ECLI:NL:RBOVE:2021:4934

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
C/08/265786 / HA ZA 21-204
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vaststelling koopovereenkomst en opheffing beslag na faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Rijssen-Holten en Peter Weenink, curator in het faillissement van TW Holding B.V. De gemeente vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen tussen haar en de curator met betrekking tot een pand dat eigendom was van TW Holding B.V. De gemeente stelde dat zij een voorwaardelijk aanbod had gedaan aan de curator, dat was aanvaard, en dat de curator verplicht was het pand te leveren. De curator betwistte echter dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen en vorderde in reconventie de opheffing van het door de gemeente gelegde beslag op het pand.

De rechtbank oordeelde dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen. De rechtbank overwoog dat voor een overeenkomst de vereiste overeenstemming over de essentiële elementen, zoals het object en de koopprijs, aanwezig moest zijn. De rechtbank concludeerde dat de curator niet had aanvaard dat de gemeente het pand voor een bepaalde prijs zou kopen, en dat de curator niet verplicht was om het pand te leveren. De vordering van de gemeente werd afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat het beslag op het pand opgeheven moest worden. De gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de curator.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen partijen bij het aangaan van koopovereenkomsten, vooral in faillissementssituaties waar de curator een belangrijke rol speelt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/265786 / HA ZA 21-204
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE RIJSSEN-HOLTEN,
zetelend te Rijssen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. Schutrups te Enschede,
tegen
PETER WEENINK
in hoedanigheid van curator in het faillissement van TW Holding B.V.,
wonende te Enschede,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P. Weenink te Enschede.
Partijen zullen hierna de gemeente en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • productie 14 van de gemeente
  • de mondelinge behandeling op 11 november 2021
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TW Holding B.V. is eigenares van onroerend goed, bestaande uit een perceel met een horecabedrijfsruimte gelegen aan de Enterstaat 1a/Wierdensestraat 42 te Rijssen (hierna: het pand). Op 27 mei 2020 is het faillissement van TW Holding B.V. uitgesproken.
Mr. P. Weenink is als curator aangesteld.
2.2.
De gemeente, die het pand wenst te kopen, is in overleg getreden met de curator en heeft op 9 september 2020 verzocht om toezending van taxatierapporten van het pand (en/of de daarin aanwezige inventaris). De marktwaarde van het pand is in deze rapportage getaxeerd op € 200.000,00.
2.3.
Van 13 november 2020 dateert het bestuursvoorstel aan het College van B. en W. van de gemeente met betrekking tot de voorgenomen aankoop en aanvraag krediet ten behoeve van de aankoop van het pand. Daarin staat onder meer:
- dat de curator de gemeente heeft aangeboden om te bezien of het pand aan de gemeente kan worden verkocht;
- dat het verstandig lijkt het pand te kopen;
- dat het College van B. en W. een definitief besluit kan nemen zodra de gemeenteraad een krediet beschikbaar heeft gesteld;
- dat na het voorgenomen besluit de gemeenteraad om krediet gevraagd wordt en dat de koopovereenkomst wordt opgesteld als dat krediet is toegekend, waarna het College van B. en W. een definitief besluit tot aankoop kan nemen.
2.4.
Op 23 november 2020 stuurt de gemeente een e-mail aan de curator met de volgende inhoud:
Via deze mail een update over het verkooptraject. Ik heb inmiddels ons college een voorstel gedaan om het pand aan te kopen en een krediet te vragen bij de gemeenteraad. Ik heb daarbij wel vermeld dat jij nog met de RC moet kortsluiten. Of is dat inmiddels gebeurd?
Ik heb het college voorgesteld om het pand aan te kopen voor taxatiewaarde (incl. de inventaris). Dan ben je er ineens vanaf.
Met betrekking tot de drankvoorraad kreeg ik het signaal dat de heer [A] deze heeft besteld op naam van [B], maar dat deze voorraad tot heden niet is betaald. Ik weet niet of jou dit signaal ook heeft bereikt?
Ik laat je weten wat het college gaat besluiten.
2.5.
Op 3 december 2020 stuurt de gemeente de curator een e-mail met de volgende inhoud:
Als aanvulling op mijn mail van 23 november kan ik je berichten dat het college een voorgenomen besluit heeft genomen om het pand Wierdensestraat 42 aan te kopen. Een voorstel voor het beschikbaar stellen van een krediet wordt in de raadsvergadering van januari a.s. behandeld.
Nu het besluit is genomen, lijkt het mij verstandig om eens weer met elkaar af te spreken en de vervolgstappen door te nemen. Wanneer schikt je dat?
2.6.
De rechtbank heeft op 7 januari 2021 een e-mail aan de gemeente gestuurd waarin onder meer staat dat de in het faillissement benoemde rechter-commissaris de curator bericht heeft dat hij in beginsel instemt met het gekozen verkooptraject, waarbij exclusief aan de gemeente wordt verkocht.
2.7.
Op 28 januari 2021 heeft de gemeenteraad ingestemd met het voorstel van het College van B. en W. om de begroting 2021 te wijzigen en een krediet van € 210.000,00 beschikbaar te stellen voor de aankoop van het pand.
2.8.
Op 29 januari 2021 stuurt de gemeente een e-mail aan de curator met de volgende inhoud:
Gisteravond heeft onze gemeenteraad het krediet beschikbaar gesteld voor de aankoop van het pand. Van onze zijde zijn er dus geen belemmeringen meer om het pand over te dragen naar de gemeente. Op welke termijn kan ik de concept koopovereenkomst tegemoet zien?
Kun je ook duidelijkheid verschaffen over de wijnvoorraad (als onderdeel van de inventaris)? Het lijkt me goed dat jij dat onderdeel afhandelt met dhr. [A].
Hoor graag van je.
2.9.
Op 2 februari 2021 laat de curator de gemeente weten dat hij nog twee andere partijen, die belangstelling getoond hebben voor het pand, de kans wil bieden het aan te kopen.
2.10.
Op 4 februari 2021 stuurt de gemeente naar aanleiding van het onder 2.8 genoemde bericht een e-mail met onder meer de volgende inhoud aan de curator:
Gistermiddag spraken wij elkaar telefonisch over onderstaande mail. Ik heb aangegeven dat ik je voorstel niet kan volgen. Om inhoudelijke en procesmatige redenen lijkt het me beter om het pand aan de gemeente te verkopen. De Rechter-Commissaris heeft mij hierover zijn instemming gestuurd. We concludeerden aan het eind van het gesprek dat dit inderdaad de beste optie is. Je gaf aan op korte termijn de concept koopovereenkomst te sturen.
(…)
2.11.
Op 4 februari 2021 stuurt de curator vervolgens een e-mail aan de gemeente met (onder meer) de volgende inhoud:
Ik zal je binnenkort de concept koopovereenkomst doen toekomen.
(…)
2.12.
De curator heeft geen conceptkoopovereenkomst aan de gemeente doen toekomen.
2.13.
De gemeente heeft op 30 maart 2021 conservatoir leveringsbeslag op het pand laten leggen.

3.De vordering in conventie

3.1.
De gemeente vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- voor recht verklaart dat tussen de curator en de gemeente een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het pand inclusief de aldaar aanwezige inventaris;
- de curator veroordeelt tot levering van het pand inclusief de daar aanwezige inventaris tegen de overeengekomen koopsom van € 206.000,00 k.k. uiterlijk binnen een maand na dagtekening van het vonnis althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn;
- de curator veroordeelt in de kosten van het conservatoir (leverings)beslag
belopende € 338,57 aan verschotten te vermeerderen met het salaris van de advocaat van de gemeente, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval de voldoening niet tijdig plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis, verder te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan;
- de curator veroordeelt in de kosten van de procedure, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van de gemeente, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening niet tijdig plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de na het vonnis te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
3.2.
De gemeente is van oordeel dat een koopovereenkomst tussen haar en de curator tot stand gekomen is. De gemeente stelt dat zij met haar hiervoor onder 2.4 en 2.5 genoemde e-mails van 23 november 2020 onderscheidenlijk 3 december 2020 een voorwaardelijk aanbod aan de curator gedaan heeft om het pand met inventaris en voorraden te kopen
voor € 210.000,00. Aan dat bod was de voorwaarde verbonden dat de gemeenteraad de financiering zou goedkeuren. Deze voorwaarde is vervuld op 28 januari 2021, toen de gemeenteraad besloot krediet tot dat bedrag beschikbaar te stellen. Een andere voorwaarde, te weten de instemming van de rechter-commissaris, was daarvóór al in vervulling gegaan. Op 4 februari 2021 heeft de curator met zijn bevestiging dat het pand aan de gemeente zou worden verkocht het aanbod van de gemeente aanvaard. Daarmee hadden partijen overeenstemming bereikt over het object en de prijs

4.Het verweer in conventie

4.1.
De curator betwist dat tussen hem en de gemeente een koopovereenkomst tot stand gekomen is. De gemeente heeft geen aanbod gedaan en over de hoogte van de koopprijs is geen overeenstemming bereikt. Dat de gemeente in haar besluitvorming een koopprijs hanteert komt voor risico van de gemeente. Daarbij komt dat hij, de curator, het pand slechts kan verkopen onder de opschortende voorwaarde van toestemming van de rechter-commissaris.
4.2.
De curator komt tot de conclusie dat de rechtbank de vordering van de gemeente zou moeten afwijzen, door de gemeente niet-ontvankelijk in die vordering te verklaren, althans deze ongegrond te verklaren met veroordeling, uitvoer bij voorraad, van de gemeente om aan de curator te betalen de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.3.
De curator verzoekt de rechtbank, in geval zij de vordering toewijst, daaraan de uitvoerbaarheid bij voorraad te onthouden, omdat het goed mogelijk is dat in hoger beroep anders over de vordering geoordeeld zal worden.

5.De vordering in reconventie

5.1.
De curator vordert dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het door de gemeente ten laste van de boedel van het faillissement van TW Holding B.V. op het pand gelegde beslag op te heffen, met veroordeling van de gemeente om binnen twee werkdagen na het vonnis de in het kadaster opgenomen inschrijving van dat beslag door te halen, laatstgenoemde verplichting op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de gemeente daarmee in gebreke zou blijven, met veroordeling van de gemeente om aan de curator te betalen de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
5.2.
De curator meent dat hij, nu geen koopovereenkomst gesloten is tussen hem en de gemeente, niet gehouden is het pand te leveren, zodat het beslag dat op het pand gelegd is opgeheven dient te worden.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
De gemeente betwist de vordering van de curator. Zij is van mening dat aan de zijde van de curator een verplichting tot levering bestaat. Van vexatoir beslag is geen sprake, omdat uit de stellingen van de curator af te leiden is dat hij niet vrijwillig de koopovereenkomst zal nakomen. De gemeente komt tot de slotsom dat de rechtbank de vordering van de curator zo moeten afwijzen met veroordeling van de curator in de kosten van de procedure.

7.De beoordeling

in conventie

7.1.
De rechtbank is van oordeel dat geen koopovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen is. Daartoe overweegt zij het volgende. Op grond van artikel 6:217 BW dient om een overeenkomst tot stand te laten komen de ene partij een aanbod van de andere partij te aanvaarden. De vereiste overeenstemming dient in ieder geval bereikt te worden over de essentiële elementen van de overeenkomst. Bij de koopovereenkomst in deze zaak zijn dat het object van de koop en verkoop en de koopprijs. De rechtbank acht in dat verband van belang dat de curator heeft nog wel heeft aangevoerd dat partijen over nadere voorwaarden moesten overleggen, maar hij heeft daarbij niet omschreven om welke voorwaarden dat zou gaan. Essentiële elementen noemt hij dus niet. De rechtbank kan de gemeente nog volgen waar zij stelt dat zij een aanbod gedaan heeft. In haar e-mailbericht van 29 januari 2021 laat de gemeente de curator weten dat de gemeenteraad het krediet beschikbaar gesteld heeft voor de aankoop van het pand zonder daarbij een bedrag te noemen, maar eerder heeft zij de curator bericht dat aan het college voorgesteld was het pand aan te kopen voor de taxatiewaarde. De curator heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat hij, indien hij een koopovereenkomst aan de gemeente gezonden zou hebben, hij daar een bedrag
van € 206.000 als het in het stuk van de gemeente genoemde bedrag opgenomen zou hebben. Daarnaast vermeldt de curator in zijn conclusie van antwoord tevens eis in reconventie (nr. 35) dat de getaxeerde marktwaarde in het taxatierapport € 200.000,00 is. De rechtbank verbindt aan het voorgaande de slotsom dat het de curator voldoende duidelijk was dat de gemeente een bedrag van € 206.000,00 voor het pand (met inventaris) bood. Over het object waarop de tussen partijen besproken koop en verkoop betrekking had bestond daarmee evenmin onduidelijkheid. De rechtbank is echter van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de curator dat aanbod aanvaard heeft. De enkele mededeling van de curator dat hij een conceptkoopovereenkomst toe zal zenden is daarvoor in elk geval niet voldoende. Uit overige feiten en omstandigheden zou dan af te leiden moeten zijn dat toch sprake is van aanvaarding van het aanbod van de gemeente. Die situatie doet zich niet voor.
De curator heeft de mogelijkheid tot onderhandse verkoop aan de gemeente voorgelegd aan de rechter-commissaris. Deze heeft, zo leidt de rechtbank af uit het hiervoor onder 2.6 genoemde bericht, in beginsel ingestemd met het gekozen verkooptraject, waarbij exclusief aan de gemeente wordt verkocht. De rechtbank begrijpt dat zo dat de rechter-commissaris, die op grond van artikel 176 van de Faillissementswet toestemming moet geven voor de onderhandse verkoop aan de gemeente, voor de curator het licht op groen zette om met de gemeente te overleggen over onderhandse verkoop van het pand. De rechter-commissaris heeft op dat moment nog geen toestemming voor het aangaan van de koopovereenkomst kunnen geven, omdat de voorwaarden daarvan nog niet bekend waren.
De gemeente heeft de curator op 3 en 4 februari 2021 laten weten dat de rechter-commissaris toestemming gegeven heeft voor de verkoop aan de gemeente. De curator stelt nu dat die laatste mededeling niet juist is en dat de rechter-commissaris slechts het bericht van 7 januari 2021 aan de gemeente heeft gestuurd. De gemeente heeft dit niet, althans onvoldoende betwist. De curator heeft bij de mondelinge behandeling gezegd dat hij afgegaan is op de mededelingen die de gemeente hem op 3 en 4 februari gedaan heeft. Hij heeft daaraan toegevoegd dat indien de rechter-commissaris gezegd heeft dat hij instemt met het vervolg, hij, de curator dat dan gaat doen en dat hij, als hij hoort dat de rechter-commissaris toestemming gegeven heeft, ervan uitgaat dat dat klopt. De rechtbank kan niet vaststellen of de curator in de mededeling van de gemeente hoorde dat de rechter-commissaris vond dat de curator met de gemeente verder moest overleggen over de voorwaarden voor de verkoop van het pand dan wel dat de rechter-commissaris toestemming gaf voor de verkoop van het pand (met inventaris) voor een bedrag
van € 206.000,00. Wel was de mededeling van de gemeente voor hem, de curator, aanleiding om aan de gemeente toe te zeggen een conceptovereenkomst te sturen. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af, dat de gemeente er op het moment dat de curator toezegde een conceptovereenkomst te sturen niet op kon en mocht vertrouwen dat de curator daarmee het aanbod van de gemeente aanvaardde, ook niet indien de curator op dat moment in de veronderstelling verkeerde dat de rechter-commissaris toestemming voor de verkoop aan de gemeente tegen een bepaalde prijs gegeven had. Dit betekent dat de mededeling van de curator dat hij een conceptkoopovereenkomst zal toesturen niet te beschouwen valt als een aanvaarding van het aanbod van de gemeente.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van de gemeente afwijzen.
7.2.
De rechtbank zal de gemeente als in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten tot op heden aan de zijde van de curator begroot op:
Griffierecht: € 952,00
Salaris advocaat: € 1.126,00 (2 punten à € 563,00)
Totaal: € 2.078,00
7.3.
De rechtbank zal de gemeente veroordelen in de nakosten op een wijze zoals hierna onder de beslissing is omschreven.
in reconventie
7.4.
De rechtbank zal, nu zij de vordering in conventie afwijst, de vordering in reconventie toewijzen. Nu geen koopovereenkomst tot stand gekomen is, bestaat voor de curator ook geen uit die overeenkomst voortvloeiende verplichting tot levering zodat het gelegd beslag op het pand opgeheven moet worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een dwangsom op te leggen. De curator heeft ook geen argument gegeven waarom een dwangsom opgelegd zou moeten worden. De rechtbank zal de gemeente als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen, die tot op heden aan de zijde van de curator begroot worden op een bedrag van € 281,50 (0,5 punt à € 563,00) wegens salaris advocaat. De rechtbank zal de gemeente veroordelen in de nakosten op een wijze zoals hierna onder de beslissing is omschreven.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de gemeente in de proceskosten aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 2.078,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
- verklaart voornoemde veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- heft het door de gemeente ten laste van de boedel van het faillissement van TW Holding B.V. op het pand gelegde beslag op, met veroordeling van de gemeente om binnen twee werkdagen na het vonnis de in het kadaster opgenomen inschrijving van dat beslag door te halen;
- veroordeelt de gemeente in de proceskosten aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 281,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na dit vonnis;
- verklaart de beslissing in reconventie tot zover uitvoer bij voorraad;
- wijst de vordering voor het overige af;
in conventie en in reconventie
- veroordeelt de gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemd bedrag van € 255,00 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over genoemd bedrag
van € 85,00 en de explootkosten vanaf de vijftiende dag na het maken van die nakosten;
- verklaart deze veroordeling in de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. de Beaufort en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: