Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[eiser],
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2]worden genoemd.
1.De procedure
- de inleidende dagvaarding van [eiser] van 2 mei 2018;
- de akte overlegging overzicht van stukken van [eiser] van 16 mei 2018;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie van [gedaagde 1] van 27 maart 2019;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van [gedaagde 2] van 27 maart 2019 ;
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van [eiser] van 10 april 2019;
- de conclusie van antwoord in incident tot tussenkomst van [gedaagde 1] van 10 april 2019;
- het vonnis in incident van 8 mei 2019, waarbij [gedaagde 2] is toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen;
- de conclusie van eis in de tussenkomst tevens houdende eis in reconventie van [gedaagde 2] van 19 juni 2019;
- de conclusie van antwoord in de tussenkomst tevens houdende van eis in reconventie in de tussenkomst jegens [gedaagde 2] alsmede conclusie van antwoord op de voorwaardelijke reconventie in de bodemzaak tevens wijziging van eis in de bodemzaak van [eiser] van 31 juli 2019;
- de conclusie van antwoord in de tussenkomst van [gedaagde 1] van 31 juli 2019;
- het tussenvonnis van 21 augustus 2019, waarbij bepaald is dat een mondelinge behandeling zal worden gehouden;
- de akte bij fourneren procesdossier van [eiser] van 2 oktober 2019;
- de akte overlegging producties van [gedaagde 1] van 11 november 2019;
- de akte aanvullende producties van [gedaagde 2] van 11 november 2019;
- de mondelinge behandeling van 11 november 2019;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 november 2019, met aangehecht de spreekaantekeningen van de advocaten van [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
- de akte uitlating partijen van [eiser] van 11 december 2019;
- de akte uitlating partijen van [gedaagde 1] van 11 december 2019;
- de akte uitlating partijen van [gedaagde 2] van 11 december 2019;
- de brief van mr. Van der Donck van 21 januari 2020, met producties 64-66;
- de akte overlegging producties van [gedaagde 1] van 3 februari 2020;
- de voortgezette mondelinge behandeling van 3 februari 2020;
- het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling van 3 februari 2020, tevens houdende een overeenkomst (op onderdelen) tussen [eiser] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ;
- de akte uitlating partijen van [eiser] van 20 mei 2020;
- de akte uitlating partijen van [eiser] van 17 juni 2020;
- de akte uitlating partijen van [gedaagde 1] van 17 juni 2020;
- de akte uitlating partijen van [eiser] van 7 oktober 2020;
- de brief van mr. Van der Donck van 20 januari 2021, met productie K;
- de akte uitlating partijen tevens overlegging van stukken van [eiser] van 26 januari 2021;
- de voortgezette mondelinge behandeling van 26 januari 2021;
- het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling van 26 januari 2021, met aangehecht het faxbericht van mr. Bisschop namens [gedaagde 1] van 21 januari 2021 en de akte uitlatingen tevens wijziging van eis van [gedaagde 2] van 26 januari 2021, en daarnaast houdende de minnelijke regeling die [eiser] en [gedaagde 2] tijdens de voortgezette mondelinge behandeling van 26 januari 2021 ten aanzien van (A) de verdeling en (B) de afwikkeling van de splitsing hebben bereikt;
- de akte uitlating, tevens wijziging van eis van [eiser] van 3 maart 2021;
- de akte uitlating van [gedaagde 1] van 3 maart 2021;
- de akte uitlatingen tevens houdende wijziging van eis van [gedaagde 2] van 17 maart 2021;
- de antwoordakte van [eiser] van 31 maart 2021.
2.Feiten
Vennootschap 1) en ZO. Vastgoedbeheer B.V. (hierna:
Vennootschap 2), waarbij ieder van deze verkrijgende vennootschappen een in de bijlage bij de akte omschreven aandeel in het vermogen van [gedaagde 1] heeft verkregen. [eiser] heeft ten tijde van de splitsing alle aandelen in Vennootschap 2 verkregen, en [gedaagde 2] alle aandelen in Vennootschap 1.
3.Het geschil: evolutie daarvan en situatie nu
Inleiding
4.De beoordeling
Inleiding; uitgangspunten
Overgangsdatum).
Splitsingsdatum– het vermogen van [gedaagde 1] onder algemene titel is overgegaan op de verkrijgende Vennootschappen 1 en 2, maar dat heeft onverlet gelaten dat die splitsing ook een feitelijke financiële afrekening meebracht die ook thans nog niet volledig is afgerond. Over die vraag – hoe nu concreet financieel moet worden afgerekend – zijn [eiser] en [gedaagde 2] thans nog verdeeld.
Overzicht 2020). Per onderstaand discussiepunt zal steeds worden bekeken of er aanleiding is af te wijken – en zo ja, met welk bedrag – van het Overzicht 2020.
heeft ingestemd methet verschuldigd zijn van rente tot en met 28 mei 2020. Daarvoor zou nodig zijn dat dit explicieter werd vermeld en [eiser] daar desondanks akkoord op heeft gegeven. Daarvan is echter geen sprake geweest. Maar ook nu is geoordeeld dat noch artikel 17aa van het splitsingsvoorstel, noch het accepteren van de voorlopige afwikkeling van 1 mei 2020 in het voordeel van [gedaagde 2] standpunt pleiten, resteert de vraag: is deze rente nu wel of niet verschuldigd? [eiser] heeft naar het oordeel van de rechtbank daarover terecht naar voren gebracht dat het gegeven dat de splitsing van het vermogen van [gedaagde 1] gelet op de Overgangsdatum
praktisch gesprokentot 1 januari 2020 terugwerkt, moet meebrengen dat partijen – [eiser] , [gedaagde 2] en [gedaagde 1] – de bedoeling hebben gehad om de tot dan toe bestaande rechtsverhoudingen tussen hen en [gedaagde 1] tegen de datum van 1 januari 2020 ten einde te brengen en te laten overgaan naar Vennootschappen 1 en 2. Daarbij past niet dat de leningen, met al hun voorwaarden, zoals de verplichting tot het betalen van rente, na de Overgangsdatum van 1 januari 2020 desondanks ongewijzigd zouden doorlopen. De renteverplichting is dan ook niet pas op 28 mei 2020, maar op 1 januari 2020 vervallen, en [eiser] stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat de berekening van Baker Tilly op dit punt gecorrigeerd moet worden. [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde 2] over de maanden januari tot en met mei 2020 een bedrag van € 2.894,00 meer dan hij aan onterechte rente heeft ontvangen, en dat dit gecorrigeerd moet worden. [gedaagde 2] heeft het door [eiser] genoemde bedrag niet bestreden, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan.