ECLI:NL:RBOVE:2021:4940

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
270901 FT-RK 21/551
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende inspanning en toekomstperspectief

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door verzoekster, die in 2013 gescheiden is en alleen woont met haar twee minderjarige kinderen. Verzoekster heeft een parttime inkomen van € 1.240,15 per maand en een totale schuldenlast van € 50.989,74 aan Quion hypotheekbemiddeling, voortvloeiend uit de restschuld na de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Tijdens de zitting op 8 november 2021 heeft verzoekster toegelicht dat de bank de woning heeft verkocht en dat zij bereid is om fulltime te werken, maar dat zij tot nu toe niet naar een fulltime baan heeft gezocht. Quion heeft als voorwaarde gesteld dat verzoekster fulltime moet werken om tot een minnelijke regeling te komen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat is om haar schulden te betalen. De rechtbank benadrukt dat een voorwaarde voor toelating tot de schuldsaneringsregeling is dat de schuldenaar moet aantonen dat hij niet kan voortgaan met het betalen van zijn schulden. De rechtbank concludeert dat er mogelijkheden zijn voor verzoekster om in overleg met Quion tot een oplossing te komen, en dat deze mogelijkheden nog onvoldoende zijn onderzocht. Bovendien heeft verzoekster niet aangetoond dat zij aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling kan voldoen, aangezien zij tot nu toe geen stappen heeft ondernomen om haar situatie te verbeteren.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 van de Faillissementswet, omdat verzoekster niet heeft voldaan aan de inspanningsplicht die van haar verwacht mag worden. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die een andere beslissing rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 270901 FT-RK 21/551
Datum uitspraak: 22 november 2021
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoekster, verder te noemen: [verzoekster] .

Het procesverloop

[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is behandeld ter terechtzitting van 8 november 2021. [verzoekster] is, vergezeld van haar vriend, de heer [A] , ter terechtzitting verschenen. Van de behandeling ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten:
[verzoekster] is in 2013 gescheiden en woont alleen met haar twee minderjarige kinderen. [verzoekster] werkt parttime en verdient € 1.240,15 per maand.
De totale schuldenlast van [verzoekster] bestaat volgens het verzoekschrift uit één schuld aan Quion hypotheekbemiddeling (hierna: Quion) en bedraagt € 50.989,74.
De vordering aan Quion betreft de restschuld, die is ontstaan na verkoop van de voormalige echtelijke woning van [verzoekster] en haar ex-partner.
De behandeling ter zitting:
Ter zitting heeft [verzoekster] toegelicht dat de bank de woning heeft verkocht. Zij heeft afgelost op de ontstane restschuld, haar ex-partner niet. De voorwaarde die Quion nu stelt om tot een minnelijke regeling te komen, namelijk dat [verzoekster] fulltime gaat werken, is nooit eerder genoemd door Quion. Tot op heden heeft [verzoekster] niet gezocht naar een fulltime baan, maar als dat in de WSNP nodig is, is zij daartoe bereid.
Verder heeft [verzoekster] toegelicht dat zij niet met haar nieuwe partner samenwoont, omdat ze hem niet met kosten wil opzadelen.
De overwegingen van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
Een voorwaarde voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling is dat de schuldenaar aannemelijk moet maken dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden (artikel 288 lid 1 Faillissementswet).
De schuldenlast van [verzoekster] bestaat uit één schuld aan Quion van in totaal € 50.989,74. Blijkens het verzoekschrift heeft Quion als reactie op het minnelijk voorstel aan [verzoekster] laten weten dat zij openstaat voor een voorstel om [verzoekster] toekomstperspectief te kunnen bieden. Wel stelt Quion als voorwaarde dat er een fulltime inkomen is.
De rechtbank acht de opstelling van Quion en de door haar gestelde voorwaarde, die ook in de wettelijke schuldsaneringsregeling geldt, niet onredelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voor [verzoekster] op dit moment niet onmogelijk lijkt om in overleg met Quion
tot een oplossing te komen, die voor haar toekomstperspectief zal bieden. Nu deze mogelijkheden nog onvoldoende zijn onderzocht, kan de rechtbank niet vaststellen dat sprake is van een situatie waarin [verzoekster] niet zal kunnen voortgaan met het betalen van
haar schulden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de verplichtingen die de schuldsaneringsregeling met zich brengt kan en zal gaan voldoen, om welke reden haar verzoek ook moet worden afgewezen. Wanneer de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard geldt een inspanningsplicht. Van een schuldenaar wordt verwacht dat hij zich zal inspannen zo veel als mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
[verzoekster] heeft erkend dat zij tot op heden niet heeft gezocht naar een fulltime baan, of uitbreiding van haar dienstverband of aanvulling daarvan tot een fulltime dienstverband. Daarnaast is ter zitting gebleken dat [verzoekster] en haar nieuwe partner nog niet zijn gaan samenwonen, omdat [verzoekster] haar nieuwe partner dan met haar oude schulden zou belasten. Dat zij met samenwoning tot beperking van de gezamenlijke kosten kan komen en zodoende meer kan aflossen op haar restschuld, wordt door [verzoekster] als onwenselijk ervaren, omdat haar partner dan zou bijdragen aan die aflossing. Naar het oordeel van de rechtbank verhouden deze keuzes zich slecht tot de inspanningsverplichting die in de schuldsaneringsregeling van [verzoekster] mag worden verwacht.
Het verzoek zal, gelet op het vorenstaande, worden afgewezen op grond van artikel
288 lid 1, aanhef en onder a en c Faillissementswet (Fw).
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek desondanks zou moeten worden toegewezen, is niet gebleken.

De beslissing

de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.C. Bosch, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]