ECLI:NL:RBOVE:2021:469

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
08/770115-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit de kluis van een bedrijf door een ex-partner met medeverdachten

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 48-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal uit de kluis van het bedrijf van haar ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw, die in de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 mei 2017, samen met medeverdachten, geldbedragen heeft weggenomen uit de kluis van haar ex-partner. De vrouw had toegang tot de kluis omdat zij in het verleden getrouwd was met de aangever en de sleutel van de woning van zijn ouders in haar bezit had gehouden. De rechtbank oordeelde dat de vrouw opzettelijk informatie had verstrekt aan haar medeverdachten over de kluis en de aanwezigheid van geld, en dat zij hen had geïnstrueerd om op zondag, wanneer de ouders van de aangever naar de kerk waren, geld te stelen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de vrouw zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel. De vrouw werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 120 uur, en moest een schadevergoeding van €36.000,- betalen aan het bedrijf van haar ex-partner. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar cocaïneverslaving en haar verblijf in een wooninstelling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770115-18 (P)
Datum vonnis: 4 februari 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] (Angola),
wonende te van [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.P.G. Sommers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. G. Meijer, advocaat te Veendam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
primair:medeplegen van diefstal van geldbedragen uit een woning door middel van een valse sleutel;
subsidiair:medeplichtigheid aan diefstal van geldbedragen uit een woning door middel van een valse sleutel.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Primair
zij op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016
tot en met 9 juni 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, in ieder geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
eenmaal dan wel meermaals een geldbedrag, te weten ongeveer 71550 euro , in
elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever]
en/of aan [bedrijf] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door het gebruik van de sleutel van de woning, door die [aangever] afgegeven aan die [verdachte] ten tijde van hun huwelijk, althans door het gebruik van de sleutel van de woning, door die [verdachte] zich toegeëigend;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 juni 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
eenmaal dan wel meermaals een geldbedrag, te weten ongeveer 71550 euro, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [aangever] en/of aan [bedrijf] ,
hebben/heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door het gebruik van de sleutel van de woning, door die [aangever] afgegeven aan die [verdachte] ten tijde van hun huwelijk, althans door het gebruik van de sleutel van de woning, door die [verdachte] zich toegeëigend,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 9 juni 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] te vertellen dat er enig geldbedrag lag bij die [aangever] , en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] te vertellen dat dit in een
kluis lag, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] te vertellen waar die kluis zich bevond, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] te vertellen waar de sleutel van die kluis zich bevond, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] de beschikking te geven over de sleutel van de woning, alwaar de kluis zich bevond, en/of
- die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] te vertellen dat die [aangever] en zijn ouders niet in de woning aanwezig zullen zijn op bepaalde tijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit omdat niet te bewijzen is dat verdachte zelf in de woning is geweest. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden tot en met 10 mei 2017. De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit voor de periode vanaf 11 mei 2017.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangever [aangever] en zijn ouders voeren het bedrijf [bedrijf] BV. Een deel van de omzet van het bedrijf wordt ontvangen in contant geld. Dit geld wordt bewaard in een kluis. Deze kluis staat in het huis van de ouders van aangever. Aangever woont naast zijn ouders op hetzelfde terrein.
Verdachte is gehuwd geweest met aangever. Zij zijn gescheiden in 2015.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende [1] .
Aangever heeft verklaard dat er in de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 juni 2017 geldbedragen uit zijn kluis zijn genomen met een totaalbedrag van € 71.550,00. Op 12 mei 2017 heeft aangever in de kluis gekeken en vermoedde toen dat er geld miste. Hij heeft het geld toen geteld en kwam uit op ongeveer € 35.000,00. Op 8 juni 2017 was al het geld uit de kluis weg.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij over de sleutel van de woning van haar ex-schoonouders beschikte om, tijdens het huwelijk, de planten van haar schoonouders te onderhouden tijdens hun vakanties. Zij heeft voorts verklaard dat zij na haar scheiding van aangever de sleutel van de woning van zijn ouders niet heeft teruggegeven aan aangever omdat zij de intentie had om op een later moment geld te pakken uit de kluis. Verdachte heeft voorts verklaard dat zij deze sleutel heeft gegeven aan haar toenmalige partner [medeverdachte 1] , dat zij hem heeft verteld dat er geld in de kluis lag en waar de sleutel van de kluis lag. Verder heeft zij hem verteld dat de ouders van aangever op zondagen niet thuis zijn. Verdachte heeft hem voorts nog verteld dat hij niet te veel geld in één keer moest meenemen, omdat het dan op zou vallen. [medeverdachte 1] is vervolgens met een of meer mededaders diverse malen geld gaan stelen uit de kluis van aangever. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij van het gestolen geld heeft geprofiteerd, doordat zij met [medeverdachte 1] meubels en drugs van het gestolen geld heeft gekocht.
Naast de verklaring van verdachte over haar rol bij het wegnemen van het geld uit de kluis van aangever, stelt de rechtbank nog het volgende vast. Er is onder meer op 7 mei 2017 geld gestolen uit de kluis van aangever. Uit Whatsapp berichten volgt dat er met de telefoon van [medeverdachte 1] op zondag 7 mei 2017 om 00:10 uur in het Portugees aan aangever is gevraagd of hij die zondag thuis zou zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij en [medeverdachte 1] samen gebruik maakten van zijn telefoon en dat zij altijd Whatsapp berichten stuurde in het Portugees, maar [medeverdachte 1] niet. De rechtbank concludeert hieruit dat bovengenoemde Portugese Whatsapp-berichten van verdachte afkomstig waren.
De gedragingen van verdachte, te weten de sleutel van de woning geven aan haar toenmalige partner [medeverdachte 1] , vertellen aan [medeverdachte 1] dat er geld lag in de kluis en vertellen waar de sleutel van de kluis lag, vertellen dat de ouders van aangever niet thuis zijn op zondagen, via Whatsapp berichten checken of aangever thuis was op het moment van een inbraak, [medeverdachte 1] instrueren niet te veel geld in één keer uit de kluis te nemen om het risico van ontdekking zo klein mogelijk te houden en meeprofiteren van de buit, duiden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal van geldbedragen uit de woning van aangever met een valse sleutel in de periode tot de dood van [medeverdachte 1] .
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] op 10 mei 2017 is overleden. Na zijn dood is er ook geld weggenomen uit de kluis van aangever. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte na het overlijden van [medeverdachte 1] nog enig aandeel heeft gehad in de diefstal(len) van geld uit de kluis. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van de tenlastegelegde diefstal van geld en medeplichtigheid daaraan voor de periode na 10 mei 2017.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
zij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 mei 2017, te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met anderen, meermaals een geldbedrag, dat toebehoorde aan [aangever] en/of aan [bedrijf] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door het gebruik van de sleutel van de woning, door die [aangever] afgegeven aan die [verdachte] ten tijde van hun huwelijk.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank acht voorts niet bewezen wat aan verdachte subsidiair is ten laste gelegd in de periode van 11 mei 2017 tot en met 9 juni 2017, zodat zij haar ook daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake het primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 180 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van diverse geldbedragen uit de kluis van (het bedrijf van) haar ex-partner, tevens de vader van haar kinderen. Verdachte heeft hiermee op grovelijke wijze misbruik gemaakt van een vertrouwensrelatie.
De kluis bevond zich bovendien in de woning van haar ex-schoonouders, tevens de opa en oma van haar kinderen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de wetenschap dat zij op zondag enige tijd het huis verlaten voor een kerkdienst. Het veiligheidsgevoel in de eigen woning is door verdachte hiermee meermaals ernstig geschonden.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 december 2020. Hieruit volgt dat de cocaïneverslaving van verdachte en haar psychosociaal functioneren een rol hebben gespeeld bij het delictgedrag. Verdachte woont nu in een wooninstelling waar zij 24 uur per dag zorg en begeleiding ontvangt. De reclassering ziet dit als een beschermende factor, waardoor het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering acht een gevangenisstraf niet wenselijk gelet op haar woonsituatie. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte van 21 december 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen, met uitzondering van een overtreding van de Spoorwegwet in 2019.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin staat onder meer als uitgangspunt voor straftoemeting voor een woninginbraak een gevangenisstraf van 3 maanden. Dit oriëntatiepunt gaat uit van een first offender en van één inbraak.
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn in deze specifieke strafzaak is overschreden. Verdachte is reeds op 6 november 2017 verhoord. De inhoudelijke behandeling heeft, buiten toedoen van de verdediging, pas op 21 januari 2021 plaatsgevonden.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur. De rechtbank is van oordeel dat het delict te ernstig is om te volstaan met een (deels voorwaardelijke) werkstraf.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde telefoontoestellen (Samsung Sm-J200h en Samsung Galaxy) moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf] B.V., vertegenwoordigd door [aangever] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 71.540,00 (eenenzeventigduizend vijfhonderdveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post: weggenomen geldbiljetten uit de kluis.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de schade te schatten op een bedrag van € 20.000,00.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het primair ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat er grote geldbedragen zijn weggenomen uit de kluis van de benadeelde partij. De rechtbank overweegt hiertoe dat de benadeelde partij heeft aangegeven dat hij bedragen variërend van 6.000 tot 30.000 euro per keer in de kluis legde. Nu de rechtbank echter heeft geoordeeld dat verdachte niet voor de periode na 10 mei 2017 en dus niet voor het gehele bedrag genoemd in de tenlastelegging een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zal zij niet de gehele vordering van de benadeelde partij toewijzen. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 36.000,00. De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33 en 33a Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair is ten laste gelegd in de periode van 11 mei 2017 tot en met 9 juni 2017 en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [bedrijf] B.V. vertegenwoordigd door [aangever] van een bedrag van € 36.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 36.000,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 215 dagen kan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee telefoontoestellen (Samsung Sm-J200h en Samsung Galaxy).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 21 januari 2021, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Ik ben getrouwd geweest met de heer [aangever] en we hebben samen 2 kinderen. (…)
Ik had tegen [medeverdachte 1] gezegd dat er een kluis in de woning van de ouders van de heer [aangever] in Dedemsvaart staat, waar geld in zat. Ik heb gezegd dat de sleutel van de kluis in het kantoor lag. Ik heb [medeverdachte 1] verteld dat ik de sleutel van deze woning had en dat die aan mijn sleutelbos zat. Ik heb die sleutel aan [medeverdachte 1] gegeven.
Toen de heer [aangever] en ik gingen scheiden, hield ik de sleutel om op een later moment geld te pakken uit de kluis.
Ik heb van het geld drugs en meubels gekocht. We hebben het hele bedrag opgemaakt. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] kregen ook een deel van het geld.
[medeverdachte 1] en ik hadden samen een telefoon in gebruik. Als ik Whatsapp berichten stuur, doe ik dat in het Portugees. De heer [aangever] sprak ook Portugees. [medeverdachte 1] sprak geen Portugees.
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 oktober 2018 gesloten proces-verbaal nummer PL0600-2017263724-84, inhoudende de verklaring van
verdachte, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [2] :
V: [verdachte] begrijp jij dat [aangever] graag wil weten, wie dat geld bij hem heeft gestolen?) 70 a 80 duizend) Jij kunt vertellen hoe het precies is gegaan, of niet?
A: Ik weet dat mijn ex daar is geweest. Hij heeft geld opgehaald. Ik heb gezegd daar is een kluis. Dat er geld in zat.
V: Wat heb jij aan [medeverdachte 1] verteld?
A: Dat daar geld was.
V [medeverdachte 1] is daar geweest met wie?
A: Met [medeverdachte 2] . Ze deden dan geld ophalen. [medeverdachte 2] was dan beneden aan de deur en dan gingen ze met zijn tweeën. Dat was 2 of 3 keer. (…)
A: De sleutel van de woning zat bij mij thuis en toen hebben [medeverdachte 2] en [naam 1] de sleutel meegenomen en zijn daar geweest. (…)
V: Klopt het dat de informatie van de kluis, van het huis, van de voordeur- en achterdeursleutel, van de kluissleutel, van het geld in de kluis en de locatie van de kluis, van jou kwam?
A: Ja heb ik verteld aan [medeverdachte 1] . De sleutel van het huis. Ja de sleutel van de kluis heb ik gezegd dat die in het kantoor is. (…)
V: Hoe vaak zijn ze naar Dedemsvaart geweest om geld te stelen?
A: 2 of 3 keer volgens mij. (…)
A: Ja ja. Ik heb tegen [medeverdachte 1] gezegd dat hij het geld uit de kluis moest halen omdat wij geld nodig hadden voor drugs. (…) [medeverdachte 1] betaalde de drugsdealer. Hij betaalde met het geld van [aangever] . (…)
V: [verdachte] , welke dagen van de week werd er geld uit de kluis gestolen?
A: Zondags.
V: Waarom op die dag?
A: Die moeder gaat naar de kerk en de vader ook.
V: Hoe wist hij dat?
A: Dat heb ik verteld
V: Waar is al dat geld gebleven?
A: Thuis. Bij mij thuis. Dat geld is weg aan cocaïne
V: Hoe zat het met het geld in een vaas (getuige [getuige] )?
A: Ja dat klopt.
V: Hoeveel?
A: Een stapel bankbiljetten. [medeverdachte 1] heeft het daar neergelegd.
Opmerking verbalisanten: de verdachte geeft aan met haar vingers een afstand van ongeveer 5 a 6 cm. De afstand is weergegeven op een gele post-it die wordt bijgevoegd.
V: Nogmaals, we hebben het je toen ook gevraagd, maar hoe krijg je plotseling bijna 6000 Euro op je bankrekening gestort in de periode eind december 2016 tot begin mei 2017. Dat is toch vreemd als je op dat moment alleen een uitkering hebt. [verdachte] hoe zit dat?
A: Nou dat weet ik niet. Ik keek daar niet naar. [medeverdachte 1] keek wel
V: Die bedragen werden hoofdzakelijk op maandag en dinsdag gestort. Dat was dus contant geld. Wie stortte dat geld op jouw rekening?
A: [medeverdachte 1] volgens mij wel. Ik heb dat niet gedaan. Het moet wel [medeverdachte 1] zijn ik heb dat niet gedaan.
V: [verdachte] vertel nog eens over dat geld wat je in je woning toen aantrof. Waar lag dat ook al weer?
A: In een lade. Ik weet niet. Dat was veel. Het lag in de keuken lade. (…)
V: We hebben het over een vaas gehad en een lade in de keuken en hoe zat dat met de handschoen?
A: O ja dat was een oven handschoen in de keuken. Dat was ook geld van [aangever] .
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 10 juni 2017 gesloten proces-verbaal nummer PL0600-2017263724-1, inhoudende de
aangiftevan [aangever] , zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [3] :
Ik ben mede-eigenaar van [bedrijf] B.V., gevestigd aan de [adres 2] te Dedemsvaart. (…) We hebben met enige regelmaat contant geld in huis. Dit contante geld wordt in een kluis bewaard. (…) Einde vorig jaar heb ik (…) een geldbedrag van ruim 70.000 euro aan bankbiljetten geteld. (…) De kluis sluit ik altijd door middel van een sleutel af. Er zijn twee sleutels van deze kluis. Ik heb een sleutel van de kluis bij mij in huis liggen. De andere sleutel ligt in de la van het ladenblokje in het kantoor, de sleutel ligt tussen andere spulletjes en valt niet direct op. Het kantoor is in de woning van mijn ouders, [adres 2] in Dedemsvaart. Het kantoor is op de benedenverdieping. De kluis staat in een inloopkast op een slaapkamer op de bovenverdieping.
Gistermiddag, donderdag 8 juni 2017, omstreeks 12.00 uur moest ik even bij de kluis zijn. Ik opende de kluis en zag toen dat al het geld weg was. Ik zag dat de bovenste plank van de kluis met uitzondering van een brief van de RDW en een enveloppe leeg was. (…) De kluis zat gewoon op slot en de sleutels lagen nog gewoon op hun plek. Er is geen braakschade aan de kluis.
Op 12 mei 2017 ben ik nog bij de kluis geweest en er is mij toen niet opgevallen dat er geld weg was. Ik heb nog stapels geld zien liggen. (…) mijn ex weet wel waar de sleutel ligt en waar de kluis staat.
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juni 2017 gesloten proces-verbaal nummer PL0600-2017263724-3, inhoudende de
verklaring van aangever [aangever], zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [4] :

Ik ben gisterenmorgen en gisterenavond benaderd op mijn telefoon door [getuige] en [naam 3] . [getuige] stuurde mij allemaal berichten en hadden het opeens over geld wat ik zou missen. Ik dacht meteen hij weet meer van het geld dat uit het huis van mijn ouders is weggenomen. Ook gaf hij details over het feit dat mijn ouders elke zondag naar de kerk gaan en dan niet thuis zijn. Ik denk dat hij aan deze informatie komt via mijn ex vriendin, die was op de hoogte dat er geld in de kluis bij mijn ouders lag en dat zij bijvoorbeeld elke zondag naar de kerk gaan. Mijn ex vriendin wist ook waar de sleutels van de kluis liggen die in het huis van mijn ouders staat. Ik heb het idee dat zij dit tegen haar ex vriend, [medeverdachte 1] , heeft vertelt gedurende hun relatie. Zo denk ik dat deze informatie bij de zoon van [medeverdachte 1] is terecht gekomen. [getuige] . Mijn ex vriendin en [medeverdachte 1] konden opeens ook allemaal nieuwe spullen kopen, nieuwe meubels, een auto en een nieuwe vloer. Terwijl [medeverdachte 1] toen in de schuldsanering zat en mijn ex vriendin heeft een bijstandsuitkering. (…) Gisterenavond heb ik samen met mijn ex vriendin haar bankrekening bekeken, dit was met toestemming van haar. Ik zag dat er in die 15 maanden ongeveer 5000 euro gestort is op haar rekeningnummer. (…)

- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 juli 2017 gesloten proces-verbaal nummer PL0600-2017263724-I7, inhoudende de verklaring van aangever [aangever] , zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [5] :
Ik heb u een overzicht aangeleverd waarop te zien is op welke data ik welke bedragen in de kluis van ons bedrijf heb gelegd en uit de kluis van ons bedrijf gehaald. In dit overzicht zijn alle inkomsten en uitgaven vanaf 1 januari 2016 tot en met 8 juni 2017 opgenomen. (…)
Op het overzicht dat ik zelf heb gemaakt heb ik op 12 mei 2017 aangegeven dat ik toen vermoedde dat er geld miste uit de kluis. Ik heb het geld toen geteld en kwam op ongeveer 35.000 euro uit. Ik heb het alleen niet opgeschreven of vastgelegd in de computer.
Overzicht contant geld kluis:
Saldo dat aanwezig zou moeten zijn op datum ontdekking diefstal in kas (kluis)
Datum: 08-jun-17 Saldo: 71.550
- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 augustus 2017 gesloten proces-verbaal van bevindingen nummer PL0600-2017263724-20, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [6] :
Op woensdag 2 augustus 2017 onderzocht ik, verbalisant, het rekeningoverzicht ten name van [verdachte] , wonende aan de [adres 3] te Hoogeveen. Het rekeningoverzicht behoorde bij Rabobank rekeningnummer [rekeningnummer] . (…)
Het rekeningoverzicht beslaat de periode van 16 maart 2016 tot en met 15 juni 2017. Volgens aangever ontvang rekeninghoudster een uitkering van gemeente Hoogeveen, wat ook te zien is op het rekeningafschrift.
Ik zag dat op het rekeningafschrift te zien is dat er af en toe kleine bedragen worden gestort, waarvan de beschrijving is ?Stortingsapparaat? gevolgd door een tijdstip. De bedragen die hierbij horen, die dus op de rekening worden bijgeschreven, bedragen nooit meer dan honderd euro.
Er is echter een aantal momenten waarop er geld wordt gestort met omschrijving ?Stortingsapparaat?, waarop grotere bedragen op de rekening van [verdachte] worden gestort. Wetende dat [verdachte] een uitkering ontvangt, zijn dit grote bedragen.
Het gaat om de volgende data en bijbehorende stortingen ten bate van de rekening van [verdachte] :
27-12-2016 1.900 euro
10-04-2017 1.550 euro
11-04-2017 780 euro
22-04-2017 500 euro
08-05-2017 1.200 euro
Gezamenlijk komt dit op een totaalbedrag van 5.930 euro (vijfduizend negenhonderddertig) in een tijdsbestek van amper vijf maanden.
[naam 2] van de Rabobank (…) zei dat een bijschrijving op een rekening met de omschrijving ?Stortingsapparaat? altijd een storting van contant geld in een vestiging betreft en dat dit geen overschrijving via internet kan zijn.
Pagina 89: Verdachte heeft op 9 mei 2017 om 00:10 uur gevraagd of aangever de volgende dag thuis zou zijn.
- een geschrift, te weten een e-mailbericht d.d. 15 oktober 017 te 22:10 uur, van [aangever] , zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [7] :

Ik zat van het weekend nog whatsapp verkeer tussen mijn ex en mij na te lezen en op zaterdag 6 mei begon zij om 19.20h nog wat te appen over van alles en nog wat, achteraf vroeg zij mij om 00:10h (zondag 7 mei inmiddels) nog of ik die zondag thuis zou zijn om dan met de kinderen te kunnen bellen. Ook heeft ze op maandag 8 mei later op de dag geappt en aangegeven dat het een um grande merde was (vertaald vanuit het Portugees: een grote bende).

- het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juni 2019 gesloten proces-verbaal van bevindingen nummer PL0600-2017263724-93, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende [8] :
Op 16 juni 2019 ontving ik, verbalisant, een mail van aangever [aangever] .
In deze mail vroeg hij naar de stand van zake van het onderzoek en schreef dat hij op
18 mei bij zijn ex [verdachte] was geweest.
[aangever] schreef onder andere ook in zijn mail:
"Tijdens het gesprek dat ik met haar had heeft ze toegegeven dat het haar idee was samen met [medeverdachte 1] om de diefstal te plegen. Ook heeft ze tijdens het gesprek toegegeven dat zij en [medeverdachte 1] van het geld onder meer alle meubels voor in haar huis (een hoekbank, kast, keukentafel met stoelen, koelkast, gasfornuis, magnetron) hebben gekocht en daarnaast drugs.
Nadat [medeverdachte 1] was overleden was er sowieso nog 5000 euro over heeft zij verteld en daar heeft zij drugs van gekocht volgens haar.
Dit heeft ze verteld in aanwezigheid van mij en mijn vriendin.
Een deel van het gesprek is opgenomen en voeg ik als bijlage toe".
Het van [aangever] ontvangen geluidsbestand uitgeluisterd.
Ik verbalisant herkende de stem van [aangever] en van [verdachte] .
E= [aangever]
A= [verdachte]
E: 2 of 3 keer jij [medeverdachte 1] ?
A: Nee [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] , weet je nou (onduidelijk) daar geweest
E: Wat heb jij dan. Ik wil weten wat jij met dat geld gekocht hebt. Wat heb jij met dat geld van mij gedaan?
A: Nou dat weet ik niet meer.
E: Wat heb jij daar voor gekocht?
A: Jij hoeft niet op te nemen. Jij zat opnemen. Jij hoeft niet op te nemen.
E: Waarom niet?
A: Ja waarom wel
E: Wat heb je daar nou voor gekocht. Wat zei je nou net?
A: De meubels hier
E: De meubels
A: De koelkast en gasfornuis en dit
E: Wat is dat?
A: De bank
E: Dat heb je allemaal van mijn geld betaald?
A: mm
E: En meer niet?
A: Nee
E: En wat is er verder nog meer betaald dan?
A: Nou drugs
E: mm

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, Basisteam Vechtdal, met nummer PL0600-2017263724. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Aanvullende proces-verbaal van politie vervolg 27 oktober 2018
3.Pagina 20-21
4.Pagina 25-26
5.Pagina 54-56
6.Pagina 64-65
7.Pagina 89 e.v.
8.Aanvullende proces-verbaal van bevindingen 23 juni 2019