ECLI:NL:RBOVE:2021:4976

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
267531/KGRK 21-282
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

In de zaak van verzoekster, geboren in 1957 en momenteel verblijvende in P.I. Zwolle Zuid, heeft zij op 17 juni 2021 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters mr. G.H. Meijer, mr. H. Manuel en mr. R. van Campen. Dit verzoek werd gedaan tijdens de behandeling van haar strafzaak, geregistreerd onder de parketnummers 08/996067-16 en 08/993030-18. Verzoekster was van mening dat de rechters partijdig waren, omdat zij haar aanhoudingsverzoek niet hadden gehonoreerd en zij niet adequaat haar strafzaak kon voorbereiden door gebrek aan toegang tot haar digitale strafdossier.

De wrakingskamer heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking op dezelfde dag gehouden via een Skype-verbinding, waarbij verzoekster, haar raadsman mr. C.C.M. Poland, de officier van justitie en de gewraakte rechters aanwezig waren. De meervoudige strafkamer heeft betoogd dat verzoekster voldoende gelegenheid heeft gehad om haar zaak voor te bereiden en dat de beslissing om het aanhoudingsverzoek niet te honoreren een begrijpelijke belangenafweging was.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking tijdig en ontvankelijk was, maar heeft het verzoek ongegrond verklaard. De rechters zijn vermoedelijk onpartijdig, en verzoekster heeft geen concrete feiten aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zouden maken. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 juni 2021, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Fout! De documentvariabele ontbreekt./
Fout! De documentvariabele ontbreekt.Fout! De
documentvariabele ontbreekt.
Wrakingskamer
zaaknummer: 267531/KGRK 21-282
Beslissing van 17 juni 2021
in de zaak van
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Zwolle Zuid 2 te Zwolle,
hierna te noemen verzoekster,
gemachtigde mr. W.R. Jonk, advocaat te Almere.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 17 juni 2021 heeft verzoekster het verzoek tot wraking gedaan van mr. G.H. Meijer, mr. H. Manuel en mr. R. van Campen, strafrechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid als meervoudige kamer in de zittingsplaats Zwolle belast met de behandeling van de zaak waarin verzoekster verdachte is, die is geregistreerd onder de parketnummers 08/996067-16 en 08/993030-18
Bij gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van 17 juni 2021 heeft de raadsman van verzoekster (namens verzoekster) een mondeling verzoek tot wraking van de meervoudige kamer gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 17 juni 2021 plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekster en zijn raadsman
mr. C.C.M. Poland, officier van justitie, en de gewraakte rechters verschenen.

2.Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de behandeling van het wrakingsverzoek door van mr. Van Houten nu hij in 2005 of 2006 als rechter een zaak in behandeling heeft gehad waardoor de executie van een vonnis werd tegengehouden en verzoekster failliet ging.
Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat het niet honoreren van haar aanhoudingsverzoek als een teken van vooringenomenheid moet worden beschouwd. Verzoekster heeft haar strafzaak niet adequaat kunnen voorbereiden omdat zij kort voorafgaand en tijdens de behandeling van haar strafzaak op 17 juni 2021 niet de beschikking had over een laptop met daarop het digitale strafdossier en haar aantekeningen. Doordat de gewraakte rechters hieraan voorbij zijn gegaan, heeft verzoekster het gevoel gekregen dat de gewraakte rechters geen interesse hebben in hetgeen zij heeft op te merken over haar strafzaak en is de objectieve schijn van partijdigheid ontstaan.
3. Het standpunt van de meervoudige strafkamer
De meervoudige strafkamer heeft niet berust in de wraking en heeft gesteld dat verzoekster de beschikking heeft gekregen over een door justitie aangeboden laptop met usb-stick om inzage te hebben in haar digitale strafdossier en dat deze laptop alleen op cel mocht worden gebruikt, hetgeen conform de regels van de penitentiaire inrichting is. Vanaf 7 juni 2021 is er gelegenheid geweest voor verzoekster en de raadsman om een daartoe geschikte USB-stick aan te schaffen of te doen aanschaffen om gegevens te kunnen overzetten teneinde deze gegevens ter terechtzitting te kunnen raadplegen, maar daar is geen gebruik van gemaakt.
Nu verzoekster en haar raadsman tijdig de beschikking hebben gehad over het complete inhoudelijke dossier en zij regelmatig met elkaar daarover contact hebben gehad, is er voldoende tijd geweest om de strafzaak van verzoekster voor te bereiden. Dit afgezet tegen het belang van een tijdige en efficiënte strafrechtspleging, maakt dat de meervoudige strafkamer heeft beslist het aanhoudingsverzoek van verzoekster niet te honoreren.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer stelt vast dat het verzoek tot wraking tijdig is ingediend. Het voldoet ook overigens aan de eisen. Verzoekster is ontvankelijk in haar wrakingsverzoek.
4.2.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het bezwaar van verzoekster tegen de behandeling van het wrakingsverzoek door mr. Van Houten. De wrakingskamer zal dit bezwaar niet honoreren nu het kennelijk meer dan tien jaar geleden is dat mr. Van Houten een zaak waarbij verzoekster was betrokken heeft behandeld en mr. Van Houten tijdens de mondeling behandeling van het wrakingsverzoek te kennen heeft gegeven dat hij zich vrij voelt het onderhavige wrakingsverzoek te behandelen, ook al omdat hij zich die zaak niet herinnert.
4.3.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, moet objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, als - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.4.
De beslissing om de behandeling van een zaak aan te houden is een processuele beslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Alleen indien die beslissing om de zaak toch door te laten gaan dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens verzoekster vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoekster bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Hiervan is geen sprake nu de meervoudige strafkamer een begrijpelijke belangenafweging heeft gemaakt.
4.5.
Nu verzoekster ook overigens geen feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de meervoudige strafkamer blijk heeft gegeven van partijdigheid dan wel van vooringenomenheid dan wel dat de vrees van vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is, zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mr. A. van Holten, mr. U. van Houten en mr. A.E. Zweers in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. de Vries en in openbaar uitgesproken op 17 juni 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.