ECLI:NL:RBOVE:2021:4977

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
274332 KG RK 21-524
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak met beschuldigingen van valsheid in geschrifte

Op 6 december 2021 hebben verzoekers, bestaande uit een aantal natuurlijke personen en rechtspersonen, een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters mr. M. Melaard, mr. H. Manuel en mr. M. van Berlo van de Rechtbank Overijssel. Dit verzoek werd gedaan in het kader van een strafzaak waarin de verzoekers verdachten zijn van valsheid in geschrifte met betrekking tot het doen van fictieve losmeldingen van meststoffen. Tijdens de zitting op dezelfde dag hebben de verzoekers hun bezwaren tegen de rechters toegelicht, waarbij zij stelden dat de voorzitter van de meervoudige kamer, door zijn wijze van ondervragen en de conclusies die hij trok, blijk gaf van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het verzoek tot wraking tijdig was ingediend. De verzoekers voerden aan dat de voorzitter onterecht conclusies had getrokken over de schuld van verzoeker 2, en dat de vragen die werden gesteld een schijn van vooringenomenheid wekten. De meervoudige strafkamer daarentegen stelde dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat de vragen bedoeld waren om verduidelijking te krijgen over de feiten.

Na beraad heeft de wrakingskamer op 6 december 2021 mondeling uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot wraking ongegrond werd verklaard. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat de voorzitter van de rechtbank zijn taak naar behoren had uitgevoerd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

ECHTBANK OVERIJSSEL

Fout! De documentvariabele ontbreekt./
Fout! De documentvariabele ontbreekt.Fout! De
documentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummer: 274332 KG RK 21-524
Beslissing van 6 december 2021
in de zaken van
[verzoeker 1],
geboren op [geboortedatum 1] 1961 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] ;
[verzoeker 2] B.V.,
gevestigd aan de [adres 2] ;
[verzoeker 3],
geboren op [geboortedatum 2] 1986 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 3] ;
[verzoeker 4] B.V.,
gevestigd aan de [adres 2] ;
[verzoeker 5] B.V.,
gevestigd aan de [adres 2] ;
[verzoeker 6],
geboren op [geboortedatum 3] 1986 in [geboorteplaats 2] ,
wonende aan de [adres 4] ,
hierna te noemen verzoekers,
gemachtigden mr. A.C. Huisman en mr. M.G. Pekkeriet.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 6 december 2021 hebben verzoekers het verzoek tot wraking gedaan van mr. M. Melaard, mr. H. Manuel en mr. M. van Berlo, strafrechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid als meervoudige economische kamer in de zittingsplaats Zwolle belast met de behandeling van de zaken waarin verzoekers verdachten zijn, die is geregistreerd onder de parketnummers 08/997006-18, 08/997031-18, 08/997007-18, 08/997022-20, 08/997031-19 en 08/997023-20.
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van 6 december 2021 hebben de raadslieden van verzoekers (namens verzoekers) een mondeling verzoek tot wraking van de meervoudige kamer gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting.
1.3.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 6 december 2021 plaatsgevonden. Bij deze mondelinge behandeling zijn verzoekers, de raadslieden, mr. P. van der Vliet, officier van justitie, en de gewraakte rechters verschenen.
1.4.
De wrakingskamer heeft, na sluiting van het onderzoek ter zitting en na beraad, mondeling
uitspraak gedaan. Deze uitspraak vormt daarvan de schriftelijke uitwerking.

2.Het standpunt van verzoekers

Verzoekers hebben aan hun verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat zij moeite hebben met de wijze van ondervragen door de voorzitter en de door hem voorgehouden conclusies. Omdat de bijzitters hiervan geen afstand hebben genomen, richt het verzoek tot wraking zich tegen de gehele meervoudige kamer.
Verzoekers worden er onder meer van verdacht dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte door het doen van fictieve losmeldingen van meststoffen en door het valselijk opmaken van Vervoersbewijzen Dierlijke Meststoffen (VDM's).
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 op de dagvaarding heeft de voorzitter ter terechtzitting uitgesproken dat het niet mogelijk was om de ten laste gelegde hoeveelheden mest met de 6-kuubs trekkers van de boeren uit te rijden. Vervolgens heeft de voorzitter ter terechtzitting de conclusie getrokken dat dus [verzoeker 2] dit vervoer zou hebben verricht, maar dat uit het dossier volgt dat daarvan geen GPS-gegevens, geen tachograafgegevens en ook geen ritgegevens waren. Op basis hiervan is conclusie onvermijdelijk dat er sprake is van valsheid in geschrifte en daarmee is die beslissing aldus genomen.
Met betrekking tot de feiten 4 en 5 op de dagvaarding heeft de voorzitter in de vraagstelling als conclusie voorgehouden dat de VDM’s willens en wetens onjuist waren ingevuld. Die gang van zaken werd door de voorzitter als fout aangeduid. Ook dit kan niet anders worden uitgelegd dan dat de rechtbank op voorhand al heeft geoordeeld dat sprake is van valsheid in geschrifte. Er is derhalve sprake van vooringenomenheid, althans van schijn van vooringenomenheid.
Tijdens de behandeling terechtzitting heeft de voorzitter, pas nadat mr. Pekkeriet tegen de voorzitter had gezegd dat er onterechte conclusies werden getrokken door de rechtbank, uitleg gegeven over zijn manier van vragen stellen en gaf hij aan dat zijn vragen retorisch waren bedoeld.

3.Het standpunt van de meervoudige strafkamer

De meervoudige strafkamer heeft niet berust in de wraking en heeft gesteld dat van vooringenomenheid jegens verzoekers geen sprake is geweest. De rechtbank heeft niet op voorhand conclusies getrokken en heeft tijdens de feitenbehandeling alleen confronterende vragen willen stellen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de rechtbank een verzamelrapport voorgehouden waarin stond vermeld dat er een bepaalde hoeveelheid mest was vervoerd. Daarop heeft de voorzitter meegedeeld dat het niet mogelijk was om dergelijke hoeveelheden mest met de 6-kuubs trekkers van de boeren te vervoeren en dat dus [verzoeker 2] het vervoer zou hebben verricht. Vervolgens heeft de voorzitter verzoekers voorgehouden dat er geen GPS-gegevens, tachograafgegevens of ritgegevens van dit vervoer waren. Een reactie van verzoekers op deze stelling bleef uit. In deze manier van vragen zat geen conclusie verstopt.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 bleek uit het dossier dat mestcode 50, zuivere vleesvarkensmest, op de VDM’s was ingevuld terwijl verzoekers zelf hadden verklaard dat zij wisten dat er zes verschillende soorten mest waren aangevoerd. De voorzitter heeft vervolgens voorgehouden dat de VDM’s dan dus willens en weten onjuist waren ingevuld en hij heeft verzoekers gevraagd om daarop te reageren. Daarmee heeft de rechtbank nog niet uitgesproken dat er sprake is van een strafbaar feit.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzoek tot wraking is tijdig is ingediend en verzoekers zijn dan ook ontvankelijk in hun wrakingsverzoek.
4.2.
De wrakingskamer stelt vast er geen sprake is van een lichtvaardig wrakingsverzoek en dat de rechtbank tijdens de behandeling van de strafzaken verzoekers prikkelende stellingen heeft voorgehouden en op een kritische en indringende wijze heeft bevraagd.
4.3.
Uitgangspunt is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, moet objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, als - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.4.
Het is de taak van de rechter om feiten vast te stellen en vragen te stellen naar de aspecten die daarop van invloed zijn. Dit brengt met zich mee dat de rechter verdachten kan en mag confronteren met feiten, gegevens en mogelijke gevolgtrekkingen zoals die uit het dossier naar voren komen, hetzij in vraagvorm, hetzij middels het poneren van stellingen, met als doel een reactie of verklaring te verkrijgen daarover. De wrakingskamer beziet hetgeen de raadslieden als “standpunten” of “conclusies” hebben benoemd daarbij ook in dat licht moet de gegeven uitleg van de voorzitter worden gezien over zijn manier van vragen stellen naar aanleiding van de opmerking daarover van mr. Pekkeriet.
De door de voorzitter gedane uitspraken dienen in het onderhavige geval te worden gezien als onderdeel van een indringende en confronterende manier van ondervragen door de rechtbank. Deze manier van ondervragen staat de rechtbank vrij en brengt nog niet mee dat de vrees objectief gerechtvaardigd is dat de rechtbank een vooringenomenheid jegens verzoekers koestert.
4.5.
Nu verzoekers ook overigens geen feiten en omstandigheden hebben gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de meervoudige strafkamer blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is, zal het wrakingsverzoek ongegrond worden verklaard.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mr. A. van Holten, mr. F. Koster en mr. H.T. Pos, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. de Vries en in openbaar uitgesproken op 6 december 2021.
de voorzitter
De griffier was buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.