In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 december 2021 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot opheffing of schorsing van de verzekerde bewaring van betrokkene, aangeduid als [X]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de verzekerde bewaring nog steeds aanwezig zijn, omdat [X] niet voldoet aan de informatieverplichting die op hem rust op grond van artikel 105 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar het procesverloop, waarin meerdere verzoeken van [X] tot opheffing of schorsing van de bewaring zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [X] onvoldoende informatie heeft verstrekt aan de curatoren, ondanks herhaalde verzoeken en aanwijzingen. De curatoren hebben aangegeven dat de informatie die door [X] is aangeleverd niet verifieerbaar is en dat er nog steeds nieuwe vragen zijn die onbeantwoord blijven. De rechter-commissaris heeft eveneens geconstateerd dat [X] niet proactief genoeg is in het verstrekken van de benodigde informatie.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel [X] aangeeft dat zijn bewaring hem belemmert in het verzamelen van informatie, het aan hem is om de vragen van de curatoren te beantwoorden. De rechtbank heeft de coöperatieve houding van [X] als onvoldoende beoordeeld en heeft geoordeeld dat de verzekerde bewaring proportioneel blijft. Het subsidiaire verzoek tot schorsing van de bewaring is eveneens afgewezen. De rechtbank heeft benadrukt dat [X] de enige is die de benodigde informatie kan en moet verstrekken en dat hij de verantwoordelijkheid heeft om te voldoen aan zijn informatieplicht. De beschikking is afgegeven door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.