ECLI:NL:RBOVE:2021:4759

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
08.073766.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak door gebrek aan bewijs

Op 20 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd verdacht van verkrachting. De tenlastelegging betrof meerdere verkrachtingen van een slachtoffer in de periode van 21 april 2017 tot 1 juli 2017. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting op 6 december 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Markink-Grolman, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F. Jakob.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen kritisch beoordeeld. De verklaring van het slachtoffer was de enige directe bewijsbron, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen.

De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaring en de tekstberichten niet bruikbaar waren als steunbewijs. Hierdoor was er onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde verkrachtingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.073766.21 (P)
Datum vonnis: 20 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] (Joegoslavië),
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. F. Jakob, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] in de periode van 21 april 2017 tot 1 juli 2017 meermalen heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 april 2017 tot 01 juli 2017 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door één of meermalen de slaapkamer van die nader te noemen [slachtoffer] te betreden en/of (vervolgens) de deken(s) van haar lichaam te verwijderen en/of (daarbij) de nachtkleding en/of onderbroek van die [slachtoffer] uit te trekken en/of (vervolgens) een hand en/of een kussen op/tegen het hoofd en/of de mond van die [slachtoffer] te drukken en/of gedrukt te houden,
(telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het één of meermalen duwen/drukken van zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde verkrachtingen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 22 september 2020 heeft [slachtoffer] bij de politie verklaard dat zij in de periode van 21 april 2017 tot 1 juli 2017 door verdachte, haar toenmalige echtgenoot, is gedwongen tot seks. Verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft verkracht.
De rechtbank constateert dat aan het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen ander direct bewijs valt te ontlenen dan de verklaringen van [slachtoffer] . In beginsel zou de verklaring van getuige [getuige] als steunbewijs kunnen gelden. Deze verklaring is echter niet te herleiden tot een andere bron dan aangeefster. Daarom moet de bewijswaardering met de nodige behoedzaamheid gebeuren. In dat verband oordeelt de rechtbank van belang dat de getuigenverklaring nauwelijks informatie bevat over het moment waarop de getuige van aangeefster hoorde dat zij verkracht zou zijn en evenmin voldoende elementen die steun kunnen geven aan wat aangeefster heeft verklaard.
Verder bevat het dossier diverse screenshots van berichtenverkeer tussen aangeefster en verdachte. De betrouwbaarheid van deze berichten kan de rechtbank niet toetsen, nu de herkomst en verzenddatum ervan niet duidelijk zijn geworden.
De rechtbank acht concluderend de verklaring van [getuige] en de tekstberichten niet bruikbaar als steunbewijs.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, waardoor er sprake is van onvoldoende wettig bewijs om te komen tot een bewezenverklaring. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde verkrachtingen.

5.De schade van benadeelde

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 20.015,09 (€ 15,09 materieel en € 20.000,-- immaterieel), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021.
Mr. A.M.G. Ellenbroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.