ECLI:NL:RBOVE:2021:4697

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
08.024931.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot doodslag en drugshandel na schietincident bij tankstation

Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 28-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en drugshandel. De verdachte schoot op 22 november 2020 met een vuurwapen op een andere man bij een tankstation in Enschede, waarbij het slachtoffer in zijn schouder werd geraakt. Het schietincident vond plaats in het kader van een conflict tussen twee groepen in het drugsmilieu. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een poging tot doodslag had gepleegd en dat hij in cocaïne had gehandeld. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan vier feiten: poging tot doodslag, het voorhanden hebben van een vuurwapen, het handelen in strijd met de Opiumwet en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen geldbedragen, die afkomstig waren van de drugshandel, verbeurd moesten worden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.024931.21 (P)
Datum vonnis: 13 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 29 november 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen een poging tot doodslag heeft gepleegd op [slachtoffer] ;
feit 2:samen met anderen een pistool van het merk CZ, type 27, kaliber 7.65 mm en zeven kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad;
feit 3:in de periode van 1 december 2019 tot en met 27 januari 2021 in cocaïne heeft gehandeld;
feit 4:33,72 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een vuurwapen in de schouder, in elk geval in het lichaam, heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2020 te Enschede, althans in Nederland en/of te Ahaus en/of Gronau, althans in Duitsland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type 27, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm,
heeft gedragen en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 27 januari 2021 te Enschede, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 27 januari 2021 te Enschede
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 33,72 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 22 november 2020 is bij tankstation [tankstation] aan de [locatie 2] met een vuurwapen op [slachtoffer] geschoten. Daarbij werd die [slachtoffer] in zijn schouder geraakt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om vrijspraak van de feiten 1, 2 en 3. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte
Het dossier bevat historische verkeersgegevens van verdachtes telefoon die belastend kunnen zijn voor hem. Uit het dossier leidt de raadsman af dat deze zendmastgegevens zijn verkregen op machtiging van de officier van justitie. Gelet op het Prokuratuur-arrest van het Europees Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2021:152) mogen dergelijke gegevens alleen op grond van een rechterlijke machtiging worden opgevraagd. Dit is een schending van artikel 7 en 8 van het Handvest van de Europese Unie en van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit levert een ernstig, onherstelbaar vormverzuim op waarbij verdachte is aangetast in zijn persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft hiervan nadeel ondervonden, doordat zijn contacten hierdoor in beeld zijn gebracht. De raadsman heeft verzocht de historische verkeersgegevens uit te sluiten van het bewijs.
Subsidiair, indien de rechtbank niet komt tot bewijsuitsluiting van de verkeersgegevens, heeft de raadsman aangevoerd dat de historische verkeersgegevens niet gebruikt kunnen worden om de precieze locatie van een persoon te bepalen. Er kan hooguit worden vastgesteld dat verdachte in de buurt van de plaats delict is geweest, maar dat is niet voldoende om verdachte op de plaats delict te plaatsen.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft belastend over verdachte verklaard, maar hij heeft over bepaalde zaken aantoonbaar onjuist verklaard, zoals over het aantal telefoons waarover hij beschikte en de door hem na de schietpartij afgelegde route. Daardoor is zijn hele verklaring onbetrouwbaar, ook waar hij belastend verklaart over verdachte. De raadsman heeft verzocht de verklaring van [medeverdachte 1] uit te sluiten van het bewijs.
Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet verdachte worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen.
Het dealen van cocaïne
Verdachte heeft ter zitting tegengesproken dat hij op 10 februari 2021 bij de raadkamer gevangenhouding heeft verklaard dat hij de dealer van [medeverdachte 1] was. De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij drugs heeft gekocht bij verdachte is ook op dit punt onbetrouwbaar en kan het niet bijdragen aan het bewijs.
Verder heeft getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij begin 2020 al gestopt is met het kopen van drugs. Dat komt niet overeen met zijn verklaring bij de politie. Bovendien is de enkele verklaring van getuige [getuige 1] onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van feit 3. In elk geval kan op basis van zijn verklaring niet worden vastgesteld dat verdachte gedurende dertien maanden heeft gedeald.
Primair heeft de raadsman verzocht om algehele vrijspraak van feit 3. Subsidiair heeft hij verzocht om de periode te beperken tot de maanden december 2020 en januari 2021 en verdachte vrij te spreken van de periode van december 2019 tot december 2020.
Het aanwezig hebben van cocaïne
Wat betreft het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte
Uit het Prokuratuur-arrest van het Hof van Justitie volgt dat voor de toegang tot bewaarde verkeers- en locatiegegevens ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek een voorafgaande rechterlijke toetsing vereist is. Het Openbaar Ministerie kan in dit verband niet als onafhankelijke autoriteit worden aangemerkt.
In het onderhavige onderzoek zijn – met machtiging van de officier van justitie – de historische verkeersgegevens opgevraagd van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] , die door de politie aan verdachte worden gekoppeld. Deze gegevens zijn weliswaar opgevraagd in overeenstemming met de voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering, maar gelet op het arrest van het Hof van Justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgevraagde verkeersgegevens achteraf gezien niet door een officier van justitie gevorderd hadden mogen worden zonder voorafgaande onafhankelijke toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit.
In het arrest La Quadrature du Net e.a. van 6 oktober 2020 (ECLI:C:2020:791) geeft het Hof van Justitie een beoordelingskader met betrekking tot de vraag hoe om te gaan met processen-verbaal die zijn opgesteld op basis van informatie die in strijd met de voorschriften van het Unierecht is verkregen. Het Hof van Justitie overweegt dat het volgens het beginsel van procedurele autonomie uitsluitend een zaak van nationaal recht is om de regels vast te stellen met betrekking tot de toelaatbaarheid van informatie/bewijs. De rechtbank zal daarom het beoordelingskader van artikel 359a Sv toepassen.
Uit het dossier volgt dat van telefoonnummer [telefoonnummer 2] de historische verkeersgegevens zijn opgevraagd over de periode van 1 september 2020 tot en met 11 februari 2021. Van telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode van 1 september 2020 tot en met 15 februari 2021.
Dat deze historische verkeersgegevens achteraf gezien op onrechtmatige wijze zijn verkregen, moet worden beschouwd als een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. Dit verzuim levert een schending op van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM.
Vervolgens staat de rechtbank voor de vraag tot welk rechtsgevolg dit vormverzuim moet leiden. De rechtbank overweegt dat aannemelijk is dat de rechter-commissaris, in het geval aan de rechter-commissaris was verzocht de vorderingen tot verstrekking van de verkeersgegevens vooraf te toetsen, een machtiging zou hebben verleend om die verkeersgegevens te vorderen. Het eventuele nadeel van de schending is dus beperkt. Verder kan niet worden gezegd dat op grond van de verstrekte historische verkeersgegevens een min of meer compleet beeld van het privéleven van de verdachte is verkregen. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met de constatering dat er sprake is van een vormverzuim, zonder dat daar door de rechtbank een rechtsgevolg aan wordt verbonden.
Betrouwbaarheid medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie en ter terechtzitting uitgebreide verklaringen afgelegd, die op bepaalde punten niet met elkaar overeenkomen. De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] met name wisselend heeft verklaard over de gang van zaken ná het passeren van de Duitse grens na afloop van het schietincident. Ter terechtzitting heeft hij daarvoor ook een uitleg gegeven, namelijk dat hij wilde voorkomen dat zijn vriendin bij de strafzaak zou worden betrokken.
Over de gebeurtenissen vanaf het moment dat hij in zijn auto stapte tot en met het schietincident bij het tankstation heeft hij echter consistent verklaard. Zijn verklaringen tot en met het schietincident worden ook ondersteund door de historische verkeersgegevens van de telefoonnummers [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4] ( [medeverdachte 1] ), [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] (verdachte) en [telefoonnummer 5] ( [medeverdachte 2] ) en de camerabeelden bij het tankstation. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] over het schietincident daarom betrouwbaar.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt, gelet op de voorgaande overwegingen, op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 20 november 2020 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] zijn auto, een Ford C-Max met kenteken [kenteken] , uitgeleend aan zijn dealer [naam 1] . Op 22 november 2020 rond 17.30 uur kreeg hij de auto terug, met het verzoek om [naam 1] en de andere inzittende, een Somaliër die achterin de auto zat, ergens af te zetten. [medeverdachte 1] en [naam 1] hadden afgesproken om de hoek bij de woning van [medeverdachte 1] ’s ouders, aan de [adres] . Op aanwijzingen van [naam 1] is [medeverdachte 1] eerst naar de flat van de vriendin van [naam 1] gereden, gelegen aan de [locatie 1] . Vervolgens heeft [naam 1] [medeverdachte 1] gevraagd om naar tankstation [tankstation] aan de [locatie 2] te rijden, zodat hij sigaretten kon kopen. Toen zij bij het tankstation aankwamen, hoorde [medeverdachte 1] dat [naam 1] zei: ‘Ja, dat zijn ze!’ [naam 1] heeft [medeverdachte 1] vervolgens geïnstrueerd nog een stukje verder te rijden en een u-bocht te maken om terug te keren naar het tankstation. Hierna is [medeverdachte 1] het terrein van het tankstation op gereden en heeft hij zijn auto achter de auto van [slachtoffer] stil gezet. [slachtoffer] was op dat moment in de tankshop. Bij het verlaten van de tankshop is [slachtoffer] naar de auto van [medeverdachte 1] gelopen en heeft hij kort met de bijrijder (volgens [medeverdachte 1] was dat [naam 1] ) gepraat. Vervolgens is [slachtoffer] weer in zijn auto gestapt en is hij enkele meters naar voren gereden. [medeverdachte 1] is achter [slachtoffer] aan gereden en heeft zijn auto schuin achter de auto van [slachtoffer] neergezet. [slachtoffer] en de andere inzittende van zijn auto zijn toen uitgestapt. Ook [naam 1] is uit de auto van [medeverdachte 1] gestapt. [naam 1] is op [slachtoffer] afgelopen en heeft een vuurwapen afgevuurd, waarbij [slachtoffer] in zijn rechter schouder werd geraakt.
Dit letsel was, zo luidt de conclusie van het forensisch geneeskundig letselverslag, potentieel dodelijk.
[slachtoffer] is daarop de tankshop in gevlucht en de andere inzittende van de auto van [slachtoffer] is weggerend. [naam 1] is kort achter [slachtoffer] aangerend en heeft naar hem geroepen: ‘Ik maak je dood, joh!’ Daarna is [naam 1] weer in de auto van [medeverdachte 1] gestapt. De Somaliër die achterin de auto zat is vervolgens uitgestapt en achter het stuur van de auto van [slachtoffer] gaan zitten. Na een vergeefse poging om die auto achteruit te rijden is de Somaliër uitgestapt en heeft hij weer plaatsgenomen achterin de auto van [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] is daarop, met [naam 1] en de Somaliër in de auto, weggereden richting Duitsland. In Duitsland zijn ze gestopt bij een bosperceel ter hoogte van de [locatie 3] in Ahaus. Daar is het vuurwapen achtergelaten. Enkele dagen later vond de Duitse politie op aanwijzingen van [medeverdachte 1] in dat bosperceel een pistool van het merk CZ, type 27, kaliber 7.65 mm. Op het terrein van het tankstation werd op de avond van het schietincident een huls gevonden.
Uit onderzoek van het NFI leidt de rechtbank af dat deze huls uit het pistool komt dat in het bosperceel aan de [locatie 3] is gevonden.
Op 27 januari 2021 werd verdachte aangehouden in de woning van zijn vriendin aan de [locatie 1] . In de woning werd 33,72 gram cocaïne, een hoeveelheid fenacetine en een weegschaaltje gevonden.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vanaf eind 2019 cocaïne kocht van [naam 1] . Ook [getuige 1] heeft verklaard dat hij gedurende anderhalf tot twee jaar drugs kocht van [naam 1] en dat hij daarvoor geld heeft overgemaakt op de bankrekening van verdachte. Verder heeft [getuige 2] verklaard dat [naam 1] / [naam 1] de dealer was van haar ex-vriend.
Beoordeling
Feiten 1 en 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op basis van de verklaringen van [medeverdachte 1] , [getuige 2] en de verklaring van verdachte zelf bij de raadkamer gevangenhouding op 10 februari 2021, stelt de rechtbank vast dat verdachte [naam 1] genoemd wordt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [naam 1] en een Somalische man bij hem in de auto zaten. [naam 1] was de bijrijder en de Somalische man zat achterin. Op de camerabeelden is te zien dat de bijrijder die uitstapt de schutter is. De schutter droeg een broek met aan de buitenzijde van beide benen een lichte verticale streep. In de woning van de vriendin van verdachte, waar hij is aangehouden, zijn twee broeken met een witte streep aangetroffen. In de periode rond het schietincident bij het tankstation [tankstation] straalden de telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dezelfde zendmasten in de buurt van het tankstation en, na het schietincident, in Duitsland aan. [getuige 2] heeft verklaard dat zij op de avond van het schietincident van de vriendin van verdachte heeft gehoord dat verdachte bij het schietincident betrokken was.
Op grond van de verklaring van [medeverdachte 1] , de historische verkeersgegevens van de telefoons van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de camerabeelden van het tankstation, in onderling verband en in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 22 november 2020 bij tankstation [tankstation] met een pistool in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten en dat hij [slachtoffer] daarbij in de rechter schouder heeft geraakt.
Verdachte heeft direct daarna tegen [slachtoffer] geroepen: ‘Ik maak je dood, joh’. Uit het forensisch geneeskundig letselverslag volgt dat het letsel van [slachtoffer] potentieel dodelijk was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het (vol) opzet had [slachtoffer] om het leven te brengen en acht een poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Na het schietincident zijn verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijk naar Duitsland gereden. Ook in Duitsland straalden hun telefoons in dezelfde omgeving zendmasten aan. Het vuurwapen waarmee op [slachtoffer] is geschoten, is gevonden in een bosperceel in Duitsland. Niet is gebleken dat het wapen tijdens de rit van het tankstation naar het bosperceel uit de beschikkingsmacht van verdachte is geraakt. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het vuurwapen en de in het wapen aanwezige munitie in Enschede en in Duitsland voorhanden heeft gehad.
Medeplegen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de feiten 1 en 2 tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 2] , die achterin de auto van [medeverdachte 1] zat, heeft gepleegd. De rechtbank oordeelt daar anders over. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] in de auto van [medeverdachte 1] aanwezig was gedurende de rit vanaf de [adres] in Enschede, via het tankstation naar Duitsland. Echter is niet gebleken van enige bijdrage van [medeverdachte 2] aan de poging tot doodslag. Uit het dossier kan niets worden afgeleid over afspraken tussen verdachte en [medeverdachte 2] , over een taakverdeling of een andere bijdrage van [medeverdachte 2] van voldoende gewicht aan de poging tot doodslag. De verklaring van [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 2] in de auto zou hebben geroepen: ‘schiet, schiet’, wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel en is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van medeplegen. Het ná het schieten proberen te verplaatsen van de auto van [slachtoffer] maakt dat niet anders.
Evenmin is gebleken dat [medeverdachte 2] op enige wijze de beschikkingsmacht heeft gehad over het vuurwapen. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde onderdeel medeplegen.
Feiten 3 en 4
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de woning van de vriendin van verdachte is een handelshoeveelheid cocaïne aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat deze cocaïne van hem was. Ook is er een hoeveelheid fenacetine in de woning aangetroffen. Dit is een versnijdingsmiddel voor cocaïne.
In twee telefoons van verdachte zijn contacten en sms-berichten aangetroffen die wijzen op de handel in verdovende middelen. Verder hebben [medeverdachte 1] en [getuige 1] verklaard dat zij cocaïne kochten van verdachte. Ook [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte de dealer van haar ex-vriend was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte cocaïne heeft verkocht, geleverd en vervoerd. Op grond van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [getuige 1] acht de rechtbank bewezen dat verdachte dit gedurende de gehele tenlastegelegde periode, van 1 december 2019 tot en met 27 januari 2021 heeft gedaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 22 november 2020 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een vuurwapen in de schouder heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 22 november 2020 te Enschede, en in Duitsland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type 27, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 27 januari 2021 in Nederland,
opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 27 januari 2021 te Enschede,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 33,72 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 26 van de Wet wapens en munitie (WWM) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] om het leven te brengen. Hij heeft in de vooravond van 22 november 2020, op de openbare weg en in de nabijheid van onschuldige omstanders, met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] geschoten, waarbij [slachtoffer] is geraakt in zijn schouder.
Verdachte begeeft zich kennelijk in een drugsmilieu en is met een geladen vuurwapen de straat op gegaan. Ook komt in het dossier naar voren dat er sprake was van een conflict tussen twee groepen in het drugsmilieu, waarbij verdachte al enkele dagen op zoek was naar een andere persoon. Kennelijk wilde verdachte het conflict gewapenderhand oplossen.
Verdachte heeft, door te schieten met een vuurwapen, op de openbare weg en in het bijzijn van anderen, een zeer ernstig strafbaar feit gepleegd. Dergelijke feiten zorgen voor veel onrust en angst bij de omstanders en de maatschappij in het algemeen. Er worden dan ook langdurige gevangenisstraffen opgelegd voor dit soort feiten.
Daar komt nog bij dat verdachte gedurende in elk geval ruim een jaar heeft gehandeld in cocaïne. Dat de handel in verdovende middelen gepaard gaat met andere (gewelds)criminaliteit is algemeen bekend, maar blijkt ook in dit geval heel concreet.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2021, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor overtreding van de OW en de WWM.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage van psychiater N.K. van Vliet van 26 oktober 2021 en van psycholoog R.A. Sterk van 1 november 2021. Deze rapportages houden samengevat het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en van een stoornis in cannabisgebruik. Dit was ook zo ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Omdat verdachte ontkent betrokken te zijn bij de tenlastegelegde feiten, kan er niets worden vastgesteld over een eventueel verband tussen de diagnose en de tenlastegelegde feiten. Daardoor kan ook niets worden gezegd over de toerekenbaarheid van de tenlastegelegde feiten aan verdachte en over eventuele interventies en kunnen de psycholoog en psychiater daarover niet adviseren.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv aan de orde is.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen geldbedragen (€ 475,-- en € 2.100,--) verbeurd moeten worden verklaard, omdat dit geld afkomstig is van de handel in verdovende middelen.
De raadsman heeft betoogd dat de geldbedragen niet van criminele activiteiten afkomstig zijn en deels aan de vriendin van verdachte toebehoren. Hij heeft verzocht om teruggave van de geldbedragen aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de geldbedragen moeten worden verbeurdverklaard, omdat
het voorwerpen betreffen die aan verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit is verkregen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 57 en 63 Sr en artikel 55 WWM.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
poging tot doodslag;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten de geldbedragen € 475,-- en € 2.100,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. H. Stam en mr. V. Wolting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021.
Buiten staat
Mr. Huisman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer Roek20/ON2R020108. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 en 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 november 2020 (pagina 427 tot en met 430), inhoudende, voor zover van belang:
Op 22 november 2020 omstreeks 18.00/18.30 uur was ik bij tankstation [tankstation] aan de [locatie 2] . Ik ben bij de [tankstation] naar binnen gelopen. Toen ik buiten kwam, zag ik dat er een donkerkleurige gezinsauto achter mijn auto stond. Ik zag dat het raampje van de bijrijderskant omlaag ging. Ik heb ‘yo’ gezegd. Ik ben naar mijn auto gelopen en ben ingestapt. Ik ben vervolgens iets vooruit gereden. Ik zag dat de donkerkleurige gezinsauto achter mij aan reed. Ik ben uitgestapt. Ik zag dat de bijrijder van de donkerkleurige gezinsauto ook uitstapte. Ik zag dat de bijrijder een beweging maakte. Ik hoorde een knal. Ik ben de [tankstation] in gerend. Toen had ik pas door dat ik beschoten was.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 25 november 2020 (pagina 466 tot en met 468), inhoudende, voor zover van belang:
Naar aanleiding van een schietincident op 22 november bij tankstation [tankstation] aan de [locatie 2] heb ik de door dat tankstation ter beschikking gestelde camerabeelden bekeken.
18.16.49: Er rijdt een donkerkleurige personenauto (nader aan te duiden als PA1) het
tankeiland op. Deze wordt geparkeerd tussen de meest rechtse benzinepomp en de ingang van de tankshop.
18.17.11: Een man (nader aan te duiden als NNI) stapt door het geopende
bestuurdersportier uit PA1, sluit het portier, (…) en loopt achter PA1 langs naar de ingang van de shop.
18.17.56: Er rijdt een donkerkleurige personenauto (wordt nader aangeduid als PA2) het tankeiland op. De auto wordt geparkeerd direct achter PA1.
18.18.04: (…) Het in beeld gekomen kenteken luidt [kenteken] .
18.18.12: NN1 verlaat de shop (…). Hij loopt naar de rechterzijde van PA2 (…). Enkele seconden later loopt hij tussen de beide auto’s (PA1 en PA2) door en opent het bestuurdersportier van PA1. (…)
18.18.41: PA1 rijdt vooruit, direct gevolgd door PA2.
18.18.46: PA1 wordt tot stilstand gebracht aan het eind van het [tankstation] terrein. (…) zowel aan bestuurderszijde als aan bijrijderszijde stapt een persoon uit. Ze lopen in de richting van PA2 die schuin achter PA1 tot stilstand is gebracht.
18.18.55: Uit het rechterportier van PA2 stapt een persoon (nader te noemen NN2) die een slaande/duwende beweging maakt naar degene die even tevoren aan de bestuurderszijde uit PA1 is gestapt (…). De geslagen/geduwde persoon loopt in de richting van de shop daarbij achtervolgd door NN2. Op het moment dat de geslagen/geduwde persoon onder de verlichte luifel komt blijkt het te gaan om de eerder omschreven NN1. NN2 loopt tot aan de luifel. Hij draagt een donkerkleurige broek, met een lichte verticale streep aan de buitenzijde van beiden benen, ongeveer vanaf de heup tot aan de knie.
18.19.00: NN1 loopt de shop in, terwijl NN2 terugloopt in de richting van PA2.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 19 januari 2021 (pagina 469 tot en met 480), inhoudende, voor zover van belang:
De camerabeelden van het [tankstation] station zijn bewerkt, waarna bleek dat de camerabeelden waren voorzien van geluid. Het geluid van het schot is hoorbaar en daarna is te horen dat de schutter de woorden ‘ik maak je dood joh’ uitspreekt. Ook is te zien dat de schutter het pistool nog in zijn hand heeft.
4.
Een geschrift, te weten een letselrapportage forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer] (pagina 440 tot en met 441)
Betrokkene is op 22 november 2020 onderzocht. Aan letsel werd een wond met doorsnede van ca 0,5 cm gezien aan de voorzijde van de rechter schouder. Een scan toonde een kogel aan de binnenzijde van het rechterschouderblad.
5.
Een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag betreffende [slachtoffer] , van T.H. Evers (pagina 22 tot en met 30 van dossier 2020555451 / ON2R020108 (aanvullend dossier onderzoek Roek)), inhoudende, voor zover van belang:
Op 22 november 2020 werd het slachtoffer beschoten met een vuurwapen.
Vraag 1: Waar is het projectiel het lichaam binnengedrongen?
Op het beschikbare fotomateriaal bevond zich aan de voorzijde van de rechterschouder een ronde huidperforatie, passend bij een inschotwond.
Vraag 2: Had dit projectiel dodelijk kunnen zijn?
Het projectiel wat op deze plaats het lichaam binnendringt kan potentieel dodelijk zijn (mede) afhankelijk van welke organen en/of structuren hierbij beschadigd zijn.
De mogelijke dodelijkheid van een schotwond kan worden onderscheiden in acute
levensbedreigende complicaties zoals bloedingen door perforatie van organen, of subacute complicaties die zich voordoen bij directe mechanische beschadiging van organen en/of vitale structuren in het lichaam met daaruit voortkomende ernstige functievermindering op langere termijn.
Daarnaast kunnen perforerende verwondingen van onderhuidse weefsels en spieren, door bijkomende infecties, weefselschade en -versterf in tweede instantie tot levensbedreigende complicaties leiden. Dit wordt enerzijds bepaald door de ernst van het letsel, anderzijds door de algehele gezondheid, conditie en individuele lichaamskenmerken van een persoon die wordt verwond, en de tijdsduur voordat medische behandeling kan worden ingezet.
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict schietincident tankstation (pagina 481 tot en met 483), inhoudende, voor zover van belang:
Op 22 november 2020 kwamen wij omstreeks 19.53 uur bij tankstation [tankstation] aan de [locatie 2] . De auto van het slachtoffer, personenauto Seat, was afgezet met lint. Rechts naast het voertuig van het slachtoffer stond een Volkswagen. Wij zagen onder de Volkswagen een munitiehuls liggen. Deze werd veiliggesteld in een DNA vrije hulskoker. Op de hulsbodem zagen wij de tekst: Browning 7.65.
Sporendrager
SIN : AANX4203NL
Object : Munitie (Mund Huls)
Merk/type : Browning 7.65
7.
De verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 29 november 2021, inhoudende, voor zover van belang:
De voorzitter laat de camerabeelden van tankstation [tankstation] van 22 november 2020 zien. De Ford C Max met kenteken [kenteken] is mijn auto. Op de beelden reed ik in mijn auto. Achteraf hoorde ik dat het de auto van [slachtoffer] was waar we achter reden.
Mijn dealer [naam 1] had mijn auto geleend en kwam naar de [adres] .
U houdt mij voor dat ik heb gezegd dat er twee mensen in mijn auto zaten: [naam 1] op de bijrijdersstoel en een Somalische meneer. Dat klopt. Ik zou hen wegbrengen. We gingen eerst naar het huis van de vriendin van [naam 1] . Op een gegeven moment kom je bij een rotonde. Dan kun je rechtsaf naar het tankstation. De bijrijder wilde daar een pakje sigaretten halen. We reden naar het tankstation toe en toen had hij de auto van het slachtoffer gezien. Toen zei hij: ‘Rij een klein beetje door en maak een u-bocht’. Toen reden we pas het tankstation op.
U vraagt mij of [naam 1] de bijrijder was en of hij zei dat ik nog even door moest rijden. Ja. Ik heb de u-bocht gemaakt en ben naar het tankstation gereden.
U vraagt mij hoe ik wist waar ik de auto moest zetten. Ik kreeg aanwijzingen van de bijrijder. Toen [naam 1] zag dat de auto van [slachtoffer] er stond, zei hij iets van: ‘Dat is hem’.
Mijn auto stond achter de auto van [slachtoffer] . [slachtoffer] kwam uit de tankshop. Het raampje van de bijrijder ging omlaag en [slachtoffer] en [naam 1] begonnen met elkaar te praten.
Toen [slachtoffer] in zijn auto stapte, hoorde ik [naam 1] zeggen: ‘Hij is een pussy’. Dat ging over [slachtoffer] .
Op een gegeven moment reed ik achter de auto van [slachtoffer] . Toen haalde [naam 1] het pistool uit zijn binnenzak. Hij stapte uit. Nog geen twee, drie seconden later hoorde ik een knal. Toen stapte hij weer snel in de auto.
Er werd gezegd: ‘Rijden, rijden, rijden, weg, weg, weg’. Ik ben het tankstation afgereden en we reden op een gegeven moment de grens met Duitsland over. We kwamen per toeval bij een bosperceel. Ik stapte uit de auto. [naam 1] is op de bestuurdersstoel gaan zitten. Degene die achterin zat, stapte niet uit. Ze zijn iets verder naar het bosperceel gereden.
8.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 10 februari 2021, van de rechtbank Overijssel, inhoudende, voor zover van belang:
Op uw vraag of ik drugs heb verkocht aan [medeverdachte 1] kan ik zeggen dat het klopt. U vraagt mij ook of ik [naam 1] word genoemd, dat klopt ook.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (pagina 543 tot en met 546), inhoudende, voor zover van belang:
Aan de Duitse politie is meegedeeld dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij en zijn twee medeverdachten via de L560 Duitsland in waren gereden, dat ze na enkele kilometers bij een bos gestopt waren en dat twee verdachten het bos ingelopen waren om daar mogelijk het vuurwapen te verstoppen.
Duitse politieagenten zijn vanaf de Nederlands/Duitse grens over de L560 gereden en hebben filmopnames van de route gemaakt. De filmopnames zijn tijdens een verhoor aan [medeverdachte 1] getoond. Tijdens dit verhoor wees [medeverdachte 1] op de filmopnames aan waar zij op de L560 linksaf waren geslagen. Dit heb ik aan de Duitse rechercheurs verteld. Hierna ontving ik een nieuwe filmopname, die ook aan [medeverdachte 1] is getoond. [medeverdachte 1] vertelde dat ze bij een y-splitsing rechtdoor waren gereden en daar het bos in waren gelopen.
Op 26 november 2020 heeft de Duitse politie een onderzoek ingesteld in het bosperceel dat door [medeverdachte 1] was aangewezen. Door de Duitse politie werd achter een boom een pistool aangetroffen. Het betrof een pistool met een kaliber 7.65 mm. Het pistool was doorgeladen en in de houder zaten zes patronen.
10.
Een geschrift, te weten de Nederlandse vertaling van een Duits proces-verbaal (pagina 559 tot en met 561 (Duitse nummering) bij het aanvullend dossier 2020555451 / ON2R020108 in onderzoek Roek), inhoudende, voor zover van belang:
2.4.1.1 Pistool
Soort vuurwapen: pistool
Model: model 27
2.4.2 Plaats veiligstelling
[locatie 3] Ahaus/Alstätte
2.4.3 Tijd veiligstelling
26-11-2020, 10.15 uur
11.
De kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0600-2020555451-61 (pagina 31 bij het aanvullend dossier 2020555451 / ON2R020108 in onderzoek Roek), inhoudende, voor zover van belang:
Onderzoek: Roek20
PV-nummer: ON2R020108
Inbeslagneming
Datum: 12 mei 2021
Omstandigheden: overgedragen door de Duitse politie
Volgnummer 1
Object: vuurwapen (pistool)
Merk/type: Ceska 27
Kaliber: 7.65 mm
12.
De kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0600-2020555451-62 (pagina 32 bij het aanvullend dossier 2020555451 / ON2R020108 in onderzoek Roek), inhoudende, voor zover van belang:
Onderzoek: Roek20
PV-nummer: ON2R020108
Inbeslagneming
Datum: 12 mei 2021
Omstandigheden: kogels zaten in het magazijn van het pistool
Volgnummer 1
Object: munitie (kogelpatroon)
Aantal: 6 stuks
Kaliber: 7.65 mm
13.
De kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0600-2020555451-63 (pagina 33 bij het aanvullend dossier 2020555451 / ON2R020108 in onderzoek Roek), inhoudende, voor zover van belang:
Onderzoek: Roek20
PV-nummer: ON2R020108
Inbeslagneming
Datum: 12 mei 2021
Omstandigheden: kogel uit kamer pistool
Volgnummer 1
Object: munitie (kogelpatroon)
Aantal: 1 stuks
Kaliber: 7.65 mm
14.
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2020.12.09.165, aanvraagnummer 3 (wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Enschede op 22 november 2020), inhoudende, voor zover van belang:
Politie registratienummer: PL0600-2020555451
[afbeelding]
Dit vuurwapen heeft de opschriften en de uiterlijke kenmerken van een semi-automatisch werkend pistool van het merk Ceska Zbrojovka, model 27, kaliber 7.65 mm Browning.
Met het pistool zijn vier proefschoten gelost.
Hypothesestelling huls AANX4203NL en vuurwapen AAOG9839NL
Gezien de vraagstelling en de resultaten van het vooronderzoek zijn voor de huls en
het vuurwapen de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
Resultaten
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen de afvuursporen in de huls en die in de
proefhulzen uit het vuurwapen is gebleken dat:
- de oneffenheden in de slagpingatsporen overeenkomen;
- de oneffenheden in de slagpinindrukken voor een deel overeenkomen;
- de kraslijnen en oneffenheden in de hulsuitwerpersporen voor een deel
overeenkomen;
- de kraslijnen in de patroontrekkerhaaksporen voor een gering deel
overeen komen.
Conclusie
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
15.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 27 januari 2021 (pagina 725 tot en met 730), inhoudende, voor zover van belang:
Op 27 januari 2021 werd in de woning aan de [locatie 1] [verdachte] aangehouden. Tijdens de doorzoeking van de woning werden twee telefoontoestellen van het merk Nokia en twee broeken van het merk Nike (broeken met een witte streep) in beslag genomen.
Lijst van inbeslaggenomen goederen
[afbeelding]
16.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 9 februari 2021 (pagina 759 tot en met 767), inhoudende, voor zover van belang:
Op 27 januari 2021 werd bij een zoeking in perceel [locatie 1] een gsm in beslag genomen. Het betrof een Nokia, type 105 (TA-1174), dual sim. In het toestel waren twee simcards aangebracht voorzien van de IMSI-nummers: [nummer] en [nummer] .
17.
Een geschrift, te weten de reactie van Lebara Mobiles van 12 februari 2021 op een vordering van de politie (pagina 769), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
[afbeelding]
18.
De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 29 november 2021, inhoudende, voor zover van belang:
[naam 3] is mijn vriendin.
19.
Een geschrift, te weten een overzicht van de contacten tussen telefoonnummer [telefoonnummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 7] van [naam 3] (pagina 819 en 820), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
20.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (pagina 1011 tot en met 1014), inhoudende, voor zover van belang:
Hoe ken je [verdachte] ?
Van mijn vriend. Ik ken hem alleen als [naam 1] . Ik heb vier telefoonnummers van hem, waaronder [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 1] . Deze nummers heeft hij mij zelf gegeven.
Uit de belgegevens blijkt dat jij op 22 november 2020 tussen 19.03 en 19.50 uur 9 keer contact hebt gehad met een telefoonnummer van [naam 1] .
Dat klopt. Ik wilde van hem weten waar mijn auto was. [naam 3] (
de rechtbank begrijpt: [naam 3]) wist er toen al van af. Dat er iemand neer was geschoten. Ik had ook contact met [naam 3] . Ik heb haar gevraagd waar [naam 1] is. Toen zei [naam 3] : ‘Kijk maar op het nieuws’. Ik keek toen zelf op 112Twente en zag dat er een schietpartij was geweest aan de Buurserstraat. [naam 3] heeft mij zelf verteld dat [naam 1] met die schietpartij te maken had.
21.
Een geschrift, te weten een overzicht van het aantal contacten van telefoonnummer [telefoonnummer 5] , inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
22.
Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer 147 in onderzoek Roek20/ON2R020108, inhoudende, voor zover van belang:
Gedurende het onderzoek is onderzocht welke telefoonnummers bij de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] in gebruik waren op 22 november 2020.
[medeverdachte 1] : [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4]
[verdachte] : [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] .
De historische verkeersgegevens van die telefoonnummers zijn door de Nederlandse en de Duitse officier van justitie gevorderd.
In dit proces-verbaal wordt verwoord van welke telecomcellen de telefoonnummers van de verdachten gebruik hebben gemaakt op 22 november 2020.
Om 18.08 uur belde het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 1] , waarbij beiden gebruik maakten van dezelfde cell aan de Broekheurne Ring. Een paar seconden later maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] gebruik van een cell aan De Reulver.
Om 18.15 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [verdachte] gebruik van een cell aan de Broekheurne Ring en om 18.16 van een cell aan De Reulver.
Om 18.20 uur maakten het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 1] en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [verdachte] gebruik van een cell aan De Reulver en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] van een cell aan de Broekheurne Ring.
Om 18.23 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 1] gebruik van een Duitse cell die dekking geeft aan het gebied waar de [locatie 3] te Ahaus zich bevindt.
Tussen 18.27 uur en 18.28 uur maakten het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] en het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 1] gebruik van (een) cell(en) die dekking geeft/geven aan het gebied waar de [locatie 3] zich bevindt.
Tussen 18.40 uur en 18.57 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 1] gebruik van cellen in Graes (een klein dorpje op de route van de [locatie 3] (vindplaats pistool) naar de Wieferthook (locatie uitgebrande Ford).
Tussen 18.41 uur en 18.53 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 5] van [medeverdachte 2] elf keer gebruik van een cell die dekking geeft aan de [locatie 3] .
Om 18.43 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] gebruik van een cell die dekking geeft aan de [locatie 3] .
Tussen 18.43 uur en 18.52 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 4] van [medeverdachte 1] gebruik van een cell in Graes (geeft dekking aan de [locatie 4] ).
Tussen 19.03 uur en 19.07 uur maakte het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] gebruik van een cell die dekking geeft aan de [locatie 3] .
Feiten 3 en 4
1.
Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 27 januari 2021 (pagina 1098 tot en met 1103), inhoudende, voor zover van belang:
Op 27 januari 2021 werd in de woning aan de [locatie 1] [verdachte] aangehouden. Tijdens de doorzoeking van de woning werd het volgende in beslag genomen:
[afbeelding]
2.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op 3 februari 2021 (pagina 1104 tot en met 1107), inhoudende, voor zover van belang:
Op 1 februari 2021 werd door de forensische opsporing een onderzoek ingesteld naar een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen.
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
[afbeelding]
3.
Een geschrift, te weten het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met nummer 2021.02.23.164, aanvraag 001 (pagina 1110), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 9 februari 2021 (pagina 1113 tot en met 1125), inhoudende, voor zover van belang:
Op 27 januari 2021 werd in perceel [locatie 1] een gsm in beslag genomen. Dit betrof een Nokia, type 105 (TA-1034), dual sim, voorzien van de IMEI-nummers [IMEI-nummer 1] en [IMEI-nummer 2] . Ik zag dat er op deze sim 109 contacten waren opgeslagen, waaronder
[afbeelding]
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant op 9 februari 2021 (pagina 1128 tot en met 1136), inhoudende, voor zover van belang:
[verbalisant]
Op 27 januari 2021 werd bij een zoeking in perceel een gsm in beslag genomen. Het betrof een Nokia, type 105 (TA-1174), dual sim. In het toestel waren twee simcards aangebracht voorzien van de IMSI-nummers: [nummer] en [nummer] .
[locatie 1]
6.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte op 3 februari 2021 (pagina 1157 tot en met 1165), inhoudende, voor zover van belang:
[medeverdachte 1]
Ik kocht cocaïne bij . Ik kocht sinds eind 2019 bij hem. Ik kocht een gram per week.
[naam 1]
7.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van de raadkamer d.d. 10 februari 2021, van de rechtbank Overijssel, inhoudende, voor zover van belang:
Op uw vraag of ik drugs heb verkocht aan kan ik zeggen dat het klopt. U vraagt mij ook of ik word genoemd, dat klopt ook.
[medeverdachte 1] [naam 1]
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige op 17 februari 2021 (pagina 1150 tot en met 1153), inhoudende, voor zover van belang:
[getuige 1]
De naam zegt mij wel iets. Volgens mij heb ik wel eens geld overgemaakt. Ik had cocaïne van hem gekocht. Ik kocht een gram per keer en heb ongeveer 1,5 á 2 jaar van hem afgenomen. Ik denk één keer in de twee weken. Soms betaalde ik ook wel eens cash. Hij kwam nooit aan de deur, dan legde hij het klaar ergens op de otto. deed de levering zelf. Hij kwam alleen, met een autootje. Ik heb ook wel eens bij hem thuis drugs van hem gekocht. Ik ging dan voor zijn flat staan, aan de .
[verdachte] [naam 1] [locatie 1]
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige op 1 maart 2021 (pagina 1011 tot en met 1014), inhoudende, voor zover van belang:
[getuige 2]
Ik ken [verdachte] van mijn vriend [naam 2] . Ik ken hem alleen als . [naam 1] was de dealer van mijn ex-vriend.
[verdachte] [naam 1]