ECLI:NL:RBOVE:2021:4680

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
C/08/264815 / FA RK 21-1019
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nietigverklaring huwelijk en echtscheiding met betrekking tot een Joegoslavisch huwelijk

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om haar huwelijk, dat in 1986 in Sarajevo (Joegoslavië) is gesloten, nietig te verklaren en om echtscheiding te verzoeken. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. F.B. Flooren, verzocht de rechtbank om te bepalen dat zij als 'ongehuwd' geregistreerd dient te worden met terugwerkende kracht. De man, vertegenwoordigd door mr. C.C.N. Cats, heeft aanvankelijk geen bezwaar gemaakt tegen de nietigverklaring, maar tijdens de mondelinge behandeling zijn er zorgen geuit over de gevolgen voor de kinderen van partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tot wijziging van de registratie in de basisregistratie personen (brp) niet ontvankelijk is, omdat dit een bestuursrechtelijke aangelegenheid betreft. Wat betreft de nietigverklaring van het huwelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het huwelijk nietig zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geregistreerd staan als gehuwd en dat het huwelijk naar Joegoslavisch recht rechtsgeldig is.

De rechtbank heeft vervolgens de echtscheiding toegewezen, aangezien de duurzame ontwrichting van het huwelijk in rechte vaststaat. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over hun minderjarige kind wordt belast, omdat de man geen contact meer heeft met het kind. De rechtbank heeft de vrouw ook verzocht om na inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand melding te doen bij het gezagsregister. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/264815 / FA RK 21-1019
beschikking van 2 december 2021
inzake
[verzoekster] ,
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. F.B. Flooren,
en
[belanghebbende] ,
verder te noemen: de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
belanghebbende,
advocaat: mr. C.C.N. Cats.
De rechtbank heeft als informant aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente 1] ,
zetelend te [plaats] ,
verder te noemen de ambtenaar van de burgerlijke stand.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 14 april 2021;
- het betekeningsexploot van 23 april 2021;
- een op 27 mei 2021 binnengekomen brief van mr. Flooren van 11 mei 2021;
- de referteverklaring van de man van 27 juli 2021, ingekomen op 28 juli 2021, die geautoriseerd is door mr. C.C.N. Cats;
-een op 1 november 2021 binnengekomen brief met bijlagen van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 27 oktober 2021.
1.2.
De rechtbank heeft op 11 november 2021 met na te noemen [minderjarige 1] gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 11 november 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en een tolk, de heer M. Balen;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand, mevrouw [A] .

2.De feiten

2.1.
In de basisregistratie personen (hierna: brp) staan partijen ingeschreven als te zijn gehuwd [1986] te Sarajevo (Joegoslavië).
2.2.
Partijen zijn de ouders van het navolgende thans nog minderjarige kind:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
2.3.
Partijen staan geregistreerd als burgers van Bosnië-Herzegovina.

3.Het verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te
bepalen dat:
een verklaring voor recht te geven dat de registratie onjuist is en de vrouw als
‘ongehuwd’ wordt geregistreerd met terugwerkende kracht;
het huwelijk nietig te verklaren;
en voorwaardelijk indien de verzoeken onder I. en II. niet worden toegewezen
de echtscheiding uit te spreken, zodat het huwelijk ontbonden kan worden;
het beroep doen op de uitzonderingsgrond 815 lid 6 Rv dat geen ouderschapsplan kan worden overgelegd;
het hoofdverblijf van na te melden [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij de vrouw zal zijn;
de vrouw zal worden belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] ;
althans een zodanige beslissing te geven dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht registratie huwelijk
De vrouw heeft primair verzocht een verklaring voor recht te geven dat de registratie van het huwelijk tussen partijen in de brp onjuist is en dat de vrouw met terugwerkende kracht als ‘ongehuwd’ dient te worden geregistreerd.
De rechtbank zal de vrouw niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van voornoemd verzoek. De rechtbank overweegt hiertoe dat het verzoek van de vrouw een verklaring voor recht ten aanzien van een wijziging/doorhaling van een vermelding in de brp betreft, hetgeen gelet op het bepaalde in hoofdstuk 2, tweede afdeling, van de Wet basisregistratie personen een bestuursrechtelijke aangelegenheid is. De burgerlijke rechter is daarom onbevoegd om van dit verzoek kennis te nemen.
De nietigverklaring van het huwelijk
De vrouw heeft verzocht het huwelijk van partijen nietig te verklaren. De man heeft in eerste instantie een referteverklaring ingediend waaruit blijkt dat hij zich niet verzet tegen voornoemd verzoek van de vrouw. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man gesteld dat het in verband met de afstamming van de kinderen problemen zal geven als voornoemd verzoek wordt toegewezen.
De bevoegdheid van de rechtbank en het toe te passen recht
Nu beide partijen in Nederland wonen, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om
van het verzoek kennis te nemen.
De vragen of een huwelijk nietig is en wie de nietigheid op welke gronden en met welke gevolgen kan inroepen zijn naar de regels van Nederlands internationaal privaatrecht onderworpen aan het rechtsstelsel dat van toepassing is op de vraag of het huwelijk formeel en materieel geldig tot stand is gekomen, in dit geval dus door het recht van (voormalig) Joegoslavië.
De beoordeling
Uit de door de ambtenaar van de burgerlijke stand ingediende persoonslijsten blijkt dat partijen staan geregistreerd als te zijn gehuwd [1986] te Sarajevo, Joegoslavië. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een nietig huwelijk tussen partijen. De vrouw stelt enkel dat er geen huwelijk heeft plaatsgevonden, maar niet dat en op grond waarvan een eventueel gesloten huwelijk op basis van het recht van Joegoslavië nietig zou zijn. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen.
De echtscheiding
De bevoegdheid van de rechtbank en het toe te passen recht
De rechtbank komt rechtsmacht toe op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1 onder a van de EG-verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (verder te noemen: Brussel II-bis).
Op grond van artikel 10:56 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
De rechtsgeldigheid en erkenning van het huwelijk
Bij de stukken ontbreekt een origineel afschrift of uittreksel van de huwelijksakte, als voorgeschreven in artikel 815 lid 5, aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De vrouw heeft gesteld dat zij niet over een origineel afschrift of uittreksel van de huwelijksakte beschikt en niet in staat is om in het bezit hiervan te komen.
Op grond van artikel 815 lid 6 Rv kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken genoegzaam blijkt dat partijen [1986] te Sarajevo (Joegoslavië) met elkaar zijn gehuwd.
Omdat het huwelijk van partijen vóór 1 januari 1990 is voltrokken, is op grond van artikel 10:34 BW de regel van artikel 10:31 BW over erkenning van buiten Nederland gesloten huwelijken niet van toepassing. Dit brengt mee dat het commune (ongeschreven) Nederlandse recht geldt. Op basis van deze IPR regels is een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig, en wordt dat huwelijk als zodanig erkend.
De rechtbank stelt voorop dat partijen als zijnde gehuwd staan geregistreerd in de brp. Op basis van de Wet basisregistratie personen worden gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleent aan verschillende, in hiërarchische volgorde opgesomde, brondocumenten. Uit de persoonslijst van de man blijkt dat de [gemeente 2] op 5 november 2004 een sterker brondocument ten aanzien van het huwelijk tussen partijen heeft geregistreerd, te weten de huwelijksakte. Nu de [gemeente 2] en partijen niet (meer) over de huwelijksakte beschikken, kan de rechtbank niet verifiëren of het huwelijk van partijen voldoet aan de Joegoslavische huwelijksvereisten. De rechtbank gaat er echter vanuit dat, nu de huwelijksakte in de brp is ingeschreven, deze door de gemeenteambtenaar is beoordeeld en rechtsgeldig is bevonden.
Daarnaast hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de man op de geboorteakte van alle kinderen van partijen als vader staat vermeld. Er is niet gesteld of gebleken dat de registratie van de man als vader van de kinderen op een andere grond dan op basis van het huwelijk tussen partijen is gebeurd. Indien nu uitgesproken zou worden dat er geen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk, zou dit vergaande en ingrijpende gevolgen hebben voor partijen en voor de uit hun relatie geboren kinderen.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat partijen [1986] te Sarajevo (Joegoslavië) zijn gehuwd en gaat de rechtbank er vanuit dat het huwelijk in Joegoslavië is gesloten op de aldaar voorgeschreven wijze en dat dit huwelijk naar Joegoslavisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Dit huwelijk komt op grond van het bepaalde in artikel 10:31 lid 1 BW voor erkenning in Nederland in aanmerking, tenzij deze erkenning onverenigbaar is met de openbare orde van Nederland. Hiervan is niet gebleken.
Het ouderschapsplan
Hoewel de rechtbank gebleken is dat het verzoekschrift niet het vereiste ouderschapsplan bevat, is uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken voldoende gebleken dat van partijen redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat zij alsnog een ouderschapsplan overleggen. De rechtbank zal gelet hierop beslissingen nemen over de verzochte nevenvoorzieningen die het meest in het belang van de minderjarige worden geacht en daarmee derhalve, bij gebreke van een ouderschapsplan, conform artikel 815 lid 6 Rv in een ouderschapsregeling voorzien.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de vrouw ontvangen in haar verzoek.
De echtscheiding
Nu de vrouw stelt en de man niet betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, staat deze duurzame ontwrichting in rechte vast. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom worden toegewezen.
Het gezag
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt belast.
De bevoegdheid van de rechtbank en het toe te passen recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarige.
De beoordeling
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om alleen met het gezag over [minderjarige 2] te worden belast afwijzen, nu [minderjarige 2] inmiddels achttien jaar oud is.
Op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat eenhoofdige gezagsuitoefening door de vrouw in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt hiertoe dat partijen reeds jarenlang geen contact meer met elkaar hebben. Tot op heden heeft de vrouw alleen de dagelijkse en belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] genomen. De man heeft – tot zijn verdriet – geen contact met [minderjarige 1] .
Gelet hierop en nu de man zich kan neerleggen bij het verzoek van de vrouw, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] te worden belast, toewijzen.
Gelet op het bepaalde in artikel 1:253p, tweede lid, BW neemt het gezag van de vrouw aanvang nadat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank zal daarom de advocaat van de vrouw verzoeken om na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand hiervan melding te doen bij het gezagsregister.
De hoofdverblijfplaats
De bevoegdheid van de rechtbank en het toe te passen recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.
De beoordeling
Gelet op de hiervoor genoemde beslissing ten aanzien van het gezag, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij gebrek aan belang afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek een verklaring voor recht te geven dat de registratie van het huwelijk tussen partijen in de brp onjuist is en dat de vrouw met terugwerkende kracht als ‘ongehuwd’ dient te worden geregistreerd;
5.2.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, [1986] te Sarajevo (Joegoslavië) gehuwd;
5.3.
bepaalt dat, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, de vrouw alleen het ouderlijk gezag uitoefent over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5.4.
verklaart de beslissing ten aanzien van het gezag uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
verzoekt de advocaat van de vrouw, gelet op het bepaalde in artikel 1:253p tweede lid BW, na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand hiervan melding te doen bij het gezagsregister;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K. van Leeuwen, in tegenwoordigheid van
mr. M.J. Jans, griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2021.