4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank heeft op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld.
Op 10 januari 2021 omstreeks 17:18 uur kreeg de politie een melding om te gaan naar [industrieterrein] te Almelo in verband met de vondst van een lichaam in het water, naar later bleek het lichaam van de 14-jarige [slachtoffer] . Ter plaatse trof de politie melders [vader] en zijn zoon [verdachte] (hierna: [verdachte] ) aan. De verbalisanten zagen dat [slachtoffer] liggend op haar buik met haar hoofd naar beneden in het water lag en haar schoenen omhoog. Zij was bedekt met riet waardoor alleen haar schoen en een deel van haar been zichtbaar waren.
Gelet op de aangetroffen situatie hebben de verbalisanten de locatie aangemerkt als plaats delict. Door het ter plaatse gekomen ambulancepersoneel werd geconstateerd dat [slachtoffer] inmiddels was overleden.
De ouders van [slachtoffer] hebben zich omstreeks 18.30 uur gemeld bij de afzetting van de plaats delict en vertelden dat [slachtoffer] ’s middags had afgesproken met [verdachte] . [slachtoffer] had geen letsels op het moment dat zij de woning verliet.
[verdachte] had met [slachtoffer] op 10 januari 2021 afgesproken en heeft haar rond 14.10 uur in de buurt van haar woning met de scooter opgehaald. [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), het broertje van [verdachte] is even later ook op de scooter gestapt.
Uit camerabeelden blijkt dat [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer] om 14.34 uur op de scooter aan komen rijden over het zandpad komende vanuit de richting van de [sportclub] en gaande in de richting van de spoorbrug. Om 14.35 uur is de scooter met [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer] nabij de spoorbrug gestopt. [slachtoffer] heeft haar vriendin [naam 1] om 14.36 uur een berichtje gestuurd met de tekst: “blijf op min loca kijken”. Tussen 14:36 uur en 14:46 uur zijn op de camerabeelden donkere schimmen zichtbaar, maar het is niet waar te nemen wat er precies gebeurt. Wel zijn verdachten op de camerabeelden te herkennen aan hun kledingstijl. [verdachte] aan de witte hoody en [medeverdachte] aan zijn witte schoenen. Ook is te zien dat [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer] bij elkaar blijven op dezelfde plek.
Voorts kan worden vastgesteld dat [verdachte] om 14.46 uur naar het lager gelegen gedeelte is gelopen. Om 14:52 uur is nog zichtbaar dat een of meerdere personen van het lager gelegen gedeelte naar het zandpad lopen. Om 14.54 uur is zichtbaar dat door twee personen met [slachtoffer] wordt gesleept naar het lager gelegen gedeelte. Om 14.58 uur is te zien dat [verdachte] naar een berg maaiafval is gelopen en vervolgens is teruggelopen naar het lager gelegen gedeelte, waar [slachtoffer] zich dan bevindt.
Om 14:58:04 uur heeft de laatste tijdregistratie plaatsgevonden van de telefoon van [slachtoffer] . Daarna is het telefoontoestel abrupt uitgegaan door het te water raken van het toestel.
Om 14:59 uur zijn [verdachte] en [medeverdachte] samen op de scooter vertrokken. Zij zijn vervolgens naar [tankstation] gereden om zichzelf, hun schoenen en de scooter grondig schoon te spuiten.
Wat is er met [slachtoffer] gebeurd tussen 14:36 uur en 14:58 uur?
De camerabeelden zijn te vaag om te kunnen waarnemen wat er precies is gebeurd. [verdachte] en [medeverdachte] ontkennen dat zij [slachtoffer] hebben gedood en er zijn geen getuigen van wat er is gebeurd met [slachtoffer] op de plaats delict. De rechtbank is van oordeel dat wat er met [slachtoffer] is gebeurd kan worden afgeleid uit het sectierapport.
Op het lichaam van [slachtoffer] is sectie verricht door [naam 2] , forensisch arts en patholoog. Uit het opgemaakte rapport van 30 april 2021 en het aanvullend opgemaakte rapport van 4 november 2021, betreffende een onderzoek naar de doodsoorzaak van [slachtoffer] , kan worden vastgesteld dat het overlijden van [slachtoffer] goed kan worden verklaard door (samen)drukkend geweld op de hals, zoals verwurging met de handen.
Verder kan uit voornoemde rapportages worden vastgesteld dat [slachtoffer] letsels had aan haar linkeroog en jukbeen en rechts aan het gelaat. Ook had zij huidverscheuringen aan beide oren en zaten er letsels op de lip, kin en rechter onderkaak. Rechts aan de hals zaten vier bloeduitstortingen, en links aan de hals was een gebied van ca. 2 x 5 centimeter met huidverkleuring en huidbeschadiging. Aan de sleutelbeenderen links en rechts en aan de voorzijde van de linkerschouder zaten drie bloeduitstortingen. Ook op de beide handen, armen en benen zaten onderhuidse bloeduitstortingen. Inwendig letsel is gevonden bij de kin, de onderkaak, aan de halsspieren, de sleutelbeenderen en aan de achterzijde van strottenhoofd en tongbeen.
De patholoog heeft vastgesteld dat de letsels aan en in de hals zijn ontstaan bij leven, door een stomp botsende en/of samendrukkende krachtsinwerking zoals verwurging met de handen. De diverse aangetroffen bevindingen maken dat de hypothese dat een deel van de letsels zijn veroorzaakt door verwurging veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat alle letsels zijn veroorzaakt door een duw/klap. De stuwingstekens in het gelaat kunnen niet worden verklaard door stomp botsende krachtsinwerking op de hals zonder enige tijd aangehouden druk op de hals. De rechtbank concludeert hieruit dat [slachtoffer] door verwurging om het leven is gekomen.
De letsels aan het hoofd zijn bij leven ontstaan door een stomp botsende krachtsinwerking zoals slaan/vallen of stoten. Ook de letsels op de overige ledematen zijn passend bij stomp botsende krachtsinwerking.
Uit het letseldateringsonderzoek blijkt dat (al) het bovengenoemde letsel enkele minuten tot meerdere tientallen minuten voor het overlijden is toegebracht. (het rapport van 30 april 2021 van [naam 2] , forensisch arts en forensisch patholoog, blz. 3463 t/m 3468).
De patholoog heeft vastgesteld dat de krasletsels en verkleuringen aan de handen, armen en benen postmortaal zijn ontstaan, dus nadat [slachtoffer] is overleden. Deze krasletsels passen bijvoorbeeld bij het verslepen over een onregelmatige ondergrond.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de doodsoorzaak van [slachtoffer] het volgende.
Er is radiologisch geen zekere doodsoorzaak aan te geven. Er zijn radiologisch tekenen van verdrinking zoals het vocht in de neusbijholten, vocht in de luchtwegen, verdikking van het steunweefsel van de longen en een toegenomen vochtgehalte van beide longen. Het vochtgehalte in het longweefsel is echter slechts gering toegenomen waardoor verdrinking niet met zekerheid is vast te stellen. Het is radiologisch iets waarschijnlijker dat het slachtoffer overleden is aan verdrinking dan dat ze overleden is ten gevolge van een andere oorzaak.
De patholoog heeft in het definitieve sectierapport beschreven dat gezien de vinding te water verdrinking als doodsoorzaak is overwogen. Er is gerapporteerd dat bij sectie met het blote oog geen typische bevindingen zijn geobserveerd die passen bij verdrinking (zoals bijvoorbeeld een zogenaamde schuimzwam aan de neus en/of mond of bloeduitstortingen dan wel oppervlakkige erosies in het slijmvlies van de maag). Ook toonden de longen bij lichtmicroscopisch onderzoek niet het beeld zoals dit gezien kan worden bij verdrinking, zogenaamde 'verdrinkingslongen'. Dit sluit verdrinking niet volledig uit. Om het geheel aan bevindingen bij sectie te wegen ten aanzien van het scenario verdrinking zijn door de patholoog twee hypotheses opgesteld.
Hypothese 1: Het slachtoffer was dood toen ze te water raakte
Hypothese 2: Het slachtoffer leefde nog toen ze te water raakte
Het aantreffen van de bevindingen is veel waarschijnlijker wanneer het slachtoffer dood was toen zij te water raakte dan wanneer het slachtoffer nog leefde toen zij te water raakte. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [slachtoffer] dood was toen ze te water raakte en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte] en [medeverdachte] samen met [slachtoffer] bij [industrieterrein] aankwamen en dat zij zonder [slachtoffer] weer zijn vertrokken, dat zij [slachtoffer] in de tussenliggende periode de beschreven letsels hebben toegebracht, haar door verwurging om het leven hebben gebracht en vervolgens het stoffelijk overschot van [slachtoffer] hebben verborgen door haar lichaam in een sloot te leggen en te verhullen met riet en maaiafval.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat tussen [verdachte] en [medeverdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het doden van [slachtoffer] en het verhullen van haar stoffelijk overschot. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. Een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit leidt in beginsel tot de kwalificatie 'medeplegen'.
De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft iedere medepleger niet exact op de hoogte te zijn van de bijdragen van de andere medepleger. Wel moet sprake zijn van dubbel opzet dat bestaat in een wilsgerichtheid op de totstandkoming van het strafbare feit en op de samenwerking. Voorwaardelijk opzet kan daarbij voldoende zijn.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is duidelijk geworden dat
[verdachte] en [medeverdachte] op 9 januari 2021 een plan hebben gemaakt om geweld te gebruiken tegen [slachtoffer] , waarbij [slachtoffer] klappen zou krijgen van [verdachte] . [medeverdachte] heeft diezelfde avond aan [getuige 1] vermeld dat hij iets ergs zou doen met [slachtoffer] omdat hij ruzie met haar had. [medeverdachte] vertelde dat hij haar van de fiets wilde trappen. [medeverdachte] heeft op 10 januari 2021 [getuige 1] gestuurd dat hij eerst wat ergs moet doen en dat dit een half uurtje zou duren (getuigenverklaring [getuige 1] , pag. 2227).
Op 10 januari 2021 hadden [verdachte] en [slachtoffer] afgesproken. [verdachte] heeft [slachtoffer] rond 14.10 uur opgehaald met de scooter in de buurt van haar woning. [medeverdachte] is op de route naar [industrieterrein] op de scooter gestapt. Toen [verdachte] , [medeverdachte] en [slachtoffer] om 14.35 uur op de scooter arriveerden bij [industrieterrein] , mankeerde [slachtoffer] nog niets. Om 14.58 uur is [slachtoffer] in het water geraakt. Op dat moment was zij al overleden, door verwurging. Ook was er sprake van meerdere letsels aan/in de hals, meerdere letsels aan het hoofd en meerdere letsels aan de ledematen bij [slachtoffer] als gevolg van een stomp botsende krachtsinwerking (zoals door vallen, slaan of stoten). Al deze letsels zijn ontstaan enkele minuten tot tientallen minuten voordat [slachtoffer] is komen te overlijden. Ook is duidelijk geworden dat de krasletsels die [slachtoffer] heeft opgelopen na het overlijden zijn ontstaan; deze letsels passen bij het verslepen over een onregelmatige ondergrond. [verdachte] en [medeverdachte] zijn om 14.59 uur samen op de scooter vertrokken. Zij zijn vervolgens naar [tankstation] gereden alwaar zij hun scooter, zichzelf en hun schoenen hebben schoongespoten. [slachtoffer] is om 17.18 uur liggend op haar buik met haar hoofd naar beneden in de sloot verborgen onder maaiafval aangetroffen.
Uit forensisch onderzoek is naar voren gekomen dat op de handschoenen van The North Face (die [verdachte] op 10 januari 2021 aan had) DNA is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van [slachtoffer] .
- Op de knokkels/vingers van de buitenzijde is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] (bewijskracht van ca. 500 miljoen), [verdachte] en minimaal één onbekende persoon.
- Op de rugzijde van de buitenzijde is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] (bewijskracht van meer dan 1 miljard), [verdachte] en minimaal één onbekende vrouw. Ook zit op die rugzijde wat bloed. Uit het bloed is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen, waarvan een relatief grote hoeveelheid DNA overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] (bewijskracht van meer dan 1 miljard). Daarnaast was een relatief kleine hoeveelheid DNA aanwezig van een onbekende vrouw.
- Op de palmzijde van de buitenzijde is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen, waarvan een relatief kleine hoeveelheid DNA overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] (bewijskracht van ca. 3,5 miljoen) en een relatief grote hoeveelheid DNA overeenkomt met het DNA-profiel van [verdachte] . Daarnaast is een relatief kleine hoeveelheid DNA van een onbekende persoon aangetroffen.
- In de binnenzijde is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] (bewijskracht van ca. 180 miljoen) en het DNA-profiel van [verdachte] . (het rapport van 6 juli 2021 van [naam 3] , pag. 5, 6, 11 en 12)
Rechter handschoen:
Uit bemonsteringen van de vingertoppen, knokkels/vingers, rugzijde en palmzijde van de buitenzijde is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen dat overeenkomt met de DNA-profielen van [verdachte] , [slachtoffer] (bewijskracht niet berekend), en één onbekende persoon. Op de bovenzijde van de pink zat bloed, hieruit is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen waarvan een relatief grote hoeveelheid overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer] (bewijskracht van meer dan 1 miljard). Daarnaast is een relatief kleine hoeveelheid DNA aangetroffen welke onvoldoende informatief is om vast te kunnen stellen van wie dit afkomstig kan zijn. (het rapport van 6 juli 2021 van [naam 3] , pag. 5 en 6)
De rechtbank concludeert uit deze resultaten en met inachtneming van de rest van het dossier dat in de bovengenoemde bemonsteringen waarbij DNA is aangetroffen dat overeenkomt met DNA van [slachtoffer] én een bewijskracht is berekend, dit DNA van [slachtoffer] betreft.
Uit het sectierapport is duidelijk geworden dat bij [slachtoffer] vele letsels zijn toegebracht door stomp botsend geweld zoals vallen, slaan of stoten. De plekken op de handschoenen van [verdachte] waar DNA van [slachtoffer] is aangetroffen zijn passend bij het uitvoeren van dergelijke geweldshandelingen door [verdachte] .
Voor [medeverdachte] is er op forensisch gebied geen enkele koppeling met [slachtoffer] . Er is geen DNA aangetroffen op de in beslaggenomen handschoenen en jas van [medeverdachte] . Echter wil dit niet zeggen dat hij geen geweld heeft toegepast op [slachtoffer] . Hij heeft zichzelf eerst helemaal schoongespoten bij [tankstation] en is pas een dag later, in de avond van 11 januari 2021, aangehouden.
Tussen het moment van overlijden van [slachtoffer] en het moment van aanhouding van [medeverdachte] , heeft hij diverse berichten gestuurd waaruit blijkt dat ook hij een aandeel heeft gehad in het geweld.
Met [naam 4] heeft [medeverdachte] de volgende berichten uitgewisseld.
[medeverdachte] = [medeverdachte]
[naam 4] = [naam 4]
[medeverdachte] : “Ja, met dat meisje?”
[naam 4] : “Wat dan? Wat is er gebeurd? Wat is daarmee? Heb jij daarmee te maken?”
[medeverdachte] : “Ja”
[naam 4] : “Nee, mijn god [medeverdachte] , ben je serieus?”
: “Ja”
[naam 4] : “Nee, maar kan je uitleggen waarom? Heb jij haar vermoord of. Of wat heeft ze misdaan,
waardoor jij dat gedaan hebt”
[medeverdachte] : “Kreeg woedeaanval”
[naam 4] : “en toen?”
[medeverdachte] : “Ja, ik draaide door. Ik weet allemaal niet meer”
[naam 4] : “Heeft je broer dat ook gedaan, of?”
[medeverdachte] : “Ja”
[naam 4] : “Oh my god. Fuck, heftig man! Maar had ze je wat misdaan dan, waardoor je helemaal loco werd?”
[medeverdachte] : “Ja, ik draaide door. Ik weet allemaal niet meer”
[naam 4] : “Nee, maar mijn god. En toen heb je haar neergestoken, of wat deed je toen?”
[medeverdachte] : “Dit keer deed ze lijp en zo”.
[naam 4] : “En wat deed je toen?”
[medeverdachte] : “Trappen op haar”
[naam 4] : “En toen in water geduwd?”
[medeverdachte] : “Ja”
[naam 4] : “Oh my god Jezus [medeverdachte] , wat heftig! En je broer zit nu in de gevangenis?”
: “Ja”
[naam 4] : “En waarom jij dan niet, als ik vragen mag?”
[medeverdachte] : “Ze wisten niet nog dat ik het was, want ze wisten gelijk dat [verdachte] het was, maar nu doen ze DNA onderzoek, dus ik word sowieso gepakt”. (proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2021, pag. 2448 en proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2021, pag. 2561 t/m 2571)
[getuige 1] , aan wie [medeverdachte] op 9 januari 2021 had gestuurd dat hij [slachtoffer] van de fiets ging trappen en wat ergs ging doen en op 10 januari 2021 opnieuw heeft gestuurd dat hij wat ergs ging doen, verklaart dat hij op 11 januari 2021 een bericht naar [medeverdachte] heeft gestuurd of hij iets met de dood van [slachtoffer] te maken had. [medeverdachte] heeft daarop terug gestuurd, dat hij het heeft gedaan. (getuigenverklaring [getuige 1] , pag. 2227)
Aan [getuige 2] heeft [medeverdachte] gestuurd dat [slachtoffer] hem de hele tijd uitdaagde over een foto van een geslachtsdeel. Die zou van hem zijn, terwijl dit niet zo was volgens [medeverdachte] . [medeverdachte] vertelde dat het zwart werd voor zijn ogen en dat het toen uit de hand is gelopen. Hij heeft haar getrapt op haar hoofd. (getuigenverklaring [getuige 2] , pag. 2431 en 2432)
Aan [getuige 3] heeft [medeverdachte] op 11 januari 2021 gestuurd dat het niet per ongeluk was, wat er met [slachtoffer] is gebeurd. (proces-verbaal van bevindingen van 29 januari 2021, pag. 2447)
Ook blijkt uit de user dictionary in de telefoon van [medeverdachte] dat hij in de uren nadat [slachtoffer] is overleden onder andere de volgende woorden heeft getypt: vermoord, gekilld, meehelpen, arrestatie, DNA, vingerafdrukken, [slachtoffer] , weggesleept, meegeholpen, dichtdrukken, luchtwegen, dichtgeduwd en trappen. (proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2021, pag. 2524, 2526 en 2527)
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor betrokkenheid van derden. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de dood van [slachtoffer] , het verhullen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] en het letsel, dat het gevolg is geweest van meerdere geweldsimpacten, feitelijk is toegebracht door [verdachte] , door [medeverdachte] of door hen tezamen. Hoewel niet kan worden vastgesteld wat hierbij de onderlinge taakverdeling is geweest, staat vast dat beiden aanwezig waren op de plaats waar en het moment waarop [slachtoffer] is gedood, haar lichaam is versleept en haar lichaam is verborgen onder maaiafval en dat [verdachte] en [medeverdachte] daarvan wetenschap hebben gehad.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Van belang is dat [verdachte] en [medeverdachte] samen een plan hebben gemaakt om geweld tegen [slachtoffer] te gebruiken waar zij de volgende dag uitvoering aan hebben gegeven. Zij hebben [slachtoffer] op de scooter meegenomen naar een afgelegen plek, [industrieterrein] . [verdachte] en [medeverdachte] zijn nadat zij van de scooter zijn afgestapt, steeds samen gebleven en hebben samengewerkt, ook nadat [slachtoffer] letsels zijn toegebracht en zij is gedood. Zij hebben immers het stoffelijk overschot van [slachtoffer] naar de sloot gesleept, haar op haar buik gelegd en met haar gezicht naar beneden in de sloot getrapt en haar vervolgens met maaiafval afgedekt en achtergelaten en zijn hierna samen weggereden naar [tankstation] om de scooter, zichzelf en hun schoenen schoon te spuiten. Geen van de verdachten heeft zich op enig moment van de situatie gedistantieerd, terwijl daar wel gelegenheid voor is geweest.
Gelet op het bij [slachtoffer] aangetroffen letsel is er sprake geweest van opvolgende en in ernst oplopende geweldsgedragingen tegen [slachtoffer] . Naar het oordeel van de rechtbank hebben [verdachte] en [medeverdachte] binnen deze keten van in ernst oplopende geweldsgedragingen en in aanmerking genomen de feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang bezien, zo nauw en bewust met elkaar samengewerkt dat sprake is van medeplegen. De samenwerking was gericht op het doden van [slachtoffer] en het verbergen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] .
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat er sprake was van een vooropgezet plan om [slachtoffer] mee te nemen naar een afgelegen plek en dat [slachtoffer] daar klappen zou krijgen. Niet is komen vast te staan dat [verdachte] en [medeverdachte] al op voorhand het plan hadden om [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank acht de voorbedachten rade niet bewezen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde het medeplegen van doodslag en het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.