ECLI:NL:RBOVE:2021:4687

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
8855325 \ CV EXPL 20-3046
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de aankoop van een paard met bestaande aandoening

In deze zaak heeft eiseres, op of omstreeks 3 juni 2020, een paard genaamd "Enchanted Boy" gekocht van gedaagde. Voor de verkoop zijn er röntgenfoto's van de rug van het paard gemaakt, waaruit later bleek dat het paard leed aan "kissing spines". Eiseres heeft het paard na de aankoop niet goed kunnen gebruiken en heeft een dierenarts ingeschakeld, die de aandoening bevestigde. Eiseres heeft de koopovereenkomst op 16 september 2020 ontbonden en vordert nu terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding. Gedaagde betwist dat het paard bij de verkoop al aan deze aandoening leed. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de aandoening al aanwezig was ten tijde van de aflevering van het paard, waardoor sprake is van non-conformiteit. Eiseres heeft recht op terugbetaling van de koopsom en vergoeding van de schade die zij heeft geleden door de tekortkoming van gedaagde. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres toegewezen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8855325 \ CV EXPL 20-3046
Vonnis van 9 november 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. R.P.C. Smit,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.P.J.T.M. Seelen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 april 2021,
- de akte vermeerdering van eis van 29 juni 2021 met productie,
- het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 1] op 29 juni 2021 (enquête),
- het e-mailbericht van de gemachtigde van [eiseres] van 24 augustus 2021, waarin hij verzoekt om in enquête alsnog een extra getuige te mogen horen, te weten mevrouw [A] (een vorige eigenaar van het paard Enchanted Boy),
- het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank van 26 augustus 2021, waarin aan partijen te kennen is gegeven dat de kantonrechter voornoemd verzoek van [eiseres] – in verband met de omstandigheid dat de enquête al was gesloten – pas na afloop van de contra-enquête met partijen zou bespreken,
- de akte vermeerdering van eis van 21 september 2021 met productie,
- het proces-verbaal van het verhoor van [gedaagde] en [getuige 2] op 23 september 2021 (contra-enquête),
- het e-mailbericht van de gemachtigde van [eiseres] van 28 september 2021, waarin hij verzoekt om in staat te worden gesteld om een schriftelijke verklaring van [A] in het geding te brengen,
- het e-mailbericht van de gemachtigde van [gedaagde] van 1 oktober 2021, waarin hij bezwaar maakt tegen nadere bewijslevering,
- het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank van 5 oktober 2021, waarin aan partijen te kennen is gegeven dat de kantonrechter bij vonnis zal beslissen over het verzoek van de gemachtigde van [eiseres] tot nadere bewijslevering.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter zal hierna eerst een samenvatting van het geschil geven. Vervolgens zal een beslissing worden gegeven op het verzoek van [eiseres] om nog een schriftelijke getuigenverklaring in het geding te mogen brengen. Daarna zal de kantonrechter beoordelen of [eiseres] is geslaagd in het leveren van het aan haar opgedragen bewijs van haar stelling dat de kissing spines al aanwezig waren bij aflevering van het paard en, in het verlengde daarvan, of de vorderingen van [eiseres] toewijsbaar zijn.
samenvatting geschil
2.2.
[eiseres] heeft op of omstreeks 3 juni 2020 een paard met de naam “Enchanted Boy” (hierna: het paard) gekocht van [gedaagde] . Op verzoek van [eiseres] heeft [gedaagde] vóór de verkoop röntgenfoto’s van de rug van het paard laten maken. Op 2 juni 2020 heeft Röntgen-, Keurings-, Revalidatiecentrum Geesteren te Mander foto’s van de rug van het paard gemaakt, waarna [gedaagde] een USB-stick met deze foto’s aan [eiseres] heeft gegeven. Partijen zijn het erover eens dat op die röntgenfoto’s geen
“kissing spines”te zien zijn.
Na verloop van tijd bleek het paard niet goed te lopen en weigerde het paard bepaalde oefeningen uit te voeren. [eiseres] heeft toen drs. [B] van
[X] B.V. (een dierenkliniek voor paarden), opdracht gegeven om het paard te onderzoeken en röntgenologisch te keuren. Dit heeft [B] op 14 september 2020 gedaan. [B] heeft daarbij vastgesteld dat het paard aan meerdere kissing spines lijdt, waarvan in één geval met forse overlap. In zijn notitie heeft hij, onder meer, geschreven dat hij zich afvraagt of er geen verwisseling of manipulatie van de eerder (op 2 juni 2020) gemaakte röntgenfoto’s heeft plaatsgevonden alsmede dat de door hem gediagnosticeerde afwijkingen volgens hem dateren van vóór het moment van aanschaf van het paard.
2.3.
[eiseres] stelt, onder verwijzing naar de bevindingen van [B] , dat het paard al vóór het sluiten van de overeenkomst aan kissing spines leed, dat het paard daarom
non-conform is en dat zij de met [gedaagde] gesloten koopovereenkomst in verband daarmee per brief van 16 september 2020 heeft ontbonden. Zij vordert onder meer een verklaring voor recht, een veroordeling het paard weer terug te nemen alsmede terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van de schade die zij heeft geleden, bestaande uit kosten van vervoer, kosten van de dierenarts/keuring, medische kosten, stallingskosten en overige kosten.
2.4.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiseres] in haar vorderingen
niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat haar vorderingen moeten worden afgewezen.
[gedaagde] betwist niet dat het paard op dit moment aan kissing spines lijdt, maar betwist wel dat het paard bij de verkoop al kissing spines had. Volgens hem beantwoordde het paard ten tijde van de koop aan de overeenkomst, zodat er (naar de kantonrechter begrijpt) geen grond is voor ontbinding en hij niet gehouden is de door [eiseres] gestelde, en door hem betwiste schade, te vergoeden.
2.5.
Bij tussenvonnis van 13 april 2021 heeft de kantonrechter [eiseres] toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de kissing spines al aanwezig waren ten tijde van de aflevering van het paard op 3 juni 2020.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in voornoemd tussenvonnis is overwogen en geoordeeld.
2.6.
[eiseres] heeft [B] als getuige laten horen.
2.7.
In contra-enquête zijn [gedaagde] en de heer [getuige 2] van Röntgen-, Keurings-, Revalidatiecentrum Geesteren als getuigen gehoord.
verzoek tot nadere bewijslevering
2.8.
[eiseres] heeft na sluiting van de enquête en de contra-enquête verzocht om alsnog tot nadere bewijslevering te worden toegelaten.
Zij stelt dat zij pas na het gehouden getuigenverhoor bekend is geworden met feiten die voor de bewijslevering van belang zijn. Daartoe voert zij aan dat zij in contact is gekomen met een vorige eigenaar van het paard, te weten mevrouw [A] , en dat laatstgenoemde onder andere kan verklaren over de staat waarin zij het paard in 2016/2017 heeft verkocht, aan wie en voor welke prijs alsmede over de röntgenfoto’s die destijds van het paard zijn gemaakt en de klinische keuring die destijds is verricht.
Volgens [eiseres] kan nadere bewijslevering plaatsvinden in de vorm van het heropenen van de enquête of door overlegging van een schriftelijke verklaring van [A] . Dit laatste heeft haar voorkeur.
2.9.
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen nadere bewijslevering, zowel in schriftelijke vorm als door het nader horen van getuigen. Volgens hem heeft de zaak lang genoeg geduurd, heeft het verzoek geen wettelijke grondslag en valt niet in te zien waarom de getuige niet eerder had kunnen worden gehoord.
Voor het geval nadere bewijslevering toch mocht worden toegestaan, stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de getuige ter zitting moet worden gehoord.
2.10.
De kantonrechter zal het verzoek van [eiseres] afwijzen, omdat [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter met de verklaring van [B] al in de haar opgedragen bewijslevering is geslaagd. Nadere bewijslevering is dus niet nodig en zou enkel leiden tot vertraging van de zaak en extra kosten voor beide partijen.
De kantonrechter zal hierna toelichten waarom [eiseres] naar haar oordeel in de bewijslevering is geslaagd.
bewijslevering: leed het paard ten tijde van aflevering al aan kissing spines?
getuigenverklaringen
2.11.
[B] heeft als getuige verklaard dat de door hem bij het paard gediagnosticeerde kissing spines aanwezig moeten zijn geweest ten tijde van de koop. Volgens [B] worden kissing spines veroorzaakt door de bouw van het paard. [B] heeft verklaard dat het wel zo is dat door “gebruik” van het paard slijtage en toename van klachten kan plaatsvinden, maar dat dit niet snel gaat.
Volgens [B] heeft hij nog nooit meegemaakt dat zoiets in korte tijd zo kan veranderen, waarmee hij doelt op het verschil tussen de op 14 september 2020 door hem gemaakte röntgenfoto’s en de röntgenfoto’s die zijn gemaakt op 2 juni 2020, voorafgaand aan de koop. Hij heeft daarom vraagtekens bij de röntgenfoto’s van 2 juni 2020. Hierop is volgens [B] een vrij normale rug te zien en deze foto’s passen volgens hem niet bij dit paard. [B] heeft verklaard dat de foto’s op twee manieren gemanipuleerd zouden kunnen zijn. De gegevens van het paard kunnen met de computer op een andere foto worden gezet (digitale manipulatie) of je kunt het paard extra laten opbollen waardoor het idee ontstaat dat de wervels uit elkaar gaan (fysieke manipulatie). Daarnaast zouden de foto’s ook verwisseld kunnen zijn.
[B] heeft desgevraagd verklaard dat de kans heel erg klein is dat de aandoening zou kunnen optreden doordat er iets met het paard gebeurt, zoals een val.
2.12.
[gedaagde] heeft als getuige verklaard dat hij het paard begin 2020 heeft gekocht en dat hij het paard in de periode voor de verkoop aan [eiseres] zelf heeft bereden; hij deed aan dressuur, springen en het maken van buitenritten en deed dit bijna elke dag. Slechts één keer per week reed hij niet, om het paard rust te geven. [gedaagde] heeft verklaard toen nooit wat te hebben gemerkt van gebreken aan het paard; het was vanaf het begin af aan braaf.
2.13.
[getuige 2] heeft als getuige verklaard dat hij röntgenfoto’s van paarden maakt en dat hij geen dierenarts is en ook geen röntgenfoto’s beoordeeld. Verder heeft hij verklaard dat geen verwisseling of manipulatie van de röntgenfoto’s heeft plaatsgevonden. Volgens hem is de opnametechniek van [B] hetzelfde als die van hem. [getuige 2] heeft in dat verband verklaard dat [B] mogelijk een grotere plaat heeft gebruikt, die wat verder van de rug af wordt gezet, zodat de wervels wat nauwer tegen elkaar worden afgebeeld. Dat zou volgens hem het verschil tussen zijn foto’s en die van [B] kunnen verklaren.
beoordeling
2.14.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de verklaring van [B] blijkt dat het paard ten tijde van de aflevering al de aandoening “kissing spines” had. [B] is dierenarts en heeft vanuit zijn veterinaire expertise verklaard dat de kissing spines al aanwezig moeten zijn geweest bij de (ver)koop van het paard. De kissing spines zijn volgens hem dermate fors dat deze niet in zo’n korte tijd (binnen drie maanden na de koop) kunnen zijn ontstaan. [B] heeft verklaard dat de aandoening wordt veroorzaakt door de bouw van het paard en dat hij het zeer onwaarschijnlijk acht dat de gediagnostiseerde afwijking na koop door gebruik is ontstaan.
Naar het oordeel van de kantonrechter valt uit de verklaringen van [gedaagde] en [getuige 2] niet af te leiden dat er ten tijde van de verkoop van het paard geen sprake was van kissing spines. [gedaagde] heeft weliswaar verklaard dat hij een aantal maanden op het paard heeft gereden en niets aan het paard heeft gemerkt, maar daaruit volgt niet dat de kissing spines in die periode niet aanwezig waren. [getuige 2] heeft verklaard dat de door hem op
2 juni 2020 gemaakte röntgenfoto’s – waarop geen kissing spines te zien zijn – niet verwisseld of gemanipuleerd (kunnen) zijn. Hij heeft echter ook verklaard dat hij alleen röntgenfoto’s maakt en deze niet beoordeelt, omdat hij geen dierenarts is en dat het verschil tussen zijn röntgenfoto’s en die van [B] het gevolg zou kunnen zijn van een verschil in grootte van de plaat die is gebruikt bij het maken van de foto’s. Daarmee blijkt ook uit de verklaring van [getuige 2] niet dat de kissing spines ten tijde van aflevering van het paard nog niet aanwezig waren en pas daarna zijn ontstaan.
2.15.
De kantonrechter komt, na getuigenverhoren, tot de slotsom dat de kissing spines al aanwezig waren ten tijde van de aflevering van het paard.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 13 april 2021 reeds geoordeeld dat [eiseres] mocht verwachten dat (de rug van) het paard geschikt was voor het door haar beoogde gebruik, te weten voor dressuur- en springsport en buitenritten en dat er voor haar in de gegeven omstandigheden geen aanleiding was om nader onderzoek te doen naar de gesteldheid van het paard. Tussen partijen is niet in geschil dat de kissing spines aan dit gebruik in de weg staan. Dit heeft [getuige 1] ook bevestigd. Het voorgaande leidt ertoe dat [eiseres] zich ten opzichte van [gedaagde] met succes kan beroepen op non-conformiteit (artikel 7:17 BW), in die zin dat hij toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de op grond van de koopovereenkomst op hem rustende verplichtingen.
de vorderingen van [eiseres]
vordering I: verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden
2.16.
[eiseres] vordert een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot het paard (buitengerechtelijk) is ontbonden. Zij verwijst in dat verband naar haar brief aan [gedaagde] van 16 september 2020.
2.17.
Zoals hiervoor geoordeeld, is sprake van non-conformiteit en daarmee van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming aan de zijde van [gedaagde] .
Uit het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich voldoende gemotiveerd op deze uitzondering te beroepen. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, heeft [eiseres] de overeenkomst bij brief van
16 september 2020 rechtsgeldig ontbonden. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is.
vordering II sub a: terugbetaling koopsom en vordering IV primair: ophalen paard
2.18.
[eiseres] vordert terugbetaling van de koopsom van € 5.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2020.
De kantonrechter maakt uit de vordering van [eiseres] onder IV primair (dwangsomoplegging) - mede bezien tegen de achtergrond van de oorspronkelijke vordering onder II en de gewijzigde vordering onder III - op dat [eiseres] (ook) beoogt te vorderen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om het paard binnen veertien dagen na betekening van het vonnis bij [eiseres] op te halen en dat hij de koopsom binnen deze termijn betaalt.
2.19.
Uit artikel 6:271 BW volgt dat ontbinding partijen bevrijdt van de verbintenissen uit de overeenkomst. Als de verbintenissen al zijn nagekomen, moeten partijen deze ongedaan maken. Dit houdt in dat [eiseres] het paard moet teruggeven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] het paard moet terugnemen en de koopsom van € 5.750,00 aan [eiseres] moet terugbetalen. [eiseres] heeft [gedaagde] verzocht het paard terug te nemen en de koopsom aan haar terug te betalen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan, zodat hij ook toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van deze op hem rustende ongedaanmakingsverplichtingen.
De vordering tot terugbetaling van de koopsom en de gevorderde veroordeling het paard te komen ophalen zijn toewijsbaar, met inachtneming van het navolgende.
2.20.
De wettelijke rente over de koopsom is pas verschuldigd als de schuldenaar (in dit geval [gedaagde] ) in verzuim is. De schuldenaar is in verzuim wanneer hij in gebreke is gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning, waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gegeven, en nakoming binnen deze termijn is uitgebleven. [gedaagde] is per brief van 1 oktober 2020 in gebreke gesteld, waarbij hem een termijn van één week is gegeven om de koopsom terug te betalen. [gedaagde] heeft de koopsom niet terugbetaald en is dus op 8 oktober 2020 in verzuim geraakt. De wettelijke rente over de terug te betalen koopsom zal dan ook worden toegewezen vanaf deze datum.
vordering II sub b: betaling schade en vordering IV primair: dwangsom
2.21.
[eiseres] vordert – na vermeerderingen van eis – betaling van een bedrag van € 4.461,99 aan schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2020.
De kantonrechter maakt uit de vordering van [eiseres] onder IV primair (dwangsomoplegging) - mede bezien tegen de achtergrond van de oorspronkelijke vordering onder II en de gewijzigde vordering onder III - op dat [eiseres] (ook) beoogt dat de betaling van de schadevergoeding binnen de voor het ophalen van het paard gestelde termijn van veertien dagen moet plaatsvinden.
2.22.
De gevorderde schadevergoeding bestaat uit de volgende kosten:
Kosten röntgenfoto’s Geesteren € 75,00
Transportkosten Boy [plaats 1] [plaats 2] € 242,40
Deskundige begeleiding Boy en transport kliniek Nijkerk € 106,40
Kosten röntgenfoto’s kliniek Nijkerk € 194,97
Startpas KNHS € 118,00
Kosten hoefsmid € 236,00
Kosten dierenarts (inenting) € 39,22
Stalkosten Boy vanaf 16 september 2020 € 3.450,00
Totaal € 4.461,99
[eiseres] grondt deze vordering op de artikelen 6:74 BW en 6:277 BW, althans op artikel 6:273 BW.
2.23.
[gedaagde] betwist dat hij de gestelde schade moet vergoeden. Hij stelt zich op het standpunt dat [eiseres] die uitgaven anders ook zou hebben moeten doen en dat deze niet aan [gedaagde] kunnen worden toegerekend. De stallingskosten worden door [gedaagde] betwist, omdat deze volgens hem niet zijn onderbouwd.
Stallingskosten
2.24.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar ( [gedaagde] ) de schade die de schuldeiser ( [eiseres] ) daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
2.25.
Aangezien [eiseres] de overeenkomst per brief van 16 september 2020 heeft ontbonden, rustte op [gedaagde] de ongedaanmakingsverbintenis om het paard op te halen. [gedaagde] heeft het paard niet opgehaald en is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van zijn ongedaanmakingsverbintenis. Hierdoor heeft [eiseres] schade geleden. Zij heeft immers extra stallingskosten moeten maken, die zij niet had hoeven te maken als [gedaagde] het paard (direct) had opgehaald. [eiseres] heeft de door haar gevorderde stallingskosten onderbouwd met facturen. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de stallingskosten die na ontbinding van de overeenkomst zijn gemaakt dan ook worden toegewezen.
2.26.
Het voorgaande geldt echter niet voor de stallingskosten die zijn gemaakt vóór de ontbinding van de overeenkomst. [eiseres] was in het begin heel tevreden over het paard en heeft dat ook laten weten aan [gedaagde] (zoals blijkt uit de door [gedaagde] overgelegde WhatsApp-berichten van [eiseres] van 25 juni 2020 en 3 augustus 2020).
Zij heeft in die tijd gebruik kunnen maken van het paard en er plezier van gehad en zou ook stallingskosten hebben moeten maken als een conform paard was geleverd.
[eiseres] is op 14 september 2020 bekend geworden met de kissing spines, waardoor zij niet meer op het paard kon rijden en heeft de overeenkomst op 16 september 2020 ontbonden. De kantonrechter oordeelt daarom dat de helft van de stallingskosten van de maand september 2020 (een bedrag van € 125,00) door [gedaagde] zal moeten worden betaald en dat de andere helft voor rekening van [eiseres] moet blijven.
Kosten hoefsmid en dierenarts
2.27.
Op grond van artikel 6:273 BW is [eiseres] – nu zij de overeenkomst heeft ontbonden – verplicht om als zorgvuldig schuldenaar te zorgen voor behoud van het paard, zodat ongedaanmaking mogelijk is. De kosten die zij daarvoor moet maken, moeten op grond van artikel 6:275 jo 3:120 lid 2 BW door [gedaagde] worden vergoed.
[gedaagde] heeft het paard niet opgehaald, waardoor [eiseres] kosten heeft moeten maken voor de hoefsmid en de dierenarts ter behoud van het paard. Zij heeft deze kosten onderbouwd met facturen. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze kosten dan ook toewijsbaar.
Transportkosten en startpas
2.28.
Op grond van artikel 6:277 BW is de partij wiens tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht om de schade te vergoeden die haar wederpartij lijdt doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt.
2.29.
[eiseres] heeft kosten moeten maken voor het transport van het paard van [plaats 1] naar [plaats 2] en heeft kosten gemaakt voor een startpas van de KNHS. Zij had deze kosten weliswaar ook moeten maken als een paard zonder gebreken zou zijn geleverd, maar dan zou zij ook (het genot van) een paard zonder gebreken hebben gehad. Als zij nu weer een nieuw paard zou moeten kopen, zou zij opnieuw transportkosten en kosten voor een startpas moeten maken (welke kosten zij niet zou hebben gehad als er direct een paard zonder gebreken was geleverd). [eiseres] heeft dus schade geleden doordat geen nakoming, maar ontbinding heeft plaatsgevonden. De transportkosten zijn onderbouwd met een factuur en de kosten van de startpas zijn onderbouwd met een bankafschrift.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze kosten dan ook toewijsbaar.
Röntgenfoto’s Nijkerk
2.30.
De kosten van de röntgenfoto’s van de kliniek in Nijkerk en de begeleiding en het transport daar naartoe komen zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW en moeten door
[gedaagde] worden vergoed.
2.31.
De kosten voor de röntgenfoto’s die door Röntgen-, Keurings-, Revalidatiecentrum Geesteren zijn gemaakt (van € 75,00) dienen voor rekening van [eiseres] te blijven. Deze foto’s zijn immers voorafgaand aan de koop gemaakt en partijen hebben afgesproken dat [eiseres] de kosten daarvan zou dragen.
Conclusie
2.32.
De kantonrechter zal op grond van het voorgaande een bedrag van (€ 4.461,99 – € 125,00 – € 75,00 =) € 4.261,99 aan schadevergoeding toewijzen.
Wettelijke rente
2.33.
De wettelijke rente ex artikel 6:119 BW is verschuldigd vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim is. Bij een verbintenis tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 lid 1 BW treedt verzuim zonder ingebrekestelling in wanneer de schadevergoeding niet direct wordt betaald (artikel 6:83 sub b BW).
De wettelijke rente over de gemaakte kosten is dan ook toewijsbaar vanaf de datum van ontbinding (16 september 2020), voor zover deze kosten vóór of op die datum door [eiseres] zijn gemaakt. De wettelijke rente over de kosten die [eiseres] na die datum heeft gemaakt, zal worden toegewezen vanaf de datum van de betaling daarvan door [eiseres] .
vordering III: afgifte paard ná betaling
2.34.
[eiseres] vordert dat wordt bepaald dat zij het paard niet eerder hoeft terug te geven dan nadat de koopsom en schadevergoeding door [gedaagde] aan haar zijn betaald.
De kantonrechter leest die vordering aldus dat [eiseres] daarmee beoogt dat de betaling van de koopsom en de schadevergoeding binnen de voor het ophalen van het paard gestelde termijn van veertien dagen moet plaatsvinden.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering. De vordering zal dan ook worden toegewezen zoals vermeld in het dictum.
vordering IV primair: dwangsom
2.35.
[eiseres] vordert betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] verzuimt om het paard bij [eiseres] op te halen, onder gelijktijdige betaling van de koopsom en schadevergoeding, met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.36.
Een dwangsom kan niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom (artikel 611a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De kantonrechter zal de dwangsom daarom alleen verbinden aan de verplichting tot het ophalen van het paard. De dwangsom zal worden gemaximeerd op een bedrag van € 10.000,00.
proceskosten
2.37.
[gedaagde] wordt in deze procedure (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op:
  • informatiekosten € 3,47
  • griffierecht € 83,00
  • getuigenkosten € 555,44
  • salaris gemachtigde € 1.305,50 (3,5 punt x tarief € 373,00)
Totaal € 1.947,41
2.38.
De door [eiseres] apart gevorderde nakosten zijn toewijsbaar, omdat de proceskostenveroordeling hiervoor een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten. De nakosten worden doorgaans begroot op een half salarispunt van het in de hoofdzaak toegewezen salaris, met een maximum van € 124,00. Aangezien [eiseres] een bedrag van € 120,00 aan nakosten vordert, zal dit bedrag worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst betreffende de aankoop van het paard Enchanted Boy, die [eiseres] op (of omstreeks) 3 juni 2020 met [gedaagde] is aangegaan, bij brief van 16 september 2020 (buitengerechtelijk) is ontbonden,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot terugbetaling aan [eiseres] van de koopsom van € 5.750,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 8 oktober 2020 tot de dag van volledige voldoening,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, onder meer bestaande uit /stallings- en verzorgingskosten, ter hoogte van € 4.261,99, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 16 september 2020 (met betrekking tot de kosten die op of vóór die datum zijn gemaakt door [eiseres] ) dan wel vanaf de datum van betaling van die kosten (met betrekking tot de kosten die ná 16 september 2020 zijn gemaakt door [eiseres] ) tot de dag van volledige voldoening,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om het paard Enchanted Boy binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis bij [eiseres] op te halen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat hij daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.947,41, en in de nakosten begroot op € 120,00, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na dit vonnis indien en voor zover de proceskosten en nakosten niet binnen deze termijn zijn voldaan,
3.6.
verklaart de onderdelen 3.2 tot en met 3.5 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021.