ECLI:NL:RBOVE:2021:4734

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
AK_21_1039_21_1137
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verleende omgevingsvergunning voor B&B gebruik bijgebouw in Zwolle

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 december 2021 uitspraak gedaan over de verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van een bijgebouw als Bed & Breakfast (B&B) op het perceel van [naam 1] te Zwolle. De rechtbank oordeelde dat de vergunning ten onrechte was verleend op basis van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, omdat het gebruik van het bijgebouw als B&B niet vergunningsvrij was. De rechtbank stelde vast dat het bijgebouw niet functioneel ondergeschikt was aan de hoofdwoning, aangezien het bijgebouw voorzieningen bevatte die geschikt zijn voor primaire woonfuncties, zoals slaapkamers en badkamers. Dit betekent dat voor het gebruik van het bijgebouw als B&B een omgevingsvergunning vereist is.

De rechtbank oordeelde verder dat de B&B niet voldeed aan de definitie van een B&B zoals opgenomen in het bestemmingsplan, omdat het bijgebouw op 26 meter afstand van de hoofdwoning was gelegen. De rechtbank concludeerde dat de vergunning voor het gebruik van het bijgebouw als B&B niet verleend kon worden via de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw te beoordelen of de vergunning voor het gebruik van het bijgebouw als B&B verleend kan worden via een buitenplanse afwijking. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: ZWO 21/1039 en ZWO 21/1137

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , [eiseres 2] en [eiser 2]

allen wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in zaak ZWO 21/1039,
gemachtigde: mr. H. Martens,
en

[eiser 3] en [eiseres 3]

wonende te [woonplaats 2] , eisers in zaak ZWO 21/1137,
gemachtigde: mr. D. Quakernaat,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder,

gemachtigde: K. Visser.

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam 1] te Zwolle.

Procesverloop

In het besluit van 20 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam 1] een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruiken van een bijgebouw in de achtertuin op het perceel [perceel] te Zwolle voor een Bed & Breakfast (hierna: B&B).
In het besluit van 31 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens heeft de gemachtigde van de familie [eiser 3] de rechtbank nog twee foto’s toegezonden en heeft ook [naam 1] de rechtbank nog een nadere reactie en een tweetal foto’s toegestuurd.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 december 2021 gezamenlijk op zitting behandeld. Met uitzondering van [eiser 2] , zijn eisers in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en de heer Stellingwerff. [naam 1] is in persoon verschenen samen met zijn partner [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1.1
[naam 1] is eigenaar van het perceel [perceel] te Zwolle (het perceel). Het perceel is gelegen binnen het geldende bestemmingsplan ‘Zwolle-zuidwest’ en heeft daarin de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Tuin’. Daarnaast ligt het perceel binnen het bestemmingsplan ‘Zwolle, parapluplan parkeren’ (het parapluplan).
1.2
Op 17 februari 2017 is door verweerder aan [naam 1] een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een schuur op zijn perceel als B&B. Tegen deze vergunning is geen bezwaar gemaakt door eisers.
1.3
Op 29 april 2020 heeft [naam 1] ter vervanging van de vergunning van 17 februari 2017 een aanvraag ingediend voor een nieuwe omgevingsvergunning om in strijd met het bestemmingplan een nieuw bijgebouw in de achtertuin te mogen gebruiken als B&B. Het bijgebouw was ten tijde van de aanvraag al (zonder omgevingsvergunning) door [naam 1] gerealiseerd en bevat twee units die geschikt zijn voor afzonderlijke verhuur als B&B. Eisers hebben zienswijzen ingediend tegen de aangevraagde vergunning. Daarna heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Standpunt van verweerder
2.1
Volgens verweerder past het gebruik van het bijgebouw als B&B niet binnen het geldende bestemmingsplan. Artikel 19.1 van het bestemmingsplan bepaalt wat onder de bestemming ‘Wonen’ valt en een B&B staat daar niet bij. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is daarom een omgevingsvergunning nodig voor het toestaan van het gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vergunning verleend kan worden via de afwijkingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan. Op grond van artikel 32.2 van het bestemmingsplan mag op percelen waar een woning is toegestaan voor een B&B worden afgeweken van de regels uit het bestemmingsplan als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Op het perceel van [naam 1] is een woning toegestaan. [naam 1] wil een B&B exploiteren op het perceel en aan de voorwaarden is volgens verweerder voldaan. De vergunning is daarom via de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo verleend.
2.3
Er is volgens verweerder geen onevenredige inbreuk op de woonsituatie van de omwonenden of op de parkeergelegenheid. Overlastmeldingen zijn niet binnengekomen en [naam 1] exploiteert de B&B niet het hele jaar door. Ook geldt er een huishoudelijk reglement in de B&B. Verder zijn de percelen zodanig ruim opgezet dat geluidsoverlast niet te verwachten is. Enige inbreuk op de privacy en geluid van de omgeving moeten de omwonenden volgens verweerder ook accepteren, omdat zij in een stedelijke omgeving wonen. [naam 1] heeft verder verklaard dat er voldoende auto’s op zijn perceel kunnen parkeren. Er zijn vier parkeerplaatsen gerealiseerd aan de voorzijde van de hoofdwoning en op de oprit kunnen nog meerdere auto’s staan.
2.4
Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat het bijgebouw dat door [naam 1] gerealiseerd is voor de B&B vergunningvrij is. Op grond van artikel 2, derde lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is een bouwwerk vergunningvrij als dat (onder andere):
  • (voor zover het op meer dan vier meter afstand van het hoofdgebouw staat) functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; en
  • de totale oppervlakte van alle bijgebouwen binnen bepaalde grenzen blijft.
Volgens verweerder is aan die eisen voldaan. Het bijgebouw staat op 26 meter afstand van de hoofdwoning en de totale oppervlakte van de bijgebouwen blijft binnen de eisen. Het gebruik als B&B is ondergeschikt aan de hoofdwoning, omdat een B&B alleen kan als er ook een woning op het perceel staat. De B&B is voor het ontbijt afhankelijk van de hoofdbewoner. Daarom is volgens verweerder voor de bouw van het bijgebouw geen omgevingsvergunning nodig.
Beoordeling door de rechtbank
3.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte de vergunning voor het gebruik van het bijgebouw als B&B heeft verleend via de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. De rechtbank licht dat toe en betrekt daarbij het standpunt van eisers.
3.2
Het juridisch kader wordt opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Is de bouw van het bijgebouw vergunningvrij?
3.3
Eisers hebben aangevoerd dat de bouw van het bijgebouw voor de B&B niet vergunningvrij is. Op grond van artikel 2, derde lid, onder b, van bijlage II van het Bor moet het bijgebouw functioneel ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Dat is niet het geval, omdat in het bijgebouw primaire woonfuncties aanwezig zijn zoals een slaapkamer en badkamer. Het gaat niet om een bijgebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw, zoals een atelier of bijkeuken. Aan de eisen van artikel 2 van bijlage II van het Bor is dus niet voldaan, zodat ook voor de bouw van het bijgebouw een omgevingsvergunning vereist is volgens eisers.
3.4
De rechtbank overweegt over deze grond het volgende.
3.4.1
De rechtbank stelt als eerst voorop dat artikel 2 van het Bor ziet op gevallen waarin voor zowel het bouwen van een bouwwerk als het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan géén omgevingsvergunning is vereist. Als dus aan de eisen van dit artikel voldaan is, had verweerder ook geen vergunning voor het gebruik van het bijgebouw als B&B hoeven verlenen. Dit betekent dat als verweerders standpunt dat aan artikel 2 van het Bor is voldaan juist is, het bestreden besluit alsnog vernietigd moet worden. Er had dan namelijk helemaal geen vergunning verleend hoeven worden.
3.4.2
De rechtbank is echter van oordeel dat
nietaan de eisen van artikel 2, derde lid, van bijlage II van het Bor is voldaan. In het bijgebouw zijn woonkamers, slaapkamers en badkamers aanwezig. Daarnaast zit in beide units een pantry zonder kookgelegenheid. Deze voorzieningen kunnen gebruikt worden voor primaire woonfuncties en zijn daardoor als zodanig niet functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van 11 november 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) waarin een soortgelijk oordeel is gegeven over een B&B. [1] Verweerder heeft ter zitting gesteld dat een B&B wel functioneel ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar heeft dat naar het oordeel van de rechtbank (gelet op de uitspraak van de RvS) onvoldoende gemotiveerd. Hoewel de gebruikers geen keuken hebben, kunnen zij de rest van de tijd volledig afgezonderd van de hoofdwoning gebruik maken van de B&B. Het soort gebruik van de B&B is ook gelijk aan het soort gebruik in de hoofdwoning, namelijk overnachten en verblijven. Bovendien staat het de B&B-gasten vrij om gedurende de hele dag in en om de B&B te zijn. Qua soort gebruik en intensiteit is daarom niet gebleken dat de B&B ondergeschikt is aan de hoofdwoning. Het enkele feit dat ontbijt vanuit de hoofdwoning wordt bezorgd, is hiervoor naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Voor het gebruik van de gronden in strijd met het bestemmingsplan is dus een omgevingsvergunning vereist.
Kan het gebruik van het bijgebouw als B&B worden vergund via de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid?
3.5
Eisers voeren aan dat verweerder het gebruik van het bijgebouw als B&B niet kan vergunnen via de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Artikel 32.2 van het bestemmingsplan geldt alleen voor B&B’s in de zin van het bestemmingsplan. Eisers stellen zich op het standpunt dat de B&B die [naam 1] wil exploiteren niet voldoet aan de definitie van een B&B uit het bestemmingsplan, omdat het bijgebouw niet in of direct bij de hoofdwoning ligt. De afwijkingsbevoegdheid geldt daarom niet voor de door [naam 1] gevraagde vergunning.
3.6
De rechtbank is van oordeel dat de B&B van [naam 1] niet binnen het begrip B&B van het bestemmingsplan past en dat daarom de vergunning voor Holterman niet verleend kan worden via de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.
3.6.1
Op grond van artikel 1.13 van het bestemmingsplan is een B&B: ‘ruimte
in of direct bijde hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin’. Vaststaat dat de B&B van [naam 1] niet in de hoofdwoning ligt. Het bijgebouw staat immers op 26 meter afstand van de hoofdwoning.
3.6.2
De vraag is daarom hoe ‘direct bij’ moet worden uitgelegd. Bij de uitleg van de planregels uit een bestemmingsplan moet in eerste instantie van de letterlijke tekst worden uitgegaan. De term ‘direct bij’ is alleen niet zodanig ondubbelzinnig dat daarover niet gediscussieerd kan worden, daarom kijkt de rechtbank bij de uitleg van dit begrip in eerste instantie of de toelichting op de planregels duidelijkheid geeft over dit begrip. In de toelichting op de planregels bij het bestemmingsplan staat in dit geval echter geen toelichting op de begripsbepalingen. De toelichting bij het bestemmingsplan kan dus niet helpen bij de uitleg van het begrip ‘direct bij’. Daarom moet naar het oordeel van de rechtbank voor de uitleg van dat begrip worden aangesloten bij wat daar in normaal taalgebruik onder wordt verstaan.
Volgens de Van Dale betekent ‘direct’ rechtstreeks of in directe verbinding. Als verdere toelichting hierop staat in de Van Dale onder andere: langs de kortste weg, zonder omwegen, niet onderbroken, en ter aanduiding van een directe relatie, verbinding of betrokkenheid (nauw). Verweerder heeft gesteld dat onder ‘direct bij’ verstaan moet worden ‘op hetzelfde perceel’. Deze uitleg komt naar het oordeel van de rechtbank niet overeen met de uitleg in het normale spraakgebruik. Het begrip ‘direct bij’ en de invulling die daaraan wordt gegeven kan per oppervlakte van een perceel verschillen. In het geval van een klein perceel kan het voorkomen dat een bijgebouw vlak achter de hoofdwoning wordt gebouwd en ook tegelijkertijd op korte afstand van de erfgrens aan de achterzijde van het perceel staat. Dit is in dat geval inherent aan de oppervlakte van het perceel. Bij percelen die groter zijn, past niet binnen het begrip ‘direct bij’ dat het bijgebouw tegen de erfgrens aan de achterzijde wordt gebouwd terwijl tussen de hoofdwoning en het bijgebouw dan tientallen meters afstand zit. Van een directe verbinding zonder onderbreking is dan in ieder geval geen sprake meer. De rechtbank is daarom van oordeel dat het begrip ‘direct bij’ inhoudt dat de B&B naast of in ieder geval dichter bij de hoofdwoning dan bij de perceel-/erfgrenzen geplaatst moet worden. Hierbij speelt ook mee dat in de definitie ‘in of direct bij’ staat, waarbij ‘in’ ook betekenis geeft aan het alternatief ‘direct bij’.
3.6.3
De B&B van [naam 1] (het bijgebouw) staat op 26 meter van de hoofdwoning aan het andere uiteinde van zijn perceel. De tuin van [naam 1] ligt tussen de hoofdwoning en de B&B in. Hierdoor staat het bijgebouw op 1,5 tot 2,5 meter afstand van de erfgrens aan de achterzijde en daarmee het perceel van [eiser 3] . Naar het oordeel van de rechtbank staat het bijgebouw niet direct bij de hoofdwoning. Deze staat immers niet naast de hoofdwoning of dichter bij de hoofdwoning dan bij de erfgrenzen. Het bijgebouw (en dus de B&B) voldoet daarom niet aan de definitie van een B&B uit het bestemmingsplan. Aangezien de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid ziet op een B&B in de zin van het bestemmingsplan kan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid niet gebruikt worden voor het vergunnen van de B&B van [naam 1] in dit bijgebouw. De vergunning is daarom ten onrechte via de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid verleend.
Conclusie
4. Gelet op het voorgaande is de verleende vergunning ten onrechte gebaseerd op de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid en is het bijgebouw en het gebruik van het bijgebouw als B&B niet vergunningsvrij op grond van artikel 2, derde lid, van bijlage II van het Bor. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.
5. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat verweerder opnieuw zal moeten beoordelen of de vergunning voor het gebruik van het bijgebouw als B&B verleend kan worden via een buitenplanse afwijking.
Als dat zo is moet opnieuw beoordeeld worden wat de gevolgen van het beoogde gebruik en de beoogde vergunning zijn voor de ruimtelijke ordening waaronder de parkeergelegenheid. De rechtbank merkt hierover op dat zij de motivering van verweerder dat het beoogde gebruik geen onevenredige inbreuk zou maken op de parkeergelegenheid ook niet voldoende onderbouwd vindt. Ter zitting is niet duidelijk geworden dat verweerder weet hoeveel parkeerplekken er daadwerkelijk nodig zijn gelet op de te hanteren maatstaf en de in de woning van [naam 1] woonachtige huurders. Bovendien is niet duidelijk of verweerder heeft onderzocht op welke manier op het perceel van [naam 1] geparkeerd kan worden en of die gestelde parkeerplaatsen wel voldoen aan de Parkeernomen die van toepassing zijn op grond van het parapluplan.
6. Het beroep is gegrond.
7. De rechtbank is van oordeel dat er aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. De vergoeding voor verleende rechtsbijstand door een professionele gemachtigde wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht per zaak vastgesteld op € 1.496,00 voor verleende rechtsbijstand, te weten 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,00 per punt bij een wegingsfactor 1.
8. De rechtbank bepaalt voorts dat verweerder aan eisers in beide zaken het door hen betaalde griffierecht van € 181,00 moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op de bezwaren dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,00 te vergoeden aan [eiser 3] ;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,00 te vergoeden aan [eiser 1] en [eiser 2] ;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van [eiser 3] van € 1.496,00;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] van € 1.496,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Scheeper, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman als griffier op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage: juridisch kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
het bouwen van een bouwwerk,
[…]
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[…]
Artikel 2.12
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…]
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
[…]
3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
4. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
5. 5 m,
6. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
7. het hoofdgebouw,
8. voor zover op een afstand van meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw:
9. indien hoger dan 3 m: voorzien van een schuin dak, de dakvoet niet hoger dan 3 m, de daknok gevormd door twee of meer schuine dakvlakken, met een hellingshoek van niet meer dan 55°, en waarbij de hoogte van de daknok niet meer is dan 5 m en verder wordt begrensd door de volgende formule:
maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3;
2. functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
3. op een afstand van meer dan 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn,
4. de ligging van een verblijfsgebied als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, in geval van meer dan een bouwlaag, uitsluitend op de eerste bouwlaag,
5. niet voorzien van een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte,
6. de oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied bedraagt niet meer dan:
7. in geval van een bebouwingsgebied kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 50% van dat bebouwingsgebied,
8. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2: 50 m2, vermeerderd met 20% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 100 m2,
9. in geval van een bebouwingsgebied groter dan 300 m2: 90 m2, vermeerderd met 10% van het deel van het bebouwingsgebied dat groter is dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 150 m2,
10. niet aan of bij:
11. een woonwagen,
12. een hoofdgebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat de vergunninghouder na het verstrijken van een bij die vergunning aangegeven termijn verplicht is de voor de verlening van de vergunning bestaande toestand hersteld te hebben,
13. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden;
[…]
Bestemmingsplan ‘Zwolle-zuidwest’
1.13
bed & breakfast:
ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;
1.22
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
bijbehorende bouwwerken;
bijzondere woonvormen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
een carport ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport';
en garagebox ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
met daaraan ondergeschikt:
opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
tuinen en erven;
bouwwerken zonder dak.
[…]
Artikel 32 Algemene afwijkingsregels
32.1
Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
32.2
Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
[…]
de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
32.3
Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 32.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
het stedenbouwkundig beeld;
de woonsituatie;
de verkeersveiligheid;
e parkeergelegenheid;
de sociale veiligheid;
de milieusituatie;
de groenstructuur;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
ZWOLLE PARAPLUPLAN PARKEREN
Artikel 95 Overige regels
95.1
Parkeren
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
De onder a. bedoelde plaatsen voor het parkeren van motorvoertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare motorvoertuigen, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
95.3
Afwijken van de algemene regels
95.3.1
Bevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 95.1 en 95.2
voor zover op andere wijze in de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
voor zover door een maatregel geen of minder dan de nodige parkeergelegenheid dan wel laad- of losruimte noodzakelijk is;
voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
95.3.2
Voorwaarden
Bij de toepassing van de in artikel 95.3.1 genoemde afwijkingen wordt rekening gehouden met de afwijkingsvoorwaarden, zoals deze zijn neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling worden gewijzigd moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

Voetnoten

1.Zie RvS, 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2674.