ECLI:NL:RBOVE:2021:5004

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/08/259540 / FA RK 20-3494
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot stiefouderadoptie en naamswijziging van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie van een minderjarige door de stiefvader. De vader van het kind heeft het verzoek tegengesproken, waardoor de rechtbank moest beoordelen of aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie was voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stiefvader en de moeder meer dan drie jaar samenleven, maar dat de vader zijn tegenspraak heeft geuit, wat een belangrijke voorwaarde is voor de adoptie. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stiefvader niet in zijn verzoek kan worden ontvangen, omdat de vader niet heeft misbruik gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek tegenspreken. De rechtbank heeft ook overwogen dat het niet vaststaat dat de minderjarige in de toekomst niets meer van haar vader te verwachten heeft, ondanks haar huidige wens om geen contact met hem te hebben. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen en daarmee ook het verzoek tot naamswijziging van de minderjarige, omdat deze verzoeken met elkaar samenhangen. De beslissing benadrukt de noodzaak om bestaande familiebanden te respecteren en de strikte voorwaarden die gelden voor adoptie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/259540 / FA RK 20-3494
beschikking van 23 september 2021
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert,
verzoeker,
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
en
[belanghebbende 2],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A.F.T. Grul,
en
[minderjarige],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende (proces)stukken:
  • het verzoekschrift, binnengekomen op 23 december 2020;
  • een op 12 januari 2021 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Rupert;
  • een op 15 januari 2021 binnengekomen brief met bijlagen van mr. Rupert, met daarbij onder meer een door de moeder op 13 januari 2021 ondertekende instemmingsverklaring;
- het verweerschrift van de vader, binnengekomen op 17 maart 2021;
- een op 3 mei 2021 binnengekomen rapport van de raad voor de kinderbescherming, hierna als de raad aangeduid, van 29 april 2021;
- een op 25 augustus 2021 binnengekomen brief met bijlage van mr. Rupert.
1.2.
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter van 28 juni 2021 haar standpunt over de adoptie aan de rechtbank kenbaar gemaakt.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 26 augustus 2021.
Verschenen zijn:
  • de stiefvader, bijgestaan door mr. Rupert,
  • de moeder,
  • de vader, bijgestaan door mr. Grul,
  • [A] , namens de raad.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker is geboren [1968] in [geboorteplaats] .
2.2.
[2005] is te [geboorteplaats] geboren [minderjarige] , als dochter van de vader en de moeder.
2.3.
De vader en de moeder zijn [2008] te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van [2009] is de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken. De echtscheiding is [2009] ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.5.
Uit de Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) volgt dat de stiefvader sinds [2014] op hetzelfde adres staat ingeschreven als de moeder en [minderjarige] .
2.6.
De stiefvader en de moeder zijn [2019] met elkaar gehuwd.
2.7.
De moeder oefent blijkens de beschikking van de rechtbank Overijssel van [2020] met ingang van die datum alleen het gezag uit over [minderjarige] .
2.8.
De moeder, de vader, de stiefvader en [minderjarige] hebben allen de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De stiefvader heeft de rechtbank verzocht de adoptie van [minderjarige] door hem uit te spreken en te bepalen dat de geslachtsnaam van [minderjarige] zal komen te luiden: [X] .
3.2.
De stiefvader stelt daartoe de nadrukkelijke wens van [minderjarige] te volgen om haar te adopteren. [minderjarige] heeft deze wens al vanaf 2016. De vader zal altijd de biologische vader blijven van [minderjarige] , maar zij wil niet meer dat de vader een rol in haar leven speelt. [minderjarige] wil ook bij de stiefvader blijven als moeder zou komen weg te vallen. Zij heeft niets meer van de vader te verwachten en de adoptie is in haar kennelijk belang.

4.De standpunten van de belanghebbenden

[minderjarige]
4.1.
wil graag dat de stiefvader haar adopteert en dat zij zijn naam krijgt. De wens om door de stiefvader te worden geadopteerd komt uit haarzelf. Ze heeft een hele warme band met hem en zij voelt met hem een echte vader-dochter band. De stiefvader is er altijd voor haar. [minderjarige] gebruikt in het dagelijks leven al de achternaam “ [X] ”. Zij vindt het lastig om steeds uit te leggen dat zij eigenlijk een andere achternaam heeft. [minderjarige] ziet haar vader niet meer de laatste jaren. Sinds 2019 wil zij ook helemaal geen contact meer met hem. Dit heeft te maken met de wijze waarop haar vader het contact met haar invulde. Haar vader heeft nooit voor haar gezorgd, ze zag hem alleen met verjaardagen en hij was er ook niet voor haar als zij het nodig had, zoals na de aanranding in 2019. De band met haar vader was niet goed. Hij viel altijd haar moeder af en hij valt nu ook [minderjarige] zelf af. [minderjarige] weet dat de vader de deur voor haar openhoudt in de toekomst, maar dat hoeft van [minderjarige] niet. Ze heeft daar geen behoefte aan.
De moeder
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot adoptie en de naamswijziging. Stiefvader zorgt inmiddels ruim 7 jaar voor [minderjarige] en [minderjarige] ervaart met hem een hechte band. De wens van [minderjarige] is niet uit de lucht komen vallen en moet gerespecteerd worden, ook al is ze 15 jaar en een puber. [minderjarige] wil al geruime tijd geen contact met haar vader. De moeder heeft dat wel gestimuleerd en heeft alle lijnen open laten staan. [minderjarige] wilde zelf haar telefoonnummer niet meer geven aan de vader en zij blijft daarin consistent. De moeder verwacht daarin geen verandering. [minderjarige] heeft afscheid genomen van de vader als vader zijnde.
De vader
4.3.
De vader heeft verweer gevoerd. Hij is het niet eens met het verzoek dat stiefvader
[minderjarige] wil adopteren. Het staat in het geheel niet vast dat [minderjarige] in de toekomst niets meer van hem te verwachten heeft. De vader wil nadrukkelijk nog een rol in het leven van [minderjarige] spelen, maar hij wordt uitgesloten. De vader vindt de adoptie voorts niet in het kennelijk belang van [minderjarige] . De huidige situatie is voornamelijk het resultaat van de handelswijze van de moeder en de stiefvader. Adoptie is een te vergaande maatregel. Ook omdat de vader het verzoek tegenspreekt is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie. De vader heeft ook zijn twijfels of dit echt de wens van [minderjarige] zelf is.

5.Het standpunt van de raad

De raad acht het niet in het belang van [minderjarige] dat de adoptie wordt uitgesproken. [minderjarige] heeft de overtuiging dat ze niets meer van de vader kan verwachten, maar uit het raadsonderzoek is naar voren gekomen dat de vader er wel voor haar wil zijn. Hij vindt haar belangrijk en hij mist haar. Het beeld dat [minderjarige] heeft dat vader niets meer met haar wil is onjuist. De vader heeft de wens om het contact te herstellen. Het is waardevol dat [minderjarige] een goede band heeft met de stiefvader en deze band zal er ook blijven, ook al wordt er geen adoptie uitgesproken. Adoptie is een vergaand besluit en onomkeerbaar en is in dit geval niet in het kennelijk belang van [minderjarige] . Vader heeft tot 2017 contact met [minderjarige] gehad en niet duidelijk is of bij [minderjarige] sprake is van een loyaliteitsconflict. De raad denkt dat [minderjarige] door haar jonge leeftijd mogelijk de vergaande gevolgen van adoptie niet kan overzien. Er kan niet aan de bezwaren van de vader voorbij gegaan worden.

6.De beoordeling van de zaak en de motivering van de beslissing

Ten aanzien van de adoptie
6.1.
De rechtbank zal het verzoek beoordelen aan de hand van de artikel 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
6.2.
De wettelijk voorgeschreven bewijsstukken zijn - voor zover mogelijk - bij het verzoek overgelegd.
De ontvankelijkheid
6.3.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de stiefvader meer dan drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met de moeder heeft samengeleefd. De stiefvader is daarom ontvankelijk in zijn verzoek tot adoptie (artikel 1:227 lid 2 BW).
Het wettelijk kader
6.4.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat bestaande familiebanden in beginsel onverbrekelijk zijn. Adoptie is hierop een uitzondering, waarbij echter strikte voorwaarden gelden. Dit geldt temeer, omdat adoptie het ingrijpende gevolg heeft dat daarmee de tussen de ouder en het kind bestaande familierechtelijke betrekkingen worden beëindigd. Hierbij dient niet alleen te worden gelet op de positie die het kind door de adoptie verkrijgt, maar ook en niet minder, op hetgeen het kind verliest (de familierechtelijke band met zijn wettige (en in casu biologische) vader). De rechtbank stelt voorop dat het vaste jurisprudentie is dat in echtscheidingssituaties in beginsel grote terughoudendheid dient te worden betracht.
6.5.
Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW
kaneen adoptieverzoek alleen worden toegewezen, indien dit in het kennelijk belang is van het kind, het kind in de toekomst redelijkerwijs niets meer te verwachten heeft van de ouder in de hoedanigheid van ouder en aan alle voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.
6.6.
Uit artikel 1:228 BW volgt voorts dat de voorwaarden voor adoptie - voor zover hier van belang – zijn, dat:
het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken; hetzelfde geldt, indien de rechter is gebleken van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek van een minderjarige die op de dag van het verzoek de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;
het kind geen kleinkind van de adoptant is;
de adoptant ten minste achttien jaar ouder dan het kind is;
geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
de minderjarige moeder van het kind zestien jaar of ouder is;
de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed; indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert en zij gezamenlijk het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed wordt de periode van een jaar gerekend vanaf het moment van feitelijk gezamenlijk verzorgen en opvoeden;
de ouder niet langer het gezag over het kind heeft. Indien evenwel de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder het kind adopteert, geldt dat deze ouder alleen of samen met voornoemde echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel het gezag heeft.
Uit lid 2 van dit artikel volgt dat aan de tegenspraak van een ouder als bedoeld in het eerste lid, onder d, kan worden voorbijgegaan indien:
het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd; of
de ouder het gezag over het kind heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van het kind op grove wijze heeft verwaarloosd; of
de ouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.
De beoordeling
6.7.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de stiefvader om [minderjarige] te adopteren moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
6.8.
De vader heeft het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door stiefvader tegengesproken. Aan de voorwaarde genoemd in artikel 1:228 lid 1 onder d. BW is niet voldaan. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of aan de tegenspraak van de vader voorbij kan worden gegaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van de mogelijkheden die hiervoor zijn genoemd in artikel 1:228 lid 2 BW. Ook is gesteld noch gebleken dat de vader misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek tot adoptie tegen te spreken. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet voorbij kan gaan aan de tegenspraak van de vader.
6.9.
Hierbij komt dat naar het oordeel van de rechtbank ook niet vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat [minderjarige] niets meer van haar vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft (artikel 1:227 lid 3 BW). Tot 2016 heeft [minderjarige] regelmatig omgang gehad met haar vader. Na 2017 is het contact tussen vader en [minderjarige] gestagneerd. Hoewel er na 2017 geen omgang is geweest tussen [minderjarige] en haar vader, wenst de vader wel graag weer contact met [minderjarige] . Nu de vader de wens heeft om een rol te spelen in het leven van [minderjarige] , kan er niet vanuit worden gegaan dat [minderjarige] in de toekomst niets meer van haar vader te verwachten heeft. Dat [minderjarige] op dit moment op geen enkele wijze contact wenst met haar vader of haar vader in haar leven wenst, maakt dit niet anders.
6.10.
Het is de rechtbank gebleken dat [minderjarige] een goede band heeft met haar stiefvader en dat haar stiefvader dat ook zo ervaart. Beiden wensen dat deze band juridisch wordt geformaliseerd. [minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter goed kunnen uitleggen dat de wens om geadopteerd te worden uit haar zelf komt en dat zij hoopt en wenst in deze wens serieus te worden genomen; stiefvader stelt de wens van [minderjarige] te volgen.
heeft (zeer) duidelijk gemaakt dat zij op dit moment niets met haar vader te maken wil hebben en waarom zij dit niet wil. Dat betekent echter niet dat de wens om door stiefvader geadopteerd te worden kan worden gehonoreerd. De band die
en de stiefvader voelen, verandert niet door deze beslissing. Er zijn minder vergaande mogelijkheden om (ook juridisch) een actieve rol te kunnen spelen in het leven van [minderjarige] , zoals bijvoorbeeld het uitoefenen van gezamenlijk gezag om op die manier samen met de moeder gezamenlijk belangrijke beslissingen over [minderjarige] te kunnen nemen. Dit verzoek ligt echter niet voor.
Ten aanzien van de geslachtsnaam van [minderjarige]
6.11.
Omdat het verzoek tot stiefouderadoptie wordt afgewezen, komt de rechtbank aan de beoordeling van het verzoek met betrekking tot de geslachtsnaam niet toe.

6.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Jongebreur en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2021 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.