ECLI:NL:RBOVE:2021:4887

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
AK_21 _ 83
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over omgevingsvergunning voor zonnepark met onduidelijkheden in landschappelijke inpassing en ruimtelijke ordening

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt de omgevingsvergunning voor een zonnepark in Hoge Hexel besproken. De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning onvoldoende informatie bevatte over de plaatsing van transformatoren en hekwerk, wat leidt tot onduidelijkheid over de landschappelijke inpassing. De rechtbank stelt dat de motivering van het besluit in dat opzicht onvoldoende is en dat verweerder de gelegenheid krijgt om deze gebreken te herstellen. De eisers, die zich verzetten tegen de vergunning, hebben aangevoerd dat het zonnepark niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het project groter is dan in het beleidskader is toegestaan. De rechtbank is het met de eisers eens dat de motivering van de afwijking van het beleidskader niet voldoende is. De rechtbank houdt verder rekening met de belangen van de eisers, die vrezen voor aantasting van hun woongenot door de nabijheid van het zonnepark. De rechtbank concludeert dat verweerder de belangen van de eisers onvoldoende heeft meegewogen. De rechtbank geeft verweerder acht weken de tijd om de gebreken te herstellen en de motivering aan te vullen, waarna de zaak opnieuw zal worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/83
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4],
allen te Hoge Hexel, eisers,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
en
het college van burgemeester en wethouders van Wierden, verweerder,
gemachtigden: A. ter Avest en L.G. Pak.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te Elsloo.
Procesverloop
Bij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2021. [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. [eiser 4] was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens de derde-partij was niemand aanwezig.
Overwegingen
1. Op 11 september 2019 heeft de derde-partij een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een zonnepark met hekwerk en transformatoren (het project) op de percelen kadastraal bekend gemeente Wierden, [de percelen] (de percelen). De percelen zijn gelegen aan [de weg 1] in Hoge Hexel. Het beoogde zonnepark heeft een omvang van ongeveer 8 hectare. De gemeenteraad van de gemeente Wierden (de raad) heeft een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voor het project. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. De vergunning heeft betrekking op de activiteiten ‘het bouwen van een bouwwerk’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’. De vergunning is verleend voor een periode van 25 jaar.
De percelen hebben op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2009” (het bestemmingsplan) de bestemming “Agrarisch met waarden - landschap”. Een zonnepark past niet in deze bestemming. Om het zonnepark, ondanks deze afwijking van het bestemmingsplan, mogelijk te maken, heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). [1]
Eisers wonen aan [adres] . De beoogde locatie van het zonnepark ligt langs [de weg 2] , schuin tegenover het perceel van eisers.
Zijn de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten voldoende duidelijk?
2.1 Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder op basis van de beschikbare gegevens geen omgevingsvergunning had mogen verlenen voor het zonnepark. Zij voeren aan dat uit de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten niet blijkt hoe het zonnepark er precies uit komt te zien. Ook blijkt volgens eisers uit de documenten niet hoe het project landschappelijk zal worden ingepast. Er is geen bouwtekening overgelegd met een situatieschets en detailtekeningen. Daardoor is niet duidelijk waar en hoe de zonnepanelen worden geplaatst ten opzichte van elkaar en de omgeving, waar de transformatoren en het hekwerk komen te staan en waar de overige onderdelen die in de ruimtelijke onderbouwing worden genoemd worden gerealiseerd. Eisers zijn van mening dat ook het beplantings- en beheerplan en de overige stukken over de landschappelijke inpassing onvoldoende duidelijk zijn. Volgens eisers is dit in strijd met de rechtszekerheid en maakt dit dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
2.2 De rechtbank is het met eisers eens dat op basis van de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten niet duidelijk is hoeveel transformatoren (en/of transformatorgebouwen) er op het beoogde zonnepark komen, noch waar deze komen te staan. Ook is niet duidelijk waar het hekwerk komt te staan. Dit had wel duidelijk moeten zijn. In zoverre slaagt deze beroepsgrond. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
2.2.1 Verweerder heeft de derde-partij omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een zonnepark met hekwerk en transformatoren. Deze vergunning ziet dus ook op het hekwerk en de transformatoren. Daarom moet uit de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten blijken waar deze bouwwerken zullen worden geplaatst. Dit is des temeer van belang, omdat uit de bij de aanvraag gevoegde gegevens blijkt dat het hekwerk 1,83 meter hoog zal zijn en de transformatoren 2,44 meter boven het maaiveld zullen uitsteken.
2.2.2 In de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten (waaronder meerdere tekeningen) wordt gesproken over transformatoren (of trafo’s). In de omgevingsvergunning wordt niet alleen gesproken over transformatoren, maar ook over transformatorgebouwen. [2] Het is niet duidelijk wat in dit kader wordt verstaan onder een transformatorgebouw en of daar iets anders mee wordt bedoeld dan met een transformator. Ook is niet duidelijk hoeveel transformatoren of transformatorgebouwen er op het beoogde zonnepark geplaatst worden. De rechtbank zal in het vervolg van deze uitspraak alleen de term transformator gebruiken.
2.2.3 Over de locatie van de transformatoren is in de ruimtelijke onderbouwing alleen aangegeven dat deze in ieder geval 30 meter uit de grens van de dichtstbijzijnde woonpercelen worden geplaatst. Daarmee is niet duidelijk waar de transformatoren komen te staan. Tijdens de zitting hebben de gemachtigden van eisers en verweerder aangegeven dat eisers na het verlenen van de omgevingsvergunning overleg hebben gevoerd met de derde-partij en/of [de stichting] , hierna samen: de initiatiefnemers) over de plek van de transformatoren, maar dat de initiatiefnemers dit overleg kort voor de zitting hebben afgebroken. De rechtbank is van oordeel dat de plek van de transformatoren duidelijk had moeten zijn, vóórdat de vergunning werd verleend. Verweerder kon het niet aan eisers en de initiatiefnemers overlaten om nadien de plek van de transformatoren te bepalen.
2.2.4 In de aanvraag staat alleen dat een hekwerk wordt geplaatst langs de delen van het projectgebied die niet grenzen aan sloten. Dit geeft onvoldoende duidelijkheid over de precieze plek van het hekwerk. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk of het hekwerk voor of achter de aarden wal komt te staan.
2.2.5 De rechtbank concludeert dat onvoldoende duidelijk is hoeveel transformatoren er op het zonnepark komen en waar deze transformatoren en het hekwerk zullen worden geplaatst. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verweerder op basis van de hem ter beschikking staande gegevens en documenten geen besluit op de aanvraag kon nemen. Verweerder had de aanvrager in de gelegenheid moeten stellen om de aanvraag op deze punten aan te vullen.
2.3 De rechtbank is het niet met eisers eens dat in de aanvraag en de daarbij gevoegde documenten onvoldoende informatie staat over de plaatsing van de zonnepanelen ten opzichte van elkaar en van de omgeving. Ook is de rechtbank het, afgezien van de plaatsing van de transformatoren en het hekwerk, niet met eisers eens dat onvoldoende duidelijk is hoe het zonnepark landschappelijk zal worden ingepast. Wat dat betreft, slaagt deze beroepsgrond dus niet. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
2.3.1 Bij de aanvraag is een tekening van de zonnepanelen gevoegd. Op deze tekening is te zien hoe hoog de panelen worden, in welke hoek ze worden geplaatst en op welke afstand tot de volgende rij ze worden geplaatst. Ook is bij de aanvraag een technische beschrijving gevoegd waarin staat wat de oppervlakte van de panelen is. Verder zijn bij de aanvraag (als bijlagen bij de ruimtelijke onderbouwing) tekeningen van de landschappelijke inpassing en het beplantings- en beheerplan gevoegd. Op deze tekeningen is te zien op welke plek, in welke richting en op welke afstand van de perceelsgrenzen de panelen zullen worden geplaatst. Ook is daarop aangegeven hoe het zonnepark landschappelijk zal worden ingepast. Daartoe is op de tekeningen onder meer aangegeven waar beplantingssingels, een haag en een aarden wal zullen worden geplaatst. Daarnaast is in de ruimtelijke onderbouwing een tekening van een dwarsdoorsnede van de wal tussen [de weg 2] en het zonnepark opgenomen. Daarbij is aangegeven wat de afstanden tussen deze wal en de weg, de sloot en de zonnepanelen zullen zijn.
2.3.2 In de omgevingsvergunning is het voorschrift opgenomen dat het zonnepark landschappelijk moet worden ingepast om te kunnen voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Deze landschappelijke inpassing moet op grond van dit voorschrift gebeuren in overeenstemming met de bij de aanvraag gevoegde ruimtelijke onderbouwing. Dit moet uiterlijk 1 jaar na plaatsing van de zonnepanelen volledig gerealiseerd zijn en de landschappelijke inpassing moet in overeenstemming met de ruimtelijke onderbouwing aangelegd en in stand gehouden worden.
2.3.3 De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in 2.3.1 genoemde gegevens en documenten voldoende duidelijk is waar de zonnepanelen zullen worden geplaatst en hoe deze zonnepanelen zullen worden geplaatst ten opzichte van elkaar en de omgeving. Ook is op grond van die gegevens en documenten voldoende duidelijk hoe het zonnepark zal worden ingepast in het landschap. Met het in 2.3.2 genoemde voorschrift is ook voldoende gewaarborgd dat het zonnepark in overeenstemming met deze gegevens en documenten zal worden gerealiseerd.
Is het zonnepark voldoende ingepast in het landschap?
3.1 Eisers voeren aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bouwplan voldoet aan de in het Beleidskader “Grootschalige duurzame energieopwekking in Wierden” (het beleidskader) gestelde eis dat het zonnepark moet worden ingepast in het landschap.
3.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de landschappelijke inpassing voldoende is gemotiveerd. Verweerder wijst erop dat de landschappelijke inpassing en het beplantings- en beheerplan zijn meegenomen bij de ruimtelijke onderbouwing die deel uitmaakt van het bestreden besluit. Om in een bestaand landschap een zonnepark te kunnen realiseren wordt in eerste instantie gekeken naar de kavel en de natuurlijke begrenzing. De oppervlakte van het park is weliswaar groter dan aangegeven in het beleidskader, maar voldoet wel aan de uitgangspunten. De natuurlijke begrenzing moet in stand blijven en is maatgevend voor de inpassing in het bestaande landschap. Dit is bij het beoogde zonnepark het geval. Een deel van het park (ongeveer 2 hectare) ligt verscholen in het landschap. De zichtbaarheid van het park vanaf de openbare weg is beperkt door de aanwezige en aan te leggen beplanting of door de (groene) aarden wal. De paneelhoogte van maximaal 1,5 meter komt niet boven deze groenelementen en wallen uit. Ook is rekening gehouden met de specifieke paneelkeuze en -opstelling, waardoor geen schitteringen in de buurt ontstaan.
3.3 De rechtbank is van oordeel dat verweerder de landschappelijke inpassing van het zonnepark voldoende heeft gemotiveerd, met uitzondering van de plaatsing van het hekwerk en de transformatoren. Behalve hun hiervoor besproken betoog dat onduidelijk is hoe het zonnepark landschappelijk zal worden ingepast, hebben eisers geen argumenten aangevoerd waarom de motivering onvoldoende is. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is onduidelijk waar het hekwerk en de transformatoren (precies) zullen worden geplaatst. Daarom is niet duidelijk op welke manier het hekwerk en de transformatoren landschappelijk zullen worden ingepast en is de motivering van het besluit in dat opzicht dus onvoldoende.
Is sprake van een tijdelijke vergunning?
4.1 Eisers stellen zich op het standpunt dat geen sprake is van een tijdelijke vergunning, omdat zo’n vergunning niet is bedoeld voor een periode van 25 jaar. Volgens hen is dit bijna permanent te noemen. Daarnaast vrezen eisers dat onvoldoende is gewaarborgd dat het zonnepark na 25 jaar weer verdwijnt.
4.2 De rechtbank is het niet met eisers eens. Zij legt dit hierna uit.
4.2.1 Op grond van artikel 2.23, eerste lid, van de Wabo kan een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit voor een bepaalde termijn worden verleend. Voor zo’n tijdelijke vergunning geldt geen maximale termijn. Dit betekent dat een tijdelijke vergunning ook kan worden verleend voor een (lange) periode van 25 jaar. Dat de omgevingsvergunning van het zonnepark is verleend voor een periode van 25 jaar is ook in overeenstemming met het beleidskader.
4.2.2 Aan de omgevingsvergunning is het voorschrift verbonden dat het zonnepark (panelen, constructies, transformatoren en hekwerken) 25 jaar na ingebruikname van het park moet worden verwijderd en verwijderd moet worden gehouden. De rechtbank is van oordeel dat met dit voorschrift is gewaarborgd dat het zonnepark na 25 jaar weer wordt verwijderd. Als niet aan dit voorschrift wordt voldaan, kan verweerder daartegen handhavend optreden.
Is het zonnepark in strijd met een goede ruimtelijke ordening?
5.1 Eisers stellen zich op het standpunt dat het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens hen past het plan voor het zonnepark niet in het beleidskader. In dit beleidskader staat namelijk dat in de omgeving waar het zonnepark is beoogd (de Rug van Hoge Hexel) drie zonneparken van maximaal 4 hectare kunnen komen. Het beoogde zonnepark is 8 hectare groot en dus tweemaal zo groot als in het beleidskader is aangegeven. Volgens eisers heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het bouwplan ondanks deze afwijking van het beleidskader wordt toegestaan. Eisers zijn van mening dat een zonnepark van 8 hectare veel te groot is.
5.2 De rechtbank is het met eisers eens dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank zal dit hierna toelichten.
5.2.1 Verweerder gaat bij de beoordeling van vergunningsaanvragen voor zonneparken uit van het beleid dat is neergelegd in het hiervoor onder 3 al genoemde beleidskader. Uit het beleidskader volgt dat de beoogde plek voor het zonnepark ligt in het deelgebied “de Rug van Hoge Hexel”. Volgens het beleidskader biedt de schaal van dit gebied ruimte voor maximaal drie kleine zonneparken. Onder een klein zonnepark wordt in het beleidskader verstaan een zonnepark ter grootte van maximaal één kavel. Een kavel is gedefinieerd als een door wegen, sloten en/of landschapselementen omzoomd perceel. Daarbij is uitgegaan van een grootte van ongeveer 4 hectare.
5.2.2 Verweerder erkent dat de oppervlakte van het beoogde zonnepark groter is dan is aangegeven in het beleidskader. Volgens verweerder is de maatvoering in het beleidskader echter geen strikt en vaststaand gegeven en kan daarvan bij de beoordeling van concrete initiatieven worden afgeweken. Verweerder is van mening dat de grotere oppervlakte in dit geval aanvaardbaar is, omdat het in strikte zin weliswaar niet voldoet aan de kaders, maar wel aan de uitgangspunten van het beleid. Daarbij is ook van belang dat het zonnepark goed inpasbaar is in het landschap en past binnen de natuurlijke begrenzing. Verweerder verwijst in dat kader naar de ruimtelijke onderbouwing.
In de ruimtelijke onderbouwing staat dat het projectgebied ligt op de grens van meerdere deelgebieden als omschreven in het Landschapsontwikkelingsplan en dat het daar ook de kenmerken van vertoont. Op grond van deze kenmerken is een ontwerp opgesteld voor een zonnepark van ongeveer 8 hectare, waarvan bijna 2 hectare geheel verscholen in het landschap ligt. Er is gekozen voor een parkontwerp dat uitgaat van plaatselijke cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteiten. Daarbij is niet alleen gekeken naar het deelgebied “de Rug van Hoge Hexel”, maar ook naar de aangrenzende deelgebieden “Laagte van de Veeneleiding” en “De Kolonie & kromme akkers”. Het projectgebied ligt feitelijk op de grens van deze drie deelgebieden en bevat een mengeling van de kenmerken daarvan. Het zonnepark bestaat uit twee kavels. Door het park op te delen in twee afzonderlijke velden, wordt voorkomen dat een te grootschalige structuur ontstaat in een relatief kleinschalig landschap. Ook respecteert het parkontwerp daarmee de bestaande verkavelingsopzet. Verder geldt dat op strategische plaatsen nieuwe beplantingssingels worden aangebracht. Deze bevinden zich langs de randen van het open gebied, waardoor het karakter van het omsloten open gebied in stand wordt gehouden en deze tegelijkertijd een meer besloten en kleinschalig karakter krijgt. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande karakteristieken en wordt het contrast met meer open gebieden in de omgeving vergroot. In de hoofdopzet van het zonnepark is er nadrukkelijk niet voor gekozen om alle zonnepanelen te verstoppen achter hoog opgaande beplanting. Dit zou een te grote verdichting opleveren.
In de reactie op de zienswijzen heeft verweerder daaraan toegevoegd dat het grootste kavel wat afmetingen betreft niet afwijkt van de (landbouw)kavels die in dit type ontginningslandschap voorkomen. In dit landschap komen grotere kavels voor, ook groter dan 4 hectare. De kleinere kavel (van bijna 2 hectare) wordt grotendeels (aan drie van de vier zijden) aan het zicht onttrokken door bospercelen. De open zijde is waarneembaar, maar ligt verder van de weg af dan de grootste kavel.
5.2.3 De rechtbank constateert dat op de topografische kaart op pagina 19 van het beleidskader te zien is dat de beoogde locatie van het zonnepark ligt in het deelgebied “de Rug van Hoge Hexel”. Verder is daarop te zien dat dit deelgebied in de buurt van deze locatie grenst aan de deelgebieden “De open velden” en “Laagte van de Veeneleiding”. Anders dan in de ruimtelijke onderbouwing is aangegeven grenst het deelgebied “de Rug van Hoge Hexel” niet aan het deelgebied “De kolonie & kromme akkers” en ligt dit laatste deelgebied niet in de directe omgeving van de beoogde locatie van het zonnepark.
Verweerders motivering van de afwijking van het beleidskader is wat dit betreft dus onjuist. De gemachtigden van verweerder konden dit op de zitting niet uitleggen. Zij hebben aangegeven dat het hier mogelijk om een verschrijving gaat, maar konden dit niet met zekerheid zeggen. Hierdoor is onduidelijk of de rest van de motivering wel klopt. Dit geldt met name voor de verwijzing naar de kenmerken van de deelgebieden, de bestaande verkavelingsopzet, de bestaande karakteristieken en het ontginningslandschap.
5.2.4 De rechtbank concludeert daarom dat de afwijking van het beleidskader niet voldoende is gemotiveerd en dat deze beroepsgrond slaagt.
Had verweerder moeten kiezen voor het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen?
6.1 Eisers voeren aan dat het veel logischer is om zonnepanelen te plaatsen op daken van (bijvoorbeeld) loodsen en andere bedrijfsgebouwen en om goede landbouwgrond en natuur te ontzien. Volgens eisers heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom niet voor deze mogelijkheid is gekozen. Eisers wijzen erop dat uit recent onderzoek blijkt dat de bodem na vele jaren onder zonnepanelen beschadigd raakt en de biodiversiteit ernstig wordt aangetast.
6.2 Verweerder heeft aangegeven dat de doelstellingen voor het opwekken van zonne-energie niet kunnen worden gehaald als alleen zonnepanelen worden geplaatst op bestaande bebouwing. Daarom moeten volgens verweerder ook zonneparken worden aangelegd in gebieden die nu nog niet zijn bebouwd.
6.3 De rechtbank overweegt dat in het beleidskader is vermeld dat de gemeente Wierden ernaar streeft om in 2050 een 100% energie neutrale gemeente te zijn en dat, om dat doel te bereiken, ruimte moet worden geboden aan grootschalige vormen van duurzame energieopwekking, zoals zonneparken. Eisers hebben deze noodzaak niet (gemotiveerd) betwist. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom niet alleen kan worden gekozen voor het plaatsen van zonnepanelen op bestaande bebouwing. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is de maatschappelijk inpassing van het bouwplan voldoende geborgd?
7.1 Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder tekort is geschoten in de communicatie en dat ook de participatie en de maatschappelijk inpassing onvoldoende zijn. Dit is volgens eisers in strijd met het beleidskader. Eisers geven aan dat zij geen maatschappelijk plan hebben gezien. Ook is volgens hen in het bestreden besluit onvoldoende geborgd dat het maatschappelijk plan, inclusief communicatie, participatie en maatschappelijke inpassing, zal worden uitgevoerd. Volgens eisers is een enkele verwijzing naar een anterieure overeenkomst, die niet als bijlage bij het bestreden besluit is gevoegd, daarvoor onvoldoende. Eisers stellen dat zij aan de anterieure overeenkomst niet de garantie kunnen ontlenen dat zij daadwerkelijk kunnen participeren in het plan.
Daarnaast voeren eisers aan dat niet is voldaan aan de eisen uit het beleidskader dat de afspraken voorafgaand aan de planologische procedure worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst en dat de participatie van de lokale gemeenschap wordt geregeld vóór het starten van de formele procedure. De anterieure overeenkomst is pas gesloten nadat de omgevingsvergunning al was verleend.
Eisers betwisten dat het beleidskader op het gebied van inspraak en participatie slechts een inspanningsverplichting kent. In het beleidskader staat aan welke voorwaarden moet worden voldaan voordat medewerking wordt verleend. Door in de anterieure overeenkomst te volstaan met een inspanningsverplichting wordt volgens eisers afgeweken van het beleid.
7.2 De rechtbank ziet in dit betoog geen aanleiding om te oordelen dat verweerder de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen of dat verweerder aan deze vergunning meer of andere voorschriften had moeten verbinden. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
7.2.1 Verweerder heeft erkend dat de communicatie over de wijziging van het plan voor het zonnepark beter had gekund. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de communicatie kennelijk niet optimaal is geweest geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning voor het zonnepark had moeten weigeren.
7.2.2 Volgens het beleidskader moet voorafgaand aan de formele planologische procedure overleg plaatsvinden tussen gemeente, initiatiefnemers en inwoners over de maatschappelijke en landschappelijke inpassing. Ook staat in het beleidskader dat de afspraken voorafgaand aan de planologische procedure worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. In dit geval is de anterieure overeenkomst pas kort vóór het bestreden besluit getekend door de initiatiefnemers en pas kort na het bestreden besluit door de burgemeester van Wierden. In zoverre is dus niet voldaan aan het beleidskader.
In de anterieure overeenkomst moet volgens het beleidskader in ieder geval een participatieplan zijn opgenomen met daarin maatregelen voor de betrokkenheid van inwoners en afspraken over de financiële bijdrage aan maatschappelijke doelen. Ook moeten in de anterieure overeenkomst zijn opgenomen een ontwerp, waarin de landschappelijke inpassing en de maatregelen ter bevordering van de biodiversiteit zijn vertaald, een beheerplan en de garantie dat het zonnepark na 25 jaar weer wordt opgeruimd.
De rechtbank stelt vast dat in de anterieure overeenkomst is geregeld hoe omwonenden financieel kunnen participeren in het zonnepark en dat daarin afspraken staan over de financiële bijdrage aan maatschappelijke doelen en de tijdelijkheid van het zonnepark. De rechtbank is van oordeel dat hiermee is voldaan aan de verplichting om in de anterieure overeenkomst een participatieplan op te nemen.
De rechtbank constateert dat in de anterieure overeenkomst – in afwijking van het beleidskader – niets is geregeld over de landschappelijke inpassing en dat daarin ook geen beheerplan en geen maatregelen ter bevordering van de biodiversiteit zijn opgenomen. In de ruimtelijke onderbouwing is wel uitgebreid ingegaan op de landschappelijke inpassing. Ook zijn daarbij een tekening van de landschappelijke inpassing, een beplantings- en beheerplan en een biodiversiteitsplan gevoegd. De ruimtelijke onderbouwing maakt deel uit van de verleende omgevingsvergunning.
De rechtbank ziet in de omstandigheden dat de anterieure overeenkomst later is gesloten dan in het beleidskader is voorgeschreven en dat deze overeenkomst niet alle elementen bevat die het beleidskader voorschrijft geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Deze overeenkomst is inmiddels wel tot stand gekomen en de ontbrekende elementen zijn opgenomen in (bijlagen bij) de omgevingsvergunning.
7.2.3 In het beleidskader staat dat initiatiefnemers verplicht zijn om de omgeving bij hun initiatief te betrekken en dat zij moeten organiseren, borgen en aantonen dat de lokale gemeenschap in het project participeert en daarvan (direct of indirect) profiteert. Verder staat in het beleidskader dat de initiatiefnemer met de direct omwonenden/betrokkenen afspraken moet maken over de inpassing en invulling van het gebied rondom een project en daarbij duidelijk moet maken in hoeverre omwonenden hierin kunnen participeren. In het beleidskader staat ook dat verweerder op basis van de uitgangspunten van deze visie en een zorgvuldige belangenafweging tot een gewogen besluit moet komen, als partijen niet tot overeenstemming komen.
De rechtbank is het met eisers eens dat deze verplichtingen deels lijken te zijn geformuleerd als resultaatsverplichtingen. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de aard van deze verplichtingen volgt dat het gaat om inspanningsverplichtingen. Een initiatiefnemer kan de lokale gemeenschap immers niet dwingen om te participeren in een project. Ook kan hij omwonenden niet dwingen om afspraken met hem te maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het beleidskader dan ook geen harde randvoorwaarde worden gezien waaraan de consequentie is verbonden dat geen medewerking mag worden verleend als draagvlak bij de omwonenden ontbreekt of als geen participatie tot stand komt. Uit het beleid volgt dat van de initiatiefnemer wordt verwacht dat hij inspanningen doet om de omgeving te betrekken en participatie mogelijk te maken.
De rechtbank is van oordeel dat de initiatiefnemers aan deze inspanningsverplichting hebben voldaan. Er zijn keukentafelgesprekken gevoerd, waarbij onder meer de wensen van de omwonenden zijn besproken. De initiatiefnemer heeft (mede) naar aanleiding van de reacties uit de omgeving het zonnepark niet volledig weggestopt achter hoge beplanting. Ook heeft de initiatiefnemer er naar aanleiding van de wensen van eisers voor gekozen om op het deel van de percelen dat recht tegenover de woningen van eisers ligt geen zonnepark te realiseren. Verder is de rechtbank van oordeel dat in de anterieure overeenkomst voldoende is geborgd dat de lokale gemeenschap (en dus ook eisers) financieel kan participeren in het zonnepark.
7.2.4 De rechtbank concludeert dat de maatschappelijke inpassing van het bouwplan voldoende is geborgd en dat deze beroepsgrond daarom niet slaagt.
Is het bouwplan uitvoerbaar?
8.1 Eisers hebben aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eventuele planschade. Daarnaast hebben zij op de zitting aangevoerd dat het bouwplan niet uitvoerbaar is, omdat het elektriciteitsnet onvoldoende capaciteit heeft voor het verwerken van de elektriciteit die door het zonnepark wordt opgewekt.
8.2 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de eventuele planschade geen reden hoefde te zien om de omgevingsvergunning te weigeren. Maar de rechtbank is ook van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat het project kan worden uitgevoerd, ondanks de twijfels over de mogelijkheden voor het afgeven van de opgewekte energie aan het elektriciteitsnet. Zij zal dit hierna motiveren.
8.2.1 De vragen of voldoende rekening is gehouden met eventuele planschade en of de door het zonnepark opgewekte elektriciteit kan worden afgegeven aan het elektriciteitsnet zijn van belang in het kader van de uitvoerbaarheid van het project.
8.2.2 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [3] kan bij een beroep tegen een omgevingsvergunning een betoog over de uitvoerbaarheid van het project, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als het college in redelijkheid had moeten inzien dat het project om financieel-economische of andere redenen zonder meer niet uitvoerbaar is.
8.2.3 Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat een eventueel te betalen bedrag aan planschade zo hoog zou kunnen zijn dat het project daardoor zonder meer financieel onuitvoerbaar is. Daarom hoefde verweerder in de eventuele planschade geen reden te zien om de omgevingsvergunning te weigeren.
8.2.4 Op de zitting hebben de gemachtigden van verweerder aangegeven dat hen ook ter ore is gekomen dat de capaciteit van het elektriciteitsnet mogelijk onvoldoende is en dat zij niet met zekerheid kunnen zeggen of dit een probleem oplevert. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk of het project uitvoerbaar is. Het bestreden besluit is wat dit betreft onvoldoende gemotiveerd. In het licht van de gerezen twijfels is de opmerking in de reactie op de zienswijzen dat netbeheerders continu bezig zijn met het verbeteren en uitbreiden van de voorzieningen daartoe onvoldoende. Daarom slaagt deze beroepsgrond.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de belangen van eisers?
9.1 Eisers zijn van mening dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Zij stellen dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de omstandigheid dat het zonnepark op relatief korte afstand, bijna recht tegenover hun perceel komt te liggen. Volgens hen zal het zonnepark de omgeving ernstig aantasten, waardoor hun woongenot sterk zal afnemen. Ook zullen hun zichtlijnen door het zonnepark sterk veranderen in negatieve zin. Eisers zijn van mening dat als er een zonnepark moet komen, dit veel kleiner moet worden en op een grotere afstand van hun woningen. Verder voeren eisers aan dat in de ruimtelijke onderbouwing is aangegeven dat het zonnepark wordt ingezaaid met bloemen en kruiden. Eisers verwachten dat de zaden daarvan ook naar hun land zullen waaien. Daardoor zullen er bloemen en kruiden tussen het gras terechtkomen, wat ten koste zal gaan van de opbrengst van het gras. Dit geldt temeer omdat uit het beplantings- en beheerplan blijkt dat onder meer bloemen en kruiden zullen worden gezaaid die nadelig zijn voor de omgeving. Volgens eisers is het noodzakelijk om de bloemen en kruiden dood te spuiten, wat voor extra kosten zorgt. Ook zijn eisers van mening dat er onvoldoende rekening mee is gehouden dat zij onvoldoende worden gecompenseerd door de derde-partij. Eisers stellen dat zij met de initiatiefnemers hebben gesproken over compensatie, maar dat de afspraken daarover nog niet definitief zijn vastgelegd en dat er nog veel onduidelijk is. Volgens eisers speelt verweerder hierbij een rol, omdat in het beleidskader over participatie en compensatie wordt gesproken.
9.2 De rechtbank is het met eisers eens dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met hun belangen.
Als een activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, is verweerder bevoegd om mee te werken aan een afwijking van het bestemmingsplan. Verweerder is daartoe niet verplicht. Daarom moet verweerder in zo’n geval een belangenafweging maken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit niet dat verweerder heeft beoordeeld of de negatieve gevolgen die het project heeft voor eisers, als direct omwonenden, aanvaardbaar zijn. Daarom is het bestreden besluit wat dit betreft onvoldoende gemotiveerd en slaagt deze beroepsgrond.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen rol hoeft te spelen bij het maken van afspraken tussen eisers en de initiatiefnemers over het bieden van compensatie. Het beleidskader eist niet dat deze compensatie wordt geboden. Daarom is dit een kwestie tussen eisers en de initiatiefnemers.
Conclusie
10. Uit 2.2 blijkt dat de aanvraag onvoldoende informatie bevat om daarop te kunnen beslissen. Uit 3.3, 5.2, 8.2 en 9.2 blijkt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen (zie artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb).
Om het gebrek te herstellen, moet verweerder de derde-partij in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen voor wat betreft het aantal en de precieze locaties van de transformatoren en het hekwerk. Nadat de aanvraag is aangevuld, moet verweerder deze beoordelen op inwilligbaarheid. Indien dit leidt tot een wijziging van het bestreden besluit, dan kan dit wijzigingsbesluit op grond van artikel 6:19 van de Awb meegenomen worden in de onderhavige procedure, mits de wijzigingen van ondergeschikte aard zijn dan wel aannemelijk is dat derden hierdoor niet worden benadeeld. Daarnaast moet verweerder de motivering van het bestreden besluit wijzigen of aanvullen voor wat betreft de landschappelijke inpassing van de transformatoren en het hekwerk, de ruimtelijke onderbouwing en de uitvoerbaarheid van het project. Verder moet verweerder alsnog een (kenbare) belangenafweging maken, met inachtneming van de door eisers aangevoerde belangen. De rechtbank verwijst naar wat zij hiervoor in deze uitspraak heeft overwogen over deze onderwerpen.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank wijst verweerder erop dat hij kan vragen om verlenging van de termijn als deze te kort is, bijvoorbeeld omdat nader overleg nodig is tussen eisers en de initiatiefnemers over de plekken van de transformatoren en het hekwerk of over de te gebruiken zaden van bloemen en kruiden.
11. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eisers in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd is met de goede procesorde.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Zij neemt nu dus ook nog geen beslissing over de proceskosten en het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
de griffier is verhinderd rechter
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: Relevante regelgeving en beleid

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 3:2
Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46
Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Artikel 8:51a
1. De bestuursrechter kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. De vorige volzin vindt geen toepassing, indien belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen daardoor onevenredig kunnen worden benadeeld.
2. De bestuursrechter bepaalt de termijn waarbinnen het bestuursorgaan het gebrek kan herstellen. Hij kan deze termijn verlengen.
Artikel 8:51b, eerste lid
Het bestuursorgaan deelt de bestuursrechter zo spoedig mogelijk mede of het gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen of te laten herstellen.
Artikel 8:80a, eerste lid
Als de bestuursrechter artikel 8:51a toepast, doet hij een tussenuitspraak.

Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1, eerste lid
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).
Artikel 2.12, eerste lid
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…).
Artikel 2.23, eerste lid
In een omgevingsvergunning voor een voortdurende activiteit kan worden bepaald dat zij, voor zover zij betrekking heeft op die activiteit, geldt voor een daarbij aangegeven termijn.

Beleidskader “Grootschalige duurzame energieopwekking in Wierden”

Procedure (p. 6)
De gemeente hanteert bij initiatieven voor grootschalige duurzame energieopwekking een
procedure, waardoor onder meer communicatie met inwoners en nakoming van verplichtingen worden geborgd.
Vooroverleg
Voorafgaand aan de formele planologische procedure vindt overleg plaats tussen gemeente,
initiatiefnemers en inwoners over de maatschappelijke en landschappelijke inpassing. De gemeente voert de regie over het proces. De initiatiefnemer blijft te allen tijde zelf verantwoordelijk en risicodragend. Zo moeten initiatiefnemers zelf tijdig overleg voeren en afstemmen met de netbeheerder over de aansluiting op het elektriciteitsnet en de daarvoor benodigde vergunningen aanvragen.
Wanneer het vooroverleg voor alle partijen tot een aanvaardbaar resultaat leidt, zal de gemeente medewerking verlenen aan een planologische procedure. Mochten partijen niet tot
overeenstemming komen, dan zal het college op basis van de uitgangspunten van deze visie en een zorgvuldige belangenafweging tot een gewogen besluit moeten komen. De initiatiefnemer dient hiertoe een principeverzoek in.
Rolverdeling
Voor het realiseren van lokaal draagvlak is een belangrijke stem weggelegd voor omwonenden. De gemeente zit met name om tafel voor het behartigen van het belang van de gemeente als geheel. In een dialoog tussen omwonenden, ontwikkelaar en gemeente worden de randvoorwaarden waarbinnen het initiatief kan ontwikkelen nader ingevuld.
Overeenkomst
Voorafgaand aan de planologische procedure worden de afspraken vastgelegd in een
privaatrechtelijke overeenkomst. Het gaat in ieder geval om de volgende aspecten:
• een participatieplan, waarin de maatregelen voor de maatschappelijke inpassing zijn opgenomen (inclusief wijze van betrokkenheid inwoners en afspraken over financiële bijdrage aan maatschappelijke doelen);
• een ontwerp, waarin de landschappelijke inpassing en de maatregelen ter bevordering van de biodiversiteit zijn vertaald;
• een beheerplan, waarin het beheer van het park tijdens de exploitatieperiode is beschreven met aandacht voor het aspect biodiversiteit;
• de garantie dat het zonnepark na 25 jaar weer wordt opgeruimd met bijbehorende
afspraken over verwijderbaarheid, hergebruik van materialen etc.
(…)
Figuur: Deelgebieden LOP Wierden (p. 19)
Dit figuur bestaat uit een topografische kaart van de gemeente Wierden. Op deze kaart is te zien dat de locatie van het beoogde zonnepark ligt in het deelgebied “De Rug van Hoge Hexel”. Verder is daarop te zien dat dit deelgebied in de buurt van deze locatie grenst aan de deelgebieden “De open velden” en “Laagte van de Veeneleiding”.
(…)
Communicatie (p. 24)
Mensen die dicht bij een zonnepark wonen moeten actief bij de planvorming worden betrokken. Afhankelijk van de locatie, de impact en de context (van het gebiedsproces waarin het initiatief zich afspeelt) kan de wijze van communicatie verschillen. Ook de rolverdeling tussen initiatiefnemer en gemeente kan op basis hiervan verschillen.
De initiatiefnemer stelt in samenspraak met de gemeente een communicatieplan op, waarin onder meer ook de rollen van initiatiefnemer en gemeente zijn vastgelegd. Het communiceren met de omgeving dient te gebeuren voordat de formele procedure start.
Participatie
Grootschalige duurzame energieprojecten zijn economische activiteiten. Door inwoners van de gemeente Wierden daarvan – ook in economische zin – te laten meeprofiteren, dragen deze initiatieven bij aan de lokale economie, betrokkenheid (sociale cohesie) en draagvlak voor duurzame energieprojecten. Participatie kan bijvoorbeeld door mede-eigenaarschap, financieel rendement op investeringen of door het (goedkoper) afnemen van energie.
Initiatiefnemers hebben de verplichting om de omgeving te betrekken bij hun initiatief en stellen hiervoor een participatieplan op. Het betrekken van de omgeving dient te gebeuren voordat de formele procedure start.
Initiatiefnemers moeten organiseren en borgen dat de lokale gemeenschap in het project participeert en daarvan (direct of indirect) profiteert. De initiatiefnemer toont dit aan.
De initiatiefnemer moet met de direct omwonenden/direct betrokkenen afspraken maken over de inpassing en invulling van het gebied rondom een project en maakt hierbij duidelijk in hoeverre omwonenden hierin mee kunnen participeren.
(…)
Beoordeling geschiktheid van locaties voor zonneparken (p. 28 ev.)
Bij het beoordelen of een locatie geschikt is voor de realisatie van een zonnepark wordt de volgende werkwijze gehanteerd:
1. Beoordelen of het kan in een deelgebied (is er (nog) ruimte?).
2. Beoordelen of de kavel geschikt is (aanwezigheid waardevolle landschapselementen en
cultuurhistorisch waardevolle elementen).
3. Beoordelen hoe het zonnepark landschappelijk ingepast kan worden.
De beoordelingen 2 en 3 zijn maatwerk en kunnen alleen op basis van concrete initiatieven worden uitgevoerd.
Landschappelijke ruimte
Omdat Wierden een gevarieerd landschap kent met verschillend landschapstypes, is de impact van zonneparken in het buitengebied niet overal hetzelfde. Kleinschalige oude landschappen moeten anders worden benaderd dan grootschalige, vaak jongere landschappen. Om te bepalen welke ruimte het Wierdense landschap kan bieden aan zonneparken is gekozen voor een modelmatige benadering op basis van de deelgebieden van landschapstypen, zoals omschreven in het Landschapsontwikkelingsplan.
Modelmatige benadering
Bij het onderzoek naar de vraag waar ruimte is voor zonneparken is modelmatig te werk gegaan. Voor alle deelgebieden van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is modelmatig uitgewerkt wat de maximale draagkracht is voor de realisatie van zonneparken. Daarbij is uitgegaan van relatief kleine zonneparken, ongeveer ter grootte van zonnepark De Groene Weuste (4,5 ha), in kleinschalige landschappen en grote zonneparken, ongeveer 4x zo groot, in grootschalige landschappen. Deze afmetingen passen bij de maat en schaal (kavelgrootte) van deze landschappen.
Bij de modelmatige benadering voor het vaststellen van de landschappelijke ruimte voor zonneparken is het volgende onderscheid in schaalgrootte gemaakt:
1. Zonnevelden op het eigen perceel t.b.v. energievoorziening eigen erf (tot maximaal 0,5 hectare);
2. Kleine zonneparken ter grootte van maximaal 1 kavel, waarbij wij een kavel definiëren als een door wegen, sloten en/of landschapselementen omzoomd perceel is (voor de modelbenadering is uitgegaan van een grootte van circa 4 hectare);
3. Grote zonneparken van 8 hectare of groter (voor de modelbenadering is uitgegaan van 16 hectare groot).
Maatwerk
Vermeld moet worden dat afmetingen die voor de modelbenadering zijn gebruikt geen vaststaand gegeven zijn. Bij de beoordeling van concrete initiatieven voor mogelijke locaties kan hiervan worden afgeweken. Er is altijd sprake van maatwerk. In kleinschalig gebied kunnen kavels van circa 4 hectare voorkomen die mogelijk geschikt zijn voor een zonnepark van de grootte van die kavel. De grootte is mede afhankelijk van de grootte van de kavel.
Landschappelijke ruimte voor zonneparken in Wierden
In bijlage 2 is de uitwerking van het model per deelgebied beschreven. (…)
Uit de modelmatige analyse blijkt dat er in het buitengebied van Wierden meer landschappelijke ruimte is dan nodig is om de (korte termijn) doelstelling voor 2024 te halen. Er is landschappelijke ruimte voor 200 hectare en tot 2024 is circa 50 hectare nodig. Daarbij wordt opgemerkt dat de ruimte die werkelijk (op korte termijn) beschikbaar is voor realiseren van zonneparken minder is. Dit omdat er naast landschap en ruimtelijke inpassing ook andere (technische) criteria zijn, zoals beperkingen door bestaand grondgebruik, afstand tot aansluitpunten, afstand tot bebouwing, nabijheid van infrastructuur et cetera.
(…)
Landschappelijke inpassing (p. 30)
Zonneparken zijn gebiedsvreemde elementen. Een goede ruimtelijke inpassing is een vereiste en de verantwoordelijkheid van de realiserende partij. De uitgangspunten bij de realisatie van zonneparken zijn:
• De verkavelingsrichting en de maat en vorm van de kavels zijn bepalend voor de vormgeving van het zonnepark;
• De realisatie van het zonnepark gaat niet ten koste van bestaande waardevolle
landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, bomenrijen en –singels, solitaire bomen,
steilranden en kopjes. Het zonnepark moet aansluiten bij bestaande patronen en structuren
in het landschap. In het geval niet kan worden voorkomen dat een landschapselement
verdwijnt moet dit element dubbel (200 %) worden gecompenseerd;
• Bij kleine zonneparken op een perceel groter dan 4 hectare moet de landschappelijke
inpassing op het perceel zelf plaatsvinden;
• Het zonnepark heeft een eenvoudige hoofdvorm. In kleinschalige landschappen kan een
zonnepark bijvoorbeeld bestaan uit meerdere velden, met een landschappelijke geleding.
Per landschapstype gelden verschillende uitgangspunten en typen landschapselementen die
daarvoor kunnen worden benut. In bijlage 3 zijn de uitgangspunten voor landschappelijke inpassing verder uitgewerkt en toegelicht.
(…)
Bijlage 2: Landschappelijke ruimte voor zonneparken in deelgebieden (p. 45 ev.)
In deze bijlage staat per deelgebied (…) beschreven welke ruimte er is voor zonneparken, zonder dat de herkenbaarheid van het bestaande cultuurhistorische landschap door de zonneparken wordt aangetast. Ook is aangegeven in welke deelgebieden zonneparken worden uitgesloten.
(…)
Landschappelijke ruimte voor zonneparken per deelgebied (p. 47 ev.)
Rug van Hoge Hexel
De rug van Hoge Hexel bestaat uit de Groote Esch met daaromheen liggende jonge ontginningen met kleine bos- en heidegebiedjes. De schaal van dit gebied biedt ruimte voor maximaal 3 kleine zonneparken. (…)
Laagte Veeneleiding
Dit open gebied is in het LOP getypeerd als maten en flierenlandschap. De schaal van dit gebied biedt ruimte voor maximaal 3 kleine zonneparken. De vorm van de eventuele zonneparken in dit gebied moeten recht doen aan de strookvormige verkaveling. (…)
De kolonie & kromme akkers
Dit gebied kenmerkt zich door het waardevolle reliëf van de 2 gebogen dekzandruggen (Kolonieweg en Schaddenbeltsweg). Het is een afwisselend open en besloten gebied van jonge ontginningen. In de open ruimte achter de besloten lintbebouwing is ruimte voor een klein zonnepark. (…)
De Velden
Het gebied van de open velden ten westen van de kern van Wierden is de enige plek waar de
schaalgrootte van het landschap ruimte biedt voor grootschalige zonneparken van circa 16 hectare. De rechthoekige verkaveling van dit gebied geeft ruimte om zonneparken van deze grootte in een efficiënte en ruimtelijk passende vorm te realiseren. (…)

Voetnoten

1.De regelgeving en het beleid die voor deze zaak van belang zijn, zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.Zie de eerste alinea van het onderdeel “inhoudelijke beoordeling”.
3.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging 13.2 van de uitspraak van 15 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1994.