In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 9 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige echtgenoten, [eiser] en [gedaagde], die gezamenlijk eigenaar zijn van een woning. De eiser vorderde een machtiging op grond van artikel 3:174 BW om zelfstandig rechtshandelingen te verrichten met betrekking tot de verkoop van de woning, terwijl de gedaagde zich verzet tegen deze vordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevorderde machtiging niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond. De gedaagde heeft een betalingsregeling getroffen voor de hypotheeklasten, en de rechtbank achtte het niet redelijk om de eiser de volledige controle over de verkoop te geven zonder medewerking van de gedaagde.
De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat de gedaagde moet meewerken aan de verkoop van de woning. De eiser heeft recht op medewerking van de gedaagde aan de verkoop en levering van de woning aan een derde, met inachtneming van bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft bepaald dat de gedaagde binnen een bepaalde termijn moet kiezen uit drie voorgestelde NVM-makelaars en dat de woning niet eerder dan 1 juni 2022 mag worden geleverd. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van 50% van de verkoopkosten. De vordering in voorwaardelijke reconventie van de gedaagde is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.