zou zijn voor datum faillissement en dat meneer [verdachte] zei dat hij de administratie had mee overgedragen aan de koper, volgens mij een Engelse limited."
Ook uit het faillissementsverslag betreffende [bedrijf 1] van mr. Trip van 2 november 2017 blijkt dat de curator niet of nauwelijks de benodigde gegevens / administratie had ontvangen van verdachte. In het faillissementsverslag maakt de curator onder meer melding van het volgende:
“Tot 15 juni 2016 was de heer [verdachte] (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] B.V. en met hem heeft de curator contact gehad.”
“Enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] is [bedrijf 2] B.V., van welke vennootschap op haar beurt [bedrijf 3] Ltd. enig aandeelhouder en bestuurder is sinds 15 juni 2016, van welke vennootschap de heer [naam 1] bestuurder/directeur is. Hiervoor verwijst de curator naar haar eerste en tweede verslag.”
“De curator heeft begrepen dat het de SNCU niet is gelukt contact te krijgen met de heer [naam 1] en hij is ook niet ter zitting verschenen, terwijl hij daartoe wel deugdelijk opgeroepen is. Ook de curator heeft (nog) geen contact gehad met de heer [naam 1] . Zij beschikt enkel over een woonadres, maar niet over verdere contactgegevens. Zij heeft nadere contactgegevens opgevraagd bij de heer [verdachte] , maar deze nog niet ontvangen.”
En:
“1.2 Winst en verlies.
De curator heeft van de heer [verdachte] begrepen dat de laatst opgestelde en gedeponeerde jaarrekening die van 2014 is geweest. Zij heeft, ondanks haar verzoek om een kopie van de beschikbare administratie, waaronder de jaarrekeningen over de afgelopen jaren, nog geen administratie ontvangen. De heer [verdachte] geeft aan dat de administratie overgedragen zou zijn aan de heer [naam 1] . De curator kan, bij gebreke aan beschikbare informatie, over de winst - en verliespositie dan ook geen nadere informatie verschaffen. Ook de afgelopen verslagperiode heeft de curator geen nadere administratie ontvangen, zodat zij geen nadere informatie kan verschaffen over de winst-en verliespositie van curanda. Bij gebrek aan administratie kan de curator geen nadere informatie kan verschaffen over de winst- en verliespositie van curanda.”
En:
“1.3 Balanstotaal.
Wegens het ontbreken van de jaarstukken kan de curator geen mededelingen doen over het balanstotaal over het jaar van of het jaar voorafgaand aan het faillissement. Wel heeft zij van de heer [verdachte] een balans ontvangen zoals die zou hebben te gelden op het moment van de overdracht van de aandelen. Het balanstotaal zou € 356.917,-- zijn.
Wegens het ontbreken van administratie kan de curator geen mededelingen doen over het balanstotaal over het jaar van of het jaar voorafgaand aan het faillissement.
Verdachte heeft mr. Trip verteld geen administratie te hebben van [bedrijf 1] omdat hij alle administratie aan het bedrijf [bedrijf 3] Ltd. - nieuwe eigenaar van [bedrijf 2] sinds een aandelenoverdracht op 15 juni 2016 - zou hebben overgedragen, in het bijzonder aan de heer [naam 1] , bestuurder/ directeur van dat bedrijf.
Over de gang van zaken rond de aandelenoverdracht en de door hem verrichte overdracht van de administratie van [bedrijf 1] naar de nieuwe aandeelhouder heeft verdachte verklaard dat ene heer [naam 2] van [bedrijf 7] BV voor hem een bedrijf genaamd ‘ [bedrijf 3] Ltd’ had gevonden, als koper van [bedrijf 1] . Zelf had hij geen direct contact met [naam 1] .
Verdachte heeft verklaard:
"Ik heb overal de vraag neergelegd of iemand wist die de [bedrijf 2] wilde kopen. [naam 2] van [bedrijf 7] wist wel iemand, hij zat bedrijfsmatig ook in de BV's, volgens zijn website. (..) Ik heb toen wat dingen op papier gezet. (..) U vraagt mij wat er gebeurde nadat ik die punten met [naam 2] heb besproken. lk heb nooit rechtstreeks contact gehad met [naam 1] , niet per telefoon, niet per email. Alle contact verliep altijd via [naam 2].
Ten aanzien van de overdracht van de
fysiekeadministratie heeft verdachte verklaard dat hij - na de overdracht van de aandelen - alle fysieke administratie die hij had, de ordners met boekhouding, in- en verkoopfacturen, de bankgegevens en dergelijke naar het kantoor van [bedrijf 7] van de heer [naam 2] in [vestigingsplaats 4] heeft overgebracht. [naam 2] was op dat moment aanwezig om de administratie in ontvangst te nemen. Verdachte zette alles in een kamertje neer. Er was geen bewijs van overdracht gemaakt of verstrekt.
Ten aanzien van de overdracht van
de digitaleadministratie van [bedrijf 2] en haar dochterondernemingen heeft verdachte verklaard dat hij de inlogcodes van Exact Online heeft overgedragen aan [naam 2] . Bij de overdracht van de BV droeg verdachte gelijk de bankrekeningen over, die horen bij de BV. Verdachte heeft verklaard geen activiteiten te hebben ondernomen in de richting van de ABN Amro en Rabobank om de beschikkingsbevoegdheid te wijzigen.
Verdachte heeft voornoemde verklaring ter terechtzitting van 28 juni 2021, in grote lijnen, gehandhaafd maar daarbij aangevuld dat [naam 2] hem mogelijk een onjuiste gang van zaken heeft voorgespiegeld waarbij [naam 2] de door hem naar voren geschoven koper als een stroman heeft gebruikt.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de verklaringen van verdachte met betrekking tot de aandelenoverdracht en de overdracht van de administratie van [bedrijf 1] als volgt.
Verdachte heeft over die aandelenoverdracht en het overbrengen van de administratie vaag, wisselend en/of tegenstrijdig verklaard en die verklaringen vinden ook geen, dan wel onvoldoende steun in het dossier.
Zo heeft verdachte verklaard niet te weten bij welke notaris de aandelenoverdracht was gepasseerd, want hij was daarbij niet aanwezig.
De heer [naam 2] zou de aandelenoverdracht hebben geregeld. Een akte van de aandelenoverdracht zou verdachte niet hebben ontvangen. Ten aanzien van deze verklaring merkt de rechtbank op dat deze gang van zaken zeer bevreemdt. Blijkens een verklaring van verdachte met betrekking tot de verkoop van aandelen van een dochteronderneming van [bedrijf 1] , te weten [bedrijf 6] BV (tot 14 maart 2016: ‘ [bedrijf 8] BV), wist verdachte dat een aandelenverkoop via een notaris moet worden geregeld.Daarbij komt dat de heer [naam 1] als getuige is gehoord en tegenover de FIOD/ Belastingdienst heeft verklaard zowel verdachte als de heer [naam 2] niet te kennen. [naam 1] heeft verklaard nooit contact met een van hen te hebben gehad. Hij was nooit betrokken geweest bij een bedrijf genaamd [bedrijf 3] Ltd.
Uit onderzoek is gebleken dat de oprichting van het bedrijf [bedrijf 3] Ltd in 2015 online gedaan, waarbij gebruik is gemaakt van een kopie van een legitimatiebewijs van [naam 1] .
De heer [naam 2] heeft als getuige verklaard alleen vraag en aanbod bij elkaar te hebben gebracht. [naam 2] zou niet betrokken zijn geweest bij de overdracht van administratie.
De verklaring van verdachte inhoudende dat een aandelenoverdracht heeft plaatsgevonden acht de rechtbank, gelet op de mededeling dat hij, verdachte, niet zou weten bij welke notaris die overdracht van aandelen zou hebben plaatsgevonden en dat hij, verdachte, van die aandelenoverdracht geen akte heeft ontvangen, in het licht van het voorgaande, ongeloofwaardig. Notariële akten van aandelenoverdracht dienen sinds 2014 - door notarissen - te worden aangemeld bij de Belastingdienst en in een register te worden opgenomen en verdachte was, zoals hiervoor overwogen, ervan op de hoogte dat voor een rechtsgeldige overdracht van aandelen een notariële akte vereist is. De aandelenoverdracht van [bedrijf 2] aan [bedrijf 3] Ltd. is niet in het aandeelhoudersregister vermeld. Bankrelaties van [bedrijf 1] bleken niet te zijn geïnformeerd door verdachte of de gestelde nieuwe eigenaar omtrent de gestelde bestuurswijziging per 15 juni 2016.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, niet aannemelijk geworden dat er een rechtsgeldige aandelenoverdracht heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van de verklaringen van verdachte met betrekking tot de overdracht van de administratie van [bedrijf 1] overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt dat tijdens doorzoekingen van de woning van verdachte te [vestigingsplaats 1] en een kantoor van verdachte te [vestigingsplaats 5] in juli 2019 allerlei administratie is aangetroffen met betrekking tot [bedrijf 1] .
Bij een doorzoeking die plaatsvond in juli 2019 zijn 18 fysieke ordners met administratie van [bedrijf 1] aangetroffen. Ook zijn in juli 2019 allerlei digitale gegevens aangetroffen met daarin cijfermatige informatie van [bedrijf 1] en in beslag genomen.
Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte in het voorjaar van 2017, op aandringen van de belastingdienst, belastingaangiften voor de loonbelasting heeft gedaan over de eerste helft van 2016, en daarbij kennelijk de beschikking had over de daarvoor benodigde gegevens.
Al met al bleek, op basis van de resultaten van de doorzoekingen, dat verdachte in zowel zijn woning als op zijn kantoor de beschikking heeft gehad over allerlei door de curator bij herhaling opgevraagde stukken, waaronder jaarcijfers, aangiften, opgave van de fiscale vordering, bankafschriften van de ABN-Amro en Rabobank en kopieën van lopende lease- en/of huurovereenkomsten, welke door verdachte desondanks niet werden verstrekt aan de curator.
Verdachte heeft nog verklaard, over de in de maand juli 2019 aangetroffen administratie, dat hij die administratie op enig moment na de sluiting van het faillissement weer had opgehaald bij de heer [naam 2] . De rechtbank volgt deze verklaring evenwel niet, nu ook die verklaring op geen enkele wijze is onderbouwd. Daarnaast heeft verdachte geen plausibele verklaring gegeven voor het achterhouden van digitale administratie. De enkele omstandigheid dat die gegevens (deels) vervlochten zouden zijn met gegevens van andere vennootschappen is in dit verband niet redengevend, gezien de verklaring van verdachte ter zitting dat er geen sprake was geconsolideerde (jaar)stukken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft gelet op het voorgaande, als formeel en feitelijk bestuurder van een failliet verklaarde vennootschap opzettelijk aan de curator niet de benodigde opgevraagde (fysieke en digitale) administratie verstrekt ter afhandeling van het faillissement, terwijl hij wél over door de curator gevraagde gegevens beschikte. Voorts heeft verdachte opzettelijk onvolledige inlichtingen heeft gegeven aan de curator.
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte daarbij niet met (voorwaardelijk) opzet heeft gehandeld. Uit hetgeen hiervoor is overwogen over de handelwijze van verdachte volgt dat verdachte bestuurder is gebleven, nu een rechtsgeldige overdracht van aandelen ontbreekt en evenmin is gebleken dat op rechtsgeldige wijze een mutatie in het bestuur van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] heeft plaatsgevonden. Daarbij komt dat verdachte permanent de beschikking heeft gehouden over (in ieder geval digitale) stukken en gegevens die hij in die hoedanigheid aan de curator diende te verstrekken.
Verdachte heeft aldus opzettelijk niet aan zijn verplichtingen voldaan.
Voorwaardelijke verzoeken tot het verrichten van aanvullend onderzoek (nader handschrift vergelijkend onderzoek) en het voegen van aanvullende stukken.
De raadsman heeft ter terechtzitting, voor het geval de rechtbank zou menen dat bij verdachte sprake is geweest van ‘kwade trouw’, voorwaardelijke verzoeken gedaan tot het verrichten van aanvullend onderzoek (te weten: handschrift vergelijkend onderzoek) en het voegen van aanvullende stukken met betrekking tot de persoon van de getuige [naam 2] . Daartoe is aangevoerd - samengevat weergegeven - dat het dossier aanwijzingen bevat om ervan uit te gaan dat [bedrijf 2] BV feitelijk in handen is gekomen van - de door verdachte ingeschakelde - [naam 2] , en dat deze [naam 2] - anders dan hij doet voorkomen - een ander, te weten [naam 1] , slechts heeft gebruikt als stroman. Er zijn bovendien redenen om aan te nemen dat [naam 2] bemoeienis heeft gehad met de oprichting van het bedrijf [bedrijf 3] Ltd van [naam 1] , aldus de raadsman. Middels een (nader) handschrift vergelijkend onderzoek kan waarschijnlijk vastgesteld worden dat [naam 2] de handtekening van die [naam 1] heeft vervalst. Verder heeft [naam 2] verklaard dat hij eerder, in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek, werd gehoord over zijn handelwijze bij het regelen van overnames van vennootschappen, zonder het opmaken van een notariële akte. De raadsman verzoekt om toevoeging aan het dossier van dergelijke stukken met betrekking tot de handel en wandel van [naam 2] .
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verzoeken als volgt.
De verdediging heeft in onderhavige procedure eerder aan de rechter-commissaris verzocht om de hiervoor in het kort weergegeven onderzoekshandelingen te verrichten. De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 28 december 2020 de verzoeken gemotiveerd afgewezen. De verdediging heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend op grond van artikel 182, zesde lid Sv. Dat bezwaarschrift is op 12 maart 2021 behandeld door de meervoudige strafraadkamer van de rechtbank. Ook de raadkamer heeft de verzoeken afgewezen. In de afwijzende beschikking van de raadkamer wordt overwogen dat de raadsman de verzoeken onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de gegeven onderbouwing kan niet worden afgeleid dat de resultaten van de verzochte onderzoekshandelingen (mede) zouden kunnen leiden tot de conclusie dat verdachte vanuit juridisch oogpunt niet als (feitelijk) bestuurder van [bedrijf 1] B.V. kon worden aangemerkt.
De rechtbank ziet in het verhandelde ter terechtzitting van 28 juni 2021 en de gegeven, verdere, onderbouwing van de verzoeken door de raadsman, geen aanleiding om anders te oordelen over de relevantie van de verzoeken dan de raadkamer heeft gedaan.
Ook naar oordeel van de rechtbank kunnen de verzochte onderzoekshandelingen niet bijdragen aan enige in de zaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing, in het licht van de aan verdachte op grond van artikel 194 lid 2 en artikel 344a lid 2 Sr verweten strafbare feiten.
De rechtbank wijst de voorwaardelijke verzoeken daarom af