ECLI:NL:RBOVE:2021:4938

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
9126636 \ CV EXPL 21-801
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter bij consumentenkoopovereenkomst en verwijzing naar handelskamer

In deze zaak hebben eisers een windturbine gekocht van gedaagde, waarbij de vraag centraal staat of de koopovereenkomst als consumentenkoop is gesloten. Eisers stellen dat zij de windturbine hebben aangeschaft voor privégebruik, terwijl gedaagde betoogt dat het een bedrijfsmatige aankoop betreft. De kantonrechter oordeelt dat de stelplicht en bewijslast bij eisers ligt om aan te tonen dat zij als consument hebben gehandeld. Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat eisers de windturbine hoofdzakelijk willen gebruiken voor hun woonhuizen, maar ook voor hun melkveebedrijf. Gedaagde heeft echter argumenten aangedragen die erop wijzen dat de aankoop ook in verband staat met de bedrijfsvoering van eisers. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van een consumentenkoopovereenkomst, omdat de aankoop niet uitsluitend voor privédoeleinden is gedaan. Aangezien de vordering meer dan € 25.000,00 bedraagt, is de kantonrechter onbevoegd en verwijst de zaak naar de kamer voor handelszaken. Partijen hebben ingestemd met voortzetting van de procedure door mr. A.A. Smit als handelsrechter, om een nieuwe mondelinge behandeling te vermijden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 9126636 \ CV EXPL 21-801
Vonnis van 5 oktober 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,2. [eiser 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,

eisende partijen,
hierna gezamenlijk te noemen [eiser 1] c.s.,
gemachtigde: mr. H.C. Uittenbogaart,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.P.C. van Ruiven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2021,
- de akte overleggen producties van [eiser 1] c.s.,
- het proces-verbaal van de op 7 september 2021 via een Skype-verbinding gehouden mondelinge behandeling, waarbij [eiser 1] c.s. zijn verschenen, bijgestaan door
mr. Uittenbogaart, en waarbij de heer [A] is verschenen namens [gedaagde] , bijgestaan door mr. Van Ruiven.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling is allereerst besproken of de kantonrechter, gelet op de waarde die de vordering vertegenwoordigt en de discussie tussen partijen of in dit geval sprake is van een consumentenkoopovereenkomst, wel bevoegd is om deze zaak te behandelen en te beslissen.
2.2.
[eiser 1] c.s. stellen dat sprake is van een consumentenkoopovereenkomst, zodat de kantonrechter bevoegd is. Zij voeren in dat verband aan dat zij de windturbine hoofdzakelijk hebben gekocht voor het opwekken van energie voor de beide woonhuizen op hun perceel, op welk perceel ook hun melkveebedrijf is gelegen. [eiser 1] c.s. voeren verder aan dat zij met het gezin een klein melkveebedrijf runnen en dat zakelijk en privé bij hen heel erg door elkaar lopen. Zij hebben ook maar één bankrekening die zowel voor zakelijke als privédoeleinden wordt gebruikt, aldus [eiser 1] c.s.
2.3.
[gedaagde] bestrijdt dat sprake is van een consumententransactie. Volgens [gedaagde] is zij ervan uitgegaan dat het een bedrijfsmatige aanschaf was en mocht zij daarvan in de gegeven omstandigheden ook uitgaan.
2.4.
In artikel 7:5 lid 1 BW staat dat onder consumentenkoop wordt verstaan: de koop met betrekking tot een roerende zaak, die wordt gesloten door een verkoper die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een koper, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen, kunnen dus slechts een consumentenkoop sluiten, als zij dit niet in de uitoefening van hun beroep of bedrijf doen.
2.5.
In dit geval gaat het om de koop van een windturbine door [eiser 1] c.s.
Tussen partijen is in geschil of [eiser 1] c.s. de koopovereenkomst als consument hebben gesloten of (mede) in de uitoefening van hun beroep of bedrijf.
2.6.
De kantonrechter stelt voorop dat de stelplicht en de bewijslast van de stelling van [eiser 1] c.s. dat zij als consument hebben gehandeld op hen rusten.
2.7.
Bij de beantwoording van de vraag of [eiser 1] c.s. – zoals zij stellen – bij de aanschaf van de windturbine als consument (dus niet in de uitoefening van beroep of bedrijf) hebben gehandeld, is van belang wat [gedaagde] op grond van de uitlatingen van [eiser 1] c.s. heeft mogen begrijpen. De kantonrechter overweegt ter zake als volgt.
2.8.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat windturbines doorgaans niet voor privédoeleinden worden aangeschaft en dat zij er, gezien de capaciteit van de windturbine en de kosten daarvan, vanuit is gegaan – en ervan mocht uitgaan – dat [eiser 1] c.s. deze (mede) ten behoeve van hun bedrijfsactiviteiten wilden aanschaffen. Volgens [gedaagde] levert de verkochte windturbine veel meer energie dan benodigd is voor twee woonhuizen, zodat onwaarschijnlijk was en is dat deze (alleen) voor privédoeleinden is aangeschaft. Dat van gemeentewege slechts een lagere molen was toegestaan, doet daaraan volgens haar niet af; ook in dat geval levert de windturbine meer energie dan is benodigd voor twee woonhuizen.
[gedaagde] heeft verder onbestreden aangevoerd dat [eiser 1] c.s. haar nooit te kennen hebben gegeven dat zij de windturbine (alleen) voor privédoeleinden wilden gebruiken alsmede dat zij ( [gedaagde] ) ook een windturbine aan de zoon van [eiser 1] c.s. heeft verkocht, welke ook voor zakelijk gebruik werd aangeschaft.
De kantonrechter overweegt in dat verband dat [eiser 1] c.s. ter zitting hebben verklaard dat zij de windturbine hoofdzakelijk voor de woonhuizen, maar ook voor hun melkveebedrijf wilden gaan gebruiken. In zoverre staat de aanschaf van de windturbine dus wel in verband met de bedrijfsvoering van [eiser 1] c.s.
De kantonrechter stelt verder vast dat, zoals door [gedaagde] is betoogd, de correspondentie over de aanschaf van de windturbine is gevoerd via het zakelijke e-mailadres van [eiser 1] c.s. en dat de factuur ook aan Melkveehouderij [eiser 1] is verzonden.
Dit is een duidelijke indicatie dat [gedaagde] met een bedrijfsmatig handelend wederpartij contracteerde. [eiser 1] c.s. hebben niet bestreden dat zij bij [gedaagde] nooit hebben geprotesteerd tegen de tenaamstelling van de factuur.
Bij de hiervoor beschreven stand van zaken mocht [gedaagde] er naar het oordeel van de kantonrechter vanuit gaan dat [eiser 1] c.s. de windturbine hebben gekocht in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In het geval het zo is dat bij [eiser 1] c.s., zoals zij stellen, privé en zakelijk door elkaar heen lopen, kunnen zij die omstandigheid in dat verband niet aan [gedaagde] tegenwerpen.
2.9.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat geen sprake is van een consumentenkoopovereenkomst als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW.
2.10.
Nu niet is komen vast te staan dat sprake is van een consumentenkoop-overeenkomst en de vordering van [eiser 1] c.s. meer dan € 25.000,00 bedraagt, concludeert de kantonrechter dat zij niet bevoegd is deze zaak te behandelen en beslissen.
De kantonrechter zal de zaak ambtshalve, op grond van artikel 71 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), ter verdere beoordeling naar de kamer voor handelszaken van deze rechtbank verwijzen.
2.11.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij, in het geval de zaak wegens onbevoegdheid van de kantonrechter mocht worden verwezen naar de kamer voor handelszaken, akkoord gaan met voortzetting van de procedure door mr. A.A. Smit als handelsrechter. Dit vanuit een proceseconomisch oogpunt, zodat er geen nieuwe mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen,
3.2.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor handelszaken van deze rechtbank, locatie Almelo, op
16 november 2021, voor vonnis,
3.3.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen, dat advocaten zich dienen te stellen door middel van een zogenaamd
B-formulier en dat dit ook geldt voor advocaten die op dit moment al als advocaat in de procedure optreden,
3.4.
wijst partijen erop dat de kamer voor handelszaken zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het door de kantonrechter berekende griffierecht van € 507,00 voor [eiser 1] c.s.,
3.5.
wijst [eiser 1] c.s. erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, te weten € 952,00, dat de verhoging derhalve € 445,00 bedraagt en dat deze verhoging binnen vier weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie moet zijn gestort,
3.6.
wijst erop dat ook van [gedaagde] griffierecht zal worden geheven bij verschijnen na verwijzing en dat dit griffierecht € 2.076,00 bedraagt, welk bedrag binnen vier weken na verschijning moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie moet zijn gestort,
3.7.
wijst [gedaagde] erop dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1º. een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand of, indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
2º. een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org,
3.8.
draagt de griffier op het procesdossier door te zenden naar de roladministratie van de kamer voor handelszaken van de rechtbank.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.