ECLI:NL:RBOVE:2021:4978

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
08.315646.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige stiefdochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na aangifte van de moeder van het slachtoffer, die had gehoord dat de verdachte ontuchtige handelingen had verricht. Het slachtoffer, een minderjarig meisje, heeft verklaard dat de verdachte haar voeten meerdere keren heeft gemasseerd en gelikt, en dat hij haar onderbroek naar beneden heeft getrokken. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren en ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die ten tijde van de feiten 10 of 11 jaar oud was. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die licht verstandelijk beperkt is en in het verleden zelf slachtoffer van misbruik is geweest. De rechtbank heeft besloten geen gevangenisstraf op te leggen, maar een deels voorwaardelijke taakstraf, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.315646.20 (P)
Datum vonnis: 13 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2019 tot en met
01 juli 2020 te Almelo (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , door:
- één of meermalen de voet(en) van die [slachtoffer] te betasten en/of te likken en/of
(vervolgens)
- de voet(en) van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, lies/liezen te (laten) plaatsen en/of
(daarbij) die [slachtoffer] haar voeten over/tegen zijn, verdachtes, geslachtsdeel te (laten) bewegen en/of
- de onderbroek van die [slachtoffer] (deels) naar beneden te trekken/schuiven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit op alle onderdelen bewezen verklaard kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het onder het tweede gedachtestreepje ten laste gelegde wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. De raadsvrouw heeft verder gesteld dat het masseren van de voeten en het naar beneden trekken van de onderbroek van [slachtoffer] geen ontuchtige handelingen zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De moeder van [slachtoffer] heeft aangifte gedaan, nadat zij van [slachtoffer] had gehoord dat verdachte haar voeten had gemasseerd en gelikt en dat hij haar onderbroekje naar beneden had gedaan. [slachtoffer] heeft twee keer verklaringen afgelegd. De eerste keer in een zogenoemd taxatiegesprek bij de instelling waar zij nadien is gaan wonen, Ambiq , en de tweede keer tijdens het studioverhoor door de politie. Beide keren heeft zij verklaard dat verdachte haar voeten meerdere malen heeft gemasseerd en gelikt en dat hij eenmaal haar onderbroekje naar beneden heeft getrokken, maar daarna direct weer naar boven heeft gedaan. Verdachte heeft deze handelingen bekend.
Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte meerdere malen haar voeten in de lies van verdachte had geplaatst en dat zij dan met haar voet moest bewegen over zijn geslachtsdeel. Verdachte heeft dit deel van de tenlastelegging ontkend. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] ook op dit onderdeel betrouwbaar, nu deze gedetailleerd en op hoofdlijnen consistent is over de aard van de ontuchtige handelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Redenen waarom of concrete aanknopingspunten dat [slachtoffer] in strijd met de waarheid zou hebben verklaard, zijn niet door de verdediging naar voren gebracht en ook overigens is hier niet van gebleken. Bovendien weegt de rechtbank hierin mee dat de verklaring van [slachtoffer] voor het overige op wezenlijke bestanddelen en details, zoals de milkshakes die [slachtoffer] werden beloofd door verdachte in ruil voor haar zwijgen, worden ondersteund door andere bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van verdachte zelf.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer] door meerdere malen haar voeten te likken en haar voeten in zijn liezen te plaatsen en haar ertoe te bewegen om met haar voeten over zijn geslachtsdeel te bewegen, alsmede eenmaal de onderbroek van [slachtoffer] naar beneden te trekken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 juli 2020 te Almelo (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , door:
- meermalen de voeten van die [slachtoffer] te betasten en te likken en
- de voeten van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, lies/liezen te (laten) plaatsen en (daarbij) die [slachtoffer] haar voeten over/tegen zijn, verdachtes, geslachtsdeel te (laten) bewegen en
- de onderbroek van die [slachtoffer] deels naar beneden te trekken/schuiven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan die voorwaardelijke straf dienen als voorwaarden te worden verbonden een meldplicht en een ambulante behandeling bij Trajectum of soortgelijke instelling.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een deels voorwaardelijke taakstraf met daaraan verbonden de voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandeling bij Trajectum of soortgelijke instelling, passend is. De raadsvrouw heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen aan verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter [slachtoffer] , die toen 10 of 11 jaar oud was. Niet alleen heeft hij meermalen haar voeten gelikt, maar hij heeft [slachtoffer] er ook toe bewogen dat zij haar voeten in zijn lies plaatste en over zijn geslachtsdeel bewoog. Eenmaal heeft verdachte zelfs de onderbroek van [slachtoffer] deels naar beneden geschoven. Verdachte heeft er meerdere malen bij [slachtoffer] op aangedrongen dat zij er niets over mocht vertellen. In ruil voor haar zwijgen kreeg zij milkshakes van verdachte. Waarom verdachte tot deze handelingen over is gegaan, is niet duidelijk. Duidelijk is wel dat hij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij op zijn stiefdochter had, zonder stil te staan bij de (langdurige) gevolgen die dit voor haar zou kunnen hebben. Dit soort gedragingen vormen een aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en slachtoffers kunnen daarvan, naar de ervaring leert, gedurende langere tijd (ernstige) psychische gevolgen ondervinden.
Verdachte is nooit eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. [slachtoffer] en haar moeder, de inmiddels ex-partner van verdachte, omschrijven verdachte, ook na het doen van aangifte, als de goedheid zelve en een lieve man. Verdachte is licht verstandelijk beperkt en heeft moeite om zijn emoties te uiten. In zijn jeugd is verdachte zelf misbruikt.
De reclassering schat het recidiverisico in als laag/gemiddeld. Verdachte is volgens de reclassering merkbaar geschrokken van de justitiële gevolgen tot nu toe. Hij ontvangt inmiddels intensieve begeleiding en is gestart met psychomotorische therapie. Omdat de gemeente die therapie niet langer wilde betalen is deze geëindigd. De begeleiders van verdachte zouden graag zien dat de therapie wordt hervat. De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij Trajectum of soortgelijke instelling.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk passend en geboden is. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, gelet op de ernst van de ontuchtige handelingen in vergelijking met andere zedendelicten en de persoon van de verdachte geen noodzaak tot oplegging van een gevangenisstraf, ook niet in voorwaardelijke zin. Aan de voorwaardelijke taakstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. De rechtbank is tot slot van oordeel dat een proeftijd van twee jaren voldoende is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
60 (zestig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 7514 DK Enschede , telefoonnummer (088) 80 41406 op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Trajectum of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Enschede met nummer ONRBC20543 / 2020370125. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal studioverhoor van [slachtoffer] op 15 september 2020, p. 56- 74, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A (= [slachtoffer] ): Over mijn stiefvader dat hij laatst mijn voeten ging masseren. En toen vroeg ik wil je mijn voeten masseren. Maar toen later ging hij daaraan likken. En zette het in zijn lies en zo.
A: Nee ik heb ik vroeg soms of hij mijn voeten wou masseren maar soms deed hij dat ook gewoon terwijl ik het niet vroeg.
A: Hij deed mijn voeten hier zo bij zijn lies.
V (= verbalisant): Hij zette jouw voet in zijn lies. En wat deed je dan met je voet in zijn lies?
A: Zo bewegen.
V: En waar bewoog je dan overheen?
A: Ja mijn voeten moest ik zo bewegen. Van boven naar beneden.
V: Oh. Want waar ben jij dan?
A: Op mijn kamer of in mijn broers kamer.
V: [verdachte] . Hoeveel keren is dat dan gebeurd dat je de voeten in zijn lies zette?
A: Nou ongeveer om de week.
V: En hoe kwam het dat je het ging vertellen dan?
A: Ja omdat hij weg was. Die dag daarvoor trok hij als het goed is mijn onderbroek uit. Ja dat heb ik nog niet verteld, maar toen trok hij mijn onderbroek uit. En ja ik wou niet dat het nog een keer gebeurde dus vertelde ik het hele verhaal aan mijn moeder.
A: Hij ging eerst mijn voeten en zo doen. En ik ging nep slapen dat deed ik gewoon. En toen ging ik omdraaien en toen ging ik mij omdraaien en toen pakte hij steeds mijn handen. Toen pakte hij mijn handen en moest ik mijn onderbroek vastpakken en toen trekte hij dat zachtjes naar beneden.
V: Oké. Want waar ben jij?
A: Op mijn kamer. Want mijn zusje sliep.
V: En die keer waar je nu over vertelt met de onderbroek, wanneer is dat gebeurd?
A: Dit jaar.
V: Dit jaar en wanneer dit jaar?
A: Juni of juli.
V: Dus dan pakt die met zijn hand jouw hand en dan met zijn duim..
A: Met mijn duimen.
V: Met jouw duimen. En tot hoever ging dan de onderbroek naar beneden?
A: Tot ongeveer hier.
V: Oke en als ik het goed heb begrepen dat van de onderbroek is dat 1 keer gebeurd?
A: Ja.
V: En toen was die gelijk was die weggelopen. En dat van het voeten likken?
A: Wel meerdere keren.
V: Want als jij met je voet in de lies van [verdachte] zit wat voel je dan precies?
A: Meer zijn piemel.
V: Oké. En wat doe je dan met je voet?
A: Zo heen en weer bewegen.
V: Heen en weer bewegen. En waar beweeg je dan over heen en weer. Wat zit er dan onder je voet als je zo heen en weer beweegt?
A: Zijn ballen en zijn lies.
V: Zijn ballen en zijn lies. En wat voel je dan precies?
A: Zijn piemel.
V: En hoe voelt dan die piemel. Is die zacht of is die een beetje hard of is die heel hard of anders? Wat voel je dan precies?
A: De piemel is zacht.
V: En hoeveel keren was dit gebeurd dat je echt zo met de voet over de bal in de lies bewoog?
A: Dat weet ik niet. Wel vaak.
V: En waar gebeurde dit?
A: Op mijn broers kamer of ik.
2.
Een geschrift, te weten het conclusieverslag touch survey/taxatiegesprek tussen [slachtoffer] en de gedragswetenschapper van Ambiq op 9 juli 2020, p. 36, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ): Ja, dan gaat die mijn voeten in zijn lies, maar dan raakte ik wel zijn piemel
: En dan gaat die aan mijn voeten likken enzo dat vond ik ook al super raar.
: Toen deed die dat in zijn mond. Dat vond ik echt vies
Taxateur/gedragswetenschapper (hierna: T): Oke, en wanneer was dat?
: Euhm, ja, vorige maand nog
: Voor mijn moeders verjaardag. Die was 2 juli jarig en dan die dag, een paar dagen daarvoor hadden had ik het verteld.
T: Oke, want waar was jij toen het gebeurde?
: Op mijn eigen kamer
: En op mijn broers kamer want daar slaap ik ook soms
: En ik heb ook soms wel gevraagd wil je mijn voeten masseren maar dan gewoon echt masseren maar dan begint hij opeens te likken. En dan zeg ik maar dat wil ik niet.
: Maar er was elke dag, de laatste dag was ik vond ik het echt niet meer leuk, want hij trok opeens mijn onderbroek uit.
T: Wie deed dat, wie trok jouw onderbroek uit?
: Mijn stiefvader
T: Wanneer was dat?
: Dat euhm, dat was de dag daarna dat ik het tegen mijn moeder had verteld.
: nou ging die wel langzaam met mijn eigen vingers zo uitdoen.
: en hij vroeg nog wel of ik sliep maar ik had me maar stilgehouden.
: en toen draaide die me om en toen ging die weg.
T: Want hoe ging dat? Jij beeld uit dat hij dan met jouw vingers jouw onderbroekje naar beneden deed.
: Ja, met mijn vingers
T: met jouw vingers, ja
3.
Het proces-verbaal aangifte van [naam 2] , p. 25-34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] is de stiefvader van mijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] .
[slachtoffer] vertelde "Mama, [verdachte] doet soms wel hele gekke dingen." Ik zei: "Wat bedoel je daar mee?" Toen zei ze: "Hij masseert mijn voeten en hij likt ze af en toe." Ik schrok en vroeg aan haar of het echt waar was. [slachtoffer] zei toen ja. (..)
Later heeft [slachtoffer] verteld dat haar onderbroek naar beneden was gegaan.
4.
Verklaring verdachte ter terechtzitting 29 juni 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 juli 2020 in Almelo meerdere keren de voeten van [slachtoffer] gelikt. [slachtoffer] plaatste haar voet bij mijn bovenbeen. Dit gebeurde één keer op de kamer van [naam 1] , één keer op de kamer van [naam 2] en mij en twee à drie keer in de woonkamer. Ik heb één keer de onderbroek van [slachtoffer] een beetje omlaag gedaan.