ECLI:NL:RBOVE:2021:4858

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
9541011 \ CV EXPL 21-4753
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 22 december 2021 een vonnis gewezen in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (hierna gezamenlijk: gedaagden). Eiseres vorderde ontruiming van een huurwoning wegens een huurachterstand van meer dan drie maanden. De procedure begon met een dagvaarding op 25 november 2021 en de mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2021. Tijdens de zitting erkende gedaagde 1 dat hij een huurachterstand had van vier maanden, wat de kantonrechter als voldoende grond voor ontruiming beschouwde. Eiseres had een spoedeisend belang bij de ontruiming, omdat de huurachterstand verder kon oplopen in afwachting van een bodemprocedure. De kantonrechter oordeelde dat de overlast van gedaagde 1 onvoldoende was om de ontruiming te rechtvaardigen, maar de huurachterstand was van een zodanige omvang dat ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure te verwachten was. De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, maar de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd. De kosten van de procedure werden toegewezen aan gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9541011 \ CV EXPL 21-4753
Vonnis in kort geding van 22 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.G.F.M. van Oss,
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende in [woonplaats] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk te noemen [gedaagde 1] (mannelijk enkelvoud),
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiseres] is dit kort geding begonnen met haar dagvaarding van 25 november 2021.
1.2.
Het kort geding is mondeling behandeld tijdens een zitting, die heeft plaatsgevonden op 8 december 2021. Beide partijen zijn verschenen. Namens [eiseres] is de heer [A] verschenen, werkzaam bij [eiseres] als manager, bijgestaan door mr. van Oss. Namens [gedaagde 1] is alleen [gedaagde 1] verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen naar voren hebben gebracht.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat hij voldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. De datum van het vonnis is bepaald op heden.

2.De beslissing in het kort

2.1.
De kantonrechter wijst de gevorderde ontruiming en betaling van achterstallige huur toe. [gedaagde 1] heeft namelijk erkend dat hij een huurachterstand heeft laten ontstaan van meer dan drie maanden huur. Die betalingsachterstand is van een zodanige omvang dat ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure te verwachten is en [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij ontruiming op korte termijn.
2.2.
Hierna zal dit verkort weergegeven oordeel uitgebreider worden gemotiveerd.

3.De beoordeling

Wat aan het geschil vooraf is gegaan
3.1.
Partijen hebben op 1 april 2021 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] te [plaats] . De ingangsdatum van de huurovereenkomst was 1 mei 2021. De huur bedraagt € 935,00 per maand.
3.2.
[gedaagde 1] heeft voor de maanden september tot en met december 2021 geen huur betaald.
3.3.
Meerdere omwonenden hebben bij [eiseres] geklaagd over geluidsoverlast, afkomstig uit de woning die [gedaagde 1] huurt.
Wat [eiseres] wil
3.4.
Omdat [gedaagde 1] de huurt niet betaalt, en omdat er bij [eiseres] klachten van omwonenden wegens overlast zijn binnengekomen, vraagt [eiseres] de kantonrechter om vooruitlopend op de procedure waarin ontbinding van de huurovereenkomst zal worden gevorderd, [gedaagde 1] te veroordelen de woning te ontruimen. Daarnaast vraagt [eiseres] de kantonrechter om [gedaagde 1] te veroordelen tot betaling van de achterstallige huur, als ook een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten en een factuur voor bijkomende kosten. Ten slotte vraagt [eiseres] de kantonrechter om [gedaagde 1] te veroordelen in de proceskosten.
Het verweer daartegen
3.5.
[gedaagde 1] heeft de volgende punten naar voren gebracht. [gedaagde 1] is naar [plaats] verhuisd omdat zijn toenmalige werkgever in Zwolle gevestigd is. Vlak na de verhuizing heeft [gedaagde 1] besloten om voor zichzelf te beginnen. Dit heeft helaas niet goed uitgepakt, waardoor [gedaagde 1] zonder inkomen is komen te zitten. Om die reden heeft [gedaagde 1] geen huur kunnen betalen. [gedaagde 2] werkt niet, zij zit zwanger thuis omdat zij ziek is. [gedaagde 1] heeft inmiddels een nieuwe baan gevonden, en kan daarom de huur weer betalen. Hij wil de betalingsregeling die hij eerder met [eiseres] heeft afgesproken, weer oppakken.
Het oordeel van de kantonrechter
3.6.
Ontruiming van de woning is een ingrijpende maatregel. Toewijzing van een dergelijke vordering in een kort geding kan daarom alleen als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat in een gewone procedure (de ‘bodemprocedure’) de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat [gedaagde 1] daarbij zal worden veroordeeld om de woning te ontruimen.
3.7.
Daarnaast moeten de door [eiseres] aangevoerde feiten en omstandigheden in dit kort geding voldoende aannemelijk zijn. Voor verder onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden, of voor het leveren van bewijs door bijvoorbeeld getuigen, is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in de bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is daarom slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
3.8.
Verder moet [eiseres] een spoedeisend belang hebben bij ontruiming. [eiseres] heeft aangevoerd dat geruime tijd kan verstrijken voordat zij een vonnis in een bodemprocedure heeft gekregen, en dat in de tussentijd de huurachterstand verder kan oplopen. Dit is door [gedaagde 1] niet weersproken. Daarmee is aan het vereiste van een spoedeisend belang voldaan.
3.9.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de gestelde overlast onvoldoende is om de vordering tot ontruiming toe te wijzen. [eiseres] heeft naar het voorlopige oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van dusdanig ernstige overlast dat deze overlast een ontruiming kan rechtvaardigen.
3.10.
Voor wat betreft de huurachterstand geldt dat [gedaagde 1] deze heeft erkend, zodat vast staat dat [gedaagde 1] een huurachterstand heeft van drie maanden. Tijdens de zitting is gebleken dat de maand december van dit jaar ook al betaald had moeten zijn, zodat de actuele huurachterstand vier maanden bedraagt. Deze huurachterstand is zo groot dat niet van [eiseres] kan worden verlangd dat zij de huurovereenkomst in stand houdt. In het algemeen geldt namelijk in de rechtspraak als uitgangspunt, dat een huurachterstand van drie maanden of meer ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. [gedaagde 1] heeft weliswaar aangevoerd dat [gedaagde 2] zwanger is en met een infectie drie weken in het ziekenhuis heeft gelegen, maar [eiseres] heeft dit niet erkend en [gedaagde 1] heeft zijn stellingen op geen enkele manier onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een verklaring van de verloskundige. Maar als het inderdaad zo is dat [gedaagde 2] zwanger is, dan is het des te meer onbegrijpelijk dat [gedaagde 1] zo weinig heeft gedaan om [eiseres] te overtuigen van zijn goede wil om de huurprijs (tijdig) te betalen. Partijen zijn namelijk op 18 oktober een betalingsregeling overeengekomen, waarna [gedaagde 1] niets aan [eiseres] heeft betaald. En dat was al de tweede betalingsregeling vanaf het begin van de huur op 1 mei 2021. Dat [gedaagde 1] , zoals hij zelf stelt maar evenmin heeft onderbouwd, een nieuwe baan heeft gevonden, maakt daarnaast niet dat de huurachterstand nu op korte termijn kan worden afbetaald. [gedaagde 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij de betalingsregeling weer wil oppakken, maar daarvoor moet hij bij [eiseres] zijn. De kantonrechter is niet bevoegd om een dergelijke betalingsregeling op te leggen. En de kantonrechter kan zich voorstellen dat [eiseres] de beloftes van [gedaagde 1] weinig geloofwaardig acht.
3.11.
Gelet op het voorgaande zal de vordering tot ontruiming worden toegewezen. De termijn voor ontruiming zal worden bepaald op twee weken na betekening van dit vonnis.
3.12.
Omdat de huurachterstand door [gedaagde 1] is erkend is de vordering tot betaling hiervan toewijsbaar.
3.13.
Maar de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt vooreerst nog niet voor toewijzing in aanmerking, nu [eiseres] niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door de gedaagde partij op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum de eisende partij deze aanmaning aan de gedaagde partij heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
3.14.
Evenmin komt voorlopig een bedrag van € 72,60 aan bijkomende kosten voor toewijzing in aanmerking, omdat [eiseres] niets heeft gesteld waaruit de verschuldigdheid van dat deel van de geldvordering kan volgen.
Tot slot
3.15.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] , met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten en de bijkomende kosten, toe. Dat betekent dat [gedaagde 1] de (voor het grootste gedeelte) verliezende partij is, en dus de proceskosten van [eiseres] moet betalen. Deze kosten stelt de kantonrechter als volgt vast:
a. kosten dagvaarding € 105,64
b. griffierecht € 507,00
c. salaris gemachtigde € 747,00.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde 1] de woonruimte aan de [adres] in [plaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde 1] bevinden en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 2.805,00 aan huurachterstand;
4.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, zodat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 935,00 per maand over de periode van 1 december 2021 tot aan de dag van ontruiming;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. (wv)