ECLI:NL:RBOVE:2021:4947

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
274062 FT RK 21/677/21
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing of schorsing van verzekerde bewaring afgewezen wegens onvoldoende informatieverstrekking door betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 december 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot opheffing of schorsing van de verzekerde bewaring van betrokkene, aangeduid als [X]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog steeds aanwezig zijn, omdat [X] niet voldoet aan de informatieverplichting die op hem rust op grond van artikel 105 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar het procesverloop, waarin meerdere verzoeken van [X] tot opheffing of schorsing van de bewaring zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] onvoldoende informatie heeft verstrekt aan de curatoren, ondanks herhaalde verzoeken en aanwijzingen. De curatoren hebben aangegeven dat de informatie die door [X] is aangeleverd niet verifieerbaar is en dat er nog steeds nieuwe vragen zijn die onbeantwoord blijven. De rechter-commissaris heeft eveneens geconstateerd dat [X] niet proactief genoeg is in het verstrekken van de benodigde informatie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel [X] aangeeft dat zijn bewaring hem belemmert in het verzamelen van informatie, het aan hem is om de vragen van de curatoren te beantwoorden. De rechtbank heeft de coöperatieve houding van [X] als onvoldoende beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verzekerde bewaring proportioneel blijft. Het subsidiaire verzoek tot schorsing van de bewaring is eveneens afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat [X] de enige is die de benodigde informatie kan en moet verstrekken en dat hij de verantwoordelijkheid heeft om te voldoen aan zijn informatieplicht. De beschikking is afgegeven door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 274062 FT RK 21/677/21
Faillissementsnummer: F.08/20/38
datum beschikking: 9 december 2021

Beschikking ex artikel 88 Faillissementswet

Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken.
Gelet op het vonnis van deze rechtbank van 10 december 2019 waarbij in staat van faillissement is verklaard:

[X] ,

geboren [1962] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
met benoeming van mr. A.H. Margadant, lid dezer rechtbank, tot rechter-commissaris, en met aanstelling van mr. S. Volk, advocaat te Enschede, tot curator.
Gezien de beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2021 waarbij mr. N.J.H. Leferink, advocaat te Enschede tot medecurator is aangesteld.

Het procesverloop

Bij beschikking van 8 juni 2021 heeft de rechtbank bevolen dat [X] in verzekerde bewaring zal worden gesteld. Dat bevel is op 24 september 2021 ten uitvoer gelegd.
Bij beschikking van 14 oktober 2021 heeft deze rechtbank het verzoek van [X] tot primair ontslag uit de bewaring, subsidiair schorsing van de bewaring afgewezen en eveneens een verzoek van de curator tot verlenging van de bewaring afgewezen.
Bij beschikking van 21 oktober 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is met dertig dagen verlengd.
Bij beschikking van 10 november 2021 heeft deze rechtbank een door [X] ingediend verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen en [X] niet ontvankelijk verklaard in zijn subsidiaire verzoek tot opheffing van de bewaring zodra een nieuwe termijn van de bewaring aanvangt.
Bij beschikking van 22 november 2021 heeft deze rechtbank de termijn gedurende welke het bevel tot in verzekerde bewaringstelling van [X] van kracht is opnieuw met dertig dagen verlengd en een verzoek van [X] tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring afgewezen.
Bij verzoekschrift van 30 november 2021 heeft [X] primair verzocht om opheffing van de verzekerde bewaring per 10 december 2021 en subsidiair om deze bewaring per 10 december 2021 te schorsen. Bij brief met bijlagen van 6 december 2021 heeft [X] zijn verzoek nader onderbouwd.
De curatoren hebben op 6 december 2021 per e-mail voorzien van bijlagen gereageerd op het verzoekschrift van [X] .
De rechter-commissaris heeft haar standpunt ten aanzien van het verzoek schriftelijk op
6 december 2021 kenbaar gemaakt.
Op 7 december 2021 is het verzoek ter zitting met gesloten deuren behandeld en zijn de curatoren en [X] gehoord.
Van hetgeen ter zitting is verhandeld zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.

Het verzoek van [X] .

Door [X] is verzocht om de verzekerde bewaring per 10 december 2021 op te heffen, dan wel deze, eventueel onder voorwaarden, per die datum te schorsen. [X] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij binnen zijn mogelijkheden alle vragen van de curatoren heeft beantwoord. Tot een verdere onderbouwing van zijn antwoorden is [X] gedurende zijn verblijf in het Huis van Bewaring niet in staat.
Daarnaast is [X] van mening dat de maatregel van bewaring disproportioneel is nu het tijdens de bewaring aanmerkelijk meer tijd en moeite kost om de gevraagde informatie, voor zover deze beschikbaar is, te verzamelen. [X] zegt bereid te zijn om zich 24/7 beschikbaar te houden voor de curatoren om vragen te beantwoorden.
Tenslotte is door [X] aangevoerd dat hij zich wil voorbereiden op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2021 en daarvoor digitale bestanden moet herstellen en moet zoeken in de materialen die zich in de bezittingen van wijlen de heer Kepel bevinden. Door de bewaring wordt [X] sterk gehinderd in die voorbereiding en worden zijn rechten geschaad.

Het standpunt van de curatoren

De curatoren verweren zich tegen het verzoek van [X] en stellen zich op het standpunt dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog onverkort aanwezig zijn. Na de vorige zitting is door [X] nauwelijks informatie aangeleverd en daarmee is de vragenlijst van 4 november 2021 nog altijd niet beantwoord. Slechts ten aanzien van de opslaglocaties in Duitsland heeft [X] meer informatie gegeven, maar daarmee zijn zelfs de vragen over dat onderwerp nog altijd niet beantwoord. Zo ontbreken de desbetreffende documenten en verwijst [X] naar getuigen, maar blijft het allemaal geenszins verifieerbaar, uitermate vaag en roept hetgeen wat wél wordt aangeleverd nieuwe vragen op, die vervolgens ook worden gesteld door de curatoren, maar eveneens onbeantwoord blijven.
Hoewel de informatieplicht niet op hen, maar op [X] rust, hebben de curatoren zelf contact gezocht met de door [X] genoemde Rechtsanwalt en een deurwaarder. Ook anderszins doen de curatoren -onverplicht- het nodige om de van [X] verlangde informatie op andere wijze te verkrijgen. Niet alle informatie kán door derden worden verstrekt. Wanneer er door [X] een serieus begin wordt gemaakt met het verstrekken van informatie kan het zo zijn dat er goede afspraken kunnen worden gemaakt en daarmee opheffing van de bewaring aan de orde komt. Die situatie is er echter nog niet, nu [X] meer moet (kunnen) verklaren en dat nog altijd nalaat. Daarbij wordt opgemerkt dat een deel van de vragen door [X] vanuit eigen wetenschap, zonder gebruik van andere bronnen, moet kunnen worden beantwoord. Ook dat laat [X] na.

Het standpunt van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris heeft op 6 december 2021 haar standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. De inhoud van dat standpunt is in afschrift aan deze beschikking gehecht en geldt als hier herhaald en ingelast. Kort samengevat komt het erop neer dat de rechter-commissaris zich op het standpunt stelt dat het verzoek van [X] moet worden afgewezen. De rechter-commissaris stelt dat er sinds de verlenging van 22 november 2021 nog nauwelijks nader is verklaard door [X] . De curatoren stuiten steeds weer op nieuwe feiten, zoals het gebruik van meerdere creditcards en verschillende reisbewegingen van [X] , terwijl ook over die feiten door [X] , op wie een actieve informatieplicht rust, de curatoren niet uit eigen beweging informeert. Slechts ten aanzien van de opslagplaatsen heeft [X] meer informatie verschaft, maar ook daarover heeft [X] , ondanks de hoeveelheid tekst die hij aan de curatoren heeft verstrekt, nog altijd niet het gevraagde verstrekt. De rechter-commissaris vindt het onbegrijpelijk dat [X] , terwijl hij niet voor alle gevraagde informatie internet, administratie of andere spullen nodig heeft en het voor hem mogelijk moet zijn om de vragen van de curatoren te beantwoorden, dat nog altijd nalaat, terwijl hij de tijd dat hij wel de beschikking heeft over internet aanwendt om andere zaken te regelen, zoals het wijzigen van het (boedel)rekeningnummer waarop de zorgtoeslag binnenkomt naar een ander rekeningnummer.

De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de gronden voor de in verzekerde bewaringstelling van [X] nog onverkort aanwezig zijn, nu [X] nog altijd onvoldoende voldoet aan de op hem op grond van artikel 105 van de Faillissementswet rustende informatieverplichting. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Het mag zo zijn dat [X] als gevolg van zijn bewaring fysiek wordt belemmerd in het zoeken naar informatie, echter laat dat onverlet dat het aan [X] is om de concrete vragen die de curatoren hebben te beantwoorden. Tijdens het verhoor van [X] d.d. 28 september 2021 is te kennen gegeven welke informatie door [X] moest worden verstrekt. De curatoren hebben dit overzicht aangevuld in die zin dat zij de antwoorden van [X] en de door hem aangedragen informatie hebben verwerkt. Daarnaast hebben zij in de twee brieven d.d. 3 december 2021 aan [X] nadere vragen en opmerkingen geformuleerd. Uit deze stukken komt blijkt dat [X] vragen niet althans onvoldoende onderbouwd beantwoordt, terwijl daarnaast de gegeven informatie niet verifieerbaar is. Van Niet alleen laat [X] na om afdoende uit eigen wetenschap vragen te beantwoorden, waarbij – ten overvloede – niet van hem wordt verwacht dat hij uit zijn geheugen puttend en detail moet kunnen verklaren, ook schakelt hij geen derden, zoals de curatoren, in om met behulp van zijn wachtwoorden informatie te vergaren. [X] blijkt meer initiatief te steken in het omzeilen van de vragen van de curatoren dan dat hij deze wil beantwoorden, terwijl de rechtbank hem tot beantwoording in staat acht. Daarnaast zou [X] inmiddels doordrongen moeten zijn van het feit dat hij uit eigen beweging informatie moet verschaffen. [X] laat ook dat nog altijd na. De informatie die hij verschaft, verstrekt hij op een dusdanig omslachtige wijze dat de curatoren op zoek moeten naar de spreekwoordelijke speld in de hooiberg. Illustratief in dat opzicht is hetgeen [X] heeft gedaan met de door hem te ontvangen toeslagen. [X] geeft aan de Belastingdienst de opdracht om deze niet langer uit te betalen op de boedelrekening, maar op zijn eigen rekening en informeert de curatoren daarover door er iets over te noemen in een productie bij één van zijn eerdere - zeer lijvige - verzoekschriften, terwijl hij het nalaat om te bewerkstelligen dat de gelden alsnog worden overgeschreven op de boedelrekening. Daarnaast komen er steeds nieuwe verklaringen voor het feit dat [X] informatie nog niet heeft verstrekt of onderbouwd. Opvallend daarbij is dat de oorzaak in alle gevallen buiten [X] zelf ligt. De oorzaken variëren van waterschade, onvindbare compagnons, een wraakzuchtige ex-partner, zakenpartners die goederen van [X] verduisteren en een kat die de koffie over het toetsenbord van de laptop gooit. Dit alles draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van het onvermogen om inlichtingen te kunnen verschaffen.
De rechtbank rekent [X] deze geenszins coöperatieve houding aan, te meer omdat ter zitting door [X] is erkend dat hij meer kan verklaren, zonder over alle bescheiden te beschikken. Voor zover [X] wél over (digitale) informatie dient te beschikken om aan zijn inlichtingenplicht te voldoen is het aan [X] om daartoe actie te ondernemen. In dat verband merkt de rechtbank op dat [X] de curatoren kan uitnodigen voor een bespreking in het Huis van Bewaring, hen toegang tot zijn woning of andere opslaglocaties kan geven en er nog andere opties denkbaar zijn, maar deze alle op de weg van [X] liggen. Kort samengevat is het zo dat [X] de enige is die kan en moet verklaren, informatie moet verschaffen en moet meewerken.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen [X] tot op heden aan informatie heeft verstrekt onvoldoende is om de verzochte opheffing van de verzekerde bewaring toe te wijzen. De rechtbank acht, mede gelet op nog altijd niet-coöperatieve houding van [X] dat de verzekerde bewaring nog steeds proportioneel is en dat ook is voldaan aan het vereiste van subsidiariteit.
Het voorgaande maakt dat ook het subsidiaire verzoek om de verzekerde bewaring te schorsen zal worden afgewezen.
Hetgeen overigens door [X] is aangevoerd kan onbesproken blijven nu [X] , zo hij dat wil, hiervoor het rechtsmiddel van hoger beroep dient aan te wenden.

BESCHIKKENDE

Wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de bewaring van
[X] ,voornoemd.
Aldus gedaan te Almelo op 9 december 2021 door mr. R.P. van Eerde, voorzitter,
mrs. E. Venekatte en S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van A.B. Knook, griffier.
mr. S.K. Huisman is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.