ECLI:NL:RBOVE:2021:5001

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
8944176 \ CV EXPL 20-5708
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aansprakelijkheid voor schade aan inductiekookplaat tussen verhuurder en huurder

In deze zaak tussen HSA Smedenstraat B.V. (eiseres) en een huurder (gedaagde) staat de aansprakelijkheid voor de kosten van herstel van een glasplaat van een inductiekookplaat centraal. De huurovereenkomst, die op 1 januari 2020 inging, bevat bepalingen over de verantwoordelijkheden van de huurder met betrekking tot schade aan het gehuurde. Gedaagde heeft op 5 januari 2020 een reparatieverzoek ingediend na schade aan de kookplaat, veroorzaakt door een per ongeluk vallend kruidenpotje. Eiseres heeft gedaagde geadviseerd om de schade bij haar eigen verzekeraar te melden, aangezien de schade niet onder haar verzekering valt. Gedaagde heeft de kosten van de vervanging van de glasplaat, ter hoogte van € 397,82, ingehouden op de huur voor mei en juni 2020.

Eiseres vordert betaling van het achterstallige huurbedrag, terwijl gedaagde zich beroept op het feit dat de schade niet aan haar kan worden toegerekend. De kantonrechter oordeelt dat de kosten voor het herstel van de glasplaat voor rekening van gedaagde komen, omdat de schade is ontstaan door een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het verschuldigde bedrag, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden eveneens aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8944176 \ CV EXPL 20-5708
Vonnis van 13 juli 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
HSA SMEDENSTRAAT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij, hierna te noemen eiseres,
gemachtigde: Janssen en Janssen Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen gedaagde,
gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

De kern van het geschil.

2.1.
De kern van het geschil tussen eiseres en gedaagde betreft de vraag of de kosten voor het herstellen van de glasplaat van de inductiekookplaat voor rekening van gedaagde (huurder) of eiseres (verhuurder) komen.
Wat er vaststaat.
2.2.
Partijen zijn met ingang van 1 januari 2020 een huurovereenkomst met elkaar aangegaan, op grond waarvan gedaagde de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde) van eiseres huurt. De huurprijs bedraagt € 838,72 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.3.
In artikel 20 van de huurovereenkomst is het volgende bepaald:

Voor zover het gehuurde wordt verhuurd met inbegrip van keukenapparatuur, zoals een (…) inductieplaat (…) is huurder verplicht daarvoor als een goed huurder te zorgen en deze te onderhouden, alsmede deze slechts in overeenstemming met zijn bestemming te gebruiken alles voor rekening van huurder. Het is huurder verboden ingebouwde keukenapparatuur te verplaatsen of te vervangen, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder.”
2.4.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte’ (hierna: algemene bepalingen) van toepassing. Hierin staat onder andere:
13.6Huurder is aansprakelijk voor schade aan het gehuurde, die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Alle schade, behalve brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan. (…)
13.7
Huurder is gehouden tot het afsluiten van – en tot het in stand houden van – een adequate inboedelverzekering op gebruikelijke voorwaarden. Voor schade die valt onder de reikwijdte en dekking van een door huurder afgesloten verzekering dient huurder zich eerst tot zijn verzekeraar te wenden.”
2.5.
Op 5 januari 2020 heeft gedaagde een reparatieverzoek ingediend via de website van eiseres. Daarbij heeft zij de volgende omschrijving ingevuld:

Zojuist ben ik aan t koken en wil kruiden pakken uit het kastje boven de kookplaat en toen viel daar een potje kruiden uit toen ik de kast open deed en deze viel op de kookplaat. Nu is de kookplaat gebroken. Graag zou ik contact willen over hoe dit op te lossen”.
2.6.
Op 6 januari 2020 heeft eiseres als volgt gereageerd op het reparatieverzoek van gedaagde:
“(…) voor een kapotte kookplaat door eigen toedoen, adviseren wij om de schade te melden bij uw eigen verzekeringsmaatschappij. De schade valt namelijk niet onder de verzekering van de eigenaresse. Wij kunnen daarom geen opdracht verstrekken voor het vervangen van de kookplaat.
Wellicht valt de schade onder uw inboedelverzekering of heeft u een aparte verzekering afgesloten.
Voor het vervangen van de kookplaat kunt u rechtstreeks contact opnemen met Siemens.
Betreft type: Siemens IQ100 EH645BEB1E. (…)”
2.7.
Partijen hebben hierna meerdere keren contact gehad over de vraag voor wiens rekening de kosten voor herstel van de glasplaat komen. Zij hebben daar geen overeenstemming over weten te bereiken. Gedaagde heeft de glasplaat uiteindelijk laten vervangen en de kosten hiervoor ad € 397,82 voldaan. Gedaagde heeft dit bedrag (althans, een bedrag van € 397,85) ingehouden op de door haar verschuldigde huur over de maanden mei en juni 2020.
2.8.
Vervolgens heeft (de incassogemachtigde van) eiseres gedaagde meerdere keren aangemaand tot betaling van het resterende deel van de huur over de maanden mei en juni 2020. Gedaagde heeft hier geen gehoor aan gegeven.
Wat eiseres wil.
2.9.
Eiseres wil dat de kantonrechter gedaagde veroordeelt tot betaling van € 397,85 ter zake de niet betaalde huur over de maanden mei en juni 2020. Daarnaast vraagt eiseres de kantonrechter om gedaagde te veroordelen tot betaling van de bijkomende kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten).
2.10.
Eiseres legt aan haar vordering kort samengevat het volgende ten grondslag. De kosten voor herstel van de schade aan de glasplaat komen voor rekening en risico van gedaagde. De schade is namelijk het gevolg van het handelen van gedaagde, hoe vervelend dan ook, en het is aan gedaagde om zich voor dit soort schadegevallen te verzekeren. Eiseres is hier niet voor verzekerd. Volgens eiseres is verrekening met de huur daarom niet toegestaan en dient gedaagde de achterstallige huur ad € 397,85 alsnog aan haar te voldoen. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar artikel 20 van de huurovereenkomst, artikel 13.6 en 13.7 van de algemene bepalingen en artikel 7:218 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Het verweer van gedaagde.
2.11.
Gedaagde vindt dat de kantonrechter de vorderingen van eiseres moet afwijzen en voert hiertoe samengevat het volgende aan. Op grond van de wet, huurovereenkomst en algemene bepalingen is een huurder alleen aansprakelijk voor schade aan het gehuurde indien deze schade valt onder het Besluit kleine herstellingen of indien de schade is veroorzaakt door een aan haar toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Daar is in dit geval geen sprake van, omdat de schade is ontstaan door normaal gebruik. Het risico voor beschadiging dient daarom bij eiseres te blijven. Volgens gedaagde mocht zij, nu zij de factuur van de herstelkosten al had voldaan, dit bedrag verrekenen met de door haar verschuldigde huur.
Het oordeel van de kantonrechter.
2.12.
De kantonrechter is van oordeel dat de kosten voor het herstellen van de glasplaat van de inductiekookplaat voor rekening van gedaagde moeten komen. Naar het oordeel van de kantonrechter is er namelijk sprake van een tekortkoming die voor risico van gedaagde komt. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
2.13.
De kantonrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de inductiekookplaat onderdeel uitmaakt van het gehuurde. In artikel 7:218 lid 1 BW (en artikel 13.6 van de algemene bepalingen) is bepaald dat de huurder aansprakelijk is voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een haar toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. In dit geval moet aangenomen worden dat het laten vallen van een kruidenpotje, waardoor de glasplaat kon beschadigen, een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst oplevert. Van de huurder mag immers worden verwacht dat zij in het gebruik van het gehuurde de zorgvuldigheid betracht die van een goed huurder mag worden verwacht, zodat geen schade aan het gehuurde ontstaat. De vraag die vervolgens voorligt is of deze tekortkoming ook aan gedaagde kan worden toegerekend. Die vraag dient beoordeeld te worden aan de hand van de maatstaf van de artikelen 6:74 en 6:75 BW. Daarbij gaat het erom of er sprake is geweest van overmacht. Ingevolge art. 6:75 BW is er sprake van overmacht, als de tekortkoming niet is te wijten aan schuld van gedaagde, en niet krachtens de wet, de huurovereenkomst of in het verkeer geldende opvatting voor haar rekening komt.
2.14.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat de tekortkoming niet aan haar kan worden toegerekend. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Weliswaar is tussen partijen niet in geschil dat de schade is ontstaan doordat er per ongeluk (!) een kruidenpotje uit een keukenkastje op de glasplaat is gevallen en dat gedaagde daarvan geen verwijt te maken valt, maar dat neemt niet weg dat de tekortkoming in deze situatie toch voor risico van de huurder (gedaagde) dient te blijven. Het is immers gedaagde
zelfgeweest die het betreffende kruidenpotje in het kastje heeft geplaatst en die de handeling heeft verricht waardoor deze eruit gevallen is en er schade aan de kookplaat is ontstaan. Eiseres heeft hier, als verhuurder zijnde, geen enkele invloed op gehad. Het gaat hier om een huis-tuin-en-keukenongelukje, waarbij het gedaagde valt aan te rekenen dat ze niet zorgvuldiger heeft gehandeld. Daarbij komt dat eiseres onweersproken heeft aangevoerd dat zij voor dergelijke schade niet verzekerd is, terwijl gedaagde zich hier mogelijk wél voor had kunnen verzekeren. Gelet op deze omstandigheden komt de kantonrechter dan ook tot de conclusie dat de tekortkoming krachtens verkeersopvattingen voor rekening van de huurder (gedaagde) komt.
2.15.
Dat het eiseres is geweest die het kastje boven de inductiekookplaat heeft bevestigd, doet aan het hiervoor overwogene niets af. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt dit namelijk niet tot een situatie waarbij het zodanig voorzienbaar is dat zich schade zou kunnen voordoen dat het risico van de ontstane schade hierdoor bij eiseres neergelegd moet worden. Daarbij is ook van belang dat het zeker niet ongebruikelijk is dat keukenkastjes (ten behoeve van de kruidenpotjes) op een dergelijke plek geplaatst worden. En anders had gedaagde, ter afwending van de kans op schade, niet van het desbetreffende kastje gebruik moeten maken.
2.16.
De conclusie is dat gedaagde gehouden is de schade aan de kookplaat te vergoeden. De kantonrechter geeft onmiddellijk aan gedaagde toe dat het hier om een ongelukkig voorval gaat, maar de schade komt naar verkeersopvattingen voor haar rekening. Dat betekent dat gedaagde de herstelkosten ten onrechte heeft verrekend met de door haar verschuldigde huur over de maanden mei en juni 2020. Zij moet de verrekende huur ad
€ 397,85 daarom alsnog aan eiseres betalen. De kantonrechter zal gedaagde hiertoe veroordelen. De vordering in hoofdsom zal worden toegewezen.
Wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.17.
Omdat gedaagde de huur over de maanden mei en juni 2020 ten onrechte niet op tijd heeft betaald, mag eiseres op grond van artikel 6:119 BW een vergoeding vragen voor het te laat betalen (wettelijke rente). De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen zoals is gevorderd. Eiseres heeft uitgerekend dat de rente tot 17 december 2020 € 4,33 bedraagt.
2.18.
Eiseres heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 72,21 inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Er is een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt bovendien overeen met het in het Besluit bepaalde tarief. Dat betekent dat deze vordering zal worden toegewezen.
De proceskosten.
2.19.
Gedaagde is de partij die grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Als verliezende partij moet zij de proceskosten betalen van eiseres. Die kosten begroot de kantonrechter tot op heden op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht 126,00
- salaris gemachtigde
150,00(2 punten x tarief € 75,00)
Totaal € 376,89

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 474,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 397,85 vanaf 17 december 2020 tot aan de dag waarop gedaagde alles heeft betaald,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op € 376,89,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021. (EB).