ECLI:NL:RBOVE:2021:4756

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/08/264588 / ES RK 21-2260
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van Iraans recht op vermogensafwikkeling in echtscheiding met huwelijkse voorwaarden

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 13 december 2021, is de vermogensafwikkeling van een echtpaar behandeld dat gehuwd was onder Iraans recht. De man woonde ten tijde van het huwelijk in Nederland, terwijl de vrouw dat niet deed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huwelijkse voorwaarden, zoals opgenomen in de huwelijksakte, niet geldig zijn volgens artikel 25 lid 2 van de Huwelijksvermogensrechtverordening, omdat de man in Nederland woonde en de voorwaarden niet aan de vereisten van de Nederlandse wet voldeden. De rechtbank heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vermogensrechtelijke afwikkeling, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen gemeenschapsvermogen bestaat en dat de vrouw geen recht heeft op de helft van de bezittingen die de man tijdens het huwelijk heeft verworven. Dit geldt ook voor de auto en bankrekeningen. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw, waaronder de terugbetaling van sierraden en de betaling van een bruidsgave in de vorm van een gouden munt, afgewezen, met uitzondering van de bruidsgave, die de man moet overhandigen in het bijzijn van een getuige van de Iraanse ambassade. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/264588 / ES RK 21-2260
beschikking van 13 december 2021
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat: mr. B.A.M. Oude Breuil,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
advocaat: voorheen mr. A. Hashem Jawaheri.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 19 juli 2021 een tussenbeschikking gegeven in deze zaak.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- een op 2 augustus 2021 ingekomen uitstelverzoek van mr. Hashem Jawaheri;
- een op 6 augustus 2021 ingekomen F2- formulier van mr. Hashem Jawaheri;
- een op 16 augustus 2021 binnengekomen F9-formulier van mr. Hashem Jawaheri van 16 augustus 2021 met bijlagen;
- een op 12 september 2021 binnengekomen e-mailbericht van mr. Oude Breuil van
12 september 2021 met bijlagen.
1.3.
Op 2 november 2021 is door de griffie van de rechtbank aan de raadslieden van
partijen een e-mailbericht gestuurd waaruit blijkt dat de rechtbank begrijpt dat de vrouw niet meer op de laatste reactie van de man wil reageren en dat partijen wensen dat de zaak schriftelijk wordt afgedaan. Hierop is geen reactie mee binnengekomen.

2.De feiten

Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 19 juli 2021.

3.De verdere beoordeling

Bij voormelde beschikking van 19 juli 2021 heeft de rechtbank in de zaak met
nummer C/08/261118 / ES RK 21-597 onder meer de echtscheiding uitgesproken en heeft
zij in de zaak met nummer C/08/264588 / ES RK 21-2260 iedere beslissing met betrekking
tot de afwikkeling van het huwelijksgoederenregime aangehouden.
De vermogensrechtelijke afwikkeling
3.1.
In de beschikking van 19 juli 2021 heeft de rechtbank in rechtsoverweging 6.19. overwogen en beslist dat het Iraans huwelijksvermogensrecht van toepassing is op het huwelijksvermogensstelsel. Partijen zijn vervolgens door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vermogensrechtelijke afwikkeling naar Iraans recht.
3.2.
Naar Iraans recht bestaat er
geengemeenschappelijk vermogen tussen partijen; het huwelijksgoederenregime houdt naar Iraans recht volstrekte uitsluiting van iedere goederengemeenschap in. Uit het stelsel van de scheiding van goederen volgt in beginsel dat hetgeen de echtgenoten ten tijde van het aangaan van het huwelijk bezaten en hetgeen zij tijdens het huwelijk hebben verworven privé-eigendom blijft en niet in enige huwelijksgemeenschap valt. Schulden moeten worden toegerekend aan degene op wiens naam deze staan. Wanneer de eigendom van bepaalde (huishoudelijke) zaken niet kan worden bewezen, wordt in de regel aangenomen dat de zaken die gewoonlijk door een man worden gebruikt aan de man toebehoren en omgekeerd, de zaken die gewoonlijk door een vrouw worden gebruikt, aan de vrouw toebehoren. De echtgenoten kunnen bewijs leveren dat deze algemene regeling in hun specifieke geval niet geldt.
‘Terms and conditions’ in de huwelijksakte aan te merken als geldige huwelijkse voorwaarden?
3.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de huwelijksakte van partijen. Hierin zijn zogenaamde ‘terms and conditions’ opgenomen omtrent het tijdens het huwelijk opgebouwde vermogen en de wijze waarop en voorwaarden waaronder dit vermogen tussen de echtgenoten wordt verdeeld. De rechtbank is van oordeel dat deze ‘terms and conditions’ zijn aan te merken als huwelijkse voorwaarden in de zin van artikel 25 HuwverVo.
3.4.
Artikel 25 lid 1 HuwverVo bepaalt dat huwelijkse voorwaarden, wat de vorm betreft, geldig zijn, indien deze op schrift zijn gesteld en door beide echtgenoten zijn ondertekend. De huwelijksakte en daarmee de ‘terms of conditions’ zijn gedagtekend en door beide echtgenoten ondertekend.
3.5.
Artikel 25 lid 2, derde alinea HuwverVo bepaalt vervolgens dat, indien slechts een van de echtgenoten bij het aangaan van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft in een lidstaat waar huwelijkse voorwaarden aan aanvullende vormvereisten zijn onderworpen, die vereisten van toepassing zijn. De man woonde ten tijde van het sluiten van het huwelijk in Nederland en de vrouw heeft zich eerst op 31 januari 2020 in Nederland gevestigd. In Nederland geldt dat huwelijkse voorwaarden op straffe van nietigheid bij notariële akte moeten worden aangegaan. Gesteld noch gebleken is dat dit is geschied. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de ‘terms and conditions’ zijn aan te merken als huwelijkse voorwaarden die naar hun vorm
nietgeldig zijn.
Hieraan doet niet af dat op grond van artikel 1119 van het Iraans Burgerlijk Wetboek echtgenoten huwelijkse voorwaarden kunnen overeenkomen, mits deze niet strijdig zijn met de aard van het huwelijkscontract en zijn neergelegd in het huwelijkscontract of in een ander bindend document. Op grond van de HuwverVo is
geensprake van rechtsgeldige voorwaarden (hetgeen anders zou zijn geweest indien het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing zou zijn). Dit betekent dat er geen sprake is van gemeenschapsvermogen en dat de vrouw geen recht heeft op de helft van de bezittingen die tijdens het huwelijk door de man zijn verworven, danwel de waarde ervan.
De mazda en (het saldo op) de bankrekeningen
3.6.
Dit geldt in ieder geval voor de auto (Mazda) en (het positieve saldo op) de bankrekeningen.
De inboedel
3.7.
Voor wat betreft de inboedel overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft gesteld dat de man tijdens het huwelijk een televisie en meubilair zou hebben aangeschaft. Niet in geschil is dus dat deze inboedelzaken aan de man in eigendom toebehoren. Nu de vrouw niet, althans onvoldoende heeft gesteld, dat sprake is van (huishoudelijke) zaken, waarvan de eigendom niet kan worden vastgesteld en die door haar worden gebruikt, zodat ze ook aan haar zouden toekomen, dient ook dit verzoek van de vrouw te worden afgewezen. Bovendien is de rechtbank gebleken dat de door de vrouw genoemde televisie op 13 november 2017 (dus voor het huwelijk) door de man is aangeschaft, zo volgt uit de overgelegde stukken.
De sierraden
3.8.
Ter zake de sierraden overweegt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft gesteld sierraden in de echtelijke woning te hebben achtergelaten ter waarde van € 5.000,-. De man dient de sierraden te retourneren aan de vrouw of de waarde hiervan te vergoeden aan de vrouw. De man betwist dat de vrouw sierraden heeft achtergelaten in de woning.
3.9.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, onvoldoende heeft onderbouwd dat er sierraden waren, van wie deze sierraden zijn, om welke sierraden het zou gaan en dat deze sierraden zijn achtergelaten in de voormalige echtelijke woning.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de vrouw, zoals vermeld onder 3. en 4. van haar petitum, dan ook niet voor toewijzing vatbaar zijn, aangezien er sprake is van een vermogensscheiding tussen partijen. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
De gouden munt (bruidsgave)
3.10.
De vrouw stelt dat de man aan haar een bruidsgave dient te betalen van 1 gouden
munt Bahar-e Azadi. Deze heeft volgens de vrouw een waarde van € 428,60.
3.11.
De man erkent dat hij gehouden is de gouden munt aan de vrouw te betalen. De
waarde hiervan is volgens de man € 350,- (te berekenen via www.bombast.com). De man is bereid de munt aan de vrouw overhandigen en hij zal niet de waarde hiervan voldoen. Volgens hem dient de munt te worden overhandigd in bijzijn van een getuige. Dit kan wat betreft de man een medewerker van de Iraanse ambassade zijn die terzake alsdan een verklaring zal opstellen omtrent de afgifte van de munt aan de vrouw. Doorgaans wordt dit gedaan door een zgn. Iraanse notaris, werkzaam bij de ambassade, de heer [X]. De rechtbank wordt verzocht dit te bepalen.
3.12.
De rechtbank is van oordeel dat de bruidsgave gekwalificeerd dient te worden als een aanspraak sui generis. Het Iraans recht is van toepassing, zijnde het recht waarnaar de aanspraak op de bruidsgave tot stand is gekomen. Op grond van artikel 1082 van de Iraanse wet van 1935 is de vrouw rechthebbende en eigenares van de bruidsgave vanaf de dag van huwelijkssluiting. De vrouw vordert 1 gouden muntstuk en de man is bereid deze munt aan de vrouw te overhandigen in het bijzijn van een getuige, een medewerker van de Iraanse ambassade, zoals bijvoorbeeld de heer [X]). De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw toewijzen en hieraan een termijn verbinden.
De proceskosten
3.13.
Zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard zal de rechtbank de kosten van het geding compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de man aan de vrouw binnen drie maanden na heden één gouden munt Bahar-e Azadi aan de vrouw voldoet in het bijzijn van een getuige van de Iraanse ambassade, zoals bijvoorbeeld de heer [X];
4.2.
wijst het verzoeken en de vordering van de vrouw in het kader van de verdeling/ afwikkeling van het huwelijkse vermogen af;
4.3.
verklaart onderdeel 4.1. van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Jongebreur en in het openbaar uitgesproken op
13 december 2021 in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier.