Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
wonende te [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Waar gaat deze zaak over?
behalve kleinste slaapkamer en garage. (…) De kostganger betaald maandelijks voor kost en inwoning
€ 800inclusief. (…)
€ 1200.In dit bedrag zitten: de wasmachine, badkamerkastje, douchegordijn, oven/fornuis, koelkast, de bank, eettafel met krukjes, gordijnen woonkamer, tapijt woonkamer, gordijnen slaapkamer 2, alleen rolgordijnen slaapkamer 1, balkon meubels, balkon vloerbedekking, hangmeubel tv, 2 pilaren, borden, bestek, glazen, pannen, koffiezetapparaat, vloerbedekking gehele woning. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
on hold’te stellen. Vervolgens is [gedaagde] een ‘kostgevingsovereenkomst’ aangegaan. [gedaagde] had moeten begrijpen dat ook zo’n soort overeenkomst onder het verbod op onderhuur zou vallen. Door deze overeenkomst toch aan te gaan, heeft zij moedwillig in strijd met de huurovereenkomst gehandeld. Afgezien van de financiële problemen die [gedaagde] had, ziet de kantonrechter geen noodzaak om de woning onder te verhuren. [gedaagde] heeft verklaard dat haar oma net als zijzelf in Deventer woont. Waarom ze voor de verzorging van haar oma niet dagelijks heen en weer kon naar haar eigen woning, heeft [gedaagde] niet duidelijk gemaakt. Voor de financiële problemen die [gedaagde] had, had zij een andere oplossing kunnen en moeten zoeken. Met het onderverhuren van de woning heeft [gedaagde] dan ook niet het belang van [plaats] gediend, maar (met name) haar eigen belang. De insteek van de overeenkomst met [plaats] was om een overeenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan. Dat de onderhuur uiteindelijk na vijf maanden is beëindigd, was een gevolg van de overlast die [plaats] veroorzaakte. Dat [gedaagde] in de overeenkomst met [plaats] een groot deel van haar inboedel aan [plaats] heeft verkocht, duidt er ook op dat het de bedoeling was om de woning langere tijd aan [plaats] in gebruik te geven. Tot slot speelt bij de beoordeling een rol dat Ieder1, naast het feit dat zij eigenaar is van de woning en daarmee het meest omvattende recht op de woning heeft, ook het openbaar belang dient met de verhuur van sociale huurwoningen en dat het niet aan individuele huurders is om te bepalen wie er van die woningen gebruik mogen maken. De schaarse beschikbaarheid van sociale huurwoningen laat toe dat handelen in strijd met de huurovereenkomst van meer dan geringe betekenis ontbinding van die overeenkomst tot gevolg heeft. Hoe verdrietig de levensloop van [gedaagde] tot nu toe ook is geweest, de kantonrechter is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] in dit geval niet tot een ander oordeel moeten leiden, omdat de gevolgen voor haar niet anders zijn dan in de meeste gevallen, waarin huurders gedwongen hun woning moeten ontruimen, en omdat zij in de periode van november 2020 tot en met maart 2021 ook elders heeft kunnen verblijven.