In deze zaak, die is aangespannen door een eiseres wonende in Duitsland tegen een gedaagde in Nederland, is een Europees betalingsbevel ingediend. De rechtbank Overijssel heeft de zaak op 15 december 2021 behandeld. De procedure is gestart met een Europees betalingsbevel op basis van Verordening (EG) nr. 1896/2006. De rechtbank Den Haag heeft de zaak verwezen naar de rechtbank Overijssel, waar de eiseres vertegenwoordigd was door haar advocaat, maar de gedaagde geen advocaat had. De eiseres vorderde betaling van herstelkosten en hotelkosten, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de hoofdregel van Verordening (EU) nr. 1215/2012, omdat de gedaagde in Nederland woont. De rechtbank heeft ook geconcludeerd dat de vorderingen van de eiseres onder de € 25.000,00 vallen, wat betekent dat de zaak door de kantonrechter moet worden behandeld. De rechtbank heeft de eiseres de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de voorgenomen verwijzing naar de kantonrechter. De beslissing om de zaak te verwijzen is aangehouden tot de eiseres haar standpunt heeft ingenomen.