ECLI:NL:RBOVE:2021:4904

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
08.228470-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor openlijke geweldpleging in Deventer

Op 20 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man, die samen met een mededader openlijke geweldpleging heeft gepleegd in het Rijsterborgherpark in Deventer op 23 augustus 2021. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen slaan en schoppen van een slachtoffer, waardoor deze ten val kwam en buiten bewustzijn raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk geweld hebben gepleegd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de aanmerkelijke kans op overlijden van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De rechtbank heeft de ernst van het geweld en de gevolgen voor het slachtoffer, waaronder een jukbeenbreuk, meegewogen in de strafoplegging. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade, die deels is toegewezen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.228470-21 (P)
Datum vonnis: 20 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de PI Achterhoek (Zutphen).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Schotman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat in Hoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 23 augustus 2021 in Deventer:
primair:samen met een ander heeft geprobeerd [naam] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair:openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij, op of omstreeks 23 augustus 2021, te Deventer,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam] opzettelijk van het leven te beroven,
  • meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen tegen het hoofd (en/of het bovenlichaam) van voornoemde [naam] (ten gevolge waarvan voornoemde [naam] ten val is gekomen), en/of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, heeft getrapt tegen het hoofd (en/of het bovenlichaam) van voornoemde [naam] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 23 augustus 2021, te Deventer,
openlijk, te weten, in het Rijsterborgherpark/aan de Singel, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [naam] door:
  • meermalen, althans eenmaal, te stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het bovenlichaam van voornoemde [naam] (ten gevolge waarvan voornoemde [naam] ten val is gekomen), en/of
  • (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, te trappen tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van voornoemde [naam] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde medeplegen van poging doodslag wettig en overtuigend te bewijzen. Ter onderbouwing heeft zij gewezen op de aangifte van [naam] , de letselbeschrijving en de foto’s van het letsel, en ook op de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Hieruit volgt dat er tegen het lichaam en het hoofd van [naam] is geschopt, ook toen hij al op de grond lag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - overeenkomstig een overgelegde pleitnotitie - bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van geweld met een zodanige kracht/intensiteit dat verdachte bewust de kans op het overlijden van [naam] heeft aanvaard. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich met uitzondering van het tweede gedachtestreepje gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde ‘medeplegen van poging tot doodslag’
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte ( [verdachte] ) en zijn medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) op 23 augustus 2021 in Deventer, in het Rijsterborgherpark, meermalen tegen het hoofd en het lichaam van het slachtoffer [naam] ( [naam] ) hebben geslagen, waardoor [naam] ten val is gekomen. Vervolgens hebben – gelet op de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] - zowel [medeverdachte] als [verdachte] , terwijl [naam] op de grond lag, tegen het lichaam van [naam] getrapt, waarbij [naam] in ieder geval één keer door [verdachte] tegen zijn hoofd is getrapt. Het is aannemelijk dat [naam] door dit slaan en trappen buiten bewustzijn geraakt. Hij is uiteindelijk met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht. In het Deventer Ziekenhuis is bij hem onder meer een jukbeenbreuk geconstateerd.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte door te slaan en te schoppen tegen het hoofd en lichaam van [naam] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam] zou komen te overlijden. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, anders gezegd: de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet, hangt af van de feitelijke omstandigheden van het geval. Van betekenis zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat naar algemene ervaringsregels niet kan worden gezegd dat het meermalen tegen het hoofd en het lichaam slaan, waardoor [naam] gevallen is en het vervolgens tegen zijn lichaam trappen en in ieder geval één keer tegen zijn hoofd, onder omstandigheden kan leiden tot de dood van het slachtoffer. Dit hangt af van de feitelijke omstandigheden van het geval, zoals de wijze waarop en de kracht waarmee is geslagen en geschopt, de intensiteit daarvan en waar het slachtoffer precies op het lichaam, in het bijzonder het hoofd, is geraakt. De rechtbank kan niet vaststellen dat door de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van [naam] in het leven is geroepen, omdat niet blijkt dat er door verdachte en/of zijn mededader dusdanig hard tegen vitale delen van het hoofd en lichaam van [naam] is geslagen dan wel geschopt dat er een kans was dat [naam] daardoor zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank kan evenmin vaststellen dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde ‘medeplegen van poging tot doodslag’.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde ‘openlijke geweldpleging’
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde ‘openlijke geweldpleging tegen een persoon’ op grond van de navolgende bewijsmiddelen [1] :
1. het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam] van 24 augustus 2021, met als bijlagen de foto’s van het letsel, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende: [2]
(…) Ik zag en voelde dat de jongen mijn sloeg. Ik zag dat de jongen zijn vuist, ik denk zijn linker vuist, balde, naar achteren haalde en mij op mijn gezicht sloeg. Ik voelde de klap op mijn hoofd, maar ik kon nog wel blijven staan. Ik voelde dat de vuist mij geraakt had op mijn wang en jukbeen, aan de rechterkant van mijn gezicht. (…) Iedereen kwam er tussen staan en ik liep iets naar achteren. (…) Snel daarna kreeg ik ook een klap van de andere jongen. Die stond naast mij en de groep stond tussen mij en de eerste jongen in. Ik zag dat de andere jongen zijn vuist naar achteren haalde en, terwijl deze vuist gebald was, op mijn gezicht sloeg. (…) Het was ook aan de rechterkant van mijn gezicht. Die klap kan ik nog goed herinneren ik kon deze klap ook nog wel weerstaan. Ik kon nog blijven staan en ik voelde al wel wat pijn van de klappen die ik kregen had. (…) Ik deinsde wat terug en ik zag dat iedereen tussen mij en de jongens kwam. Al heel snel zag ik dat dit niet meer het geval was, want beide jongens zag ik voor mij staan. Op dat moment zag ik dat de jongens direct losgingen op mij. Ik zag dat beide jongens met hun vuisten op mij in begonnen te slaan en ik weet nog dat ik op de grond ben gevallen. Nadat ik gevallen ben, weet ik echt niet meer wat er is gebeurd. (…)
2. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 24 augustus 2021, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende: [3]
(…) Samen trokken de twee jongens [naam] uit de groep. Beide jongens sloegen op [naam] in. Ze sloegen hem met vuisten overal op zijn lichaam. Ze begonnen ook te trappen. (…) Daarna zag ik dat [naam] op de grond lag. Ze bleven schoppen en slaan. De jongen met de zwarte pet op, schopte [naam] terwijl hij op de grond lag keihard in zijn gezicht. [naam] raakte daardoor buiten bewustzijn. (…)
3. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 24 augustus 2021, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende: [4]
(…) Op dinsdag 24 augustus 2021 omstreeks 00:00 uur was ik samen met mijn vriendin in het Rijsterborgherpark in Deventer. (…) Ik zag dat [medeverdachte] een conflict met [naam] kreeg. (…) Ik zag dat [naam] met gebalde vuisten geslagen werd op zijn gezicht door [medeverdachte] . (…) Vervolgens zag ik dat [naam] achterover op de grond viel. Ik zag dat [naam] op wilde staan. Terwijl [naam] op wilde gaan staan, zag ik dat [verdachte] [naam] hard van achteren tegen het hoofd schopte. Ik zag dat [naam] door de schop buiten westen raakte. (…)
4. het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 24 augustus 2021, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende: [5]
(…) Ik was met [medeverdachte] en [verdachte] in het Rijsterborgerpark. Er waren nog meer mensen bij. (…) De jongen die geslagen werd, ken ik van voornaam: [naam] . (…) Er waren minstens tien mensen in het park. (…) [medeverdachte] sloeg [naam] met zijn vuisten in zijn gezicht. [verdachte] … begon zich er direct mee te bemoeien. (…) Ik zag dat [naam] viel. Ik zag dat dat kwam, omdat [naam] geslagen werd door [medeverdachte] en [verdachte] . Ik zag dat [naam] achterover viel. Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] op hem in bleven trappen toen hij al op de grond was gevallen. (…)
Bewijsoverwegingen
Openlijk geweld in vereniging
Zoals hiervoor is vastgesteld door de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [medeverdachte] op 23 augustus 2021 in Deventer, in het Rijsterborgherpark, meermalen met gebalde vuisten tegen het hoofd en het lichaam van [naam] hebben geslagen, waardoor [naam] ten val is gekomen. Vervolgens hebben zij beiden, terwijl [naam] op de grond lag, tegen zijn lichaam getrapt en heeft verdachte in ieder geval éénmaal tegen het hoofd van [naam] getrapt. [naam] is daarna buiten bewustzijn geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte voornoemde geweldshandelingen samen hebben gepleegd, waarbij verdachte met zijn gedraging een (voldoende significante) bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. De gedraging van de verdachte staat immers niet op zichzelf, maar vormt een onderdeel van het gezamenlijk optreden en dus van een optreden ‘in vereniging’.
De rechtbank stelt ook vast dat het geweld is gepleegd in een stadspark in Deventer, een voor (een willekeurig) publiek toegankelijke plaats. Bovendien waren er ook daadwerkelijk een aantal personen aanwezig die het in vereniging gepleegde geweld (gedeeltelijk) hebben gezien. De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 23 augustus 2021 te Deventer, openlijk, te weten in het Rijsterborgherpark, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam] , door:
  • meermalen te slaan tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [naam] , ten gevolge waarvan voornoemde [naam] ten val is gekomen, en,
  • (vervolgens) te trappen tegen het hoofd en het lichaam van voornoemde [naam] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het subsidiair bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf heeft de officier van justitie de door de reclassering geadviseerde voorwaarden gevorderd: een meldplicht, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting mee te werken aan middelencontrole.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat moet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
Aard en ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft zich onder invloed van een behoorlijke hoeveelheid alcohol samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen een andere jongeman in het Rijsterborgherpark in Deventer. Dit geweld is een toonbeeld van zinloos geweld. De wijze waarop verdachte zich heeft gedragen, is laakbaar en uitermate laf. Het slachtoffer is immers ogenschijnlijk zonder enige gerede aanleiding door verdachte en zijn mededader aangevallen. Zij hebben hem vervolgens geslagen en geschopt. Ook toen het slachtoffer weerloos op de grond lag, kreeg hij in ieder geval één trap tegen zijn hoofd. Het geweld heeft bij het slachtoffer geleid tot onder meer een jukbeenbreuk. Dit betreft ernstig letsel.
De wetgever heeft de strafbaarstelling van een openlijke geweldpleging, zoals in deze strafzaak, in het leven geroepen ter bescherming van de openbare orde en de lichamelijke integriteit van een persoon. Deze norm heeft verdachte met zijn gedrag geschonden. Daarbij geldt dat een slachtoffer van dit soort strafbare feiten nog lange tijd nadelige fysieke en psychische gevolgen kan ondervinden van wat hem is overkomen. Zo kampt het slachtoffer tot aan de dag van vandaag met angstgevoelens. Bovendien brengen dit soort feiten in de samenleving gevoelens van onveiligheid teweeg.
7.3.2
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 8 november 2021 blijkt dat hij, gelet op de vonnissen van de kinderrechter van 8 juni 2017 respectievelijk 28 maart 2019, in het verleden eerder voor soortgelijke misdrijven in de zin van artikel 43b Sr met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Verdachte is bij beide vonnissen tot een werkstraf veroordeeld. De ene is verricht, van de andere werkstraf is de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie bevolen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 29 november 2021. Verdachte kent een turbulente geschiedenis door het verblijf in diverse internaten, onder meer vanwege een ondertoezichtstelling vanaf zijn 14e levensjaar. Verdachte woont zelfstandig in een containerwoning, heeft geen schulden, werkt bij zijn oom in de bouw (natuursteenbewerking) en heeft, zoals verdachte het zelf zegt, een ‘stoplichtrelatie’ met zijn vriendin. Volgens de reclassering heeft alcoholgebruik een ontremmende werking op het functioneren van verdachte. Om die reden heeft het alcoholgebruik bijgedragen aan de totstandkoming van het strafbare feit. Ook is bij verdachte sprake van een patroon van geweldsdelicten. Indien verdachte door iets wordt getriggerd, kan hij te fel/agressief reageren. Bij verdachte is ADHD vastgesteld.
7.3.3
Strafoplegging
De reclassering heeft geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat dan ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor meerderjarigen in het geval van ‘openlijke geweldpleging, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge’ als uitgangspunt: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, met name het feit dat het gezamenlijk slaan en het schoppen is doorgegaan toen het slachtoffer al op de grond lag, is de rechtbank in dit geval van oordeel dat dit uitgangspunt te laag is. De rechtbank zal wel rekening houden met de ernst van het letsel, wat in dit geval géén zwaar lichamelijk letsel maar ernstig letsel betreft. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat het de medeverdachte van verdachte is geweest die het conflict met het slachtoffer heeft gezocht en als eerste heeft geslagen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte slaat de rechtbank acht op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte, anders dan zijn medeverdachte, een verleden heeft met geweldsdelicten. Om het recidiverisico dat van verdachte uitgaat in te perken en verdachte te laten leren hoe hij zijn agressie moet reguleren, heeft de reclassering geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer en de verplichting mee te werken aan middelencontrole.
Verdachte heeft zich bereid verklaard mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ook heeft verdachte te kennen gegeven er spijt van te hebben dat het zo uit de hand is gelopen.
Hoewel de aard en de ernst van het feit nopen tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte, in het bijzonder om het recidiverisico (zoveel mogelijk) in te perken, aanleiding om toch een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal, alles afwegende en rekening houdende met artikel 22b Sr, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van het voorarrest (119 dagen), waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank bepaalt de duur van de proeftijd op drie jaren en stelt als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een ambulante behandeling en de verplichting mee te werken aan middelencontrole. De rechtbank ziet geen meerwaarde in een contactverbod met het slachtoffer, omdat het gedrag van verdachte geen aanknopingspunten geeft om te veronderstellen dat de verdachte ná dit vonnis contact met het slachtoffer zal opnemen.

8.De schade van de benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[naam] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 855,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • kapotte telefoon € 300,00;
  • kapot shirt € 35,00;
  • kapotte broek € 100,00;
  • eigen risico zorgverzekering (in verband met de ambulancerit) € 385,00;
  • verloren pet € 35,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding die ziet op het eigen risico van de zorgverzekering en de telefoon toewijsbaar is. De benadeelde partij is volgens de officier van justitie in de vordering voor het meerdere niet-ontvankelijk.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De gevorderde schadevergoeding die ziet op het eigen risico van de zorgverzekering kan volgens de raadsman evenwel worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Omdat de opgevoerde schadepost eigen risico zorgverzekering € 385,00 niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk is, gelet op het letsel dat de benadeelde partij heeft opgelopen en het gegeven dat hij daarvoor per ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd, zal de rechtbank het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 385,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het stafbare feit is gepleegd.
De overige opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl de raadsman de omvang ervan gemotiveerd heeft betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in het meerdere van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- beveelt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt;
  • gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de reclassering nodig vindt) actief deelneemt aan een gedragsinterventie die gerecht is op agressiebeheersing, te bepalen door de reclassering. Verdachte zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • zich gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de reclassering nodig vindt) ambulant laat behandelen door een door de reclassering te bepalen zorgverlener. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de reclassering nodig vindt) meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol door middel van urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) om het (eventueel) middelengebruik te beheersen, indien en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden; daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 385,00(driehonderdvijfentachtig euro), bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 385,00(driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 385,00(driehonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 (zegen) dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte of zijn mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte of zijn mededader aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [naam] , voor een deel van € 470, - niet-
ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel
slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. S.H. Peper, rechters, in tegenwoordigheid van N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021.
Buiten staat
mr. drs. H.M. Braam is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met registratienummer PL0600-2021394544. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 36, alinea 5, 6 en 7.
3.Pagina 44, alinea 3 en 4.
4.Pagina 46, alinea 1 en 3.
5.Pagina’s 48, alinea 3, en 49, alinea 5 en 13 en 14.