ECLI:NL:RBOVE:2021:4723

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
08-048752-21, 08-062987-21 en 08-224640-21 (ttz gev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Overijssel inzake mishandeling, poging tot zware mishandeling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, poging tot zware mishandeling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de man tot een gevangenisstraf van zes maanden veroordeeld. De zaak kwam aan het licht na een incident op 21 oktober 2019, waarbij de verdachte in Hengelo (O) werd betrapt met cocaïne in zijn bezit. Tijdens de rechtszitting op 2 december 2021 werd de vordering van de officier van justitie besproken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het negeren van een stopteken van de politie en met een auto op een politieman te rijden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van enkele andere beschuldigingen, waaronder het medeplegen van drugshandel. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder de vriendin van de verdachte, die mishandeld was. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moesten worden betaald. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen hulpverleners en de gevolgen van drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-048752-21, 08-062987-21 en 08-224640-21 (ttz gev) (P)
Datum vonnis: 16 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 december 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08-048752-21
op 21 oktober 2019, al dan niet samen met een ander, ongeveer 4,5 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
08-062987-21
feit 1:op 7 november 2020 [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:op 7 november een (laden)kast van [slachtoffer 1] heeft vernield;
08-224640-21feit 1:op 20 augustus 2021 heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel die [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 2:op 20 augustus 2021, al dan niet samen met een ander, ongeveer 7,30 gram cocaïne heeft vervoerd dan wel in elk geval aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08-048752-21
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
08-062987-21
1
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar (van achteren) (op haar kaak) te slaan en/of bij/in haar armen te pakken/knijpen;
2
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Hengelo, opzettelijk en wederrechtelijk een (laden)kast, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 08-224640-211
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] (Polizeioberkommissar van de Bundespolizei Deutschland) opzettelijk van het leven te beroven,
- ( een) stopteken(s) gegeven door voornoemde [slachtoffer 2] heeft genegeerd en/of
- ( vervolgens) met een (personen)auto (met verhoogde, althans aanzienlijke
snelheid) in de richting van genoemde [slachtoffer 2] is gereden en/of is blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (Polizeioberkommissar van de Bundespolizei Deutschland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( een) stopteken(s) gegeven door voornoemde [slachtoffer 2] heeft genegeerd en/of
- ( vervolgens) met een (personen)auto (met een verhoogde, althans aanzienlijke
snelheid) in de richting van genoemde [slachtoffer 2] is gereden en/of is blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[slachtoffer 2] (Polizeioberkommissar van de Bundespolizei Deutschland) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door:
- ( een) stopteken(s) gegeven door voornoemde [slachtoffer 2] te negeren en/of
- ( vervolgens) met een (personen)auto (met verhoogde, althans aanzienlijke
snelheid) in de richting van genoemde [slachtoffer 2] te rijden en/of te blijven rijden
zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te remmen;
2
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 7,30 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, althans enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 2,46 gram cocaïne, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.1.2.
Het standpunt van de raadsman
Door de raadsman is betoogd dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken omdat het enkele aantreffen van drugs in de auto waar verdachte als bijrijder meereed onvoldoende is om te kunnen komen tot bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs.
4.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken het volgende vast.
Op 21 oktober 2019 omstreeks 00:10 uur zien verbalisanten op de Oelerweg in Hengelo (O) een voertuig rijden voorzien van kenteken [kenteken 1] . Deze auto staat op naam van [naam 1] , van wie, zoals verbalisanten op pagina 5 van hun proces-verbaal schrijven, in de politiesystemen staat dat hij omgang heeft met ambtshalve bekende drugdealers in de regio. Op het moment dat de verbalisanten het voertuig en de inzittenden willen controleren, zien zij een persoon voorovergebogen staan aan de bijrijderskant van het voertuig. Als de politie nadert, loopt deze man snel weg. Verbalisant [verbalisant 1] spreekt de man aan. Deze man, [naam 2] , vertelt dat hij van de personen die in de auto zaten voor vijftig euro aan harddrugs had willen kopen en dat hij hen tien minuten eerder daarover gebeld had op telefoonnummer [telefoonnummer] (pagina’s 5 en 16). Door de komst van de politie was de koop niet doorgegaan. Het genoemde telefoonnummer is van de onder verdachte in beslag genomen telefoon, hetgeen de rechtbank vaststelt op basis van het proces-verbaal op pagina 18.
Verdachte is de bijrijder van het voertuig. Verdachte vraagt of hij een sigaret mag opsteken en stopt een pakje sigaretten opvallend diep terug in het zijvak aan bijrijderszijde van het voertuig. Bij doorzoeking van het voertuig wordt in het vakje van de passagiersdeur een zogeheten 'ponypack' aangetroffen, met daarin 0,53 gram cocaïne. In het dashboardkastje wordt een spuitbus aangetroffen, waarvan de onderkant kan worden opengedraaid, met daarin vijf ponypacks. Deze vijf ponypacks bevatten in totaal 1,93 gram cocaïne.
Alles bij elkaar is daarmee 2,46 gram cocaïne in het voertuig aangetroffen.
Beoordeling
De rechtbank is op basis van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte wetenschap had van de cocaïne in de auto en dat die cocaïne zich ook in zijn machtssfeer bevond. De cocaïne lag aan de bijrijderskant van de auto waarin verdachte als bijrijder zat en het was op zijn telefoon dat Veenendaal de drugs had besteld. Daarnaast had verdachte een ponypack in de bijrijdersdeur aan het oog onttrokken met een pakje sigaretten. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting, die er in het kort op neerkomt dat hij niets te maken heeft met de aangetroffen cocaïne en dat hij de telefoon kort voor aanhouding van een ander heeft ontvangen, in het licht van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet aannemelijk. Temeer nu verdachte desgevraagd niet heeft willen verklaren van wie hij de telefoon zou hebben ontvangen.
Uit de hiervoor geschetste gang van zaken heeft de rechtbank ook de overtuiging gekregen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2,46 gram cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van wettig en overtuigend bewijs voor het opzettelijk aanwezig hebben door verdachte van de aangetroffen cocaïne.
Vrijspraak medeplegen
Nu onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn voor een nauwe en bewuste samenwerking, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van medeplegen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onderdeel “tezamen en in vereniging met een of meer anderen”.
4.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde omdat de lezing van verdachte over de gebeurtenissen op 7 november 2020 niet onverenigbaar is met de inhoud van de bewijsmiddelen en overigens ook niet ongeloofwaardig.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken het volgende vast.
Op 7 november 2020 heeft verdachte ruzie met zijn vriendin [slachtoffer 1] . Hij pakt haar bij haar beide armen beet en gooit haar op het bed. De door een derde gealarmeerde politie komt even later ter plaatse en spreekt met aangeefster. Op dat moment zien zij geen letsel bij haar. Zij geven haar het advies om haar lichaam te controleren op letsel en daarvan foto’s te maken. Op 12 november 2020 legt [slachtoffer 1] foto’s over. Op de foto’s is een blauwe plek op haar bovenarm zichtbaar.
Tijdens de ruzie raakte een ladekast beschadigd.
Beoordeling feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank leveren de verklaring van aangeefster, de foto van het letsel op de bovenarm en de door verdachte afgelegde verklaringen wettig en overtuigend bewijs op voor het ten laste gelegde en wordt daardoor de verklaring van verdachte dat het letsel kan zijn ontstaan doordat hij samen met het slachtoffer zou zijn uitgegleden, weerlegd. De aard van het letsel en de plek waarop dit is ontstaan passen simpelweg niet bij het door verdachte geschetste scenario.
Beoordeling feit 2
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte opzet had op het vernielen, beschadigen en/of onbruikbaar maken van de kast. Verdachte heeft gesteld geen opzet te hebben gehad op het kapot maken van de kast. Volgens hem is de kast per ongeluk beschadigd geraakt toen hij ten val kwam. Zijn verklaring staat daarmee haaks op de verklaring van aangeefster. Nu zich in het dossier geen aanvullend bewijs bevindt, is de enkele verklaring van aangeefster onvoldoende om te kunnen komen tot bewezenverklaring van dit feit zodat de rechtbank daarvan zal vrijspreken.
4.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, kan wettig en overtuigend worden bewezen, omdat er sprake is van voorwaardelijk opzet. Het onder 2 ten laste gelegde kan eveneens worden bewezen.
4.3.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde omdat het bewijs voor (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Niet alleen ontbrak de wil van verdachte om [slachtoffer 2] te doden, ook de aanmerkelijke kans op de dood blijkt niet uit de bewijsmiddelen.
Ook voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De gedragingen van verdachte en [slachtoffer 2] leveren een contra-indicatie op voor voorwaardelijk opzet.
Het rijgedrag van verdachte kan weliswaar worden aangemerkt als onvoorzichtig dan wel gevaarzettend, maar van boos of voorwaardelijk opzet op het trachten toe te brengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] was geen sprake.
4.3.1.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken het volgende vast.
Op 20 augustus 2021 omstreeks 16.50 uur zijn de verbalisanten [slachtoffer 2] , Polizeioberkommissar van de Bundespolizei Deutschland, en zijn collega [verbalisant 2] van de nationale politie samen aan het surveilleren in de omgeving van de Wegtersweg in Hengelo (O). Beiden zijn in burger gekleed. Zij rijden in een onopvallend voertuig, een Mercedes, met het Duitse kenteken [kenteken 2] . Verdachte is de bestuurder van een voertuig, een Skoda, met kenteken [kenteken 3] . Deze auto wordt in de politiesystemen in verband gebracht met drugshandel. Verbalisanten observeren de auto en nemen twee verdachte situaties waar, waarbij sprake is van korte interacties tussen de inzittenden van de Skoda en derden.
Als verdachte met het voertuig geparkeerd staat op de parkeerplaats bij de woonwinkel “ [winkel] ” aan de Wegtersweg ter hoogte van nummer [nummer] in Hengelo (O), rijden verbalisanten ter controle van dit voertuig die parkeerplaats op. Aan verdachte wordt een stopteken gegeven door middel van een stoptransparant. Verdachte ziet dit bord oplichten. Verbalisant [slachtoffer 2] stapt uit het voertuig Hij draagt een kogelwerend vest met op de voor- en de achterzijde het reflecterende opschrift “Polizei/Politie”. Hij gaat naast het voertuig staan en geeft aan verdachte (wederom) een stopteken. Verdachte negeert het stopteken. Hij kijkt [slachtoffer 2] aan en rijdt vervolgens vanaf een afstand van zo’n tien tot vijftien meter met toenemende snelheid in de richting van de Mercedes. Hij passeert de Mercedes aan de zijde waar [slachtoffer 2] zich op dat moment bevindt. [slachtoffer 2] brengt zich in veiligheid door zich tegen de zijkant van de Mercedes aan te drukken. Op het moment dat verdachte voorbij rijdt, is de afstand tussen de Skoda en [slachtoffer 2] ongeveer een meter.
Beoordeling
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling, dan wel bedreiging van [slachtoffer 2] .
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat de verdachte kwade opzet had om [slachtoffer 2] te doden of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Vervolgens is aan de orde of sprake was van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van [slachtoffer 2] dan wel op het aan hem toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarvan is sprake indien de verdachte willens en weten de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen gedood zou worden, respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank overweegt dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van een aanrijding van een voetganger door een auto in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van de auto.
Dat volgt ook uit het door Prof. Dr. Ir. J.H.S.M. Wismans uitgebrachte deskundigenverslag van 23 november 2021, dat mede is gebaseerd op rijproeven die de politie heeft uitgevoerd.
Bij die rijproeven met de Skoda zijn, op basis van de verschillende gegevens en verklaringen in het dossier, drie series van drie testen over verschillende afstanden gereden en is op basis daarvan de snelheid van de Skoda bepaald. De gemeten gemiddelde snelheden uit drie testen bij drie verschillende scenario’s en op drie verschillende afstanden vanuit de stilstand positie van de Skoda zijn :
Afstand Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3
10 meter 22 km/h 33 km/h 32 km/h
15 meter 27 km/h 39 km/h 39 km/h
20 meter 29 km/h 44 km/h 45 km/h
Scenario 1 is normaal optrekken in de D-stand. Het verschil tussen scenario 2 (fors optrekken in D-stand) en scenario 3 (fors optrekken in S-stand) blijkt héél klein te zijn. De maximale gemeten gemiddelde snelheid (worst case) bij de rijproeven is 45 km/uur en de minimale snelheid 22 km/uur.
Bij de laagst gemeten snelheid bij de rijproeven (normaal optrekken van de Skoda) in het geval van een hypothetische aanrijding waarbij [slachtoffer 2] op tien meter van het aanrijdende voertuig staat, bedraagt de kans op overlijden bijna 1% en de kans op ernstig letsel 15-25%. In de worst case situatie waarbij zeer snel wordt opgetrokken en [slachtoffer 2] op twintig meter van de Skoda staat, bedraagt het risico op overlijden ongeveer 5% en het risico op ernstig letsel meer dan 90%. Bij een afstand van 15 meter tot de Skoda bedraagt de maximale snelheid bij een hypothetische botsing 39 km/uur. Het risico op overlijden bij deze snelheid is 3% en het risico op ernstig letsel is 25-40%.
Als sprake is van de lagere snelheden als genoemd in de rijproeven, zal het letsel volgens de deskundige waarschijnlijk bestaan uit beenbreuken. Als sprake is van hogere snelheden zal vaak sprake zijn van complexere been- en/of heupbreuken en hoofdletsels.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte met een zodanige snelheid heeft gereden op het moment dat hij [slachtoffer 2] passeerde, dat, indien hij [slachtoffer 2] geraakt had, de kans op diens overlijden aanmerkelijk was geweest. Gelet hierop acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen en zal zij de verdachte hiervan vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Zelfs bij de laagst gemeten snelheid bij de rijproeven in het geval van een hypothetisch aanrijden, is de kans op ernstig letsel volgens de deskundige 15-25% geweest. Naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding van een voetganger door een auto die met meer dan geringe snelheid rijdt de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Ook de verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest. Door gas te geven toen hij het stopteken van [slachtoffer 2] zag, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard. De verdachte heeft het er op aan laten komen of [slachtoffer 2] tijdig weg zou kunnen komen. Daarmee heeft hij de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat - als dat niet zou gebeuren – [slachtoffer 2] door de aanrijding, die dan zou zijn gevolgd, zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Gelet hierop acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] en daarmee de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De politie heeft waargenomen dat verdachte en zijn bijrijder op 20 augustus 2021 betrokken waren bij enkele verdachte interacties, mogelijk drugstransacties. Vast staat dat aan de bijrijderszijde van de Skoda, waarin zij reden tijdens de vlucht voor de politie, drugs uit de auto zijn gegooid. Daarmee kan echter niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die cocaïne aanwezig heeft gehad, alleen al omdat hij niet de enige inzittende in de auto was. Evenmin zijn fysieke - of andere - dadersporen in het dossier aangetroffen die de drugs aan verdachte kunnen linken. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het 2 is ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08-048752-21
hij op 21 oktober 2019 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,46 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
08-062987-21
1.
hij op 7 november 2020 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), [slachtoffer 1] heeft mishandeld door haar bij haar armen te pakken en in haar arm te knijpen;
08-224640-21
1. subsidiair
hij op 20 augustus 2021 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] (Polizeioberkommissar van de Bundespolizei Deutschland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- stoptekens gegeven door voornoemde [slachtoffer 2] heeft genegeerd en
- ( vervolgens) met een (personen)auto (met aanzienlijke snelheid) in de richting van genoemde [slachtoffer 2] is gereden en is blijven rijden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08-048752-21
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
08-062987-21
feit 1
het misdrijf
:mishandeling;
08-224640-21
feit 1 subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke straf. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van de zaak onder parketnummer 08-048752-21 sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat artikel 63 Sr van toepassing is.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten. Met name zeer ernstig is het in de zaak met parketnummer 08-224640-21 bewezenverklaarde feit, een poging tot zware mishandeling, waarbij verdachte met een personenauto met aanzienlijke snelheid op een politieman is afgereden. De omstandigheid dat deze agent geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is geenszins aan de verdachte te danken, maar uitsluitend aan de snelle reactie van de politieagent. Het met een auto inrijden op een persoon is op zichzelf al een zeer ernstig feit. Nog kwalijker is het dat de verdachte dit deed terwijl de betreffende agent hem stoptekens had gegeven en bezig was met het uitoefenen van zijn publieke taak, het handhaven van de orde en de veiligheid. Voor deze politieman, die tijdens de uitoefening van zijn werk met dit gedrag van verdachte is geconfronteerd, is dit een ingrijpende gebeurtenis geweest. Dat blijkt ook uit de verklaring die namens hem ter terechtzitting van
2 december 2021 is voorgelezen. Verdachte heeft zijn eigen belang om weg te komen, voorop gesteld en de veiligheid van [slachtoffer 2] volledig ondergeschikt gemaakt aan dat verlangen.
Verdachte heeft zich in november 2020 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin. Door zijn handelen heeft verdachte opzettelijk pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt. Het geweld heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, bij uitstek de plek waar zij zich veilig en geborgen behoort te kunnen voelen. Deze ervaring roept nog steeds veel emotie bij haar op, zoals blijkt uit haar slachtofferverklaring.
Daarnaast heeft de verdachte 2,46 gram cocaïne aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengen en een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Bovendien wordt hierdoor nevencriminaliteit in stand gehouden die niet zelden gepaard gaat met geweldsdelicten.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 5 november 2021. Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr houdt de rechtbank bij het opleggen van de straf rekening met de oplegging van twee strafbeschikkingen aan verdachte op respectievelijk 4 november 2019 en 29 april 2020, waarvan de laatste, een taakstraf van zeventig uren, wegens drugsbezit.
De rechtbank constateert verder dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting binnen twee jaar, die niet aan de verdachte te wijten is. Verdachte is in de zaak met parketnummer 08-048752-21 op 21 oktober 2019 in verzekering gesteld terwijl de einduitspraak van dit vonnis twee jaar en drie maanden nadien is. De rechtbank zal volstaan met de enkele vaststelling van de overschrijding van de redelijke termijn en hier geen verdere consequenties aan verbinden. Daarbij heeft de rechtbank alle in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden afgewogen, waaronder de geringe ernst van het bewezenverklaarde feit in het geheel van zaken waarvoor zij verdachte zal veroordelen en de geringe mate van overschrijding.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in oplegging van een deels voorwaardelijke straf zoals door de raadsman is bepleit.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat slechts een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
Verzoek opheffing voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen gelet op de inhoud van dit veroordelend vonnis en de hoogte van de op te leggen vrijheidsstraf.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partijen
08-062987-21
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van materiële schadevergoeding van € 45,-- en immateriële schadevergoeding van € 850,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 7 november 2020.
08-224640-21
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij (ten aanzien van feit 1) gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot het betalen van immateriële schadevergoeding van € 850,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 20 augustus 2021.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de raadsman
08-062987-21
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak.
08-224640-21
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, dat de vordering deels kan worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
08-062987-21
De vordering van [slachtoffer 1] heeft betrekking op het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Feit 1
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en komt voor gedeeltelijke toewijzing in aanmerking. Voor de bepaling van de hoogte ervan zoekt de rechtbank aansluiting bij wat in vergelijkbare zaken wordt toegekend. De rechtbank zal de immateriële schade schatten en naar billijkheid vaststellen op € 300,--.
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen voor dat deel, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 7 november 2020, de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, en voor het overige afwijzen.
Feit 2
Nu de rechtbank komt tot vrijspraak van feit 2 zal de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van haar vordering.
08-224640-21
De vordering van [slachtoffer 2] heeft betrekking op het onder 1 bewezenverklaarde.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De vordering is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank acht deze vordering, als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting is aangevoerd op ter terechtzitting op 2 december 2021.
De rechtbank zal het gevorderde toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021, de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting in de zaak met parketnummer 08-062987-21 worden aangevuld met zes dagen gijzeling en in de zaak met parketnummer 08-224640-21 met zeventien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 08-062987-21 en het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 08-224640-21 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer
08-048752-21, het onder 1 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 08-062987-21 en het onder 1 subsidiair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 08-224640-21 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 08-048752-21
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
in de zaak met parketnummer 08-062987-21
feit 1: het misdrijf: mishandeling;
in de zaak met parketnummer 08-224640-21
feit 1 subsidiair: het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding [slachtoffer 1] , parketnummer 08-062987-21
feit 1
- wijst de vordering van de benadeelde partij: [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 300,--(bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 300,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2020);
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde (feit 1, in de zaak met parketnummer 08-062987-21) tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 300,--, (zegge:(
driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 november 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
6 (zes) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] af voor het meer of anders gevorderde;
feit 2
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding;
feit 1 en 2
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
schadevergoeding [slachtoffer 2] , parketnummer 08-224640-21, feit 1 subsidiair
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , bestaande uit betaling van immateriële schade van
€ 850,--toe;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 850,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde (onder 1 subsidiair in de zaak met parketnummer 08-224640-21) tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 850,--, (zegge: achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
zeventien (17) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
bevel voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door, mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2021.
Buiten staat
Mr. Wolting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-048752-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019472426, gesloten op
18 februari 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, bladzijde 5 tot en met 8, voor zover inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 21 oktober 2019, reden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , over de Oelerweg te Hengelo (O). Wij zagen dat het voertuig met kenteken [kenteken 1] stil ging staan. Ik herkende de bijrijder als de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik zag dat hij een pakje Marlboro uit de passagiersdeur pakte. Vervolgens zag ik dat [verdachte] voorovergebogen het pakje sigaretten opvallend ver teruglegde in de passagiersdeur. Ik zag naast het pakje sigaretten, helemaal in de hoek weggedrukt, een zogeheten “ponypack” liggen. Tijdens de doorzoeking van de auto zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , in het dashboardkastje een spuitbus liggen. Ik merkte dat de onderkant los kwam en ik trof daarin meerdere “ponypacks”.
Het proces-verbaal van de terechtzitting op 2 december 2021, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte:
Op 21 oktober 2019 zat ik als bijrijder in die auto met kenteken [kenteken 1] .
Het proces-verbaal van bevindingen, bladzijde 1 en 3, als relaas van de verbalisant, voor zover inhoudend:
Incidenten [verdachte]
pleegdatum: 21 oktober 2019
plaats delict: Oelerweg Hengelo (O)
Weging en Monsterneming
Soort Aantal/gewicht
cocaine crack (AAMU8359NL) 0,53 gram
cocaine crack (AAMU8365NL) 1,55 gram
cocaine crack (AAMU8356NL) 1,55 gram
Nummer Soort goed
2105541 verdovend middel (cocaïne crack)
2105542 verdovend middel (cocaïne crack)
2111207 verdovend middel. (cocaïne crack)
4. Kennisgeving van inbeslagneming, bladzijde 69, voor zover inhoudend:
Beslagene : [verdachte]
geboren : [geboortedatum 1] 1998
goednummer : PL0600-2019468381-2105541
bijzonderheden : 1 envelop, opschrift foto Scarface en tekst Scarface
5. Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, bladzijde 59 en 60, voor zover inhoudend:
Op 29 mei 2020 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld. Deze partij was inbeslaggenomen op de Oelerweg. Hengelo (O)
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
Betreft onderzoek aan SIN AAMU8359NL
Sealbag nummer 41863245(afgesloten)
gripzakje, witte brokjes, 0,53 gram (netto exclusief verpakking)
positief cocaïne
Sporendrager
Goednummer : PL0600-2019468381-2105541
SIN : AAMU8359NL
6. Het geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2021.01.19.093 (aanvraag 001), bladzijde 64, voor zover inhoudend:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMU8359NL brokjes, wit, uit 0,53 gram bevat cocaïne
7. Kennisgeving van inbeslagneming, bladzijde 67, voor zover inhoudend:
Beslagene : [naam 1]
geboren : [geboortedatum 2]
goednummer : PL0600-2019468381-2105542
bijzonderheden : envelop, 5 stuks, 3,5 gram, ponypacks: smart seals deluxe
8. Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, (PL0600-2019468381-35), bladzijde 50 tot en met 52, voor zover inhoudend:
Op 29 mei 2020 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld. Deze partij was inbeslaggenomen op de Oelerweg, Hengelo (O).
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
Betreft onderzoek aan SIN AAMU8356NL
Sealbag nummer 41863241(afgesloten)
twee gripzakjes, crèmekleurig poeder 0,38 gram (netto exclusief verpakking)
positief cocaïne
Betreft onderzoek aan SIN AAMU8365NL
Sealbag nummer 41863243(afgesloten)
drie gripzakjes, crèmekleurig poeder 1,55 gram (netto exclusief verpakking)
positief cocaïne
Wij hebben na het onderzoek het/de genomen monster(s), bestemd voor(eventueel) nader onderzoek, verpakt in een nieuwe sealbag voorzien van nummer 41868298.
Sporendrager(s)
Goednummer : PL0600-2019468381-2105542
SIN : AAMU8365NL
Goednummer : PL0600-2019468381-2111207
SIN : AAMU8356NL
9. Het proces-verbaal NFiDENT, bladzijde 54 en 55, voor zover inhoudend:
Voor het wegen en bemonsteren wordt verwezen naar het proces verbaal onderzoek verdovende middelen (PL0600-2019468381-35).
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende verricht, bevonden en waargenomen.
Nummer van sealbag met reeds genomen monsters : 41868298
SIN originele partij AAM08356NL
Goednummer : 2111207
omschrijving : crèmekleurig poeder
Gewichte originele partij : 0,38 gram (netto)
SIN monster : AAMU8356NL
positief : cocaïne
SIN originele partij AAMU8365NL
Goednummer : 2105542
Omschrijving : crèmekleurig poeder
gewicht originele partij : 1,55 gram (netto)
SIN monster : AAMU8365NL
positief : cocaïne
10. Het geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2021.01.19.093 (aanvraag 003), bladzijde 58, voor zover inhoudend:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMU8365NL poeder, crèmekleurig, uit 1,55 gram bevat cocaïne
10. Het geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2021.01.19.093 (aanvraag 002), bladzijde 57, voor zover inhoudend:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMU8356NL poeder, crèmekleurig uit 0,38 gam bevat cocaïne.
Parketnummer 08-062987-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020528670, gesloten op
11 januari 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
12. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 december 2021, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 7 november 2020 heb ik [slachtoffer 1] beetgepakt. Ik heb haar op het bed gegooid.
12. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , bladzijde 6 en 7, voor zover inhoudend als verklaring van aangeefster:
Op 7 november 2020 zag en voelde ik dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij met beide handen vastpakte bij mijn armen. Hij gooide mij opzettelijk en met kracht op bed. [verdachte] hield mij nog steeds vast. Ik voeg foto's bij de aangifte van de blauwe plek op mijn armen.
12. Een geschrift te weten een foto van een blauwe plek op de rechter bovenarm van [slachtoffer 1] , bladzijde 10:
[afbeelding]
Parketnummer 08-224640-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021389995, gesloten op
4 oktober 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
15. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 8 tot en met 10, voor zover inhoudend:
Ik ben werkzaam als Polizeioberkommissar bij de Bundespolizei Deutschland.
Op 20 augustus 2021 was ik werkzaam voor het grensoverschrijdend politieteam. Ik was gekleed in burger met een kogelwerend vest voorzien van het reflecterende opschrift “Polizei” zowel op de voor- als op de achterzijde. Ik zag het voertuig, een Skoda voorzien van het kenteken [kenteken 3] geparkeerd staan op de parkeerplaats van het bedrijf [winkel] aan de Wegtersweg in Hengelo (O). Ik stond met het dienstvoertuig aan het begin van de parkeerplaats met zicht op de Skoda. De auto stond nu dus frontaal tegenover ons dienstvoertuig. Collega [verbalisant 2] heeft op dat moment de stoptransparant van het dienstvoertuig dat op de zonneklep zit aangezet en de klep zodanig gedraaid dat de bestuurder van de Skoda deze zou zien. Ik ben als bijrijder uitgestapt. Ik heb de bestuurder van de Skoda met mijn hand een stopteken gegeven. Ik stond op dat moment naast ons dienstvoertuig ter hoogte van het bijrijdersportier. Ik schat dat de afstand tussen mij en het dienstvoertuig anderhalve meter was en de afstand tussen mij en de Skoda ongeveer 10 à 15 meter. Ik zag dat de bestuurder plankgas gaf. Ik hoorde dat de banden van de Skoda piepten en slipten. Ik kon mij in veiligheid. Op het moment dat de Skoda langs mij heen reed bedroeg de afstand tussen mij en het voertuig ongeveer een meter. Ik stond op dat moment tegen het dienstvoertuig in de geopende bijrijdersportier. Ik heb mij tegen het dienstvoertuig gedrukt om mij in veiligheid te brengen. Wanneer ik niet was weggesprongen had de Skoda mij zeker frontaal geraakt.
15. Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant 2] , pagina 20, voor zover inhoudend:
Op 20 augustus 2021 deed ik dienst met collega [slachtoffer 2] . Wij bevonden ons in een onopvallend dienstvoertuig, namelijk een Mercedes C klasse. Ik was de bestuurder van het voertuig en collega [slachtoffer 2] was bijrijder. Wij hebben de Skoda Scala met het Nederlandse kenteken [kenteken 3] gevolgd naar de parkeerplaats van [winkel] gevestigd aan de Wegtersweg te Hengelo (O). Ik zag dat de Skoda zich ongeveer op 15 meter afstand van ons dienstvoertuig bevond op het moment dat wij door middel van een verlicht transparant het teken “stop politie” gaven. Ik zag en hoorde collega [slachtoffer 2] aan de bijrijderszijde van ons voertuig uitstappen. Bijna direct na het gegeven stopteken hoorde ik het toerental van de Skoda drastisch omhoog gaan. Ik zag en hoorde dat de Skoda met vol gas op ons dienstvoertuig in kwam rijden. Ik zag dat de Skoda richting de bijrijderskant van ons dienstvoertuig afdraaide om ons aan die zijde te passeren. Ik hoorde dat de bestuurder van de Skoda tijdens het passeren vol gas hield. Ik zag dat de Skoda zeker met een snelheid van 40 kilometer per uur langs ons dienstvoertuig en collega [slachtoffer 2] kwam rijden.|
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, bladzijde 55 en 56, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik wil wegrijden en zie dat de weg wordt geblokt door een Mercedes C klasse, donkere auto. Dat voertuig blokkeert mij. Ik zie een stopteken. Ik zie “STO”. Ik zag dat de letters oplichten en het voertuig had een Duits kenteken. Ik ben weggereden. Ik reed links langs de auto, langs de bijrijders kant. Ik zag dat de man tussen het portier en de auto stond op het moment dat ik er langs reed. Ik had mijn keus al gemaakt om weg te rijden. Toen ik beweging zag, ik zag het stopteken, ik zag een persoon een beweging maken, ben ik gas gaan geven.
15. Een geschrift, te weten het deskundigenverslag van Prof. Dr. Ir. J.H.S.M. Wismans van 23 november 2021, voor zover inhoudend als de verklaring van de deskundige:
Op 7 november 2021 zijn door de politie een aantal rijproeven verricht met het doel inzicht te verkrijgen in de snelheid die de Skoda zou kunnen hebben gereden op het moment van een hypothetische aanrijding met agent [slachtoffer 2] . De proeven zijn uitgevoerd met de Skoda Scala met kenteken [kenteken 3] die bij het incident betrokken was. Ik heb de proeven bijgewoond.
Bij de rijproeven zijn drie scenario’s onderzocht, te weten:
Scenario 1: normaal optrekken van de Skoda in de “D” stand
Scenario 2: fors optrekken met het voertuig in de "D" stand
Scenario 3: fors optrekken met het voertuig in de "S" stand (een stand van de versnelling waarbij sneller opgetrokken kan worden)
Op basis van de verschillende gegevens en verklaringen in het dossier zijn 3 afstanden gekozen waar de snelheid van de Skoda bepaald is: 10 m, 15 m en 20 m. Bij de proeven was het wegdek droog en zijn geen slipsporen ontstaan door het optrekken.
De gemeten gemiddelde snelheden uit 3 testen bij 3 verschillende scenario’s en op
3 verschillende afstanden vanuit de stilstand positie van de Skoda zijn
Afstand Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3
10 meter 22 km/h 33 km/h 32 km/h
15 meter 27 km/h 39 km/h 39 km/h
20 meter 29 km/h 44 km/h 45 km/h
Het verschil tussen scenario 2 (fors optrekken in D-stand) en scenario 3 (fors optrekken in S-stand) blijkt héél klein te zijn. De maximale gemeten gemiddelde snelheid (worst case) bij de rijproeven is 45 km/uur en de minimale snelheid 22 km/uur.
Bij de laagst gemeten snelheid bij de rijproeven (normaal optrekken van de Skoda Scala) in het geval van een hypothetische aanrijding waarbij agent [slachtoffer 2] op 10 m van het wegrijdende voertuig staat, bedraagt de kans op ernstig letsel: 15-25%.
In de worst case situatie waarbij zeer snel wordt opgetrokken en agent [slachtoffer 2] op 20 meter van de Skoda staat bedraagt het risico op ernstig letsel meer dan 90%.
Bij een afstand van 15 meter tot de Skoda bedraagt de maximale snelheid bij een hypothetische botsing 39 km/uur. Het risico op ernstig letsel is 25-40%.
Wanneer sprake is van ernstig letsel zullen dit waarschijnlijk beenbreuken zijn ingeval van de lagere snelheden bij de rijproeven. Bij de hogere snelheden zal vaak sprake zijn van complexere been en/of heupbreuken en hoofdletsels.