Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 oktober 2020
- Brief namens [eiser] van 10 november 2020 met producties 8, 9 en 10
- Brief namens [eiser] van 14 januari 2021 met productie 11
- Brief namens [eiser] van 26 januari 2021 met productie en audiofragment
- Proces-verbaal van het getuigenverhoor van 1 februari 2021
- Brief namens [eiser] van 9 februari 2021 in reactie op het proces-verbaal
- Brief namens [eiser] van 16 februari 2021 met twee producties
- Conclusie na enquête aan de zijde van [eiser]
- Conclusie na enquête aan de zijde van ABN AMRO met productie 1
- Akte uitlating productie van [eiser] .
2.De feiten
3.De verdere beoordeling
- een e-mail bericht van ABN AMRO van 29 juli 2019 waaruit volgens [eiser] volgt dat ABN AMRO niet voortvarend te werk is gegaan;
- schriftelijke verklaringen van de buren van [eiser] , te weten: [A] , [B] en [C] ;
- een proces-verbaal van bevindingen van de politie (PL1500-2019200188-7) naar aanleiding van de aanvullende aangifte van [eiser] op 9 december 2020 en een brief van [eiser] aan de politie van 7 januari 2021 met een correctie op dit proces-verbaal;
- brief van de politie aan [eiser] van 22 januari 2021 met een terugkoppeling;
- geluidsfragmenten van een gesprek;
€ 2.523,50(3,5 punten x tarief € 721,00)