ECLI:NL:RBOVE:2021:4692

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
08/123414-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplichtigheid aan hennepteelt en witwassen van crimineel geld

Op 14 december 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 66-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor zijn rol in de organisatie van dertien hennepkwekerijen verspreid over Nederland. De verdachte huurde panden en stelde deze ter beschikking aan derden voor de teelt van hennep, waarbij hij in totaal meer dan 251.000 euro aan zwart geld ontving, dat hij vervolgens witwaste om huur en energiekosten te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de illegale activiteiten in de door hem gehuurde panden, mede gezien zijn eerdere veroordelingen in België voor vergelijkbare feiten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplichtigheid aan het telen van hennep en het voorhanden hebben van ruimten bestemd voor hennepteelt, alsook aan het witwassen van crimineel geld. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de maatschappelijke impact van de hennepteelt en de betrokkenheid van de verdachte bij een criminele organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/123414-21 (P)
Datum vonnis: 14 december 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres van de P.I. Almelo,
nu verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 november 2021 en van 30 november 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 16 november 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1:medeplichtigheid aan het telen van hennep op acht adressen door daartoe panden te huren en die vervolgens ter beschikking te stellen aan derden;
feit 2:voorbereidingshandelingen ten behoeve van hennepteelt door het voorhanden hebben van dertien panden, terwijl hij wist of in ieder geval ernstige reden had om te vermoeden dat die ruimten bestemd waren voor grootschalige/professionele hennepteelt door derden;
feit 3:(gewoonte)witwassen van (contante) geldbedragen en/of (contante) huurpenningen, ten bedrage van, in totaal, € 251.580,00.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
een of meer onbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 17 mei 2021 te Son en Breugel en/of Staphorst en/of Deest en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of ’s-Gravenhage en/of Almere en/of Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijkheeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in door verdachte (middellijk) gehuurde panden, te weten:- een pand gelegen aan de [adres 1] te Son en Breugel (800 hennepplanten, aangetroffen op 9 oktober 2020) en/of- een pand gelegen aan de [adres 2] te Staphorst (1330 hennepplanten, aangetroffen op 9 november 2020) en/of- een pand gelegen aan de [adres 3] te Rotterdam (650 hennepplanten, aangetroffen op 22 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven (784 hennepplanten, aangetroffen op 7 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 5] te Deest (763 hennepplanten, aangetroffen op 9 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 6] te 's-Gravenhage (369 hennepplanten, aangetroffen op 21 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 7] te Rotterdam (338 hennepplanten, aangetroffen op 29 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 8] te Klarenbeek, gemeente Voorst (785 hennepplanten, aangetroffen op 17 mei 2021)een (grote) hoeveelheid van (in totaal) 5819 hennepplanten, althans een grootaantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 29 april 2021 te Son en Breugel en/of Staphorst en/of Deest en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of ’s-Gravenhage en/of Almere en/of Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemde panden voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2020 tot en met 17 mei 2021 te Son en Breugel en/of Staphorst en/of Rijen, gemeente Gilze en Rijen en/of Deest en/of Rotterdam en /of Geleen en/of Eindhoven en/of ’s-Gravenhage en/of Almere en/of Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk geval in Nederland, één of meerdere ruimten voorhanden heeft gehad, te weten:- een pand gelegen aan de [adres 1] te Son en Breugel (met 800 hennepplanten, aangetroffen op 9 oktober 2020) en/of- een pand gelegen aan de [adres 2] te Staphorst (met 1330 hennepplanten, aangetroffen op 9 november 2020) en/of
- een pand gelegen aan het [adres 9] te Rotterdam (met twee OptiClimate-apparaten, aangetroffen op 29 januari 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 10] te Rijen, gemeente Gilze en Rijen (met diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder groeilampen, koolstoffilters, slakkenhuizen en/of ventilatoren, aangetroffen op 23 februari 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 11] te Rotterdam (met diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder armaturen, ventilatoren, slakkenhuizen en/of klimaatkasten, aangetroffen op 20 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 3] te Rotterdam (met 650 hennepplanten, aangetroffen op 22 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 13] te Geleen (met diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder (groei)lampen, koolstoffilters en/of opticlimates, aangetroffen op 24 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven (met 784 hennepplanten, aangetroffen op 7 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 5] te Deest (met 763 hennepplanten, aangetroffen op 9 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 6] te 's-Gravenhage (met 369 hennepplanten, aangetroffen op 21 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 7] (met 338 hennepplanten, aangetroffen op 29 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 12] te Almere (met diverse (hennep gerelateerde) goederen en/of hennep restanten, aangetroffen op 12 mei 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 8] te Klarenbeek, gemeente Voorst (met 785 hennepplanten, aangetroffen op 17 mei 2021)waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;

3.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 10 mei 2021, te Goes en/of Klundert, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij, verdachte, van meerdere (contante) geldbedragen en/of (contante) huurpenningen (ten bedrage van, in totaal, € 251.580) ten behoeven van het huren van één of meerdere panden en/of het betalen van (voorschotten voor) nutsvoorzieningen van die panden, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of deze contante geldbedragen en/of contante huurpenningen verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze (contante) geldbedragen en/of (contante) huurpenningen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Inleiding
Op woensdag 26 augustus 2020 heeft de politie een MMA-melding ontvangen. Daarin werd melding gemaakt van onverklaarbare activiteiten aan het adres [adres 2] te Staphorst. [2] Naar aanleiding van die melding werd door de politie nader onderzoek gedaan naar de activiteiten in het pand. Dat onderzoek heeft er toe geleid dat de politie de woning op 9 november 2020 is binnengetreden. [3] In het pand werd een hennepkwekerij aangetroffen. [4] De eigenaar van het pand aan de [adres 2] te Staphorst, de heer [naam 1] , verhuurde het pand aan [bedrijf 1] B.V. [5] Het energiecontract op de [adres 2] te Staphorst werd afgesloten onder de naam [naam 2] . Zowel de genoemde besloten vennootschap als de betalingen van de huurpenningen en van de (voorschotten op) de energierekening konden door de politie worden herleid naar verdachte of een vennootschap waarvan verdachte (middellijk) enig aandeelhouder was. [6] Het aantreffen van de hennepplantage aan de [adres 2] te Staphorst en de mogelijke betrokkenheid van verdachte daarbij, zijn aanleiding geweest voor nader onderzoek naar de (financiële) activiteiten van verdachte ten aanzien van het betreffende pand en de andere onder 1 en 2 op de tenlastelegging genoemde panden.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat de panden die hij huurde in opdracht van derden en aan die derden ter beschikking stelde, bestemd waren voor het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen.
Ook ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken, omdat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte wetenschap had van de herkomst van de gelden waarmee hij, eveneens in opdracht van die derden, huurpenningen en energierekeningen betaalde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Het aangaan van huurovereenkomsten en ter beschikking stellen van panden
Door verdachte werden, in de periode van 1 mei 2020 tot en met 29 april 2021 al dan niet met tussenkomst van één van zijn besloten vennootschappen, de op de tenlastelegging onder 1 genoemde panden gehuurd. [7] Daarbij werd in een aantal gevallen vervalste documenten gebruikt om verhuurders te bewegen tot het aangaan van die huurovereenkomsten en werden door verdachte meerdere onderverhuurovereenkomsten valselijk opgemaakt, waarbij de identiteit van andere personen werd misbruikt. [8] Verdachte heeft de panden gehuurd in opdracht van, dan wel in overleg met derden en de sleutels van die gehuurde panden heeft hij vervolgens aan diezelfde derden ter beschikking gesteld. [9] Verdachte heeft ook, eveneens in opdracht van althans in overleg met die derden, voor de gehuurde panden energiecontracten - op naam van fictieve personen - afgesloten. [10] De huurpenningen en (voorschotten op) de energierekeningen werden (mede) door verdachte betaald met gelden die hij contant ontving van zijn opdrachtgevers. [11] In de periode van 9 oktober 2020 tot en met 17 mei 2021 werden in de panden die verdachte huurde door de politie hennepkwekerijen aangetroffen. [12]
Verdachte heeft, naast de onder 1 gehuurde panden, in de periode van 1 mei 2020 tot en met 21 april 2021, ook de panden gehuurd die op de tenlastelegging onder 2 worden genoemd. [13] Het gaat om vijf panden waarin geen actieve hennepkwekerij werd aangetroffen, maar waarin wel diverse voorwerpen en/of stoffen werden aangetroffen die bestemd zijn om gebruikt te worden bij professionele of grootschalige hennepteelt, althans waar aanwijzingen zijn gevonden dat in dat pand daadwerkelijk een hennepkwekerij heeft gezeten. [14] , [15]
Verdachte voerde zijn werkzaamheden uit in samenwerking met [naam 3] (hierna: [naam 3] ) en, in mindere mate, met [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ). [naam 3] was hem behulpzaam bij het zoeken naar panden en zij onderhield het contact met andere betrokkenen en gaf - volgens verdachte - verzoeken en opdrachten aan hem en hen door. Zij, [naam 4] en [naam 5] stortten ook meerdere contante geldbedragen, afkomstig van de organisatie in wiens opdracht de panden werden gehuurd of rechtstreeks afkomstig van verdachte, al dan niet via een eigen bankrekening, op de rekening van [bedrijf 2] B.V. (een door verdachte opgerichte besloten vennootschap uitsluitend voor de huur van een loods voor de organisatie, zonder enige activiteit), zodat verdachte de huurpenningen en voorschotten voor energie kon overmaken. [naam 5] heeft ook een enkele maal de huurtermijn van een van de panden voldaan. Ook [naam 6] (hierna: [naam 6] ) was, vermoedelijk als aansturende kracht, betrokken bij de verhuur van de panden en de betalingen van de huurpenningen en de energiekosten. [16]
Voorafgaande strafrechtelijke procedures
Voorafgaand aan de huurbemiddelingswerkzaamheden in Nederland, heeft verdachte zich bezig gehouden met het huren en ter beschikking stellen van panden in België. In Leuven werden, op 1 februari 2018 en in de periode van 6 tot en met 16 maart 2018, meerdere hennepplantages aangetroffen in panden die op dat moment door verdachte werden gehuurd, waarbij zijn vennootschap [bedrijf 1] zich ook als borg had gebonden, en die door hem ter beschikking werden gesteld aan derden. Verdachte werd vervolgd door de Belgische justitie wegens betrokkenheid bij hennepteelt. Uit het vonnis van de Rechtbank Leuven van 16 maart 2021 blijkt dat, onder meer [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] met verdachte betrokken waren bij de aangetroffen hennepkwekerijen. [17] De rechtbank Leuven stelt vast dat verdachte zonder enige twijfel kennis had van de hennepkwekerij die op 31 januari 2018 werd aangetroffen in Brasschaat. [18] In het Belgische vonnis is verder te lezen dat verdachte een leidende en controlerende rol had bij het in vereniging telen van hennep in meerdere panden in België. De rechtbank verwijst in dat kader onder andere naar een chatbericht van 2 februari 2018 waarin verdachte wordt geïnformeerd over de ontdekking van een kwekerij en dat het verdachte is die opdracht geeft tot het opruimen daarvan en daarbij zelfs zijn contactpersoon onder druk zet. De Rechtbank Leuven heeft ook geconstateerd dat [naam 3] een cruciale rol speelde in de georganiseerde zoektocht naar huurpanden in België met uitsluitend de bedoeling om daar hennepkwekerijen in onder te brengen. Zij werd door verdachte ingezet om actief naar geschikte woningen te zoeken, bij voorkeur met een garage en een grote kelder. Ook onderhield [naam 3] belangrijke contacten met twee medeverdachten, haar zoon [naam 4] en [naam 6] . Ten aanzien van [naam 4] heeft de Rechtbank Leuven vastgesteld dat hij de nodige hand-en-spandiensten verrichtte en dat hij de hennepkwekerijen draaiende hield. De Rechtbank Leuven heeft verder vastgesteld dat [naam 6] systematisch logistieke steun verleende aan [naam 3] , zowel in de zoektocht naar huurpanden als ten aanzien van de verdere opvolging ten aanzien van de kwekerijen. [naam 6] stond ook (mede) in voor de financiering van de huurgelden. De Rechtbank Leuven heeft de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij de panden onder bedreiging heeft gehuurd, verworpen. Verdachte, [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] werden door de rechtbank in Leuven veroordeeld voor, onder meer, de teelt van verdovende middelen. [19] Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren, maar heeft tegen het Belgische vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland van 29 april 2021 werd verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden en een boete van € 20.000,00 voor medeplichtigheid aan de productie van amfetamine door het daartoe ter beschikking stellen van het pand aan de [adres 14] in Eext. [20] Net als de panden in België werd ook de huurovereenkomst ten aanzien van het pand in Eext door verdachte aangegaan in opdracht van of in overleg met [naam 6] . De huurovereenkomst tussen verdachte en verhuurder ten aanzien van het pand in Eext werd gesloten op 21 maart 2020 en het amfetamine lab werd aangetroffen op 1 mei 2020.
Whatsappgesprekken en opnames telefoongesprekken
Op de telefoon van verdachte werden Whatsappgesprekken en opnamen van telefoongesprekken aangetroffen.
In een Whatsappgesprek van 26 maart 2021 meldt verdachte aan [naam 6] dat er een lekkage is op het adres [adres 6] in Den Haag. [naam 6] antwoordt dat hij onderweg is. [21]
In een Whatsappgesprek van 7 mei 2021 tussen verdachte en [naam 6] is te lezen dat verdachte [naam 6] laat weten een bezichtiging te hebben in de [plaats] te Almere en daar een sleutel te kunnen regelen. [naam 6] vraagt vervolgens wanneer verdachte ‘
pap’(de rechtbank begrijpt ‘geld’) moet hebben. Verdachte geeft aan dat hij vijf keer de huur moet betalen en dat hij het geld woensdag moet hebben. [naam 6] vraagt verdachte in reactie daarop om de kosten voor hem op te schrijven. [22]
Op vier, in de periode van half maart 2021 tot begin april 2021, opgenomen telefoongesprekken is te horen dat verdachte met één of meer onbekende anderen spreekt. Op een opname van een telefoongesprek van 16 maart 2021 is te horen dat verdachte spreekt over het adres aan de [adres 3] te Rotterdam, het adres van één van de door verdachte gehuurde panden. Uit het gesprek is op te maken dat de politie daar is geweest en er wordt besproken dat er geen camera aanwezig is. [23] Enkele dagen na dat gesprek werd op het adres aan de [adres 3] een hennepkwekerij aangetroffen. [24] Het gesprek gaat vervolgens over twee adressen in Den Haag waarvan er één wordt aangeduid met de term ‘
Kaleo’. Verdachte zegt:
“De Kaleo draait al, daar kun je niet opruimen. Niet opruimen of iets.”Op 21 april 2021 werd door de politie een hennepkwekerij aangetroffen op het adres aan de [adres 6] te Den Haag, dat op dat moment werd gehuurd door verdachte. Het komt de rechtbank voor dat men met Kaleo het adres [adres 6] heeft bedoeld. [25]
De gesprekken tussen verdachte en de onbekende ander of anderen vonden kennelijk plaats op basis van gelijkwaardigheid en gaan kennelijk over ontdekte hennepkwekerijen door de politie en over panden waarin zich hennepkwekerijen bevinden. [26]
De verklaringen van verdachte
Verdachte is meerdere keren gehoord door de politie en heeft in de raadkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2021 en tijdens het onderzoek ter terechtzitting op 16 november 2021 en op 30 november 2021 verklaringen afgelegd.
Op 23 juni 2021 heeft verdachte in de raadkamer verklaard dat hij de afgelopen jaren ernstig is bedreigd en dat hij werd gedwongen de panden te huren en weer onder te verhuren. In eerste instantie was hij in de veronderstelling dat het ging om het onderbrengen van buitenlandse werknemers. Pas later kwam hij erachter dat het ging om hennepteelt. [27]
Verdachte heeft ook verklaard dat de twee veroordelingen, de rechtbank begrijpt: de veroordelingen ten aanzien van de feiten in België en Eext, ook gevolgen zijn van die bedreigingen. [28]
Op 27 juli 2021 heeft verdachte bij de politie een verklaring voorgelezen en werd hij verhoord. [29] De verbalisant confronteerde verdachte met het feit dat hij in België terecht heeft gestaan en werd veroordeeld voor feiten die te maken hadden met het ter beschikking stellen van panden ten behoeve van de hennepteelt en vroeg hem of hij dan echt niet wist dat het in Nederland ook om hennep ging. Verdachte verklaarde toen:
“Op een gegeven moment natuurlijk wel, dat kan ik niet ontkennen.” [30] Op de vraag van de verbalisant of verdachte vanaf het allereerste moment op de hoogte was, heeft verdachte verklaard:
“Nou ja op een gegeven moment tuurlijk… niet vanaf het allereerste moment”. [31] De verbalisant zegt in het verhoor tegen verdachte dat hij met zijn normale verstand toch wist dat het om hennep ging. Verdachte antwoordt dan:
”Ja maar niet over een drugs lab[pand Eext]
waar ik ineens voor ben veroordeeld. Dat is heel wat anders.” [32] Vanaf september 2020 huurde verdachte het pand aan de [adres 12] te Almere. [33] In mei 2021 constateerde de politie dat in dat pand een hennepkwekerij aanwezig was geweest. De verbalisant merkt daarover op:
“Je wist wel eerder dat het om drugs ging dan de [adres 12] .”Verdachte verklaart dan:
“Oh dat het om hennep ging”en
“natuurlijk heb ik al eerder geweten dat het over hennep ging. Dat ontken ik ook niet.”Ook heeft verdachte verklaard hij vanaf 2016 op de hoogte was van het feit dat [naam 3] bedreigd werd door de mensen voor wie zij en verdachte huurovereenkomsten aangingen. In eerste instantie waren de bedreigingen gericht op [naam 3] , maar na verloop van tijd werd ook verdachte zelf bedreigd, zo verklaarde hij. Die bedreigingen vonden steeds plaats op momenten dat verdachte te kennen gaf dat hij wilde stoppen met het huren en ter beschikking stellen van de panden. Verdachte had geen keus en moest wel doorgaan met het huren van panden. [34]
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is door en namens verdachte verklaard dat hij in eerste instantie geen wetenschap heeft gehad van het feit dat de door hem gehuurde panden bestemd waren voor het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen. De personen die verdachte hebben benaderd voor het zoeken naar panden, hebben hem meegedeeld dat deze panden bestemd waren voor het huisvesten van buitenlandse werknemers. Pas na de ontdekking van de hennepkwekerij in Son en Breugel aan de [adres 1] , op 9 oktober 2020, raakte verdachte op de hoogte van de aanwezigheid van de kwekerij in dat pand, doordat de politie hem dat had medegedeeld, zo verklaarde hij. [35] Verdachte verklaarde dat hij telkens nadat de zogenaamde sleuteloverdracht had plaatsgevonden, niet meer in de panden is geweest. Ook is namens verdachte verklaard dat hij vanaf 2018 stelselmatig en ernstig werd bedreigd door de organisatie in wiens opdracht hij de huurovereenkomsten sloot.
Overwegingen en conclusies
De wetenschap van verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1 en 2
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij na de ontdekking van de hennepkwekerij aan de [adres 1] te Son en Breugel op 9 oktober 2020 op de hoogte was van het feit dat de door hem gehuurde en ter beschikking gestelde panden werden gebruikt voor hennepteelt.
Uit de bewijsmiddelen haalt de rechtbank echter de overtuiging dat verdachte in een eerder stadium, namelijk al in 2018, op de hoogte was van de bestemming van de door hem gehuurde panden en de in die panden aanwezige (in aanbouw zijnde of reeds geruimde) hennepkwekerijen of in ieder geval ernstige reden had die bestemming en de aanwezigheid van kwekerijen te vermoeden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De vonnissen van de Rechtbank Leuven en de Rechtbank Noord-Holland zijn niet onherroepelijk. Het niet-onherroepelijke karakter van de vonnissen laat echter onverlet dat vaststaat dat in 2017 en 2018 in België in meerdere panden, die door verdachte werden gehuurd, hennepkwekerijen werden aangetroffen, en dat verdachte daarvan op 2 februari 2018 voor één pand, maar in ieder geval tijdens de behandeling van de zaak in de raadkamer van de Rechtbank Leuven op 8 november 2019 volledig, op de hoogte was. In 2020 werd in een door verdachte gehuurd pand op 1 mei 2020 in Eext een amfetamine lab aangetroffen. De rechtbank stelt ook vast dat verdachte daarvan vanaf die datum op de hoogte was.
Niet alleen vertonen de in België en in Eext geconstateerde feiten opvallende gelijkenissen met de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, ook is daarbij van belang dat zowel in België als in Eext (deels) dezelfde personen betrokken waren, namelijk verdachte, [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] . Het heeft er naar het oordeel van de rechtbank alle schijn van dat verdachte - na het constateren van de hennepkwekerijen in België - met deze activiteiten is doorgegaan in Nederland, waarbij de werkwijze en zelfs de rolverdeling gelijk zijn gebleven. De rechtbank betrekt daarbij de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij al vanaf 2018 werd bedreigd door dezelfde mensen voor wie hij, zowel in België als in Nederland, panden huurde. Die door verdachte gestelde bedreiging kwam voort uit de omstandigheid dat verdachte, nadat hij wetenschap kreeg van een hennepkwekerij in één van de panden in België, de vermeende organisatie kenbaar had gemaakt met het huren en ter beschikking stellen van de panden te willen stoppen. Deze omstandigheden – indien deze al komen vast te staan – had verdachte op z’n minst moeten doen twijfelen aan de intenties van deze personen en hij had op dat moment al moeten vermoeden dat illegale activiteiten aan de orde zouden zijn, gelet op de wetenschap van het aantreffen van hennepkwekerijen in panden in België die hij - volgens verdachte - onder bedreiging voor diezelfde personen moest huren.
Uit de gespreksopname die werd aangetroffen op de telefoon van verdachte leidt de rechtbank verder af dat verdachte in ieder geval op 16 maart 2021 op de hoogte was van een hennepkwekerij aan de [adres 3] te Rotterdam en, zeer waarschijnlijk, ook van de aanwezigheid van de hennepkwekerij aan de [adres 6] in Den Haag.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op het bovenstaande, niet anders kan dan dat verdachte in ieder geval vanaf 8 november 2019 op de hoogte was van de hennepkwekerijen in België. In combinatie met het feit dat in Nederland dezelfde personen betrokken waren, dezelfde werkwijze werd gehanteerd en de strekking van de gespreksopnamen, kan het naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat verdachte ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomsten die worden genoemd onder 1 en 2 op de tenlastelegging, op de hoogte was van de bestemming van die panden. De rechtbank acht de verklaring van verdachte over zijn onwetendheid in de periode voorafgaand aan de ontdekking van de hennepkwekerij in Son en Breugel, maar ook daarna, dan ook ongeloofwaardig.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
Om tot een bewezenverklaring voor medeplichtigheid te kunnen komen, moet sprake zijn van zowel opzet op het behulpzaam zijn en opzet op het gronddelict. De rechtbank is op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat voldaan is aan dat vereiste van ‘dubbel opzet’, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Verdachte heeft welbewust acht panden gehuurd en ter beschikking gesteld, terwijl hij wist, of in ieder geval bewust de aanmerkelijk kans heeft aanvaard, dat daarin hennepkwekerijen werden geëxploiteerd. Verdachte is dan ook opzettelijk behulpzaam geweest bij het telen van hennep op grote schaal. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2
De verdediging heeft gesteld dat verdachte telkens nadat hij de panden aan derden ter beschikking stelde door middel van de sleuteloverdracht niet meer in de panden aanwezig is geweest en dus ook geen hennepkwekerijen heeft waargenomen. Voor zover de raadsman daarmee (ook) heeft willen betogen dat verdachte de panden na de sleuteloverdracht niet langer ‘voorhanden had’, volgt de rechtbank de raadsman daarin niet. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat die uitleg van artikel 11a van Opiumwet (hierna: OW) strijdig zou zijn met de ratio daarvan.
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen af dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van dertien panden, terwijl hij wist of in ieder geval ernstig reden had om te vermoeden dat die ruimten bestemd waren voor grootschalige/professionele hennepteelt door derden. Daarmee heeft verdachte voorbereidingshandelingen ten behoeve van die hennepteelt verricht. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
4.4.2
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat een totaalbedrag van € 251.580,00 op de rekening van [bedrijf 2] B.V., een besloten vennootschap opgericht door verdachte, werd gestort. [36] Van de bankrekening van deze besloten vennootschap werden de bedragen betaald ten behoeve van het huren van panden en het betalen van energiekosten. Ook werd geld overgemaakt naar de privérekening van verdachte. En van die privérekening werden bedragen overgemaakt ten behoeve van de huur van de panden en de energiekosten.
Verdachte heeft verklaard dat zowel hij als [naam 3] contante bedragen ontvingen van (meestal) onbekende personen en dat zij die bedragen stortten op de rekening van [bedrijf 2] B.V. [naam 4] en [naam 5] hebben ook op verzoek van verdachte contante bedragen gestort en die op de rekening van [bedrijf 2] BV overgemaakt. [37] Vanaf de rekening van [bedrijf 2] B.V. betaalde verdachte de huur van de panden en de energiekosten.
Op camerabeelden van SIOC Banking Holding B.V. is te zien dat verdachte verschillende contante stortingen doet. [38] , [39] Verder zijn tijdens de doorzoeking van het voertuig van verdachte verschillende stortingsbewijzen aangetroffen. [40]
Ter terechtzitting heeft [naam 4] , die werd gehoord als getuige, bevestigd dat hij contante geldbedragen van in totaal ongeveer € 16.500,00 van verdachte heeft ontvangen en die op zijn verzoek heeft gestort op zijn eigen rekening waarna hij die aan verdachte heeft overgemaakt. [41]
Ook [naam 5] heeft verklaard dat hij een aantal contante geldbedragen, die hij ontving van verdachte, op zijn rekening heeft gestort en vervolgens heeft overgemaakt naar de rekening van [bedrijf 2] B.V. [42]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de betalingen op de rekening van [bedrijf 2] B.V. door [naam 4] en [naam 5] liet doen, kort gezegd, omdat hij vragen kreeg van zijn bank over de stortingen van de contante bedragen. [43]
Conclusie
De rechtbank concludeert dat verdachte, gelet op de camerabeelden, de verklaring van verdachte en getuigen [naam 4] en [naam 5] ter terechtzitting, bezien in samenhang met de bewezen verklaarde wetenschap ten aanzien van de feiten 1 en 2, wist dat de geldbedragen, die hij ontving van personen voor wie hij panden huurde en die hij vervolgens aan de pandeigenaren en energieleveranciers overmaakte of liet overmaken, uit misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank komt gezien het bovenstaande tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
een of meeronbekend gebleven personen op één of meer tijdstippen inof omstreeksde periode van 9 oktober 2020 tot en met 17 mei 2021te Son en Breugel en/of Staphorst en/of Deest en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of ’s-Gravenhage en/of Almere en/of Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk gevalin Nederland, met elkaar, althans één van hen,opzettelijkheeft/hebben geteelden/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehadin door verdachte (middellijk) gehuurde panden, te weten:- een pand gelegen aan de [adres 1] te Son en Breugel (800 hennepplanten, aangetroffen op 9 oktober 2020) en/of- een pand gelegen aan de [adres 2] te Staphorst (1330 hennepplanten, aangetroffen op 9 november 2020) en/of- een pand gelegen aan de [adres 3] te Rotterdam (650 hennepplanten, aangetroffen op 22 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven (784 hennepplanten, aangetroffen op 7 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 5] te Deest (763 hennepplanten, aangetroffen op 9 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 6] te 's-Gravenhage (369 hennepplanten, aangetroffen op 21 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 7] te Rotterdam (338 hennepplanten, aangetroffen op 29 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 8] te Klarenbeek, gemeente Voorst (785 hennepplanten, aangetroffen op 17 mei 2021)een(grote)hoeveelheid van(in totaal)5819 hennepplanten,althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/ofbij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte opéén ofmeer tijdstippen inof omstreeksde periode van 9 oktober 2020 tot en met 29 april 2021te Son en Breugel en/of Staphorst en/of Deest en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of ’s-Gravenhage en/of Almere en/of Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk gevalin Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheiden/of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft en/ofopzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend geblevenpersoon/personen voornoemde panden voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij opéén ofmeer tijdstippen inof omstreeksde periode van 9 oktober 2020 tot en met 17 mei 2021te Son en Breugel en/of Staphorst en/of Rijen, gemeente Gilze en Rijen en/of Deest en/of Rotterdam en/of Geleen en/of Eindhoven en/of ’s-Gravenhage en/of Almere en/of Klarenbeek, gemeente Voorst, in elk gevalin Nederland,één ofmeerdere ruimten voorhanden heeft gehad, te weten:- een pand gelegen aan de [adres 1] te Son en Breugel (met 800 hennepplanten, aangetroffen op 9 oktober 2020) en/of- een pand gelegen aan de [adres 2] te Staphorst (met 1330 hennepplanten, aangetroffen op 9 november 2020) en/of
- een pand gelegen aan het [adres 9] te Rotterdam (met twee OptiClimate-apparaten, aangetroffen op 29 januari 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 10] te Rijen, gemeente Gilze en Rijen (met diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder groeilampen, koolstoffilters, slakkenhuizen en/ofventilatoren, aangetroffen op 23 februari 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 11] te Rotterdam (met diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder armaturen, ventilatoren, slakkenhuizen en/ofklimaatkasten, aangetroffen op 20 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 3] te Rotterdam (met 650 hennepplanten, aangetroffen op 22 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 13] te Geleen (met diverse (hennep gerelateerde) goederen, waaronder (groei)lampen, koolstoffilters en/ofopticlimates, aangetroffen op 24 maart 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 4] te Eindhoven (met 784 hennepplanten, aangetroffen op 7 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 5] te Deest (met 763 hennepplanten, aangetroffen op 9 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 6] te 's-Gravenhage (met 369 hennepplanten, aangetroffen op 21 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 7] (met 338 hennepplanten, aangetroffen op 29 april 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 12] te Almere (met diverse (hennep gerelateerde) goederen en/ofhennep restanten, aangetroffen op 12 mei 2021) en/of- een pand gelegen aan de [adres 8] te Klarenbeek, gemeente Voorst (met 785 hennepplanten, aangetroffen op 17 mei 2021)waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
3.
hij opéén ofmeer tijdstippen inof omstreeksde periode van 1 mei 2020 tot en met 10 mei 2021,te Goes en/of Klundert, althansin Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,althans zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen,immers heeft hij, verdachte, van meerdere(contante)geldbedragen en/of (contante)huurpenningen(ten bedrage van, in totaal, € 251.580)ten behoeve van het huren vanéén ofmeerdere panden en/ofhet betalen van (voorschotten voor) nutsvoorzieningen van die panden, de werkelijke aard en/ofde herkomsten/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsingverborgen en/ofverhuld en/ofverborgen en/ofverhuld wie de rechthebbende is en/ofdeze contante geldbedragen en/ofcontante huurpenningen verworven en/ofvoorhanden gehad en/ofovergedragen en/ofomgezet en/ofdaarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,dat deze(contante)geldbedragen en/of (contante)huurpenningen - onmiddellijk of middellijk - afkomstigwas/waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikelen 11 en 11a van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
ruimten voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake was van psychische overmacht. Verdachte werd jarenlang stelselmatig bedreigd door de organisatie in wiens opdracht hij de panden huurde en waaraan hij deze ter beschikking stelde. Die bedreigingen waren niet alleen tegen hem zelf gericht, maar ook tegen zijn gezin. De bedreigingen hebben er in geresulteerd dat hij heeft gehandeld onder een van buiten komende druk die – met name door de ernst, duur en stelselmatigheid van de bedreigingen – dusdanig groot was dat hij daaraan geen weerstand kon bieden.
Door en namens verdachte werd verklaard dat hij in 2018 werd bedreigd in het kader van de Belgische zaak. [naam 3] was daarbij aanwezig. In januari 2020 werd verdachte nogmaals bedreigd. Ook van die bedreiging was [naam 3] getuige. In mei 2020 werd verdachte door twee personen klem gereden en werd hem gezegd dat hij door moest gaan met het zoeken en huren van panden. In november 2020 werd verdachte vervolgens bedreigd in een bouwkeet. Daarbij werd een vuurwapen tegen het hoofd van verdachte geplaatst. Ook bij deze bedreiging was [naam 3] aanwezig. Verder hebben meerdere telefonische bedreigingen plaatsgevonden in de periode van maart 2020 tot oktober 2020. Bij één van die bedreigingen zat verdachte samen met [naam 3] in de auto van verdachte en had verdachte de telefoon op speaker staan. Ook [naam 5] was bij één van die telefonische bedreigingen aanwezig, aldus verdachte.
Ter onderbouwing van het beroep op psychische overmacht heeft de verdediging getuigen [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] ter terechtzitting laten horen en gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte bedreigd werd. Voor zover de rechtbank de bedreigingen wel aannemelijk acht, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat de bedreigingen dusdanig ernstig van aard waren, dat die voor verdachte een zodanige drang opleverden dat hij daaraan geen weerstand kon en behoefde te bieden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat psychische overmacht alleen kan worden aangenomen als sprake is van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon of behoefde te bieden.
Uit de tussen verdachte en [naam 6] gevoerde whatsappconversatie en uit de opnamen van telefoongesprekken leidt de rechtbank af dat, anders dan door en namens verdachte werd gesteld, sprake was van gelijkwaardigheid tussen verdachte en [naam 6] en andere onbekend gebleven personen van de organisatie. In geen van die gesprekken zijn bedreigingen te lezen of te beluisteren, maar is sprake van normaal en zakelijk overleg. Opmerkelijk is dat verdachte [naam 6] een prominente rol toedicht binnen de organisatie en dat hij degene is die hem – via anderen – zou hebben bedreigd, terwijl verdachte in de zaak van Noord-Nederland met geen woord heeft gerept over bedreigingen door diezelfde [naam 6] .
De rechtbank acht het, gelet op de verklaringen van verdachte en [naam 3] en [naam 4] , niet ondenkbaar dat tussen verdachte en zijn contactpersonen van tijd tot tijd conflicten ontstonden over de uitvoering van de werkzaamheden en dat, als gevolg van die conflicten, bedreigingen zouden kunnen zijn geuit.
De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat die bedreigingen zagen op het onder dwang moeten voorzetten van de huurbemiddelingswerkzaamheden door verdachte. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat de bedreigingen de (enige) reden waren waarom verdachte de werkzaamheden uitvoerde en bleef uitvoeren. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de bedreigingen zodanig intensief en structureel waren dat verdachte daaraan geen weerstand kon en behoefde te bieden. De verklaring van verdachte op dat punt vindt onvoldoende steun in de verklaringen van de ter terechtzitting gehoorde getuigen. De enige die, naast verdachte, concreet over meerdere bedreigingen heeft verklaard, is [naam 3] , waarbij de rechtbank de kanttekening maakt dat [naam 3] eveneens en desgevraagd heeft verklaard dat zij de verklaring van verdachte van 27 juli 2021 voorafgaand aan haar verhoor ter terechtzitting heeft ontvangen en heeft doorgelezen. [naam 3] heeft verklaard over drie bedreigingen waar zij bij was en één telefonisch bedreiging, die overigens niet alle in tijd, plaats en omstandigheden (het aantal malen dat verdachte een vuurwapen is getoond bij die bedreigingen) overeenkomen met de verklaring van verdachte. Rekening houdend met het gestelde jarenlange tijdsverloop van de (beweerdelijke) bedreigingen komt de rechtbank tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van stelselmatige bedreigingen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman, nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte in een situatie is gekomen waarin sprake zou zijn van psychische overmacht.
Er zijn ook voor het overige geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk onder aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de periode die hij tot het moment van de uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft in een periode van ongeveer acht maanden dertien door hem gehuurde panden ter beschikking gesteld aan anderen, ten behoeve van hennepteelt. In acht van die panden werd een hennepkwekerij geëxploiteerd. Ter bekostiging van de huur van deze panden en de nutsvoorzieningen heeft verdachte een groot bedrag aan contante gelden, die hij ontving van de organisatie waarvoor hij de panden huurde, witgewassen door deze te storten op bankrekeningen van verdachte en een vennootschap van verdachte, die hij vervolgens gebruikte voor het doen van de betalingen aan de pandeigenaren en energieleveranciers. Verdachte heeft door zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de instandhouding van het illegale circuit van de teelt van en de handel in hennep. Het is algemeen bekend dat hennep schade kan toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van dat middel. Daarnaast is bekend dat de (illegale) handel van hennep kan leiden tot allerlei maatschappelijke problemen zoals criminaliteit en overlast. Het telen van hennep gaat ook steeds meer gepaard met zwaardere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich daarvan niets aangetrokken. Dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 22 oktober 2021. Daaruit blijkt dat verdachte al eerder voor soortgelijke zaken werd veroordeeld, zij het niet onherroepelijk. Zijn eerdere contacten met politie en justitie hebben verdachte er niet van weerhouden om zich schuldig te maken aan de ten laste legde feiten.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van 30 juli 2021, opgemaakt door [medewerker reclassering] . De reclassering ziet een delictpatroon. Er worden echter geen aanknopingspunten gezien voor reclasseringsinterventie. De reclassering schat in dat de huidige detentieperiode heeft bijgedragen aan het zelfinzicht en probleembesef bij verdachte. Daarnaast worden beschermende invloed van het sociale netwerk van verdachte, het ontbreken van middelenproblematiek en het lopende bewindvoeringstraject genoemd. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en er wordt rekening gehouden met het feit dat verdachte tot aan de eerste geregistreerde feiten in 2016 stabiel heeft kunnen functioneren. De reclassering adviseert, gezien het vorenstaande, om, in geval een veroordeling, een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles overwegend acht de rechtbank, rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, een gevangenisstraf van 36 maanden onder aftrek van voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet, mede gelet op het advies van de reclassering, geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 48, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
ruimten voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 december 2021.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard en mr. J. de Ruiter zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL04002020405866 genaamd ‘Koffervis’. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het mutatierapport van 26 augustus 2020 (zaakdossier 1, pagina 12).
3.Het proces-verbaal van binnentreden woning van 10 november 2020 (zaakdossier 1, pagina 116).
4.Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 15 december 2020 (zaakdossier 1, pagina 119-124).
5.De huurovereenkomst aangaande de [adres 2] te Staphorst van 29 mei 2020 (zaakdossier 1, pagina’s 23-29) en het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 23 april 2020 (zaakdossier 1, pagina 31-32).
6.De huurovereenkomst aangaande de [adres 2] te Staphorst van 29 mei 2020 (zaakdossier 1, pagina’s 23-29) en het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 23 april 2020 (zaakdossier 1, pagina 30).
7.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021 en het proces-verbaal van bevindingen van 3 mei 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 35-38).
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 27 juli 2021 (zaakdossier 2b, pagina’s 1043-1068).
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.
11.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.
12.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 mei 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 35-38).
13.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021 en het proces-verbaal van bevindingen van 3 mei 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 35-38).
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 3 mei 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 35-38).
15.Het proces-verbaal van bevindingen van 12 mei 2021 (zaakdossier 2b, pagina’s 841-842).
16.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 207-260).
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 221-222).
19.Het proces-verbaal van bevindingen van 14 juni 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 249 en 251).
20.De bijlage bij het schriftelijke requisitoir van 30 november 2021.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 104-111).
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 104-111).
23.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021 (zaakdossier 2a, pagina 451).
24.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021 (zaakdossier 2a, pagina 451).
25.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021 (zaakdossier 2a, pagina 451).
26.Het proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2021 (zaakdossier 2a, pagina 451).
27.Het proces-verbaal raadkamer van 24 juni 2021 (zaakdossier 4, pagina 36).
28.Het proces-verbaal raadkamer van 24 juni 2021 (zaakdossier 4, pagina 36).
29.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2021 (zaakdossier 2b, pagina’s 1070-1076).
30.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2021 (zaakdossier 2b, pagina 1075).
31.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2021 (zaakdossier 2b, pagina 1075).
32.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2021 (zaakdossier 2b, pagina 1075).
33.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 mei 2021 (zaakdossier 2b, pagina 836).
34.Het proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2021 (zaakdossier 2b, pagina 1071).
35.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.
36.Het proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2021 (zaakdossier 4, pagina’s 51-52).
37.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.
38.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2021 2021 (zaakdossier 2a, pagina’s 96-100).
39.Het proces-verbaal verhoor van verdachte van 21 mei 2021 (zaakdossier 4, pagina’s 215-218).
40.Het proces-verbaal verhoor verdachte van 10 mei 2021 (zaakdossier 4, pagina’s 189-197).
41.De verklaring van getuige [naam 4] ter terechtzitting van 16 november 2021.
42.De verklaring van getuige [naam 5] ter terechtzitting van 30 november 2021.
43.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 november 2021.