ECLI:NL:RBOVE:2021:5010

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
9072823 \ CV EXPL 21-1125
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd na afloop van tijdelijke aanstelling

In deze zaak vorderde de eiseres, een inrichtingsbeveiliger, dat haar arbeidsovereenkomst stilzwijgend was voortgezet na afloop van haar tijdelijke aanstelling. De eiseres was aangesteld bij de penitentiaire inrichting in Zwolle en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigde op 17 september 2020. Ondanks de aanzegging van de werkgever dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, werd de eiseres op 17 en 18 september 2020 ingeroosterd. De eiseres stelde dat deze inroostering betekende dat haar contract stilzwijgend was verlengd. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een stilzwijgende voortzetting van de arbeidsovereenkomst. De werkgever had duidelijk gecommuniceerd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet, en de eiseres had ook deelgenomen aan een loopbaanbegeleidingstraject. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9072823 \ CV EXPL 21-1125
Vonnis van 21 september 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, hierna te noemen [eiseres],
gemachtigde: mr. J.S. Bauer, toegevoegd d.d. 15 december 2020 onder nummer 5DT6177,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN, (Dienst Justitiële Inrichtingen, locatie PI Zwolle)
zetelende te Den Haag,
gedaagde partij, hierna te noemen DJI,
gemachtigde: mr. H. Hansma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2021;
- de brief van DJI van 11 augustus 2021 met daarbij producties 12 tot en met 15
- de pleitaantekeningen van DJI
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 27 september 2018 is [eiseres] met ingang van 17 september 2018 bij de penitentiaire inrichting in Zwolle (hierna: de PI) aangesteld voor een proeftijd tot en met 16 september 2020 als inrichtingsbeveiliger schaal 04 voor gemiddeld 36 uur per week.
2.2.
Per 1 januari 2020 is de aanstelling van [eiseres] van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd naar burgerlijk recht.
2.3.
De toepasselijke CAO Rijk 2020 (hierna: cao) bepaalt in hoofdstuk 2 paragraaf 2.1, voor zover van belang:
“Als na afloop van de periode om uw geschiktheid te beoordelen voor een vaste arbeidsovereenkomst uw dienstverband stilzwijgend wordt voortgezet, heeft u vanaf dat moment een vaste arbeidsovereenkomst.”
2.4.
Bij e-mail van 14 januari 2020 heeft de leidinggevende van [eiseres], [X], [eiseres], voor zover van belang, bericht:
“Dit alles maakt dat ik besloten heb om de directeur het advies te geven je tijdelijke aanstelling in September niet om te zetten in een vast dienstverband. Ik heb je aangeboden gebruik te maken van de loopbaanadviseur die je kan helpen bij het vinden van een andere baan en hier wil je gebruik van maken. Je moet de PPO ook nog afronden om het BBO diploma te behalen en daar geef ik toestemming voor.”
2.5.
Bij brief van 22 januari 2020 heeft de vestigingsdirecteur van de PI, [Y], [eiseres], voor zover van belang, bericht:
“refererend naar het gesprek op 6 januari 2020 met de heer [X] en de aansluitende mail van
14 januari 2020, bevestig ik u hierbij het volgende.
Uw arbeidsovereenkomst wordt niet verlengd en eindigt daarom van rechtswege op 17 september 2020. Dit betekent dat uw laatste werkdag op 16 september 2020 is.
Inmiddels is het loopbaanbegeleidingstraject met u gestart, welke hopelijk in de komende tijd zal leiden naar een nieuwe werkomgeving voor u.”
2.6.
Bij e-mail van 3 augustus 2020 heeft het team van [eiseres], waaronder [eiseres], het tweewekelijkse werkrooster voor de periode 7 september tot en met 20 september 2020 ontvangen. In dat rooster is [eiseres] ingepland voor haar werk op 17 en 18 september 2020. Bij e-mail van 14 augustus 2020 heeft het team van [eiseres], waaronder [eiseres], het rooster voor de periode 21 september 2020 tot en met 4 oktober 2020 ontvangen. In dat rooster staat achter de naam van [eiseres] ‘Uit dienst’.
2.7.
[eiseres] heeft op 17 en 18 september 2020 gewerkt, waarna zij aan het einde van de werkdag op 18 september 2020 de volgende brief aan [Y] stuurde:
“Heden 18 september 2020, één dag
*na*de afloop van mijn tijdelijke contract, heeft u als werkgever (bevoegd gezag) mij ingehuurd om werkzaamheden te verrichten, niet zijnde sollicitatie-activiteiten in uw penitentiaire inrichting PI Zwolle. Om deze reden wordt mijn contract sub 2C. stilzwijgend verlengd. (…)”
2.8.
Bij brief van 21 september 2020 heeft [Y] aan [eiseres] geschreven dat de inroostering berustte op een misverstand. Door een communicatiefout tussen de leidinggevende en planner is [eiseres] ingeroosterd tot 19 september 2020 in plaats van tot 17 september 2020.
2.9.
Bij brief van 31 december 2020 heeft de advocaat van [eiseres] verzocht om werkhervatting.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert de veroordeling van DJI doorbetaling van het verschuldigde salaris vanaf 19 september 2020, vermeerderd met emolumenten en wettelijke verhoging, een en ander vermeerderd met wettelijke rente en onder afgifte van salarisspecificaties op straffe van een dwangsom, alsmede tot toelating van [eiseres] tot de werkvloer op straffe van een dwangsom, met de veroordeling van DJI in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
DJI voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
DJI betoogt allereerst dat [eiseres] niet ontvankelijk is, omdat zij deze procedure is gestart met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift. De kantonrechter volgt DJI daarin niet. Nog los van de mogelijkheid van artikel 69 Rv., staat de inhoud van de vordering in dit geval niet aan inhoudelijke behandeling in de weg. [eiseres] heeft een loonvordering ingesteld, zodat de vorderingen in deze dagvaardingsprocedure inhoudelijk kunnen worden beoordeeld.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst op 17 en 18 september 2020 voor onbepaalde tijd is voortgezet, ondanks de aanzegging van DJI dat de arbeidsovereenkomst per 17 september 2020 tot een einde zou komen. De kantonrechter is het daar niet mee eens. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] dan ook afwijzen en motiveert dat oordeel als volgt.
4.3.
[eiseres] doet allereerst een beroep op hoofdstuk 2 paragraaf 2.1 van de cao, maar naar het oordeel van de kantonrechter biedt het daarin bepaalde geen grondslag voor toewijzing van haar vorderingen. Uit de door [eiseres] aangehaalde passage volgt dat bij een stilzwijgende voortzetting van het dienstverband na afloop van de periode om de geschiktheid van een werknemer te beoordelen een vaste arbeidsovereenkomst volgt. In het geval van [eiseres] is echter geen sprake van een stilzwijgende voortzetting van het dienstverband. De vestigingsdirecteur van de PI heeft [eiseres] bij brief van 22 januari 2020 immers in duidelijke bewoordingen kenbaar gemaakt dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet. Dit betekent dat DJI aan de aanzegverplichting uit artikel 7:668 lid 1 onder a BW heeft voldaan, zodat ook artikel 7:668 lid 4 BW geen grondslag kan vormen voor de vorderingen van [eiseres].
4.4.
Verder kon [eiseres] aan het enkele feit dat zij ondanks het einde van haar dienstverband op 17 en 18 september 2020 is ingeroosterd en die dagen ook heeft gewerkt niet de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat DJI de arbeidsovereenkomst zou willen voortzetten. Uit de email van 14 januari 2020 van de leidinggevende van [eiseres] en de brief van 22 januari 2020 van de vestigingsdirecteur van de PI volgt onmiskenbaar dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Ter zitting is gebleken dat dit voor [eiseres] ook duidelijk was en dat zij vanaf juni 2020 aan een loopbaangeleidingstraject deelnam voor het vinden van een volgende baan. Ook ten tijde van het indienen van haar melding bij de Integriteitscommissie J&V op 10 september 2020 ging [eiseres] er blijkens de stellingen van DJI van uit dat haar arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden. Dat DJI [eiseres] vanwege een communicatiefout vervolgens abusievelijk heeft ingeroosterd op 17 en 18 september 2020 kan er onder de gegeven omstandigheden niet toe leiden dat [eiseres] er op heeft mogen vertrouwen dat bij DJI de intentie bestond om de arbeidsovereenkomst alsnog voor onbepaalde tijd voort te zetten. Daarbij weegt mee dat [eiseres] op 14 augustus 2020 het werkrooster voor de periode 21 september 2020 tot en met 4 oktober 2020 heeft ontvangen. Daarin staat achter haar naam vermeld: ‘Uit dienst’. Deze e-mail heeft [eiseres] ontvangen na het eerdere rooster met de foutieve inroostering op 17 en 18 september 2020, maar voordat zij die dagen ging werken. De e-mail van 14 augustus 2020 had in combinatie met de voornoemde omstandigheden voor [eiseres] voldoende aanwijzing moeten zijn dat een verlenging van het dienstverband niet aan de orde was.
4.5.
De vorderingen worden afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt. De kosten van deze procedure worden tot op heden aan de zijde van DJI begroot op € 746,00 (2 punten maal € 373,00 per punt).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van DJI begroot op € 746,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021. (MvH)