ECLI:NL:RBOVE:2021:4914

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
C/08/256448 / HA ZA 20-443
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en discussie over gerechtelijke verklaring in executoriaal derdenbeslag

In deze zaak heeft eiseres, DEFAM B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, VOGUE B.V., in het kader van een executoriaal derdenbeslag dat is gelegd onder VOGUE ten laste van haar werknemer, [A]. De rechtbank Overijssel heeft op 22 december 2021 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiseres vordert dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met rente, als ware gedaagde zelf de schuldenaar. De vordering is gebaseerd op het feit dat gedaagde niet heeft voldaan aan de verplichting om een gerechtelijke verklaring af te leggen over het beslag. Gedaagde heeft een verklaring overgelegd, maar eiseres betwist de juistheid hiervan en stelt dat de overgelegde stukken onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat gedaagde in de gelegenheid moet worden gesteld om aanvullende stukken te overleggen die door een onafhankelijke derde zijn opgesteld, ter controle van het opgegeven loon van [A]. De rechtbank houdt verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rolzitting van 19 januari 2022 voor het nemen van een akte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/256448 / HA ZA 20-443
Vonnis van 22 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEFAM B.V.,
gevestigd te Bunnik,
eiseres, hierna te noemen Defam,
advocaat mr. A. Robustella te Ede Gld,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VOGUE B.V.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagde, hierna te noemen Vogue.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis van de kantonrechter van 27 oktober 2020,
  • het op 10 september 2021 namens Defam ingediende verzoek tot opbrenging van de doorgehaalde zaak,
  • het exploot tot oproeping na verwijzing van 20 september 2021.
1.2.
Na verwijzing van de zaak naar de handelskamer heeft zich geen advocaat gesteld voor Vogue.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [A] (hierna: [A] ) is werknemer en middellijk bestuurder van Vogue.
2.2.
Op 12 juli 2000 is [A] – bij vonnis van de rechtbank Almelo – veroordeeld om een bedrag van 62.203,30 gulden (omgerekend € 28.227,00) te betalen aan Defam (destijds genaamd Defam Financieringen B.V.), te vermeerderen met de overeengekomen rente van 0,698% per maand vanaf 8 augustus 1999 tot de dag van volledige betaling.
2.3.
Op 8 augustus 2000 is het hiervoor genoemde vonnis aan [A] betekend. [A] heeft niet betaald.
2.4.
Op 6 november 2019 heeft Defam executoriaal derdenbeslag laten leggen onder Vogue ten laste van [A] . Hierbij is aan Vogue medegedeeld dat zij na vier weken de verklaring als bedoeld in artikel 476a Rv moet afleggen en verzenden aan de gerechtsdeurwaarder, dan wel aan de advocaat van Defam, en dat zij bij het ontbreken van een (tijdige) deugdelijke verklaring kan worden aangesproken en veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd, als ware zij zelf de schuldenaar. Ook is aan Vogue medegedeeld dat de beslagvrije voet voor [A] € 927,39 per maand bedraagt.
2.5.
Op 15 januari 2020 heeft Defam Vogue gesommeerd om binnen vijf dagen het verklaringsformulier toe te sturen en een eerste afdracht te doen.

3.Het geschil

3.1.
Defam vordert dat de rechtbank Vogue bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om een bedrag van € 25.000,00 te betalen, als ware Vogue daarvan zelf schuldenaar, te vermeerderen met de rente van 0,698% per maand vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert Defam dat Vogue wordt veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Defam legt aan haar vordering ten grondslag dat Vogue niet heeft verklaard of en in hoeverre het executoriaal derdenbeslag doel getroffen heeft, zoals zij op grond van artikel 476a lid 1 Rv verplicht is. Volgens Defam is Vogue daarom op grond van artikel 477a lid 1 Rv verplicht om het bedrag waarvoor het beslag is gelegd te betalen, als ware zij daarvan zelf schuldenaar.
3.3.
Vogue voert verweer. Zij stelt dat zij op grond van artikel 477a lid 1 Rv alsnog moet worden toegelaten om een gerechtelijke verklaring te doen en heeft een verklaring overgelegd.

4.De beoordeling

Gerechtelijke verklaring

4.1.
Partijen voeren in deze zaak discussie over de vraag of de door Vogue overgelegde gerechtelijke verklaring juist is. Uit de gerechtelijke verklaring moet blijken welke vorderingen en zaken door het beslag zijn getroffen. Op grond van artikel 476a lid 2 sub f Rv en artikel 476b lid 2 Rv moet de verklaring zo veel mogelijk worden onderbouwd met afschriften van bescheiden en is Vogue verplicht om gegevens te verstrekken die van dienst kunnen zijn voor het vaststellen van de rechten van partijen.
Standpunt Vogue
4.2.
Bij conclusie van antwoord heeft Vogue een gerechtelijke verklaring overgelegd waarin zij verklaart dat tussen haar en [A] een dienstverband bestaat of heeft bestaan, op grond waarvan [A] op het tijdstip van het beslag nog iets van haar te vorderen had, heeft of nog kan krijgen. Vogue heeft loonstroken van [A] overgelegd van de maanden november en december 2019 en januari, februari en maart 2020, waaruit blijkt dat het brutoloon van [A] in deze maanden € 866,40 bedroeg en het nettoloon € 751,28, dan wel € 769,80. Dit inkomen is lager dan de beslagvrije voet, zodat Defam hier geen beslag op kan leggen. Vogue heeft de jaaropgave en verzamelloonstaat van 2019 van [A] overgelegd ter onderbouwing van de bedragen in de loonstroken. Daarnaast heeft zij de vooraf ingevulde informatie van [A] op de site “mijn belastingdienst” overgelegd om aan te tonen dat zij de enige werkgever van [A] is. Vogue stelt dat zij met het overleggen van deze stukken aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de vordering dan ook moet worden afgewezen.
Standpunt Defam
4.3.
Defam betwist (de juistheid van) de door Vogue afgelegde verklaring. Zij stelt dat [A] – als middellijk bestuurder van Vogue – zich kan bemoeien met de opmaak en uitgifte van de overgelegde loonstroken en dat het opgegeven jaarloon van € 10.734,58 aanzienlijk afwijkt van het wettelijke vermoeden dat volgt uit artikel 12a lid 1 van de Wet op de loonbelasting (€ 45.000,00). Volgens Defam blijkt nergens uit dat de door Vogue overgelegde jaaropgave en verzamelloonstaat aan de fiscus zijn toegezonden en kan zij de loonstroken daarom niet controleren. Zij stelt dat het redelijk is om te verlangen dat Vogue bescheiden overlegt die zijn opgesteld door een onafhankelijke derde partij, zodat zij de aangeleverde loonstroken kan verifiëren. Defam heeft Vogue per e-mail gevraagd om
de aan de fiscus aangeleverde loonstaat van Vogue,
de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2019 van Vogueen de
aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2019 van [A]te overleggen. Aangezien Vogue de gevraagde gegevens niet heeft aangeleverd, heeft zij volgens Defam niet aan haar bewijslast voldaan, zodat de vordering toewijsbaar is.
Overwegingen
4.4.
De rechtbank overweegt dat in beginsel op Defam de stelplicht en bewijslast rust van haar stelling dat de verklaring van Vogue onjuist is. Op Vogue rust echter – op grond van artikel 476a lid 2 sub f Rv en artikel 476b lid 2 Rv – een verzwaarde motiveringsplicht voor het betwiste deel van haar verklaring.
4.5.
Defam betwist de hoogte van het door Vogue opgegeven maandloon/jaarloon van [A] . Vogue zal het maandloon/jaarloon daarom voldoende moeten onderbouwen met gegevens en bescheiden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Vogue haar stelling onvoldoende onderbouwd, omdat zij alleen stukken heeft overgelegd die door haarzelf zijn opgesteld. Dit terwijl [A] middellijk bestuurder van Vogue is en hij belang heeft bij het opgeven van een laag maandloon/jaarloon, zodat daarop geen beslag kan worden gelegd. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval van Vogue mag worden verwacht dat zij stukken overlegt die door een onafhankelijke derde zijn opgesteld, dan wel stukken (waaruit blijkt dat) die aan de fiscus zijn toegezonden, ter controle van het opgegeven maandloon/jaarloon.
4.6.
De rechtbank zal Vogue in de gelegenheid stellen om de door Defam gevraagde stukken te overleggen, dan wel andere stukken te overleggen waaruit het maandloon/jaarloon van [A] blijkt en die door een onafhankelijke derde zijn opgesteld, dan wel (waaruit blijkt dat die) aan de fiscus zijn toegezonden. De rechtbank merkt daarbij op dat Vogue in deze zaak niet in persoon kan verschijnen, maar een advocaat in zal moeten schakelen om stukken te kunnen overleggen.
4.7.
De rechtbank wijst erop dat als Vogue haar verklaring niet voldoende onderbouwt met gegevens en bescheiden, de verklaring niet als een toereikende verklaring kan worden aanvaard. Deze situatie moet gelijk worden gesteld met de situatie dat helemaal geen verklaring is afgelegd. Vogue zal in dat geval worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd, als ware zij daarvan zelf schuldenaar.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
19 januari 2022voor het nemen van een akte overleggen stukken door Vogue zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.6,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. [1]

Voetnoten

1.type: