Op 20 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd verdacht van verkrachting. De tenlastelegging betrof meerdere verkrachtingen van een slachtoffer in de periode van 21 april 2017 tot 1 juli 2017. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting op 6 december 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Markink-Grolman, de vordering heeft gedaan en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F. Jakob.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie stelde dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen kritisch beoordeeld. De verklaring van het slachtoffer was de enige directe bewijsbron, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaring en de tekstberichten niet bruikbaar waren als steunbewijs. Hierdoor was er onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde verkrachtingen en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten werden door beide partijen gedragen.