Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
N.V. ROVA HOLDING,
gevestigd in Zwolle,
wonende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
. Ook op de afdeling komt er geen oplossing, die zij heeft aangedragen. Ik heb donderdag een gesprek met [X] . De cursus blijf ik volgen, het maakt mij alleen maar sterker en de onkunde van andere komen aan het licht.
2.10. Bij brief van 9 oktober 2020 heeft [D] aan [verweerder] het volgende geschreven:
De heer [F] heeft vijf jaren geleden de Rova verlaten, maar zjn persoonlijke streken t.o.v. medewerkers heeft de ROVA nog niet verlaten. (…) Sommige teamleiders en managers maken nog steeds gebruik van zijn techniek”.
onder protest”op het punt van de standplaatsbepaling en onder verwijzing naar “
de voorliggende correspondentie”.
Wat betreft de gevoeligheid van betrokken voor het werken in een stoffige werkomgeving,
volstaat het op dit moment om wanneer deze situatie zich voordoet gebruik te maken van een mondmasker (FFP2) dan wel een P3-masker. Zodra betrokkene opnieuw een “longfunctie” heeft geblazen maakt hij via de HR-afdeling een afspraak met de bedrijfsarts om de uitkomsten daarvan te bespreken”.
, morgen sta ik aan je bureau en ik zit op de weegbrug in Zwolle. Hou je aan de 3e overplaatsing. Ik geef je een keuze, je mag mij ook bij [H] onder het kopje “opleiding shovel plaatsen”.(…)
3.Het verzoek
4.De beoordeling
ontbinding arbeidsovereenkomst
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden wegens verwijtbaar handelen van [verweerder] , maar daarmee is dat handelen nog niet ernstig verwijtbaar. De lat voor het laatste ligt hoog. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer kan blijkens de wetsgeschiedenis onder meer sprake zijn in de situatie waarin de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal of andere misdrijven, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of veelvuldig en zonder gegronde reden te laat op zijn werk verschijnt waardoor de bedrijfsvoering wordt belemmerd (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 40). De kantonrechter is van oordeel dat het verwijtbaar handelen van [verweerder] op grond waarvan de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, niet van dien aard is dat dit als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt, mede gelet op het feit dat dit handelen ook niet op één lijn kan worden gesteld met de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis. ROVA heeft veel geduld gehad met [verweerder] en zij heeft meegewerkt aan zijn wens tot overplaatsing en daar tot redelijke grenzen naar gehandeld. Dat de slotsom op enig moment is dat gedrag en houding niet meer voor verbetering vatbaar zijn en dat de wegen moeten scheiden is, zoals hiervoor reeds werd overwogen, niet onterecht. De handelwijze van [verweerder] is zeker kwalijk te noemen en hij had beter moeten weten, maar zijn handelen, hoe kwalijk ook, rechtvaardigt mede in het licht van de duur van zijn dienstverband (ruim 33 jaar) niet dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zonder dat hem een transitievergoeding toekomt.
5.De beslissing
€ 42.911,70 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2022 tot aan