In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 november 2021 het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. [verzoeker], een 70-jarige alleenstaande man, had in juli 2021 een letselschade-uitkering van € 7.000 ontvangen, maar had deze niet opgegeven aan zijn schuldhulpverlener. In plaats daarvan had hij het bedrag aangewend voor de aankoop van een auto, kleding en huisraad, en voor het aflossen van privéleningen die niet waren vermeld in zijn schuldenoverzicht. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] zijn schuldeisers had benadeeld door deze uitkering te gebruiken voor betalingen aan onbekende schuldeisers, terwijl hij een verzoek tot schuldsanering had ingediend. De rechtbank concludeerde dat [verzoeker] kort voor zijn verzoek paulianeus had gehandeld door zijn schuldeisers te bevoordelen en dat hij niet te goeder trouw was geweest in zijn financiële verplichtingen. De rechtbank wees het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c van de Faillissementswet, omdat [verzoeker] niet aannemelijk had gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen. De rechtbank benadrukte dat [verzoeker] niet alleen zijn verplichtingen had geschonden, maar ook geen inzicht had getoond in zijn problematische financiële situatie.