ECLI:NL:RBOVE:2021:4937

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
C 08/19/78 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 december 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de wettelijke schuldsaneringsregeling van [A]. De schuldsaneringsregeling was op 4 maart 2019 van toepassing verklaard, met mevrouw H. Janmaat als bewindvoerder. De bewindvoerder verzocht op 11 april 2019 om beëindiging van de regeling wegens het niet voldoen aan de inlichtingenplicht door [A]. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen [A] meerdere kansen gegeven om aan zijn verplichtingen te voldoen, maar constateerde dat hij stelselmatig niet voldeed aan de inlichtingenplicht. Op 2 november 2021 heeft de rechter-commissaris de regeling voorgedragen voor tussentijdse beëindiging. Tijdens de zitting op 7 december 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel [A] als zijn advocaat, mr. R.G. van der Laan, aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat [A] niet alleen niet bij het verhoor op 21 oktober 2021 was verschenen, maar ook dat hij niet tijdig en volledig informatie had verstrekt over zijn belastingaangifte en persoonlijke situatie. De rechtbank concludeerde dat de schending van de inlichtingenplicht ernstig was en dat dit niet te compenseren was door een verlenging van de looptijd van de regeling. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [A] tussentijds beëindigd op grond van artikel 350 derde lid onder c van de Faillissementswet, en verklaarde dat [A] in staat van faillissement zal verkeren zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
Insolventienummer: C 08/19/78 R
Uitspraakdatum: 21 december 2021
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[A] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verder te noemen: [A] .

Het procesverloop

Wat vooraf ging
De wettelijke schuldsaneringsregeling is op 4 maart 2019 op [A] van toepassing verklaard. In deze schuldsaneringsregeling is mevrouw H. Janmaat, kantoorhoudende te Zwolle, tot bewindvoerder benoemd.
De bewindvoerder heeft op 11 april 2019 verzocht de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen wegens het niet voldoen aan de inlichtingenplicht en het benadelen van schuldeisers. Dit verzoek is behandeld ter terechtzitting van 20 mei 2019. De rechtbank heeft op 27 mei 2019 een tussenvonnis gewezen, waarin [A] is opgedragen aanvullende inlichtingen te verstrekken. Bij vonnis van 26 september 2019 heeft de rechtbank het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, waarbij [A] een laatste kans heeft gekregen de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
Op 19 december 2019 heeft de voormalig rechter-commissaris de regeling van [A] tot tussentijdse beëindiging voorgedragen wegens het laten ontstaan van een achterstand in boedelafdracht en het benadelen van schuldeisers. De voordracht is behandeld ter terechtzitting van 13 januari 2020. De rechtbank heeft haar uitspraak zes maanden aangehouden in afwachting van een betalingsregeling voor de achterstand in boedelafdracht en zodat [A] de aangifte inkomstenbelasting kon indienen. Op 9 november 2020 heeft de voortgezette behandeling van de voordracht plaatsgevonden. Bij vonnis van 23 november 2020 heeft de rechtbank de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling geweigerd.
Op 23 december 2020 heeft mr. S. Stevens, werkzaam bij Guyot Advocaten te Amsterdam, namens een schuldeiser het verzoek gedaan de schuldsaneringsregeling van [A] tussentijds te beëindigen, omdat er feiten en omstandigheden bekend zijn geworden, die ware zij ten tijde van toelating tot de regeling bekend, ertoe zouden hebben geleid dat het verzoek van [A] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zou zijn afgewezen. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 8 maart 2021. Bij vonnis van 22 maart 2021 heeft de rechtbank het verzoek van de schuldeiser tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [A] afgewezen.
Bij bericht van 30 juni 2021 heeft de bewindvoerder de rechter-commissaris geïnformeerd dat [A] de op hem rustende inlichtingenplicht niet naar behoren is nagekomen. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht een verhoor te gelasten, teneinde duidelijkheid te verkrijgen over diverse openstaande kwesties.
De rechter-commissaris heeft [A] opgeroepen voor een verhoor op 30 september 2021. Op verzoek van [A] is het verhoor diverse keren verplaatst. Uiteindelijk is het verhoor bepaald op 21 oktober 2021. [A] is niet bij het verhoor op 21 oktober 2021 aanwezig geweest.
Huidige procedure
De rechter-commissaris heeft de schuldsaneringsregeling van [A] op 2 november 2021 tot tussentijdse beëindiging voorgedragen.
Bij e-mailberichten van 2 december 2021 en 6 december 2021 heeft de rechtbank aanvullende inlichtingen van de raadsman van [A] , mr. R.G. van der Laan (verder te noemen: mr. Van der Laan), ontvangen.
De voordracht van de rechter-commissaris is ter terechtzitting van 7 december 2021 behandeld. [A] is, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Van der Laan, ter terechtzitting verschenen. Ook de bewindvoerder is ter terechtzitting verschenen. Van de behandeling ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De voordracht van de rechter-commissaris:
De rechter-commissaris heeft – kort samengevat – de schuldsaneringsregeling van [A] tot tussentijdse beëindiging voorgedragen, wegens het schenden van de inlichtingenplicht waardoor [A] een correcte uitvoering van de schuldsaneringsregeling belemmert dan wel frustreert en de schuldeisers mogelijk worden benadeeld.
Naar het oordeel van de rechter-commissaris voldoet [A] stelselmatig niet aan de op hem rustende inlichtingenplicht en legt [A] verklaringen af in die in strijd zijn met de waarheid. [A] heeft verklaard de oproepingsbrief voor het verhoor eerst op 19 oktober 2021 te hebben ontvangen, terwijl de aangetekende oproep reeds op 6 oktober 2021 is afgehaald. Daarnaast heeft [A] de bewindvoerder onjuist geïnformeerd over het doen van zijn aangifte inkomstenbelasting. Volgens [A] was hij voor het indienen van de belastingaangifte in afwachting van documenten van de boekhouder. Uit navraag bij die betreffende boekhouder is gebleken dat het de boekhouder was die informatie bij [A] had opgevraagd. [A] heeft de gevraagde documenten niet aan de boekhouder overgelegd, om welke reden de boekhouder de belastingaangifte niet kon verzorgen. Uit navraag bij de Belastingdienst is de bewindvoerder gebleken dat [A] de aangifte samen met een medewerker van de Belastingdienst heeft ingevuld. De boekhouder is hierbij niet betrokken geweest en [A] heeft de bewindvoerder niet bericht dat de aangifte was ingediend. Evenmin heeft [A] uit eigen beweging een kopie van de aangifte overgelegd. Daarnaast heeft [A] de bewindvoerder niet op eigen initiatief geïnformeerd over de geboorte van zijn tweede kind en informeert [A] de bewindvoerder niet over de voortgang van zijn aanvraag op Kindgeld. Omdat [A] stelselmatig niet voldoet aan de inlichtingenplicht heeft de rechter-commissaris de regeling voor tussentijdse beëindiging voorgedragen.
De behandeling ter zitting
De - zakelijk weergegeven - toelichting van mr. Van der Laan
Volgens mr. Van der Laan heeft [A] naar waarheid verklaard omtrent het niet op de hoogte zijn van het verhoor nu de oproepingsbrief niet door [A] zelf is afgehaald. Over het al dan niet informeren van de bewindvoerder over de geboorte van het tweede kind heeft mr. Van der Laan verklaard dat [A] de bewindvoerder hierover per e-mailbericht heeft geïnformeerd. Dit e-mailbericht is als productie overgelegd. Daarnaast is de geboorte van het kind ter terechtzitting in maart 2021 door de advocaat van de schuldeiser ter sprake gebracht. De stelling van de rechter-commissaris dat [A] zijn inlichtingenplicht op dit gebied heeft geschonden is dan ook niet correct.
Voorts heeft mr. Van der Laan verklaard dat hem geen vreemde dingen zijn opgevallen aan de e-mailberichten van [A] omtrent de geboorte van zijn tweede kind en de afwijzing van het Kindgeld. Mr. Van der Laan heeft geen reden om aan de juistheid van deze e-mailberichten te twijfelen. Hoewel de schuldsaneringsregeling niet altijd even vlekkeloos is verlopen heeft [A] zich naar mening van mr. Van der Laan ingespannen om aan de verplichtingen van de regeling te voldoen. Hij werkt gemiddeld 80 uren per week en daarnaast is bij hem PTSS gediagnosticeerd. Als er al sprake is van enige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen aan de zijde van [A] dan rechtvaardigen deze tekortkomingen het niet om de schuldsaneringsregeling zonder schone lei te beëindigen.
De - zakelijk weergegeven - toelichting van [A]
heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet kan verenigen met de voordracht van de rechter-commissaris. In tegenstelling tot hetgeen in de voordracht staat vermeld spreekt [A] de waarheid, en heeft hij dat de gehele schuldsaneringsregeling gedaan. Over het afhalen van de aangetekende oproep voor het verhoor heeft [A] verklaard dat dit bericht hem niet eerder dan 19 oktober 2021 heeft bereikt. Zijn tante heeft het poststuk voor hem opgehaald en hem hierover niet eerder dan 19 oktober 2021 geïnformeerd. Over het verstrekken van inlichtingen ten behoeve van de belastingaangifte heeft [A] verklaard dat hij hierover met de boekhouder van mening verschilt. Volgens [A] was hij in afwachting van stukken van de boekhouder. Voorts heeft [A] zelf contact opgenomen met de Belastingdienst en samen met de Belastingdienst de aangifte geregeld. De documenten die [A] van de Belastingdienst heeft ontvangen, heeft hij vervolgens direct doorgestuurd naar de bewindvoerder. [A] vindt het vreemd dat hij sommige poststukken van de Belastingdienst rechtstreeks ontvangt en andere stukken via mevrouw Janmaat. Voorts heeft [A] verklaard dat hij de bewindvoerder tijdens de regeling correct op de hoogte heeft gehouden van wijzigingen in zijn situatie. Door de week werkt [A] in het buitenland. In het weekend is hij op zaterdag en zondag bij zijn ex-partner en ziet zijn kinderen in [plaats] . [A] blijft in het weekend niet in [plaats] slapen. Hij rijdt op zaterdagavond (als de kinderen in bed liggen) naar huis en komt vervolgens op zondagochtend weer terug. Op zondagavond rijdt hij weer naar [woonplaats] , om op maandag weer in het buitenland aan het werk te gaan.
Daarnaast heeft [A] de bewindvoerder in tegenstelling tot hetgeen in de voordracht staat beschreven, spoedig geïnformeerd over de geboorte van zijn tweede kind. Hij heeft de bewindvoerder op 4 januari 2021 een e-mailbericht gestuurd waarin hij heeft vermeld dat hij vader is geworden. Daarnaast is dit op de terechtzitting in maart 2021 besproken. [A] kan op dit moment niet aantonen dat hij het e-mailbericht op 4 januari 2021 aan de bewindvoerder heeft verzonden, omdat zijn telefoon kapot is.
Over de kwestie met betrekking tot het Kindgeld heeft [A] verklaard dat hij telefonisch contact heeft opgenomen met de Familienkasse. Hij heeft een e-mailbericht ontvangen waarin staat vermeld dat hij geen recht heeft op Kindgeld, omdat hij niet alle documenten tijdig heeft overgelegd. Dit komt omdat bij de Familienkasse het postadres van de bewindvoerder is opgegeven. Hierdoor heeft [A] geen kennis kunnen nemen van de aanvullende stukken die hij moest insturen om de aanvraag compleet te maken. [A] is bereid met de bewindvoerder te kijken naar een passende oplossing. Hij wil voorstellen de laatste paar maanden een extra bedrag aan de boedel af te dragen ter compensatie.
De - zakelijk weergegeven - toelichting van de bewindvoerder
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat [A] zijn inlichtingenplicht niet naar behoren is nagekomen. [A] heeft aan haar doorgegeven dat hij op 30 augustus 2021 een afspraak zou hebben met de Belastingdienst. Daarna heeft zij niet zoals [A] verklaart direct een kopie van de belastingaangifte ontvangen, hier heeft zij om moeten vragen. Pas uit de kopie van de belastingaangifte van 2020 heeft de bewindvoerder vernomen dat [A] vader is geworden. [A] heeft haar dit niet op eigen initiatief verteld. Dat de geboorte van het tweede kind ter terechtzitting in maart 2021 is besproken is destijds niet tot de bewindvoerder doorgedrongen. Dit werd ‘tussen neus en lippen’ door de advocaat van de schuldeiser ter sprake gebracht. De bewindvoerder ziet een dergelijke opmerking door een derde niet als het voldoen aan de inlichtingenplicht door [A] . Het e-mailbericht van 4 januari 2021 dat [A] als productie in het geding heeft gebracht heeft de bewindvoerder nooit ontvangen. De bewindvoerder twijfelt aan de authenticiteit van dit e-mailbericht. In de algemene informatie van het doorgestuurde e-mailbericht (de header) worden de Nederlandse- en Engelse taal door elkaar gebruikt. Wanneer een e-mailbericht wordt doorgestuurd wordt alles (afhankelijk van de instellingen van de mailbox) dan wel in de Nederlandse taal dan wel in de Engelse taal weergegeven. Een mix van de Nederlandse- en Engelse taal duidt er volgens de bewindvoerder op dat er met het e-mailbericht is gerommeld. Volgens haar is het e-mailbericht nooit door [A] verzonden. Hierbij heeft de bewindvoerder opgemerkt dat [A] eerder een door haar verzonden e-mailbericht heeft aangepast, en ware van de bewindvoerder afkomstig doorgestuurd aan een derde.
Ten aanzien van het Kindgeld heeft de bewindvoerder opgemerkt nooit een volledig ingevulde aanvraag van [A] te hebben ontvangen. [A] heeft haar een leeg document toegestuurd. Op haar vraag om een ingevuld exemplaar heeft de bewindvoerder geen reactie ontvangen. Over het e-mailbericht dat door de Familienkasse zou zijn gestuurd heeft de bewindvoerder verklaard dat zij dit e-mailbericht heeft voorgelegd aan een Duitse collega. Haar collega heeft geconstateerd dat het e-mailbericht veel taal- en grammaticafouten bevat. Bij het adres is vermeld ‘auf’ maar dit moet zijn ‘an’ of ‘nach’. Ook zijn naamvallen niet correct toegepast. Tot slot is de e-mail ondertekend met enkel een achternaam. In Duitsland is dit hoogst ongebruikelijk. Een formeel e-mailbericht wordt ondertekend met voorletters, achternaam en functie. Daarnaast is het naar mening van de bewindvoerder bijzonder dat een overheidsinstantie een dergelijke afwijzing van de aanvraag per e-mailbericht heeft verstuurd. Er zou op zijn minst een beschikking moeten zijn opgesteld. Zij merkt op dat ook hier in de header door elkaar Nederlands en Engels gebruikt wordt.
Over de vraag van [A] hoe het kan dat hij sommige stukken van de Belastingdienst via de bewindvoerder ontvangt en sommige stukken rechtstreeks van de Belastingdienst heeft de bewindvoerder verklaard dat de postblokkade is beëindigd. [A] ontvangt de post van de Belastingdienst op zijn adres. De bewindvoerder wordt alleen door de Belastingdienst geïnformeerd als er sprake is van een nieuwe schuld. Die berichten stuurt zij door aan [A] .
Tot slot heeft de bewindvoerder verklaard dat zij niet door [A] is geïnformeerd over de behandeling bij de traumapoli. Daarnaast stelt [A] dat hij 80 tot 100 uren per week werkt, echter ziet de bewindvoerder dit niet terug in de salarisspecificaties. Het inkomen van [A] is bestendig gebaseerd op een 40-urige werkweek. Indien [A] zo veel stress ervaart van het vele werken begrijpt de bewindvoerder niet dat [A] geen andere baan zoekt. De rechter-commissaris heeft hiervoor toestemming gegeven en de arbeidsmarkt is gunstig voor chauffeurs.
De overwegingen van de rechtbank
De rechter-commissaris heeft in zijn voordracht diverse feiten en omstandigheden genoemd waaruit naar zijn oordeel blijkt dat [A] de inlichtingenplicht heeft geschonden, om welke reden de regeling volgens de rechter-commissaris tussentijds moet worden beëindigd. De rechtbank zal hiernavolgend ingaan op de diverse aspecten die de rechter-commissaris heeft benoemd.
Het verhoor
De rechtbank concludeert dat de oproepingsbrief op 6 oktober 2021, dus ruim twee weken voor de datum van het verhoor, door of namens [A] in ontvangst is genomen. [A] was daarmee tijdig op de hoogte van het verhoor, of had dat kunnen zijn. Dat de oproepingsbrief [A] voor het eerst op 19 oktober 2021 heeft bereikt, zoals hij stelt, komt voor zijn rekening en risico. De rechtbank is van oordeel dat [A] door niet bij het verhoor te verschijnen om de gevraagde inlichtingen aan de rechter-commissaris en de bewindvoerder te verstrekken de inlichtingenplicht heeft geschonden.
De aangifte inkomstenbelasting
Over de manier waarop het doen van de aangifte inkomstenbelasting is verlopen verschilt [A] van mening met zijn boekhouder. Of [A] op de boekhouder heeft gewacht of andersom, is niet vast komen te staan. Feit blijft dat de belastingaangifte eerder door [A] ingediend had moeten en kunnen worden en dat [A] niet direct en op eigen initiatief een kopie van de belastingaangifte aan de bewindvoerder heeft verstrekt. Ten aanzien van de aangifte inkomstenbelasting concludeert de rechtbank dat er sprake is van een schending van de inlichtingenplicht die thans door [A] ongedaan is gemaakt.
Wijzigingen in persoonlijke situatie
Voorts heeft de rechter-commissaris in de voordracht vastgesteld dat [A] wijzigingen in zijn persoonlijke situatie niet direct aan de bewindvoerder kenbaar heeft gemaakt. Er zijn bij de bewindvoerder twijfels ontstaan over de daadwerkelijke verblijfplaats van [A] . Over zijn huidige verblijfplaats heeft [A] verklaard dat hij door de week werkzaam is in Duitsland. In het weekend slaapt hij in [woonplaats] , maar zowel zaterdag als zondag verblijft hij overdag bij zijn kinderen en ex-partner in [plaats] . [A] slaapt niet bij zijn ex-partner, omdat hij geen relatie met haar heeft. Volgens [A] heeft zijn ex-partner hierover een verklaring gegeven. Deze verklaring heeft [A] doorgestuurd aan zijn advocaat. De vermeende verklaring van de ex-partner is niet in het bezit gesteld van de rechtbank waardoor niet van de aanwezigheid en de juistheid van die verklaring kan worden uitgegaan. De rechtbank acht de verklaring van [A] over zijn verblijfplaats in het weekend niet aannemelijk, nu [A] in december 2020 (dus na het verbreken van de relatie) opnieuw een kind heeft gekregen met zijn ex-partner. Uit zijn bankafschriften blijkt dat [A] in het weekend in [plaats] verblijft. Dat [A] ieder weekend zowel zaterdag als zondag de gehele dag bij moeder en kinderen verblijft en ’s avonds weer naar [woonplaats] vertrekt acht de rechtbank niet aannemelijk.
Over het al dan niet voldoen aan de inlichtingenplicht ten aanzien van de geboorte van zijn tweede kind heeft [A] verklaard dat hij de bewindvoerder bij e-mailbericht van 4 januari 2021 over de geboorte van zijn tweede kind heeft geïnformeerd. De bewindvoerder heeft verklaard dit e-mailbericht niet te hebben ontvangen. Zij stelt dat [A] hierover nimmer een e-mailbericht aan haar heeft verzonden, maar ten behoeve van de terechtzitting een vals e-mailbericht in het geding heeft gebracht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de mailprovider bij het doorsturen van een e-mailbericht automatisch algemene informatie over het door te sturen e-mailbericht verstrekt, onder andere van wie het e-mailbericht afkomstig is, op welke datum het bericht is verzonden, het onderwerp van het e-mailbericht en de ontvanger van het e-mailbericht.
Bij het e-mailbericht dat [A] heeft ingebracht is de afzender in de Nederlandse taal weergegeven (‘van’), maar zijn de datum, het onderwerp en de ontvanger in het Engels weergegeven (namelijk: ‘date’, ‘subject’ en ‘to’). Afhankelijk van de instellingen van de provider wordt bij het doorsturen van een e-mailbericht
allealgemene informatie over het bericht in het Nederlands (van, verzonden, onderwerp, aan) dan wel in het Engels (from, sent, subject, to) weergegeven. Nu dit in het e-mailbericht van [A] niet het geval is, concludeert de rechtbank dat er met het bericht is gefraudeerd. De rechtbank heeft derhalve geen reden te twijfelen aan de verklaring van de bewindvoerder dat zij het e-mailbericht van 4 januari 2021 nimmer heeft ontvangen. Gelet op vorenstaande concludeert de rechtbank dat [A] de bewindvoerder niet op eigen initiatief over de geboorte van zijn tweede kind heeft geïnformeerd. Dat de geboorte van het tweede kind tijdens de terechtzitting in maart 2021 door de advocaat van de schuldeiser naar voren is gebracht, en de bewindvoerder derhalve van de geboorte op de hoogte had kunnen zijn, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. [A] dient de bewindvoerder direct en op eigen initiatief die informatie te verstrekken die voor een goed verloop van de regeling noodzakelijk is. Hij heeft dat ten aanzien van de geboorte van zijn tweede kind nagelaten.
Kindgeld
De laatste kwestie die de rechter-commissaris in zijn voordracht heeft besproken betreft de aanvraag van het Kindgeld. [A] heeft ter zitting een e-mailbericht in het geding gebracht waaruit zou blijken dat de aanvraag van het Kindgeld is afgewezen, omdat niet alle gevraagde documenten bij de aanvraag zijn gevoegd. Dit komt volgens [A] omdat het bericht van de Familienkasse naar de bewindvoerder is gestuurd. Hij heeft dit bericht niet ontvangen en derhalve de aanvraag niet compleet kunnen maken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door [A] in het geding gebrachte e-mailbericht dat met aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat het e-mailbericht niet afkomstig is van de Familienkasse Nordrhein Westfalen. Er mag vanuit worden gegaan dat een e-mailbericht dat is verzonden uit naam van een overheidsinstantie taalkundig correct is. Het door [A] in het geding gebrachte e-mailbericht is dat niet. Dat e-mailbericht wemelt van de spel-, taal-, en interpunctiefouten. Het hoofdlettergebruik is niet correct en de naamvallen zijn onjuist toegepast. Interpunctie ontbreekt of is niet correct. Daarnaast is het e-mailbericht enkel met een achternaam ondertekend. De voorletters en functie van de ondertekenaar ontbreken geheel. Dit is hoogst ongebruikelijk bij een formeel e-mailbericht van een overheidsinstantie. Ook bij dit e-mailbericht is de algemene informatie over het doorgestuurde bericht in twee verschillende talen weergegeven. Dit alles duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat [A] ten aanzien van de kwestie met betrekking tot het Kindgeld niet naar waarheid heeft verklaard, om welke reden hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Ook bevreemdt het de rechtbank dat er door de Duitse autoriteiten geen beschikking omtrent de afwijzing van het Kindgeld is afgegeven. Dit sterkt de rechtbank in de stellige overtuiging dat (ook) het e-mailbericht van de Familienkasse vals is.
Naar het oordeel van de rechtbank is het frauderen met e-mailberichten een zeer ernstige schending van de inlichtingenplicht, die niet valt te verenigen met het doel en de strekking van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Een dergelijk grove schending van de inlichtingenplicht dient in alle gevallen te leiden tot een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en is niet te compenseren door een verlenging van de looptijd of het doen van een extra boedelafdracht.
Al het vorenstaande in overweging nemende is de rechtbank van oordeel dat de schuldsaneringsregeling van [A] tussentijds moet worden beëindigd wegens het structureel niet voldoen aan de inlichtingenplicht, waardoor de bewindvoerder haar toezichthoudende taak niet naar behoren kan uitvoeren. De rechtbank zal de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c Faillissementswet.
Gebleken is dat er baten zijn om de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Om die reden verkeert [A] op grond van artikel 350 vijfde lid Faillissementswet in staat van faillissement zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder berekenen en haar salaris vaststellen als hiernavolgend te bepalen.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- verstaat dat [A] in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van [A] tot rechter-commissaris
mr. R.P. van Eerde en tot curator mevrouw H. Janmaat,
Postbus 1036,
8001 BA Zwolle;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan [A] gerichte brieven en
telegrammen;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 4.635,75 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten.
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2021 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.[.]